Dakantenne overbodig!
Purol bij Doorzitten - Zonnebrand - Stukloopen
RADI0-I011G OUDE BII0EIIE8 99 ROTTERDAM
DERDE BLAD
FEUILLETON
Zaterdag 7 Juli 1928.
No. 3448.
Kerk en School
B
Het huisje aan den Zeedijk
'"•uor.sWNO'IIKES
Ingezonden Stukken.
De copie van Ingezonden stukken, die niet ge
plaatst zijn, wordt niet teruggeven. Bulten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers.
VEREENIGING VOOR BESCHAAFDE
FILMS OP FLAKKEE.
Het is een gemis, dat op Flakkee hoogst zel
den een goede film te zien is; wat er nog komt
is meestal minderwaardig.
Gelijk in het plantenrijk door de natuur voort
gebrachte stoffen ons heilzaam kunnen zijn,
maar bij misbruik ons ook kunnen vergiftigen,
gelijk het vuur ons kan verwarmen en onze
industrie drijven, maar ook misbruikt kan wor
den voor brandstichting en revolutie, zoo kan
ook de film goed en kwaad doen.
De Vereeniging voor Beschaafde Films stelt
zich ten doel te vertoonen
hoogstaande kunstfilms
gebeurtenissen van den dag
natuurfilms
films van Nederlandsche bedrijven en indu-
striën
wetenschappelijke en ontwikkelingsfilms.
Een bescheiden plaats Jcan worden ingeruimd
aan louter grappige films, niet vertoond zul
len worden films met misdaden, detectives, lief
desdrama's en alles wat kwetsend is voor zeden
of godsdienst. Caberetnummers zijn niet toe
gelaten.
Kortom, het zal een vereeniging zijn, die vol
doet aan art. 20 van de Bioscoopwet.
Er zullen geen openbare vertooningen tegen
entree gegeven worden, het moet een vereeni
ging van mannelijke en vrouwelijke leden wor
den. De lidmaatschapskaart geeft toegang tot
de vertooningen. Is een lid verhinderd, dan kan
hij zich op zijn kaart laten vertegenwoordigen
door een ander, hetzij mannelijk of vrouwelijk.
Op deze wijze kunnen 2 of 3 personen, voor
wie 6 voorstellingen te veel is, zich vereenigen
en er elk drie of twee komen zien. Er zullen
om te beginnen, zes voorstellingen in de zes
wintermaanden gegeven worden, te beginnen
met October en wel steeds op Zaterdagen, nooit
op Zondagen. Melden zich vele leden uit andere
dorpen aan, dan kunnen de uren der voorstel
lingen zoo gesteld worden, dat zij met de tram
kunnen komen en weer naar huis gaan.
Het lidmaatschap kost 3.en geeft recht
op toegang tot 6 voorstellingen op een gewone
zitplaats. Er worden plaatsen gereserveerd tegen
bijbetaling van 3.en 6.Feitelijk komt
dit dus hierop neer, dat er 3 rangen zullen
zijn, voor 3.—, 6.en 9.per winter.
De hoogere rangen hebben betere, misschien
omhoog loopende plaatsen.
De voorstellingen zullen gegeven worden in
de garage van den heer K. Witvliet te Middel-
harnis, die ruim en brandvrij is. De heer Wit
vliet en ik zullen zorgen voor een goede tech
niek, zoodat de vertooning de hoedanigheid
van de films tot haar recht doet komen en
op gelijk peil staat met het beste, dat in de
steden geboden wordt.
Om nu dit plan te doen slagen is de mede
werking van velen noodig, want er moeten
groote kosten gemaakt worden. Behalve een
lantaarn en doek, die er reeds zijn, moeten er
banken worden gemaakt, een verwarmingsin
richting, zoo mogelijk een muziektoestel, dat
goede muziek voorbrengt en wellicht een ven-
tilatie-inrichting.
