voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES dh nummer Beslaat uil luiee Biaaen FEUILLETON No. 3447 WOENSDAG 4 JULI 1928 43ste JAARGANG EERSTE BLAD. Het huisje aan den Zeedijk W. BOEKHOVEN A ZONEN Het nadrukken van den inhoud van dit Blad is verboden overeenkomstig de Wet op het Auteursrecht. Een Ziekenhuis op Flakkee. Het Parlementaire stelsel m. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- b* vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en Vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan, Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. WELKOM OP ONS SCHOONE EILAND Deze week wordt het eiland Goeree en Over- flakkee vereerd met het bezoek van Zijne Ex cellentie Jhr. Mr. van Karnebeek, Minister van Staat en Commissaris der Koningin van Zuid- Holland. In enkele dagen hoopt Zijne Exc. alle dertien dorpen van het eiland te bezoeken. Flakkee behoort tot de eerste districten, welke Zijne Exc. bezoekt. Flakkee is op zijn mooist De veldgewassen staan prachtig. Zij vertolken rijkdom van den Flakkeeschen bodem. De tarwe, de aardappelen, het vlas, de bieten, het is alles een lust voor de oogen. Inderdaad, Flakkee is niet het minst ge zegende deel onzer provincie Moge Zijne Exc. een gunstigen indruk van ons schoone eiland medenemen, en de vraag stukken, welke ons bezig houden, als water leiding, electriciteit, ziekenhuisbouw, verbindin gen met Noord-Brabant, enz., met des te meer klem de belangstelling van Zijne Exc. hebben Excellentie welkom op ons eiland En Flakkeede vlaggen uit NIET EEN WEINIG OVERDREVEN 7 Ds. Schaafsma, de pittige schrijver van de Kerkbode, het orgaan der classis Brielle, schrijft onder het kopje Zedenbederf over de gascor- rupties èn over het feit dat de burgemeesters aan de lijn der R. T. M. gratis abonnement de tram hebben Zijn Eerw. schrijft 't Is al een poos geleden, dat ik op een Za terdagmiddag in de auto-bus zat te wachten op de aankomst van de veerboot die een wei nig over tijd was. Een nog jeugdig heer (la ter hoorde ik dat hij een vrijzinnig advocaat was) klaagde op luiden toon over de z.i. schandalig hooge tram-tarieven en schreef dat toe, zonder dat iemand hem tegensprak, aan het feit, dat alle burgemeesters aan de lijn over de R. T. M. gratis abonnement hadden, welke abonnementen dan natuurlijk weer ver haald worden op de beurzen van het publiek. Eén uitzondering maakte hij. En dat was gelukkig zeg ik, een A.R., een gereformeerde, laat ik het maar voluit zeggen, de burgemees ter van Zuidland, die, zooals de advocaat beweerde, vrij wilde zijn. Destijds schonk ik aan dit voorval weinig aandacht, en onder zocht daarom de zaak ook niet, hoewel ik dacht aan de omstandigheid, dat de heer v. A. te Z. toch niet de eenige A.R. en Gere formeerde langs de tramlijn was. Maar even later bezocht ik in een vroegere standplaats, onzen ouden burgemeester, die, hoewel niet van onze richting, toch in hooge achting stond bij ons volk, en van wien ik altijd zeer veel medewerking had ondervon den. Geheel uit zichzelf vertelde deze mij, dat, toen daar ter plaatse het lokaal-spoor weg verkeer geopend was, men zijn collega's en hem een gratis abonnement had aangebo den, dat slechts een enkele het had aange nomen en dat tot verontwaardiging van de anderen, want, zeide de oude gentleman je moet toch vrij staan, en zoodoende sta je niet vrij. Ik wil niet beweren, dat in deze gevallen gesproken moet worden van corruptie, en laat dat aan anderen over, die beter met de wet op de hoogte zijn dan ik. Maar wel vrees ik, dat dit soort van zaken de deur open zet voor corruptie, en denk daarbij aan het woord van Spr. 17 8 „Het geschenk is in de oogen zijner heeren een aangenaam gesteentewaarhenen het zich zal wenden, zal het wel gedijen." En ook aan het Catechicmuswoord in Zondag 42 onzes naasten goed, aan ons te brengen met schijn des rechts. Overheidspersoneel wordt uit de publieke kas betaald, en goed ook, moet dus tevreden zijn met zijn bezoldiging. De vraag is kunnen wij tegen bestaand en dreigend kwaad van dezen aard iets uit richten Wij vragen ons af zit er in dit stukje niet een tikje overdrijving Indien het waar