Dakantenne overbodig! Purol bij Doorzitten - Zonnebrand - Stukloopen RADI0-I011G OUDE BII0EIIE8 99 ROTTERDAM DERDE BLAD FEUILLETON Zaterdag 7 Juli 1928. No. 3448. Kerk en School B Het huisje aan den Zeedijk '"•uor.sWNO'IIKES Ingezonden Stukken. De copie van Ingezonden stukken, die niet ge plaatst zijn, wordt niet teruggeven. Bulten verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers. VEREENIGING VOOR BESCHAAFDE FILMS OP FLAKKEE. Het is een gemis, dat op Flakkee hoogst zel den een goede film te zien is; wat er nog komt is meestal minderwaardig. Gelijk in het plantenrijk door de natuur voort gebrachte stoffen ons heilzaam kunnen zijn, maar bij misbruik ons ook kunnen vergiftigen, gelijk het vuur ons kan verwarmen en onze industrie drijven, maar ook misbruikt kan wor den voor brandstichting en revolutie, zoo kan ook de film goed en kwaad doen. De Vereeniging voor Beschaafde Films stelt zich ten doel te vertoonen hoogstaande kunstfilms gebeurtenissen van den dag natuurfilms films van Nederlandsche bedrijven en indu- striën wetenschappelijke en ontwikkelingsfilms. Een bescheiden plaats Jcan worden ingeruimd aan louter grappige films, niet vertoond zul len worden films met misdaden, detectives, lief desdrama's en alles wat kwetsend is voor zeden of godsdienst. Caberetnummers zijn niet toe gelaten. Kortom, het zal een vereeniging zijn, die vol doet aan art. 20 van de Bioscoopwet. Er zullen geen openbare vertooningen tegen entree gegeven worden, het moet een vereeni ging van mannelijke en vrouwelijke leden wor den. De lidmaatschapskaart geeft toegang tot de vertooningen. Is een lid verhinderd, dan kan hij zich op zijn kaart laten vertegenwoordigen door een ander, hetzij mannelijk of vrouwelijk. Op deze wijze kunnen 2 of 3 personen, voor wie 6 voorstellingen te veel is, zich vereenigen en er elk drie of twee komen zien. Er zullen om te beginnen, zes voorstellingen in de zes wintermaanden gegeven worden, te beginnen met October en wel steeds op Zaterdagen, nooit op Zondagen. Melden zich vele leden uit andere dorpen aan, dan kunnen de uren der voorstel lingen zoo gesteld worden, dat zij met de tram kunnen komen en weer naar huis gaan. Het lidmaatschap kost 3.en geeft recht op toegang tot 6 voorstellingen op een gewone zitplaats. Er worden plaatsen gereserveerd tegen bijbetaling van 3.en 6.Feitelijk komt dit dus hierop neer, dat er 3 rangen zullen zijn, voor 3.—, 6.en 9.per winter. De hoogere rangen hebben betere, misschien omhoog loopende plaatsen. De voorstellingen zullen gegeven worden in de garage van den heer K. Witvliet te Middel- harnis, die ruim en brandvrij is. De heer Wit vliet en ik zullen zorgen voor een goede tech niek, zoodat de vertooning de hoedanigheid van de films tot haar recht doet komen en op gelijk peil staat met het beste, dat in de steden geboden wordt. Om nu dit plan te doen slagen is de mede werking van velen noodig, want er moeten groote kosten gemaakt worden. Behalve een lantaarn en doek, die er reeds zijn, moeten er banken worden gemaakt, een verwarmingsin richting, zoo mogelijk een muziektoestel, dat goede muziek voorbrengt en wellicht een ven- tilatie-inrichting. Of het plan kan doorgaan, hangt er dus van af, of zich voldoende leden aanmelden. Wees daarom niet slof en denk niet: „dat heeft den tijd nog, dat kan ik altijd nog doen", want ik kan niets ondernemen als ik geen grond onder mijn voeten heb. Ik wil de zaak organi- seeren en flink leiden, maar ik ben niet van plan er mijn broek aan te scheuren. En daarom moet het ledengeld ook vooruit betaald wor den, terwijl ik mij daartegenover verplicht, om, als de zaak niet doorgaat, het gestorte geld zonder