Of het plan kan doorgaan, hangt er dus
van af, of zich voldoende leden aanmelden.
Wees daarom niet slof en denk niet: „dat heeft
den tijd nog, dat kan ik altijd nog doen", want
ik kan niets ondernemen als ik geen grond
onder mijn voeten heb. Ik wil de zaak organi-
seeren en flink leiden, maar ik ben niet van
plan er mijn broek aan te scheuren. En daarom
moet het ledengeld ook vooruit betaald wor
den, terwijl ik mij daartegenover verplicht, om,
als de zaak niet doorgaat, het gestorte geld
zonder voorbehoud terug te betalen. Wie lid
wil worden, moet dat dus nu doen, later kun
nen leden alleen worden aangenomen tegen
verhoogde betaling, omdat die nakomers mij
op kosten jagen. Het is bijvoorbeeld veel duur
der later banken te laten bijmaken, dan nu de
heele partij in eens.
Ik wijs er op, dat organiseeren niet het sterke
punt op Flakkee is en dat hier de dingen het
best slagen als één man ze aanpakt. Laat gij
dus deze gelegenheid voorbij gaan, dan ben
ik er lang niet zeker van, dat goede films, films
met een inhoud, hier ooit vertoond zullen wor
den, want zulke films kosten veel aan film-
huuren en ondernemers, die het in de eerste
plaats om winst te doen is. De vereeniging
echter zal goede films vertoonen en geen ver
sleten of gestreepte films, maar alleen gave en
onverkorte.
Ik verzoek dus de inwoners van Flakkee,
die voor dit plan gevoelen, mij liefst spoedig,
bijv. 15 Juli, mede te deelen of zij lid willen
worden. Deze mededeeling verplicht nog tot
niets. Ik wil alleen weten of de zaak levens
vatbaar is of niet. Wie zich op geeft, moet
berichteni
1. zijn of haar leeftijd, beroep en juiste adres
met huisnummer
2. of hij (z) op den lsten, 2den of 3den
rang zou willen zitten
3. hoeveel huisgenooten lid zullen worden en
hoe oud die zijn (1 kaart geeft toegang aan
1 persoon)
Kan de zaak doorgaan, dan ontvangt gij
bericht en blijft gij dan bij uw voornemen, dan
moet het ledengeld gestort worden, dat echter,
zooals reeds gezegd is, wordt terugbetaald als
de vereeniging toch niet tot stand komt. Het
wordt nog eens herhaald, dat het ledengeld
hooger moet gesteld worden voor wie zich
eerst later aansluit.
Statuten en reglement zullen later opgesteld
en rondgezonden worden. Of rooken bij de
voorstellingen kan worden toegestaan, zal af
hangen van het inkomende geld. Zonder ven
tilator bederft rooken de beelden en om goede
beelden is het toch te doen. Is er voldoende
geld om ook een ventilatie-inrichting aan, te
schaffen, dan zou rooken mogelijk zijn.
Programma's kunnen nu nog niet gegeven
worden, wel zullen die later vooraf worden
bekend gemaakt. Er zal voor gezorgd worden,
dat de programma's geschikt en aantrekkelijk
zijn voor personen van elke gezindte en dat zij
niemand kunnen kwetsen of hinderen. Ik hoop
dan ook, dat op dezen grondslag personen van
alle gezindten tot de vereeniging zullen toe
treden, die, mits goed geleid, ons leven op
Flakkee kan veraangenamen en verrijken.
Om te besluiten zal ik eenige films opnoemen,
die in aanmerking kunnen komen als hoofd
nummers
Shackleton's ZuidpooltochtMetropolis de
Nibelungen; Michael Strogoff de koerier van
den Czaar; de Spion; de Wonderen van het
Heelal; Milka de Eskimo.