is, dat de R. T. M. met de ze gratis-abonnementen de bedoeling heeft de actie voor goede verbindingen van de zijde van het publiek in den kiem te smoren, dan is deze handeling van haar zijde zeer zeker im moreel. We kunnen ons echter niet voorstellen dat de directie van de R. T. M. zulke naïve opvattingen er op na houdt. De meeste keeren dat een burgemeester ge bruik maakt van de R. T. M. is het voor reke ning der gemeente, en de keeren, dat hij voor zichzelf profijt van het gratisreizen heeft, zul len het geschenk van de R. T. M. wel nooit zulk een omvang geven, dat daarmee zijn hart bederft. Het is gewoonweg ondenkbaar dat een burge meester door die paar luttele centen zich tegen de R. T. M. gebonden zal achten. Zooiets lijkt ons ondenkbaar. Het komt ons dan ook te kras voor hier van „zedenbederf" te spreken. We kunnen ons indenken dat fijngevoelige naturen weigeren een gratis-abonnement van de R, T. M. te aanvaarden. We hebben eens uit goeden bron gehoord, dat wijlen Dr. Savornin Lohman ook steeds geweigerd heeft als Kamerlid van een gratis abonnement op de Hollandsche spoorwegen ge bruik te maken. Wie iets van de fijngevoelige natuur van den heer Lohman kende begreep dit van hem. En dat er nu ook onder burgemeesters zulke karakters zijn juichen we toe, maar het is lich telijk overdreven de anderen nu in staat van beschuldiging te stellen. Er worden sedert eenigen tijd weder pogingen gedaan tot oprichting van een Ziekenhuis op ons eiland. En als gevolg daarvan heeft zich een studie-commissie gevormd, die de mogelijk heid hiervan zal onderzoeken. Dit onderzoek staat onder auspiciën van de Zuid-Hollandsche Vereeniging „Het Groene Kruis" en de genoemde studiecommissie is samengesteld uit de volgende heerenDr. M. D. Horst, Dir. v. d. Gemeent. Geneesk. Dienst te Leiden, Voorzitter; Dr. J. L. C. Wortman, Oud-Ge- neesh.-Dir. van de Universiteitsklinieken en van het Tesselschade-ziekenhuis te Amsterdam; Mr. L. Trouw, lid Prov. Staten in Zuid-Holland te Brielle. Voor Flakkee hebben zitting in ge noemd comité: Dr. van Gelder, Nieuwe Tonge, hoofdbestuurslid van het Groene Kruisde heer J. P. de Wilde, Voorzitter S. B. Z. te Nieuwe Tonge; Notaris van der Sluys, Dirks- sland, Voorzitter Volksgezondheid, en de heer C. J. Jansen, Voorzitter S. B. Z. Middelharnis- Sommelsdijk, Secretaris van het genoemd comité. De Bill of Rights kwam in 1689 onder Koning Willem, onzen Prins Willem III, tot stand. Ze bevat belangrijke bepalingen. Zij begint met de volgende woorden „Overwegende, dat de geestelijke en wereld lijke Heeren, en het Huis der gemeenten, ver gadert te Westminster welke volkomen vrij vertegenwoordigend alle standen van het volk van dit Rijk, op den 13den dag van Februari 1688, aan hunne Majesteiten, genaamd Willem en Marie, Prins en Prinses van Oranje, in eigen persoon daar tegenwoorig zijnde, een zekere schriftelijke verklaring hebben aangeboden, ge maakt door voornoemde Heeren en het Huis der gemeenten, en vervat in de volgende woor den, te weten Overwegende, dat wijlen koning Jacobus II, bijgestaan door verschillende slechte raadgevers, rechters en ministers, die in zijn dienst waren, trachtte den protestantschen gods dienst waren, trachtte den protestantschen gods dienst en wetten en vrijheden van dit land omver te werpen en uit te roeien; (dan volgen ver schillende grieven tegen Jacobus II) waarop volgt„En zij vorderen, eischen en staan op alle premissen, enop elk afzonderlijk als hun onbetwistbaar recht en vrijheid, en dat geen verklaringen, vonnissen, handelingen of maat regelen, ten nadeele van het volk in een dér genoemde premissen na dezen ,op eenigerlei wijze in praktijk gebracht of voorgeschreven behooren te worden. Tot welken eisch voor hun rechten zij in 't bijzonder aangemoedigd zijn door de verklaring van zijne Hoogheid Prins van Oranje, als het eenig middel om vol komen herstel en hulp in dezen te verkrijgen. Daarom vertrouwende dat genoemde Hoogheid, de Prins van Oranje, de bevrijding zoover door hem bereikt, volbrengen zal en hem ook be waren zal voor de verkrachting van hun rech ten, waarop zij hier gewezen hebben en voor alle andere