voorbehoud terug te betalen. Wie lid wil worden, moet dat dus nu doen, later kun nen leden alleen worden aangenomen tegen verhoogde betaling, omdat die nakomers mij op kosten jagen. Het is bijvoorbeeld veel duur der later banken te laten bijmaken, dan nu de heele partij in eens. Ik wijs er op, dat organiseeren niet het sterke punt op Flakkee is en dat hier de dingen het best slagen als één man ze aanpakt. Laat gij dus deze gelegenheid voorbij gaan, dan ben ik er lang niet zeker van, dat goede films, films met een inhoud, hier ooit vertoond zullen wor den, want zulke films kosten veel aan film- huuren en ondernemers, die het in de eerste plaats om winst te doen is. De vereeniging echter zal goede films vertoonen en geen ver sleten of gestreepte films, maar alleen gave en onverkorte. Ik verzoek dus de inwoners van Flakkee, die voor dit plan gevoelen, mij liefst spoedig, bijv. 15 Juli, mede te deelen of zij lid willen worden. Deze mededeeling verplicht nog tot niets. Ik wil alleen weten of de zaak levens vatbaar is of niet. Wie zich op geeft, moet berichteni 1. zijn of haar leeftijd, beroep en juiste adres met huisnummer 2. of hij (z) op den lsten, 2den of 3den rang zou willen zitten 3. hoeveel huisgenooten lid zullen worden en hoe oud die zijn (1 kaart geeft toegang aan 1 persoon) Kan de zaak doorgaan, dan ontvangt gij bericht en blijft gij dan bij uw voornemen, dan moet het ledengeld gestort worden, dat echter, zooals reeds gezegd is, wordt terugbetaald als de vereeniging toch niet tot stand komt. Het wordt nog eens herhaald, dat het ledengeld hooger moet gesteld worden voor wie zich eerst later aansluit. Statuten en reglement zullen later opgesteld en rondgezonden worden. Of rooken bij de voorstellingen kan worden toegestaan, zal af hangen van het inkomende geld. Zonder ven tilator bederft rooken de beelden en om goede beelden is het toch te doen. Is er voldoende geld om ook een ventilatie-inrichting aan, te schaffen, dan zou rooken mogelijk zijn. Programma's kunnen nu nog niet gegeven worden, wel zullen die later vooraf worden bekend gemaakt. Er zal voor gezorgd worden, dat de programma's geschikt en aantrekkelijk zijn voor personen van elke gezindte en dat zij niemand kunnen kwetsen of hinderen. Ik hoop dan ook, dat op dezen grondslag personen van alle gezindten tot de vereeniging zullen toe treden, die, mits goed geleid, ons leven op Flakkee kan veraangenamen en verrijken. Om te besluiten zal ik eenige films opnoemen, die in aanmerking kunnen komen als hoofd nummers Shackleton's ZuidpooltochtMetropolis de Nibelungen; Michael Strogoff de koerier van den Czaar; de Spion; de Wonderen van het Heelal; Milka de Eskimo. Vrienden van mij in Den Haag hebben al deze films gezien. Zij zeggen dat bijvoorbeeld Michael Strogoff een pracht-film is, spannend en met schitterende natuurtafereelen uit Siberië; dat de Nibelungen het mooiste is, wat gemaakt is; dat Metropolis (de groote stad uit de maat schappij der toekomst, waarin geen plaats meer is voor den mensch als persoonlijkheid) hier en daar benauwend is, maar pakkend en boeiend. Deze film heeft zes millioen gekost, als gij die voor een halven gulden kunt zien te Middelharnis, kunt gij U toch niet beklagen geen waar voor uw geld te krijgen. Stellen voldoende leden belang in Ben-Hur en de vervolging der eerste Christenen, zoo kan ook deze film verschijnen. En wat de grappige films betreft, wij willen zeker toch allen Charley Chaplin zien, den grooten kun stenaar in het komische. Ja, wij willen allen ook wel eens lachen. De drie groote filmmaatschappijen in ons land zijn bereid films te leveren; hun antwoord op mijn brief getuigde van welwillende gezind heid tot medewerking. Wij kunnen dus films krijgen te kust en te keur en van de allerbeste. Het woord is nu aan de inwoners. Er wordt met nadruk op gewezen, dat menschen van eiken stand in deze vereeniging welkom zijn. K. BLOKHUIS. Middelharnis, Zandpad B 281. 