Vrienden van mij in Den Haag hebben al
deze films gezien. Zij zeggen dat bijvoorbeeld
Michael Strogoff een pracht-film is, spannend
en met schitterende natuurtafereelen uit Siberië;
dat de Nibelungen het mooiste is, wat gemaakt
is; dat Metropolis (de groote stad uit de maat
schappij der toekomst, waarin geen plaats meer
is voor den mensch als persoonlijkheid) hier
en daar benauwend is, maar pakkend en
boeiend. Deze film heeft zes millioen gekost,
als gij die voor een halven gulden kunt zien
te Middelharnis, kunt gij U toch niet beklagen
geen waar voor uw geld te krijgen.
Stellen voldoende leden belang in Ben-Hur
en de vervolging der eerste Christenen, zoo
kan ook deze film verschijnen. En wat de
grappige films betreft, wij willen zeker toch
allen Charley Chaplin zien, den grooten kun
stenaar in het komische. Ja, wij willen allen ook
wel eens lachen.
De drie groote filmmaatschappijen in ons
land zijn bereid films te leveren; hun antwoord
op mijn brief getuigde van welwillende gezind
heid tot medewerking. Wij kunnen dus films
krijgen te kust en te keur en van de allerbeste.
Het woord is nu aan de inwoners. Er wordt
met nadruk op gewezen, dat menschen van
eiken stand in deze vereeniging welkom zijn.
K. BLOKHUIS.
Middelharnis, Zandpad B 281.
5 Juli 1928.
Art, 20 der Bioscoopwet.
Instellingen of vereenigingen, welke blijkens
hare statuten zich ten doel stellen het voor
komen of bestrijden van de zedelijke en maat
schappelijke gevaren aan bioscoopvoorstellingen
verbonden, kunnen door onzen met de uitvoe
ring dezer wet belasten Minister als zoodanig
worden erkentj.
RADIO EN RIJPERE JEUGD.
In de „Geldersche Kerkbode" schrijft Pro.
Waterink
„Radio en Rijpere jeugd
Dat is een alliteratie. Zóó hooren die twee
bijeen. Een dichter zou ze kunnen samenvoegen.
Maar niet alleen in de wereld van de „Dich-
tung", ook in die van de realiteit gaan ze
dikwerf samen, die twee.
Indien er één wonder der moderne techniek
is, dat onze jonge menschen in vervoering heeft
gebracht, dan is het wel dat van „de draad-
looze".
Dat praat over golflengten en over antennes,
over lampen en over spoelen, wanneer je als
leeraar in de klas éven ze laat gaan. Dat knipt
programma's uit en kent meer plaatsen, waar
een „zendstation" is, dan steden, waar katoen
of. stoommachines, laken of speelgoed wordt ge
maakt zooals wij in onze jeugd ze kenden;
behoorden te kennen ten minste.
En dat is geen wonder.
Want de radio is veelszins een mysterie.
Maar dan het mysterie, vastgelegd in een toe
stel. Het is het overwonnen wonder; het wonder
dat zich laat dwingen en reguleeren
Zou dan de rijpere jeugd hier geen belang
stelling hebben.
Maar in onze zondige wereld moet de be
langstelling van de rijpere jeugd worden geleid.
Ook hier moet richting gegeven worden.
Belangstelling brengt de jonge menschen t o t
activiteit. Maar die activiteit moet i in
goede banen gevoerd worden.
Het mocht
Wat mocht?
Het
Koos mocht een Radio-toestel maken
Hij had maanden gespaard; gestudeerd; voor
étalages gestaan; bij vrinden gekeken; onder-
deelen wist-ie te koop; ja, een „goed" toestel
voor een krats
Vader had gezegd: „als je over gaat, zal ik
eens zien
En hij was overgegaan.
En nou; „het mocht
Het.
Hij knutselde; hij prakkezeerde; won advies
in van vrienden; keek bij anderen; kreeg hier
nog wat geld en daar nog wat; was een dag of
tien steeds „bijna klaar"tothet ging
Het ging
„Muziekgolflengte 1870" zei-d-ie
„Niewaar jong, da's Huizen niet da's
Parijs„Kan niet.,...." „Vast...,..» „Zeg
luister es„Leuk zeg
„Vaderhet gaat„Moeder, luister
es".
