voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
dh nummer Beslaat uil luiee Biaaen
FEUILLETON
No. 3447
WOENSDAG 4 JULI 1928
43ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Het huisje aan den Zeedijk
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht.
Een Ziekenhuis
op Flakkee.
Het Parlementaire stelsel
m.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b* vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en Vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan,
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
WELKOM OP ONS SCHOONE
EILAND
Deze week wordt het eiland Goeree en Over-
flakkee vereerd met het bezoek van Zijne Ex
cellentie Jhr. Mr. van Karnebeek, Minister van
Staat en Commissaris der Koningin van Zuid-
Holland.
In enkele dagen hoopt Zijne Exc. alle dertien
dorpen van het eiland te bezoeken.
Flakkee behoort tot de eerste districten,
welke Zijne Exc. bezoekt.
Flakkee is op zijn mooist
De veldgewassen staan prachtig. Zij vertolken
rijkdom van den Flakkeeschen bodem. De
tarwe, de aardappelen, het vlas, de bieten, het
is alles een lust voor de oogen.
Inderdaad, Flakkee is niet het minst ge
zegende deel onzer provincie
Moge Zijne Exc. een gunstigen indruk van
ons schoone eiland medenemen, en de vraag
stukken, welke ons bezig houden, als water
leiding, electriciteit, ziekenhuisbouw, verbindin
gen met Noord-Brabant, enz., met des te meer
klem de belangstelling van Zijne Exc. hebben
Excellentie welkom op ons eiland
En Flakkeede vlaggen uit
NIET EEN WEINIG OVERDREVEN 7
Ds. Schaafsma, de pittige schrijver van de
Kerkbode, het orgaan der classis Brielle, schrijft
onder het kopje Zedenbederf over de gascor-
rupties èn over het feit dat de burgemeesters
aan de lijn der R. T. M. gratis abonnement
de tram hebben
Zijn Eerw. schrijft
't Is al een poos geleden, dat ik op een Za
terdagmiddag in de auto-bus zat te wachten
op de aankomst van de veerboot die een wei
nig over tijd was. Een nog jeugdig heer (la
ter hoorde ik dat hij een vrijzinnig advocaat
was) klaagde op luiden toon over de z.i.
schandalig hooge tram-tarieven en schreef dat
toe, zonder dat iemand hem tegensprak, aan
het feit, dat alle burgemeesters aan de lijn
over de R. T. M. gratis abonnement hadden,
welke abonnementen dan natuurlijk weer ver
haald worden op de beurzen van het publiek.
Eén uitzondering maakte hij. En dat was
gelukkig zeg ik, een A.R., een gereformeerde,
laat ik het maar voluit zeggen, de burgemees
ter van Zuidland, die, zooals de advocaat
beweerde, vrij wilde zijn. Destijds schonk ik
aan dit voorval weinig aandacht, en onder
zocht daarom de zaak ook niet, hoewel ik
dacht aan de omstandigheid, dat de heer v.
A. te Z. toch niet de eenige A.R. en Gere
formeerde langs de tramlijn was.
Maar even later bezocht ik in een vroegere
standplaats, onzen ouden burgemeester, die,
hoewel niet van onze richting, toch in hooge
achting stond bij ons volk, en van wien ik
altijd zeer veel medewerking had ondervon
den. Geheel uit zichzelf vertelde deze mij,
dat, toen daar ter plaatse het lokaal-spoor
weg verkeer geopend was, men zijn collega's
en hem een gratis abonnement had aangebo
den, dat slechts een enkele het had aange
nomen en dat tot verontwaardiging van de
anderen, want, zeide de oude gentleman je
moet toch vrij staan, en zoodoende sta je
niet vrij.
Ik wil niet beweren, dat in deze gevallen
gesproken moet worden van corruptie, en
laat dat aan anderen over, die beter met de
wet op de hoogte zijn dan ik.
Maar wel vrees ik, dat dit soort van zaken
de deur open zet voor corruptie, en denk
daarbij aan het woord van Spr. 17 8 „Het
geschenk is in de oogen zijner heeren een
aangenaam gesteentewaarhenen het zich
zal wenden, zal het wel gedijen." En ook
aan het Catechicmuswoord in Zondag 42
onzes naasten goed, aan ons te brengen met
schijn des rechts. Overheidspersoneel wordt
uit de publieke kas betaald, en goed ook,
moet dus tevreden zijn met zijn bezoldiging.