5 Juli 1928. Art, 20 der Bioscoopwet. Instellingen of vereenigingen, welke blijkens hare statuten zich ten doel stellen het voor komen of bestrijden van de zedelijke en maat schappelijke gevaren aan bioscoopvoorstellingen verbonden, kunnen door onzen met de uitvoe ring dezer wet belasten Minister als zoodanig worden erkentj. RADIO EN RIJPERE JEUGD. In de „Geldersche Kerkbode" schrijft Pro. Waterink „Radio en Rijpere jeugd Dat is een alliteratie. Zóó hooren die twee bijeen. Een dichter zou ze kunnen samenvoegen. Maar niet alleen in de wereld van de „Dich- tung", ook in die van de realiteit gaan ze dikwerf samen, die twee. Indien er één wonder der moderne techniek is, dat onze jonge menschen in vervoering heeft gebracht, dan is het wel dat van „de draad- looze". Dat praat over golflengten en over antennes, over lampen en over spoelen, wanneer je als leeraar in de klas éven ze laat gaan. Dat knipt programma's uit en kent meer plaatsen, waar een „zendstation" is, dan steden, waar katoen of. stoommachines, laken of speelgoed wordt ge maakt zooals wij in onze jeugd ze kenden; behoorden te kennen ten minste. En dat is geen wonder. Want de radio is veelszins een mysterie. Maar dan het mysterie, vastgelegd in een toe stel. Het is het overwonnen wonder; het wonder dat zich laat dwingen en reguleeren Zou dan de rijpere jeugd hier geen belang stelling hebben. Maar in onze zondige wereld moet de be langstelling van de rijpere jeugd worden geleid. Ook hier moet richting gegeven worden. Belangstelling brengt de jonge menschen t o t activiteit. Maar die activiteit moet i in goede banen gevoerd worden. Het mocht Wat mocht? Het Koos mocht een Radio-toestel maken Hij had maanden gespaard; gestudeerd; voor étalages gestaan; bij vrinden gekeken; onder- deelen wist-ie te koop; ja, een „goed" toestel voor een krats Vader had gezegd: „als je over gaat, zal ik eens zien En hij was overgegaan. En nou; „het mocht Het. Hij knutselde; hij prakkezeerde; won advies in van vrienden; keek bij anderen; kreeg hier nog wat geld en daar nog wat; was een dag of tien steeds „bijna klaar"tothet ging Het ging „Muziekgolflengte 1870" zei-d-ie „Niewaar jong, da's Huizen niet da's Parijs„Kan niet.,...." „Vast...,..» „Zeg luister es„Leuk zeg „Vaderhet gaat„Moeder, luister es". En ze luisterden. De beugel om 't hoofd, beurtelings „Nou de luidspreker aanzetten Werkelijk het ging wéér De emotie over het feit, dat het ging, was héél groot in de familie Maar toen vader 's avonds naar bed ging zei-die tegen moeder: ,,'t Is toch net alsof ik al maar dat gedans van de muziek in mijn ooren hoor En vader dacht: „als dat maar gaat En den volgenden dag zei hij tegen een vriend: ,,'k Ben bang, dat we met die Radio op een verkeerden weg zijn. Als je jongens zoo maar onbeteugeld alle mogelijke muziek en al lerlei redevoeringen kunnen hooren, die je hen anders zeker niet zou laten bijwonen, waar moet dat dan heen 'k Ben bang, dat we op een verkeerden weg zijn Maar de goede weg werd geëffend. De „Christelijke Vereeniging" kwam. Koos mocht lid worden. Hij „mocht". Vader ORIGINEEL »DECO« ONTVANGTOESTEL, COMPLEET MET RAAMANTENNE, 5 PHILÏPSLAMPEN. VARTA ACCU, 120 VOLT ANODE, 24 VOLT f IOA ROOSTERSPANNING, PHILIPS LUIDSPREKER, 5 JAAR GARANTIE 'Wj Goedkoopste zaak van Nederland. Hoogste Handelskorting. dacht: „gelukkig, dat ik niet zeggen moet; je zult En toen de eerste