En ze luisterden.
De beugel om 't hoofd, beurtelings
„Nou de luidspreker aanzetten
Werkelijk het ging wéér
De emotie over het feit, dat het ging, was
héél groot in de familie
Maar toen vader 's avonds naar bed ging
zei-die tegen moeder: ,,'t Is toch net alsof ik
al maar dat gedans van de muziek in mijn
ooren hoor
En vader dacht: „als dat maar gaat
En den volgenden dag zei hij tegen een
vriend: ,,'k Ben bang, dat we met die Radio
op een verkeerden weg zijn. Als je jongens zoo
maar onbeteugeld alle mogelijke muziek en al
lerlei redevoeringen kunnen hooren, die je hen
anders zeker niet zou laten bijwonen, waar
moet dat dan heen 'k Ben bang, dat we
op een verkeerden weg zijn
Maar de goede weg werd geëffend.
De „Christelijke Vereeniging" kwam.
Koos mocht lid worden. Hij „mocht". Vader
ORIGINEEL »DECO« ONTVANGTOESTEL, COMPLEET MET RAAMANTENNE,
5 PHILÏPSLAMPEN. VARTA ACCU, 120 VOLT ANODE, 24 VOLT f IOA
ROOSTERSPANNING, PHILIPS LUIDSPREKER, 5 JAAR GARANTIE 'Wj
Goedkoopste zaak van Nederland.
Hoogste Handelskorting.
dacht: „gelukkig, dat ik niet zeggen moet; je
zult
En toen de eerste blaadjes kwamen och,
wat bescheiden, vergeleken bij het geïllustreerde
blad van nu zei vader op een avond tegen
moedernou zijn we op den goeden weg.
Er wordt leiding gegeven aan onze jongens.
Ook technisch. Maar dat komt in de tweede
plaats.
Ofschoon ik altijd vind, dat datgene, wat ze
weten, ze goed moeten wetenMaar er
wordt leiding gegeven, doordien ze ten eerste:
begrijpen, dat er ook hier een antithese
bestaat, en doordien ze in de tweede plaats nu
een ideaal hebbenluisteren naar hun
eigen zender en avonden, als naar de bes
tenVrouw, dat werk moet zich uitbreiden,
al was het alleen maar voor onze jongens
Ja, al was het alleen maar voor onze rijpere
jeugdDan nog moet dat werk zich uit
breiden.
Immers het eigene trekt de jongens en meisjes
zoo aan. Wat van de wereld is en zijn doel
alleen heeft in den tijd, dat moet voor het
bewustzijn van onze rijpere jeugd het andere
blijven.
Maar dan moeten 'we saamwerken om dat
eigene zoo goed mogelijk te maken.
Jamaar de radio trekt alle rijpere jeugd.
En ze luisteren
Wilt ge de jeugd, die anders denkt en anders
voelt dan wij het bij onze jonge menschen be-
geeren, beter bereiken, dan door de Radio
Koos had zijn toestel. En de heele buurt wist
dat hij er handig mee was. Meer dan eens was
hij al om advies gevraagd.
Toen zou-d-ie bij de Buurhuizens een toestel
in orde maken. Hij was bijna klaar
Stil kwam-ie naar zijn vader toe.
„Vader„Ja, jongen
„Ja, Vader, misschien vindt U me wel sen
timenteel, ziemaaroch ik zeg het
ook niet".
„Zeg maar gerust, jongen
„Nou kijk eens, als ik nou tegen Woensdag
avond eens precies het toestel bij de Buur
huizens voor mekaar hadik dachtik
hoef alleen nog maar de binnenleiding te leggen
zie en Dirk, U weet wel, is altijd ziek en
die wil niks van, ja, zie hoe zal ik 't zeggen..."