De vraag is kunnen wij tegen bestaand en
dreigend kwaad van dezen aard iets uit
richten
Wij vragen ons af zit er in dit stukje niet
een tikje overdrijving
Indien het waar is, dat de R. T. M. met de
ze gratis-abonnementen de bedoeling heeft de
actie voor goede verbindingen van de zijde
van het publiek in den kiem te smoren, dan is
deze handeling van haar zijde zeer zeker im
moreel. We kunnen ons echter niet voorstellen
dat de directie van de R. T. M. zulke naïve
opvattingen er op na houdt.
De meeste keeren dat een burgemeester ge
bruik maakt van de R. T. M. is het voor reke
ning der gemeente, en de keeren, dat hij voor
zichzelf profijt van het gratisreizen heeft, zul
len het geschenk van de R. T. M. wel nooit
zulk een omvang geven, dat daarmee zijn hart
bederft.
Het is gewoonweg ondenkbaar dat een burge
meester door die paar luttele centen zich tegen
de R. T. M. gebonden zal achten.
Zooiets lijkt ons ondenkbaar.
Het komt ons dan ook te kras voor hier van
„zedenbederf" te spreken.
We kunnen ons indenken dat fijngevoelige
naturen weigeren een gratis-abonnement van
de R, T. M. te aanvaarden.
We hebben eens uit goeden bron gehoord,
dat wijlen Dr. Savornin Lohman ook steeds
geweigerd heeft als Kamerlid van een gratis
abonnement op de Hollandsche spoorwegen ge
bruik te maken. Wie iets van de fijngevoelige
natuur van den heer Lohman kende begreep
dit van hem.
En dat er nu ook onder burgemeesters zulke
karakters zijn juichen we toe, maar het is lich
telijk overdreven de anderen nu in staat van
beschuldiging te stellen.
Er worden sedert eenigen tijd weder pogingen
gedaan tot oprichting van een Ziekenhuis op
ons eiland. En als gevolg daarvan heeft zich
een studie-commissie gevormd, die de mogelijk
heid hiervan zal onderzoeken. Dit onderzoek
staat onder auspiciën van de Zuid-Hollandsche
Vereeniging „Het Groene Kruis" en de
genoemde studiecommissie is samengesteld uit
de volgende heerenDr. M. D. Horst, Dir.
v. d. Gemeent. Geneesk. Dienst te Leiden,
Voorzitter; Dr. J. L. C. Wortman, Oud-Ge-
neesh.-Dir. van de Universiteitsklinieken en van
het Tesselschade-ziekenhuis te Amsterdam; Mr.
L. Trouw, lid Prov. Staten in Zuid-Holland
te Brielle. Voor Flakkee hebben zitting in ge
noemd comité: Dr. van Gelder, Nieuwe Tonge,
hoofdbestuurslid van het Groene Kruisde
heer J. P. de Wilde, Voorzitter S. B. Z. te
Nieuwe Tonge; Notaris van der Sluys, Dirks-
sland, Voorzitter Volksgezondheid, en de heer
C. J. Jansen, Voorzitter S. B. Z. Middelharnis-
Sommelsdijk, Secretaris van het genoemd comité.
De Bill of Rights kwam in 1689 onder
Koning Willem, onzen Prins Willem III, tot
stand.
Ze bevat belangrijke bepalingen.
Zij begint met de volgende woorden
„Overwegende, dat de geestelijke en wereld
lijke Heeren, en het Huis der gemeenten, ver
gadert te Westminster welke volkomen vrij
vertegenwoordigend alle standen van het volk
van dit Rijk, op den 13den dag van Februari
1688, aan hunne Majesteiten, genaamd Willem
en Marie, Prins en Prinses van Oranje, in eigen
persoon daar tegenwoorig zijnde, een zekere
schriftelijke verklaring hebben aangeboden, ge
maakt door voornoemde Heeren en het Huis
der gemeenten, en vervat in de volgende woor
den, te weten Overwegende, dat wijlen koning
Jacobus II, bijgestaan door verschillende slechte
raadgevers, rechters en ministers, die in zijn
dienst waren, trachtte den protestantschen gods
dienst waren, trachtte den protestantschen gods
dienst en wetten en vrijheden van dit land omver
te werpen en uit te roeien; (dan volgen ver
schillende grieven tegen Jacobus II) waarop
volgt„En zij vorderen, eischen en staan op
alle premissen, enop elk afzonderlijk als hun
onbetwistbaar recht en vrijheid, en dat geen
verklaringen, vonnissen, handelingen of maat
regelen, ten nadeele van het volk in een dér
genoemde premissen na dezen ,op eenigerlei
wijze in praktijk gebracht of voorgeschreven
behooren te worden. Tot welken eisch voor
hun rechten zij in 't bijzonder aangemoedigd
zijn door de verklaring van zijne Hoogheid
Prins van Oranje, als het eenig middel om vol
komen herstel en hulp in dezen te verkrijgen.