blaadjes kwamen och, wat bescheiden, vergeleken bij het geïllustreerde blad van nu zei vader op een avond tegen moedernou zijn we op den goeden weg. Er wordt leiding gegeven aan onze jongens. Ook technisch. Maar dat komt in de tweede plaats. Ofschoon ik altijd vind, dat datgene, wat ze weten, ze goed moeten wetenMaar er wordt leiding gegeven, doordien ze ten eerste: begrijpen, dat er ook hier een antithese bestaat, en doordien ze in de tweede plaats nu een ideaal hebbenluisteren naar hun eigen zender en avonden, als naar de bes tenVrouw, dat werk moet zich uitbreiden, al was het alleen maar voor onze jongens Ja, al was het alleen maar voor onze rijpere jeugdDan nog moet dat werk zich uit breiden. Immers het eigene trekt de jongens en meisjes zoo aan. Wat van de wereld is en zijn doel alleen heeft in den tijd, dat moet voor het bewustzijn van onze rijpere jeugd het andere blijven. Maar dan moeten 'we saamwerken om dat eigene zoo goed mogelijk te maken. Jamaar de radio trekt alle rijpere jeugd. En ze luisteren Wilt ge de jeugd, die anders denkt en anders voelt dan wij het bij onze jonge menschen be- geeren, beter bereiken, dan door de Radio Koos had zijn toestel. En de heele buurt wist dat hij er handig mee was. Meer dan eens was hij al om advies gevraagd. Toen zou-d-ie bij de Buurhuizens een toestel in orde maken. Hij was bijna klaar Stil kwam-ie naar zijn vader toe. „Vader„Ja, jongen „Ja, Vader, misschien vindt U me wel sen timenteel, ziemaaroch ik zeg het ook niet". „Zeg maar gerust, jongen „Nou kijk eens, als ik nou tegen Woensdag avond eens precies het toestel bij de Buur huizens voor mekaar hadik dachtik hoef alleen nog maar de binnenleiding te leggen zie en Dirk, U weet wel, is altijd ziek en die wil niks van, ja, zie hoe zal ik 't zeggen..." „Die wil niks van de Heere Jezus weten..." „Nee vader en nou dacht ik, Woensdag spreekt Dr. Wielenga en als ik nou eens op Woensdagavond klaar was en zie, je kunt nooit weten Toen zocht de vader de hand van zijn jongen. „Best hoor vent, ga je gang Haastig keerde hij zich om. Je hebt menschen die soms tranen in de oogen krijgen En hij zei tegen zijn vrouw: „We zijn op den goeden weg Op den goeden weg, ook voor de rijpere jeugd. Als „de manier waarop" hen interesseert, geef hen dan iets, dat het allerbeste is. Het ééne Noodige Prof. Dr. J. WATERINK. RUST, Job sprak het bekende woord, dat de mensch van een vrouw geboren kort van dagen is en zat van onrust. En is van hem ook niet de vergelijking van den mensch met den daglooner, die hijgt naar den avondstond Rust, is dat nu een woord voor dezen tijd Voor dezen tijd, waarin niets bestendigers is, dan de onbestendigheid zelve. Rust, in den gezonden zin van het woord, is eerst voorwaarde, ja eisch, voor groei en ontwikkeling. En juist die rust kent de wereld van dezen tijd niet. Zij jaagt en wordt gejaagd; 't is al onrust wat de klok slaat. Zoo is het politieke wereldbeeld, maar zoo is het ook in het economische en in het sociale. En om den kring nu maar eens zeer eng te maken in het leven van duizenden om ons heen is alle rust zoek. Ze doen niets, dan jagen naar verstrooiing en ontspanning, ze wegen, naar het woord van den profeet, hun geld uit voor hetgeen geen brood is en hunnen arbeid voor wat niet ver zadigen kan. In hun onrust zijn ze zoo arm, zoo nameloos arm en ze wanen zich soms zoo rijk. Rust? och weg met dat woord, dat aan het kerkhof herinnert, neen geen rust, verstrooiing en nog eens verstrooiing I Hoe meer hoe liever Dat gebrek aan rust is de geestelijke ver wildering en verwording van ons geslacht. Dat maakt ook de wereld zoo hard en zoo wreed. Want de mensch moet ruimte hebben, om