„Die wil niks van de Heere Jezus weten..."
„Nee vader en nou dacht ik, Woensdag
spreekt Dr. Wielenga en als ik nou eens op
Woensdagavond klaar was en zie, je kunt nooit
weten
Toen zocht de vader de hand van zijn
jongen.
„Best hoor vent, ga je gang
Haastig keerde hij zich om. Je hebt menschen
die soms tranen in de oogen krijgen
En hij zei tegen zijn vrouw: „We zijn op
den goeden weg
Op den goeden weg, ook voor de rijpere
jeugd.
Als „de manier waarop" hen interesseert,
geef hen dan iets, dat het allerbeste is. Het
ééne Noodige
Prof. Dr. J. WATERINK.
RUST,
Job sprak het bekende woord, dat de mensch
van een vrouw geboren kort van dagen is en
zat van onrust.
En is van hem ook niet de vergelijking van
den mensch met den daglooner, die hijgt naar
den avondstond
Rust, is dat nu een woord voor dezen
tijd Voor dezen tijd, waarin niets bestendigers
is, dan de onbestendigheid zelve.
Rust, in den gezonden zin van het woord,
is eerst voorwaarde, ja eisch, voor groei en
ontwikkeling.
En juist die rust kent de wereld van dezen
tijd niet. Zij jaagt en wordt gejaagd; 't is al
onrust wat de klok slaat.
Zoo is het politieke wereldbeeld, maar zoo
is het ook in het economische en in het sociale.
En om den kring nu maar eens zeer eng
te maken in het leven van duizenden om
ons heen is alle rust zoek.
Ze doen niets, dan jagen naar verstrooiing
en ontspanning, ze wegen, naar het woord van
den profeet, hun geld uit voor hetgeen geen
brood is en hunnen arbeid voor wat niet ver
zadigen kan. In hun onrust zijn ze zoo arm,
zoo nameloos arm en ze wanen zich soms zoo
rijk.
Rust? och weg met dat woord, dat aan het
kerkhof herinnert, neen geen rust, verstrooiing
en nog eens verstrooiing I Hoe meer hoe
liever
Dat gebrek aan rust is de geestelijke ver
wildering en verwording van ons geslacht.
Dat maakt ook de wereld zoo hard en zoo
wreed.
Want de mensch moet ruimte hebben, om
zich te bewegen en alles wat hem in den weg
treedt, tracht hij opzij te werpen, of het dienst
baar te maken aan zijn eigen belang, dat voor
hem het hoogste is.
En toch, het oude woord blijft waar, dat
het hart van den mensch geen rust vindt, voor
het die gevonden heeft in God.
Aan ware rust gaat strijd vooraf.
De geweldigste strijd, die er te bedenken is,
die van den mensch tegen zichzelf.
De mensch, zooals hij daar reilt en zeilt, is
een vijand van God, onverschillig hoe hij zich
openbaart.
En hij is een vriend van zichzelf.
Wanneer nu God dien mensch in het hart
grijpt, hem overreed en hem te sterk wordt,
dan verliest hij zichzelf.
Dan buigt hij voor het recht Gods en billijkt
het, dat God hem, die eerst zooveel van zich
zelf hield, zou vernietigen.
Dan wordt het een geweldige onrust juist
om zichzelf.
En dan is het Gods werk en Zijn werk alleen,
als daar in dat zoo onrustige hart de ware
rust wordt geboren.
Wee den gerusten te Sion en den verzekerden
op den berg van Samaria.
Zie toch niet de dood voor rust aan
Sprei uzelven geen rustbed op wat straks
in het vuur van Gods toorn geheel en al ver
teert.
De waarachtige levensrust wordt alleen ge
boren in onrust.
Zie naar den stokbewaarder te Filippi.