Daarom vertrouwende dat genoemde Hoogheid,
de Prins van Oranje, de bevrijding zoover door
hem bereikt, volbrengen zal en hem ook be
waren zal voor de verkrachting van hun rech
ten, waarop zij hier gewezen hebben en voor
alle andere aanslagen op hun godsdienst, rech
ten en vrijheden (volgt de aanstelling van Wil
lem en Marie als koning en koningin van En
geland)
De Bill of Rights maakte voor goed een
■einde aan het absolutisme in Engeland. Voort
aan bestaat er het Parlementaire stelsel, d.w.z.
de Vorst regeerde in overleg met het Parlement,
werd bijgestaan door ministers in het volle ver
trouwen van de meerderheid van het Parlement
bezaten en ontsloeg de dienaren der kroon zoo
spoedig mogelijk als bleek, dat zij het vertrou
wen van de meerderheid in het Parlement niet
bezaten.
De Bill of Rights bevat in hoofdzaak
rechten van het Parlement, was er op ingericht
de macht van den Vorst te beknotten en het
Parlement te beschermen tegen zijn willekeur.
Uitdrukkelijk werd opnieuw vastgesteld, dat
de koning geen cent belasting mocht heffen,
zonder toestemming van het Parlement, dat een
staand leger in vredestijd alleen krachtens den
wil van het Parlement mocht worden aange
nomen, dat inkwartiering alleen mocht geschie
den volgens de wet. Waarborgen voor de on
afhankelijkheid van het Parlement vindt men in
de bepaling, 3at de verkiezing van parlements
leden vrij moest zijn en vooral in de vrijheid
van wandelen en spreken in het Parlement.
De bepaling, dat het Parlement permanent
zal zijn, gevoegd bij het feit, dat het de koor
den der beurs in handen heeft, maakt het
feitelijk tot de sterkste, terwijl de opheffing
van 's vorsten buitengewone bevoegdheid tot
het verleenen van dispensatie een waarborg
is, dat hetgeen verordenend is, ook inderdaad
zal worden toegepast. Vdeg daarbij de vrijheid
van kritiek, die aan de parlementsleden door
de vrijheid van spreken is gewaarborgd, de
erkenning van petitierecht der burgerij en na
dere toelichting, is overbodig, wanneer we zeg
gen, -dat de Bill of Rights het belangrijkste
staatsstuk is, dat in den loop der jaren in
Engeland tot wet verheven is.
Willem III heeft steeds de rechten van het
Parlement geëerbiedigd.
De conventie, welke de Bill of Rights had
vastgesteld, verklaarde zichzelf tot Parlement,
om te voorkomen, dat door nieuwe verkiezingen
schade zou worden aangebracht aan de door
werking van de gevolgen der roemrijke om
wenteling.
Twee partijen zaten in het Parlement, de
Wighs en de Tories, die tijdens de revolutie
hadden saamgewerkt, maar nu uit elkander
gingen en gedurende twee eeuwen tegenover
elkander hebben gestaan.
In 1701 kwam de Act of Sttttlment tot stand,
een wet welke de troon opvolging regelde
voor het Huis te Hannover, te beginnen met
Sofia, keurvorstin van Hannover, die geroepen
werd, omdat zij Protestantsch was. Deze aet
of settlement hield behalve de regeling der
troonopvolging o.a. in, dat de vorst zonder
toestemming van het Parlement Engeland niet
mocht verlaten (Willem III was nog al eens
een keer naar Holland geweest). Deze bepaling
werd echter na de troonbestijging van Georg I
(Hannover) herroepen. Dan werd opgenomen
de bepaling, dat de betrekking van minister en
parlementslid onvereenigbaar was. Deze werd
reeds in 1705 onder Anna de laatste, Vorstin
der Stuarts, weer ingetrokken. Toen werd n.l.
bepaald, dat een nieuwe verkiezing moest plaats
hebben als een parlementslid minister werd of
een ander ambt aannam onder de Kroon, en
dat de aftredende als parlementslid terstond
herkiesbaar was.