zich te bewegen en alles wat hem in den weg treedt, tracht hij opzij te werpen, of het dienst baar te maken aan zijn eigen belang, dat voor hem het hoogste is. En toch, het oude woord blijft waar, dat het hart van den mensch geen rust vindt, voor het die gevonden heeft in God. Aan ware rust gaat strijd vooraf. De geweldigste strijd, die er te bedenken is, die van den mensch tegen zichzelf. De mensch, zooals hij daar reilt en zeilt, is een vijand van God, onverschillig hoe hij zich openbaart. En hij is een vriend van zichzelf. Wanneer nu God dien mensch in het hart grijpt, hem overreed en hem te sterk wordt, dan verliest hij zichzelf. Dan buigt hij voor het recht Gods en billijkt het, dat God hem, die eerst zooveel van zich zelf hield, zou vernietigen. Dan wordt het een geweldige onrust juist om zichzelf. En dan is het Gods werk en Zijn werk alleen, als daar in dat zoo onrustige hart de ware rust wordt geboren. Wee den gerusten te Sion en den verzekerden op den berg van Samaria. Zie toch niet de dood voor rust aan Sprei uzelven geen rustbed op wat straks in het vuur van Gods toorn geheel en al ver teert. De waarachtige levensrust wordt alleen ge boren in onrust. Zie naar den stokbewaarder te Filippi. Die man verloor zichzelf geheel en al en toen hij opschrok, was zijn levenskreetwat moet ik doen om zalig te worden In die kreet zat de redding Rust, het is de voorwaarde voor alle gees telijke groei, de bodem, waarin de vruchten der heiligmaking rijpen. Daar staat nog de groote Rust-aanbrenger, Die zegt: komt tot Mij allen, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven. In de Schrift wordt de zondaar dikwijls ver geleken bij een, die een zwaren last draagt. David kon terecht in zijn zielsangst klagen: mijne ongerechtigheden gaan over mijn hoofd, als een zware last zijn zij mij te zwaar ge worden. Maar welk een rust moet het dan niet geven, als er daar Eén fluistert tot de moegestreden ziel: Mijn last is licht Dat is hemelmuziek, die rust geeft. Onrust over onszelf, ware onvrede over het eigen werk, is voorwaarde voor de rust in het werk van Christus. Wie op dien rots ankert, is veilig. Ook als de duisternis komt, ook als de broodtrommel ledig is. Want dan kan er gezongen worden, ook al is 't met een traan in het oog en met een snik in de keel 'k Zal Zijn lof zelfs in den nacht Zingen, daar ik Hem verwacht Dat is rust. Een rust, die de wereld niet kent, maar die God geeft aan Zijne beminden. Geeft als in den slaap. De eigenliefde is altijd vol zorg, altijd vol vrees, om te veel te doen en te veel te geven. QUESNEL. door H, ZEEBERG. 3) Maar maar, hoe moest dat nu vanavond Zij wilde het stuk niet zien. In deze stad was de première. Maar elders was het al opgevoerd. Annie beweerde wel van niet en verklaarde, dat het de echte première was, maar zij wist beter. Zij had de critieken gelezen. En die ééne, die afkeurend was, was haar bijgebleven. Neen, zij wilde er niet heen. Eenmaal had zij een dergelijk stuk gezien. Was dat nu reine kunst, wat op 't tooneel werd vertoond? 't Was onzedelijk. Zij had wel gemerkt, dat Papa, die naast haar zat, haar van terzijde had aangezien, t Bloed was haar naar de wangen gestegen. En het was haar een raadsel geweest, hoe de menschen hadden kunnen applaudiseeren. Ge lukkig had Pa thuis zijn afkeuring over het stuk uitgesproken. Mama had er niet veel op ■gezegd. Maar Annie vond, dat je ook te scru puleus kon zijn. 