Die man verloor zichzelf geheel en al en
toen hij opschrok, was zijn levenskreetwat
moet ik doen om zalig te worden In die kreet
zat de redding
Rust, het is de voorwaarde voor alle gees
telijke groei, de bodem, waarin de vruchten
der heiligmaking rijpen.
Daar staat nog de groote Rust-aanbrenger,
Die zegt: komt tot Mij allen, die vermoeid en
belast zijt en Ik zal u rust geven.
In de Schrift wordt de zondaar dikwijls ver
geleken bij een, die een zwaren last draagt.
David kon terecht in zijn zielsangst klagen:
mijne ongerechtigheden gaan over mijn hoofd,
als een zware last zijn zij mij te zwaar ge
worden.
Maar welk een rust moet het dan niet geven,
als er daar Eén fluistert tot de moegestreden
ziel: Mijn last is licht
Dat is hemelmuziek, die rust geeft.
Onrust over onszelf, ware onvrede over het
eigen werk, is voorwaarde voor de rust in het
werk van Christus.
Wie op dien rots ankert, is veilig.
Ook als de duisternis komt, ook als de
broodtrommel ledig is.
Want dan kan er gezongen worden, ook al
is 't met een traan in het oog en met een snik
in de keel
'k Zal Zijn lof zelfs in den nacht
Zingen, daar ik Hem verwacht
Dat is rust.
Een rust, die de wereld niet kent, maar die
God geeft aan Zijne beminden.
Geeft als in den slaap.
De eigenliefde is altijd vol zorg, altijd vol
vrees, om te veel te doen en te veel te geven.
QUESNEL.
door
H, ZEEBERG.
3)
Maar maar, hoe moest dat nu vanavond
Zij wilde het stuk niet zien. In deze stad was
de première. Maar elders was het al opgevoerd.
Annie beweerde wel van niet en verklaarde,
dat het de echte première was, maar zij wist
beter. Zij had de critieken gelezen. En die
ééne, die afkeurend was, was haar bijgebleven.
Neen, zij wilde er niet heen. Eenmaal had
zij een dergelijk stuk gezien. Was dat nu reine
kunst, wat op 't tooneel werd vertoond? 't Was
onzedelijk. Zij had wel gemerkt, dat Papa, die
naast haar zat, haar van terzijde had aangezien,
t Bloed was haar naar de wangen gestegen.
En het was haar een raadsel geweest, hoe de
menschen hadden kunnen applaudiseeren. Ge
lukkig had Pa thuis zijn afkeuring over het
stuk uitgesproken. Mama had er niet veel op
■gezegd. Maar Annie vond, dat je ook te scru
puleus kon zijn. 't Was tenslotte maar tooneel.
En het was niet de bedoeling het onzedelijke
te verheerlijken, 't Was nu eenmaal realiteit.
En waarheid moest er zijn in de kunst.
En nu zou, blijkens de recensie, die zij ge
lezen had, dit stuk weer iets dergelijks zijn.
Zij ging er niet heen. Alles in haar kwam er
tegen in opstand. Maar hoe zou zij er zich
aan kunnen onttrekken Mama zou er natuur
lijk op staan. Zij had daareven tot Annie ge
zegd: ik ga niet mee, doch dat was gauwer
gezegd, dan uitgevoerd. Als het moest van
Mama
^»e_?ou het toch komen, dat Mama zoo
Wa£i WaS toch heel anders opgevoed.
a's z'j eens vroeg naar Grootmoeder
te mogen gaan Dan was zij in éénen uit dit
leven.
Die gedachte vervulde Lia zoo geheel, dat
zij werktuigelijk opsprong en naar het raam
liep.
In de straat, toch al stil, wandelde, nu het
vroor, dat het kraakte, niemand. Alleen ratelde
over de harde keien een wagen voorbij.
Toen Lia terugkeerde naar den fauteuil was
haar enthousiasme aanmerkelijk bekoeld.
Er was natuurlijk geen sprake van, dat haar
verzoek zou worden toegestaan.