aanslagen op hun godsdienst, rech ten en vrijheden (volgt de aanstelling van Wil lem en Marie als koning en koningin van En geland) De Bill of Rights maakte voor goed een ■einde aan het absolutisme in Engeland. Voort aan bestaat er het Parlementaire stelsel, d.w.z. de Vorst regeerde in overleg met het Parlement, werd bijgestaan door ministers in het volle ver trouwen van de meerderheid van het Parlement bezaten en ontsloeg de dienaren der kroon zoo spoedig mogelijk als bleek, dat zij het vertrou wen van de meerderheid in het Parlement niet bezaten. De Bill of Rights bevat in hoofdzaak rechten van het Parlement, was er op ingericht de macht van den Vorst te beknotten en het Parlement te beschermen tegen zijn willekeur. Uitdrukkelijk werd opnieuw vastgesteld, dat de koning geen cent belasting mocht heffen, zonder toestemming van het Parlement, dat een staand leger in vredestijd alleen krachtens den wil van het Parlement mocht worden aange nomen, dat inkwartiering alleen mocht geschie den volgens de wet. Waarborgen voor de on afhankelijkheid van het Parlement vindt men in de bepaling, 3at de verkiezing van parlements leden vrij moest zijn en vooral in de vrijheid van wandelen en spreken in het Parlement. De bepaling, dat het Parlement permanent zal zijn, gevoegd bij het feit, dat het de koor den der beurs in handen heeft, maakt het feitelijk tot de sterkste, terwijl de opheffing van 's vorsten buitengewone bevoegdheid tot het verleenen van dispensatie een waarborg is, dat hetgeen verordenend is, ook inderdaad zal worden toegepast. Vdeg daarbij de vrijheid van kritiek, die aan de parlementsleden door de vrijheid van spreken is gewaarborgd, de erkenning van petitierecht der burgerij en na dere toelichting, is overbodig, wanneer we zeg gen, -dat de Bill of Rights het belangrijkste staatsstuk is, dat in den loop der jaren in Engeland tot wet verheven is. Willem III heeft steeds de rechten van het Parlement geëerbiedigd. De conventie, welke de Bill of Rights had vastgesteld, verklaarde zichzelf tot Parlement, om te voorkomen, dat door nieuwe verkiezingen schade zou worden aangebracht aan de door werking van de gevolgen der roemrijke om wenteling. Twee partijen zaten in het Parlement, de Wighs en de Tories, die tijdens de revolutie hadden saamgewerkt, maar nu uit elkander gingen en gedurende twee eeuwen tegenover elkander hebben gestaan. In 1701 kwam de Act of Sttttlment tot stand, een wet welke de troon opvolging regelde voor het Huis te Hannover, te beginnen met Sofia, keurvorstin van Hannover, die geroepen werd, omdat zij Protestantsch was. Deze aet of settlement hield behalve de regeling der troonopvolging o.a. in, dat de vorst zonder toestemming van het Parlement Engeland niet mocht verlaten (Willem III was nog al eens een keer naar Holland geweest). Deze bepaling werd echter na de troonbestijging van Georg I (Hannover) herroepen. Dan werd opgenomen de bepaling, dat de betrekking van minister en parlementslid onvereenigbaar was. Deze werd reeds in 1705 onder Anna de laatste, Vorstin der Stuarts, weer ingetrokken. Toen werd n.l. bepaald, dat een nieuwe verkiezing moest plaats hebben als een parlementslid minister werd of een ander ambt aannam onder de Kroon, en dat de aftredende als parlementslid terstond herkiesbaar was. Sedert Willem III lag de beslissing in alle belangrijke zaken betreffende den staat bij het Parlement en niet bij den Vorst. Terwijl in vroegere eeuwen vooral het Hoogerhuis het hoofd van het Parlement was geweest, was en bleef het sedert de 17e eeuw het overwicht bij het Lagerhuis. Dit was echter niet een lichaam, gekozen door het geheele volk. Op het platteland hadden alleen de groot-grond bezitters kiesrecht en in de steden behoudens uitzonderingen, alleen de meergegoeden. Het Lagerhuis droeg dus een aristocratisch karakter, een meer democratisch karakter kreeg het na de Aeformbili van 1832, die in den midden stand het kiesrecht gaf. Sedert Willem III werd steeds bij het kiezen van ministers rekening gehouden met den wil van het Lagerhuis, meestal werden gekozen de leidende figuren in beide Huizen, die het vertrouwen der commous meerderheid