Sedert Willem III lag de beslissing in alle
belangrijke zaken betreffende den staat bij het
Parlement en niet bij den Vorst. Terwijl in
vroegere eeuwen vooral het Hoogerhuis het
hoofd van het Parlement was geweest, was en
bleef het sedert de 17e eeuw het overwicht
bij het Lagerhuis. Dit was echter niet een
lichaam, gekozen door het geheele volk. Op
het platteland hadden alleen de groot-grond
bezitters kiesrecht en in de steden behoudens
uitzonderingen, alleen de meergegoeden. Het
Lagerhuis droeg dus een aristocratisch karakter,
een meer democratisch karakter kreeg het na
de Aeformbili van 1832, die in den midden
stand het kiesrecht gaf.
Sedert Willem III werd steeds bij het kiezen
van ministers rekening gehouden met den wil
van het Lagerhuis, meestal werden gekozen
de leidende figuren in beide Huizen, die het
vertrouwen der commous meerderheid hadden.
Zooals we zeiden, waren in 1689 de grond
stoffen in Engeland bijeengebracht voor den
bouw van het parlementaire stelsel.
Hoe heeft dat in Engeland gewerkt
We hebben reeds gewezen op de samenstel
ling van het Lagerhuis. Het Engelsche Hooger
huis wordt samengesteld door den adel, die
recht op zetels krijgt door erfrecht, door schep
ping van de Kroon of door bizondere verdien
sten of betrekking, in de tweede plaats de En
gelsche Bisschoppen en in de derde plaats de
gekozenen, waaronder gekozen worden voor het
leven de Iersche adel en voor den duur van
het Parlement de Schotsche adel.
In den loop der jaren is de macht van het
Engelsche Hoogerhuis belangrijk ingekrompen.
In 1911 kwam de Parliament Act tot stand,
ten gevolge waarvan de money bill, de be-
grootingswetten, als zij niet door het Hooger
huis zonder wijzigingen zijn aangenomen, toch
wet zonder medewerking van dat Huis worden,
wanneer de Koninklijke sanctie verleend wordt.
Publis Bills worden eveneens zonder de mede
werking van het Hoogerhuis tot wet verheven,
door
H. ZEEBERG.
2)
„Je hebt het geraden. Ik ga niet mee".
„Dat dacht ik wel. Wat jouw tegenwoordig
bezielt. Mama is soms woest op je".
„Ik kan het niet helpen. Je weet, hoe ik er
over denk. En dat is géén gril, al denken jullie
het, k Wou, dat ik er uit was. Bah, wat een
leven
„Nou, nou, kalm wat".
„Och, we worden het toch niet eens. Ga
je alleen naar Ooster en De Klein
„Neen, Mama is op de thee bij Mevrouw
Van Zeggelen. Ik ga haar ophalen".
„O, nu veel genoegen. Ik ga wat lezen".
„Denk je om vanavond
„Wat vanavond
„Maar, Lia, waar zitten je hersens toch. "'t
„™mers de première van „Blanke Ballast",
t Moet schitterend zijn".
„Het kan wel. Ik ga niet mee. Je wordt óp
van al dat uitgaan. Je wordt er nerveus van".
„Gekheid, je verbeeldt het je maar. Je moet
maar in het een of ander klooster gaan en non
wor en. Zuster „Cecilia", spotte de ander.
nu bonjour. Mijn groeten aan Mevrouw Van
eggelen. Wat zal daar weer wat afgekletst
*s 3aar wel een goed adres
„Het is er in ieder geval gezelliger dan hier
m e vestibule te staan met een zuster, die
zich boven alle menschen waant. Ik kan je
verzekeren, Lia, dat het geduld van Mama
jjna uitgeput is, hoor. Onze kennissen spreken
ai over jou, dat je zoo excentriek doet. Je lijkt
wel dwaas".