't Was tenslotte maar tooneel. En het was niet de bedoeling het onzedelijke te verheerlijken, 't Was nu eenmaal realiteit. En waarheid moest er zijn in de kunst. En nu zou, blijkens de recensie, die zij ge lezen had, dit stuk weer iets dergelijks zijn. Zij ging er niet heen. Alles in haar kwam er tegen in opstand. Maar hoe zou zij er zich aan kunnen onttrekken Mama zou er natuur lijk op staan. Zij had daareven tot Annie ge zegd: ik ga niet mee, doch dat was gauwer gezegd, dan uitgevoerd. Als het moest van Mama ^»e_?ou het toch komen, dat Mama zoo Wa£i WaS toch heel anders opgevoed. a's z'j eens vroeg naar Grootmoeder te mogen gaan Dan was zij in éénen uit dit leven. Die gedachte vervulde Lia zoo geheel, dat zij werktuigelijk opsprong en naar het raam liep. In de straat, toch al stil, wandelde, nu het vroor, dat het kraakte, niemand. Alleen ratelde over de harde keien een wagen voorbij. Toen Lia terugkeerde naar den fauteuil was haar enthousiasme aanmerkelijk bekoeld. Er was natuurlijk geen sprake van, dat haar verzoek zou worden toegestaan. Stel je voor: Mama zou meenen, dat zij dwaas was. En Annie noemde haar vast krankzinnig. Mama zou het natuurlijk niet willen. Zélf was zij in geen jaren bij Grootmoeder geweest, laat eens zien, zij was toen vijf jaar, dus was het zestien jaar geleden. En briefwisseling werd er niet gehouden. Nog langen tijd had Mama eenmaal per jaar, met Nieuwjaar, een kórt briefje geschreven. Maar daarvan was de laatste jaren ook geen sprake meer. Mama wilde liefst het ouderlijk huis maar heeletöaal vergeten. Dat was toch niet in den haak. Grootmoeder schreef nu ook in lang niet meer. Natuurlijk niet. Als er geen antwoord gegeven wordt, dan houd je vanzelf op met schrijven. Maar wat was het dwaas van haar, naar Grootmoeder te willen gaan. Tien tegen één wilde Grootmoe haar niet eens hebben Was het dan niet veel verstandiger, om er heelemaal niet over te reppen Dan kwam er geen herrie ook. Een trek van groote teleurstelling verscheen op het zachte, aantrekkelijke gelaat van het meisje in dep fauteuil. Doch datïduurde maar even. De oogen gingen weer lichten. Zij zou het tóch eens probeeren. 't Was best mogelijk, dat Grootmoeder het goed vond. Zij was toch een Christelijk mensch. Het lag niet aan haar, dat zij met Mama gebrouilleerd was. Lia zag nog vóór zich het kleine huisje aan den zeedijk, waar zij zestien jaar geleden met Mama geweest was. 't Was toch een vriendelijk mensch, die Grootmoeder. Zij meende het heel goed. Maar 't was Mama er te armoedig, dat was de kwestie. Het was er heel anders dan in het rijk gemeubileerde huis hier. 't Was niet goed van Mama, vond Lia. Annie lachte er maar wat om. Die sprak van klein burgerlijk gedoe. Met zulke achterhoeksche men schen moest je geen omgang hebben. Die kon den zich toch niet bewegen. En dan waren ze er nog Christelijk bij. Van die echte feme laars. Neen, Annie vond, dat Mama heel ver standig had gedaan, met zich te brouilleeren. Stel je toch eens voor, dat de verhouding goed was en Grootmoeder hier in huis kwam. Je zou je bij de kennissen onsterfelijk belachelijk maken Het was een koele, koude redeneering, waar mee Lia het maar niet eens kon zijn. Het deugde toch niet, dat Mama zich niet om haar Moeder bekommerde. Wat deed het er toe, dat ze wel niet arm, maar dan toch lang niet rijk was als Papa Dat Papa zooveel geld verdiende, was ook maar van de laatste vijftien jaar, al was hij dan altijd in goeden doen geweest. Hoe meer zij er over nadacht, hoe meer ver langen Lia begon te krijgen naar het kleine huisje, ginds heel ver weg aan den voet van den zeedijk. Daar was het tenminste rustig. Daar gingen de menschen niet op theevisites, al den dag maar weer, om kwaad van de medemenschen te spreken of te hooren spreken. Daar waren geen schouwburgen en bioscopen. Daar kende men niet de lauw-warme dans zalen en de begeerige blikken, die op je ge worpen