Stel je voor: Mama zou meenen, dat zij dwaas
was. En Annie noemde haar vast krankzinnig.
Mama zou het natuurlijk niet willen. Zélf
was zij in geen jaren bij Grootmoeder geweest,
laat eens zien, zij was toen vijf jaar, dus was
het zestien jaar geleden. En briefwisseling werd
er niet gehouden. Nog langen tijd had Mama
eenmaal per jaar, met Nieuwjaar, een kórt
briefje geschreven. Maar daarvan was de laatste
jaren ook geen sprake meer. Mama wilde liefst
het ouderlijk huis maar heeletöaal vergeten. Dat
was toch niet in den haak.
Grootmoeder schreef nu ook in lang niet meer.
Natuurlijk niet. Als er geen antwoord gegeven
wordt, dan houd je vanzelf op met schrijven.
Maar wat was het dwaas van haar, naar
Grootmoeder te willen gaan. Tien tegen één
wilde Grootmoe haar niet eens hebben Was
het dan niet veel verstandiger, om er heelemaal
niet over te reppen Dan kwam er geen herrie
ook.
Een trek van groote teleurstelling verscheen
op het zachte, aantrekkelijke gelaat van het
meisje in dep fauteuil.
Doch datïduurde maar even.
De oogen gingen weer lichten. Zij zou het
tóch eens probeeren. 't Was best mogelijk, dat
Grootmoeder het goed vond. Zij was toch
een Christelijk mensch. Het lag niet aan haar,
dat zij met Mama gebrouilleerd was.
Lia zag nog vóór zich het kleine huisje aan
den zeedijk, waar zij zestien jaar geleden met
Mama geweest was. 't Was toch een vriendelijk
mensch, die Grootmoeder. Zij meende het heel
goed.
Maar 't was Mama er te armoedig, dat was
de kwestie. Het was er heel anders dan in het
rijk gemeubileerde huis hier.
't Was niet goed van Mama, vond Lia. Annie
lachte er maar wat om. Die sprak van klein
burgerlijk gedoe. Met zulke achterhoeksche men
schen moest je geen omgang hebben. Die kon
den zich toch niet bewegen. En dan waren
ze er nog Christelijk bij. Van die echte feme
laars. Neen, Annie vond, dat Mama heel ver
standig had gedaan, met zich te brouilleeren.
Stel je toch eens voor, dat de verhouding goed
was en Grootmoeder hier in huis kwam. Je zou
je bij de kennissen onsterfelijk belachelijk
maken
Het was een koele, koude redeneering, waar
mee Lia het maar niet eens kon zijn. Het deugde
toch niet, dat Mama zich niet om haar Moeder
bekommerde. Wat deed het er toe, dat ze wel
niet arm, maar dan toch lang niet rijk was
als Papa Dat Papa zooveel geld verdiende,
was ook maar van de laatste vijftien jaar, al
was hij dan altijd in goeden doen geweest.
Hoe meer zij er over nadacht, hoe meer ver
langen Lia begon te krijgen naar het kleine
huisje, ginds heel ver weg aan den voet van
den zeedijk. Daar was het tenminste rustig.
Daar gingen de menschen niet op theevisites,
al den dag maar weer, om kwaad van de
medemenschen te spreken of te hooren spreken.
Daar waren geen schouwburgen en bioscopen.
Daar kende men niet de lauw-warme dans
zalen en de begeerige blikken, die op je ge
worpen werden. Het was daar alles rust.
O, zou het nu niet mogelijk zijn, daar eens
een paar maanden heen te gaan
Kon zij er maar eens uit.
Maar natuurlijk zou Mama het niet goed
keuren. Wie gaat er nu bij het begin van het
seizoen een paar maanden uit? Midden in den
winter. Zij zou de idee allerbespottelijkst vin
den, dwaas, excentriek natuurlijk.