De stem van het slanke meisje, dat daar»
stond in haar wijden pelsmantel, want het was
tusschen St. Nicolaas en Kerstmis, klonk vlij
mend scherp.
,,'t Kan me niets schelen", zei Lia onver
schillig. ,JWat heb ik met die praatjes te
maken".
„Nu, dat zul je wel eens gewaar worden,
als Mama's geduld ten einde is. Dan zul je
wet mee moeten doen. Wees toch niet zoo
halsstarrig. Kun je je prettiger leven denken,
dan je nu hebt
„Ik walg van dit leven", riep Lia.
„Tut, tut, je kunt het wel wat kalmer en
bedaarder zeggen. De chauffeur zou denken,
dat we ruzie hebben".
t Lijkt er wel wat op. Waarom laten jullie
me niet met rust vroeg Lia.
„Omdat je zoo dwaas en eigenzinnig bent,
daarom. Je lijkt wel krankzinnig met je excen
trieke invallen. Papa begrijpt er ook niets van".
„Ik denk, dat Papa mij het beste van allen
begrijpt wierp Lia hiertegen in. „Maar ga
nu gauw. Anders is de modeshow al begonnen,
t Zou zonde zijn, als je iets miste", voegde
zij er sarcastisch bij.
Annie van Meersma gaf geen antwoord,
opende de breede voordeur en stapte, nadat
de chauffeur het portier geopend had, in den
auto, die weldra wegtufte door de stille, deftige
straten der buitenwijken, om het centrum der
groote stad op te zoeken.
Langzaam loopend verliet Lia de vestibule,
om over den dikken Smyrnalooper, die in den
breeden corridor lag, het salon te bereiken.
Het was een groot vertrek, vol pracht ge
meubileerd.
Er was niemand.
Het meisje zette zich bij den haard in een
diepen fauteuil en opende het boek, dat zij
van boven gehaald had.
Het lezen vlotte niet. Nauw had zij enkele
pagina's doorgebladerd, of met een zucht
legde zij het boek weer neer en staarde pein
zend in het vuur.
Annie zou nu wel bij Mevrouw van Zeggelen
aangeland zijn. O, die Mevrouw Van Zeggelen,
zij was de vriendelijkheid zelf. Maar achter je
rug vertelde zij allerlei kwaad van je. Mama
wist dat ook wel. Hoe was het toch mogelijk,
dat zij er zoo gaarne heenging En Annie deed
ook al mee. Zou het waar zijn, wat Papa
onlangs spottend zei, dat het om Theo van
Zeggelen te doen was Zou Annie nu werke
lijk van hem houden Zij moest het bij gelegen
heid, als zij vertrouwelijk met elkaar waren,
toch eens vragen. Het was bijna ongeloofelijk,
dat je liefde voor zoo'n fat kon opvatten Of
zou het alléén om het geld te doen zijn
Bah, dat zou toch al heel erg zijn.
Zij moest»het toch eens vragen, als zij ver
trouwelijk waren.
Als zij vertrouwelijk waren
Maar dat kwam de laatste maanden zoo
'goed als niet meer voor. Bij Mama en Annie
was zij het zwarte schaap geworden. Omdat
zij zoo „excentriek" was. Dat woord lag hun
vóór in den mond.
Maar was dat dan zoo excentriek, dat zij
walgde van het leven, dat zij leidden
Den halven zomer waren zij in Scheveningen
geweest. Het was daar avond op avcnd tot
diep in den nacht maar uitgaan. Zij was beu
van al dat dansen. Doodop kwamen zij, tegen
den morgen bijna, in het pension, om den gan-
schen morgen uit te slapen. Des middags ging
het dan naar het strand, maar heel vaak ook
naar het restaurant op de Pier, waar „zoo'n
mooi strijkje" was, als Annie altijd zei.
's Avonds werd het cabaret of de schouwburg
bezocht. En dan was het weer bal.
O, zij walgde van dat leven. Het was een
verademing voor haar geweest, toen zij weer
naar huis ging. Eindelijk zou dan de rust komen.
Maar och, 't was eigenlijk belachelijk, dat te
denken. Dat wist zij ook wel.