werden. Het was daar alles rust. O, zou het nu niet mogelijk zijn, daar eens een paar maanden heen te gaan Kon zij er maar eens uit. Maar natuurlijk zou Mama het niet goed keuren. Wie gaat er nu bij het begin van het seizoen een paar maanden uit? Midden in den winter. Zij zou de idee allerbespottelijkst vin den, dwaas, excentriek natuurlijk. En stel je voor, oordeelde Lia, dat zij zou vragen, naar Grootmoeder te mogen gaan. Ma ma zou woedend wezen, al zou zij het mis schien uiterlijk nog niet zoo laten blijken. Neen, er kwam vast niets van in. Was het dan niet veel beter om er heel maar niet van te spreken Tócch wilde Lia. Het huisje met de bewoon ster, aan welke beide zij, al was zij toen nog maar klein geweest, pas vijf jaar, zulke vrien delijke en liefelijke herinneringen had, het kleine huisje aan den zeedijk trok haar onweerstaan baar aan. Zij moest weg. Zij kón dit leven van uitgaan en pretmaken niet langer uitstaan. Het was haar een volkomen raadsel, hoe anderen daarin nu zoon behagen konden scheppen. Het wa den ganschen dag maar praten over toiletten en uitgaan. Verder wat romannetjes lezen. Al leen de tennisclub bracht wat afwisseling. Maar overigens was het al den dag hetzelfde leege leven, dat je ziek maakte. Je werd er zenuw achtig van. Maar hoe de zaak aan het rollen te brengen Opeens kreeg Lia een denkbeeld. Als zij er Papa eens voorspande Van Papa kon zij alles gedaan krijgen. Misschien wilde hij Mama wel bewegen, haar toestemming te geven. Maar dan- glimlachte zij flauw en droef. Papa zou het allicht wel goed vinden. Die was makkelijk genoeg. Maar hij zou strijd met Mama voorzien. En voor dien strijd zou hij terug deinzen. En dan was zij nog even ver. Er waren bergen van moeilijkheden. Neen, zij moest het plan maar uit haar hoofd zetten, dat was veel beter. Maar wat dan Zóó kon het niet blijven. Met den dag ging zij meer van dit leven walgen. Het bevredigde haar niet. Dat was geen levensvulling. Dat was fladderen van het een naar het ander. Het was om er ziek van te worden. Zij snakte er naar, iets anders te grijpen. Maar wat zij wilde kon Lia niet realiseeren. Als het voorloopig maar rust was. Dat was al heel wat waard. Rust. Maar die was hier niet te krijgen. Het was hier al onrust, een jagen van het een naar het ander. Rust moest elders worden gezocht en gevonden. In het huisje bij Grootmoeder, die de laatste tien jaar heel alleen was, zou zij die rust vin den. Zij was er van overtuigd. Maar hoe er te komen Hoe Lia ook piekerde, zij zag dat ééne mid del maar: Papa trachten te overreden, om Mama gunstig te stemmen. Dien weg moest het op. En als dat niet gelukte Ja, dan wist zij het niet meer. Moe en lusteloos stond Lia op, draaide het knopje van het electrisch licht om en wierp een blik op de pendule van Cararisch marmer. Vijf uur al. Straks kwam Papa thuis. En dan volgden Mama en Annie. Half zes was het diner. HOOFDSTUK II. Juist, toen zij op het punt stond, heen te gaan, trad architect Van Meersma het salon binnen. Hij was een man van middelbaren leeftijd, met een prettig, joviaal uiterlijk. Zijn haar, dat ravenzwart geweest moest zijn, begon al te grijzen. Hij lachte Lia vroolijk toe. „Dag, Papa". „Dag, Lia. Ben je maar alleen Waar zijn Mama en Annie Weet jij het ook „Naar de Modeshow bij Ooster en De Klein. Maar zij zullen toch wel gauw komen". De laaste woorden hoorde architect Van Meersma niet meer. „Zoo, naar een modeshow", lachte hij. „O, dat is waar. Daar heb ik ze verleden week over gehoord. Dat wordt gevaarlijk. Als die nieuwe snufjes op de proppen komen. Is het diner er soms ook om verlaat?" (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 9