En stel je voor, oordeelde Lia, dat zij zou
vragen, naar Grootmoeder te mogen gaan. Ma
ma zou woedend wezen, al zou zij het mis
schien uiterlijk nog niet zoo laten blijken.
Neen, er kwam vast niets van in. Was het
dan niet veel beter om er heel maar niet van
te spreken
Tócch wilde Lia. Het huisje met de bewoon
ster, aan welke beide zij, al was zij toen nog
maar klein geweest, pas vijf jaar, zulke vrien
delijke en liefelijke herinneringen had, het kleine
huisje aan den zeedijk trok haar onweerstaan
baar aan.
Zij moest weg. Zij kón dit leven van uitgaan
en pretmaken niet langer uitstaan. Het was
haar een volkomen raadsel, hoe anderen daarin
nu zoon behagen konden scheppen. Het wa
den ganschen dag maar praten over toiletten
en uitgaan. Verder wat romannetjes lezen. Al
leen de tennisclub bracht wat afwisseling. Maar
overigens was het al den dag hetzelfde leege
leven, dat je ziek maakte. Je werd er zenuw
achtig van.
Maar hoe de zaak aan het rollen te brengen
Opeens kreeg Lia een denkbeeld.
Als zij er Papa eens voorspande Van Papa
kon zij alles gedaan krijgen. Misschien wilde
hij Mama wel bewegen, haar toestemming te
geven.
Maar dan- glimlachte zij flauw en droef.
Papa zou het allicht wel goed vinden. Die
was makkelijk genoeg. Maar hij zou strijd met
Mama voorzien. En voor dien strijd zou hij
terug deinzen. En dan was zij nog even ver.
Er waren bergen van moeilijkheden. Neen,
zij moest het plan maar uit haar hoofd zetten,
dat was veel beter.
Maar wat dan
Zóó kon het niet blijven. Met den dag ging
zij meer van dit leven walgen. Het bevredigde
haar niet. Dat was geen levensvulling. Dat
was fladderen van het een naar het ander. Het
was om er ziek van te worden.
Zij snakte er naar, iets anders te grijpen.
Maar wat zij wilde kon Lia niet realiseeren.
Als het voorloopig maar rust was. Dat was
al heel wat waard. Rust. Maar die was hier
niet te krijgen. Het was hier al onrust, een
jagen van het een naar het ander. Rust moest
elders worden gezocht en gevonden.
In het huisje bij Grootmoeder, die de laatste
tien jaar heel alleen was, zou zij die rust vin
den. Zij was er van overtuigd. Maar hoe er
te komen
Hoe Lia ook piekerde, zij zag dat ééne mid
del maar: Papa trachten te overreden, om
Mama gunstig te stemmen.
Dien weg moest het op. En als dat niet
gelukte Ja, dan wist zij het niet meer.
Moe en lusteloos stond Lia op, draaide het
knopje van het electrisch licht om en wierp
een blik op de pendule van Cararisch marmer.
Vijf uur al. Straks kwam Papa thuis. En
dan volgden Mama en Annie. Half zes was
het diner.
HOOFDSTUK II.
Juist, toen zij op het punt stond, heen te gaan,
trad architect Van Meersma het salon binnen.
Hij was een man van middelbaren leeftijd,
met een prettig, joviaal uiterlijk. Zijn haar,
dat ravenzwart geweest moest zijn, begon al te
grijzen.
Hij lachte Lia vroolijk toe.
„Dag, Papa".
„Dag, Lia. Ben je maar alleen Waar zijn
Mama en Annie Weet jij het ook
„Naar de Modeshow bij Ooster en De Klein.
Maar zij zullen toch wel gauw komen".
De laaste woorden hoorde architect Van
Meersma niet meer.
„Zoo, naar een modeshow", lachte hij. „O,
dat is waar. Daar heb ik ze verleden week
over gehoord. Dat wordt gevaarlijk. Als die
nieuwe snufjes op de proppen komen. Is het
diner er soms ook om verlaat?"
(Wordt vervolgd).