Want thuis begon het uitgaan opnieuw. Een
paar weken was het rustig, omdat vele familie's
nog niet terug waren van de vacantiereis. Maar
nauw was het „seizoen" weer begonnen, of het
fladderende leven nam weer een aanvang.
Maar het ging wat best. En zij namen het
haar Zeer kwalijk, dat zij zoo weerbarstig was.
Het was al enkele malen tot heftige tooneelen
gekomen. Mama was altijd overwinnares ge
bleven. Zij had het hoofd gebogen en was
steeds weer gedwee gevolgd. Doch als het
niet anders kon, dan moest het maar hard tegen
hard. Zij kón zoo niet langer leven.
Aan het dansen kregen zij haar niet meer.
Enkele malen had zij volstandig geweigerd.
Mama was woedend geworden, maar op dat
punt had zij haar wil doorgezet.
Bah, den eenen dans met dezen fladderen
en den anderen dans weer met dien. Zij werd
er zoo wee van. En dan die flauwe aardig
heden, die de danseurs haar toevoegden. Er
was er niet één onder geweest, die ernstig was.
Zeer complimenteus. Maar zij méénden er niets
van. Straks vleiden ze weer een andere dan
seuse.
Nu hadden Mama en Annie weer den mond
vol over de première van „Blanke Ballast".
In een dagblad in de leeszaal, een blad, dat nog
al eens critiseeren durfde, had zij gelezen, dat
het een luchtig, vluchtig stuk was met passages,
die 'n beschaafd ouderpaar toch eigenlijk zijn
kinderen niet liet zien en hooren
Maar Mama en Annie waren er vol over.
Zij hadden er al zooveel van gehoord. Na
tuurlijk moesten zij "er vanavond heen. Al was
het alleen maar, omdat» de andere families er
ook heengingen. Waarom had Mama zich an
ders een speciale japon laten maken
O, kon zij maar thuis blijven Maar daar
was natuurlijk geen sprake van. Zij moest mee.
Mama wilde dat. Zij geurde graag met haar
knappe dochters, Lia wist het wel.
Soms wilde zij, dat zij niet knap, maar aarts-
leelijk was. Dan liet men haar vanzelf thuis.
Want dan hóórde ze niet in het fladderende
gezelschap, dat al den dag maar een leeg
leven leidde.
Maar ja, zij was nu eenmaal knap. Als zij
in luchtig avondtoilet zich bewoog, dan werden
door menig heer begeerige blikken op haar ge
worpen. Zij had dan in de oogen wel eens
uitdrukkingen gezien, waarvan zij geschrokken
was en die haar het bloed naar de wangen
deed stroomen.
Eens had zij er met Annie over gepraat.
Maar die had gelachen, dat zij schaterde. Gek
heid was het van haar. Zij moest er zich niets
van aantrekken. Vandaag keken de heeren naar
de een, morgen weer naar de ander, 't Was
wel leuk als je zoo de opmerkzaamheid trok.
Maar natuurlijk houdt je ze op een afstand.
Zij had maar niets meer gezegd. Maar in
haar hart walgde zij er van. Was dat nu rein
Lia huiverde, stond op en rakelde het vuur
in den haard wat op. Het boek, waarin zij
enkele bladzijden gelezen had, gleed van haar
schoot op het dikke Smyrnatapijt.
Dan mijmerde zij weer verder.
Als Papa maar eens anders optrad. Hij liet
maar met zich sollen, die goede, beste man.
Mama en Annie waren hem volkomen de baas.
Alles, wat zij decreteerden, gebeurde. Papa
had alleen maar te betalen.
Maar Lia was er van overtuigd Papa
had zich tegenover haar wel eens in dien geest
uitgelaten dat hij in zijn hart precies dacht
als zij. Papa hield ook niet van het fladderleven.
Het liefst werkte hij maar. Aan uitgaan en pret
maken had hij gruwelijk het land. Als hij maar
eenigszins kon, onttrok hij er zich aan. Maar
dat gelukte niet steeds. Als Mama er op stond
moest hij wel mee.
Als Papa toch eens anders optrad. Dan zou
aan dit leven van al maar uitgaan en flirten
wel een einde komen. Maar dat gebeurde na
tuurlijk niet. Papa had niets in te brengen. Hij
had alleen ja en amen te zeggen. Lia vond
het ver van mannelijk, hoe dolveel zij ook
van Papa hield.
(Wordt vervolgd).