hadden. Zooals we zeiden, waren in 1689 de grond stoffen in Engeland bijeengebracht voor den bouw van het parlementaire stelsel. Hoe heeft dat in Engeland gewerkt We hebben reeds gewezen op de samenstel ling van het Lagerhuis. Het Engelsche Hooger huis wordt samengesteld door den adel, die recht op zetels krijgt door erfrecht, door schep ping van de Kroon of door bizondere verdien sten of betrekking, in de tweede plaats de En gelsche Bisschoppen en in de derde plaats de gekozenen, waaronder gekozen worden voor het leven de Iersche adel en voor den duur van het Parlement de Schotsche adel. In den loop der jaren is de macht van het Engelsche Hoogerhuis belangrijk ingekrompen. In 1911 kwam de Parliament Act tot stand, ten gevolge waarvan de money bill, de be- grootingswetten, als zij niet door het Hooger huis zonder wijzigingen zijn aangenomen, toch wet zonder medewerking van dat Huis worden, wanneer de Koninklijke sanctie verleend wordt. Publis Bills worden eveneens zonder de mede werking van het Hoogerhuis tot wet verheven, door H. ZEEBERG. 2) „Je hebt het geraden. Ik ga niet mee". „Dat dacht ik wel. Wat jouw tegenwoordig bezielt. Mama is soms woest op je". „Ik kan het niet helpen. Je weet, hoe ik er over denk. En dat is géén gril, al denken jullie het, k Wou, dat ik er uit was. Bah, wat een leven „Nou, nou, kalm wat". „Och, we worden het toch niet eens. Ga je alleen naar Ooster en De Klein „Neen, Mama is op de thee bij Mevrouw Van Zeggelen. Ik ga haar ophalen". „O, nu veel genoegen. Ik ga wat lezen". „Denk je om vanavond „Wat vanavond „Maar, Lia, waar zitten je hersens toch. "'t „™mers de première van „Blanke Ballast", t Moet schitterend zijn". „Het kan wel. Ik ga niet mee. Je wordt óp van al dat uitgaan. Je wordt er nerveus van". „Gekheid, je verbeeldt het je maar. Je moet maar in het een of ander klooster gaan en non wor en. Zuster „Cecilia", spotte de ander. nu bonjour. Mijn groeten aan Mevrouw Van eggelen. Wat zal daar weer wat afgekletst *s 3aar wel een goed adres „Het is er in ieder geval gezelliger dan hier m e vestibule te staan met een zuster, die zich boven alle menschen waant. Ik kan je verzekeren, Lia, dat het geduld van Mama jjna uitgeput is, hoor. Onze kennissen spreken ai over jou, dat je zoo excentriek doet. Je lijkt wel dwaas". De stem van het slanke meisje, dat daar» stond in haar wijden pelsmantel, want het was tusschen St. Nicolaas en Kerstmis, klonk vlij mend scherp. ,,'t Kan me niets schelen", zei Lia onver schillig. ,JWat heb ik met die praatjes te maken". „Nu, dat zul je wel eens gewaar worden, als Mama's geduld ten einde is. Dan zul je wet mee moeten doen. Wees toch niet zoo halsstarrig. Kun je je prettiger leven denken, dan je nu hebt „Ik walg van dit leven", riep Lia. „Tut, tut, je kunt het wel wat kalmer en bedaarder zeggen. De chauffeur zou denken, dat we ruzie hebben". t Lijkt er wel wat op. Waarom laten jullie me niet met rust vroeg Lia. „Omdat je zoo dwaas en eigenzinnig bent, daarom. Je lijkt wel krankzinnig met je excen trieke invallen. Papa begrijpt er ook niets van". „Ik denk, dat Papa mij het beste van allen begrijpt wierp Lia hiertegen in. „Maar ga nu gauw. Anders is de modeshow al begonnen, t Zou zonde zijn, als je iets miste", voegde zij er sarcastisch bij. Annie van Meersma gaf geen antwoord, opende de breede voordeur en stapte, nadat de chauffeur het portier geopend had, in den auto, die weldra wegtufte door de stille, deftige straten der buitenwijken, om het centrum der groote stad op te zoeken. Langzaam loopend verliet Lia de vestibule, om over den dikken Smyrnalooper, die in den breeden corridor lag, het salon te bereiken. Het was een groot vertrek, vol pracht ge meubileerd. Er was niemand. Het meisje zette zich bij den haard in een diepen fauteuil en opende het boek, dat zij van boven gehaald had. Het lezen vlotte niet. Nauw had zij enkele pagina's doorgebladerd, of met een zucht legde zij het boek weer neer en staarde pein zend in het vuur. Annie zou nu wel bij Mevrouw van Zeggelen aangeland zijn. O, die Mevrouw Van Zeggelen, zij was de vriendelijkheid zelf. Maar achter je rug vertelde zij allerlei kwaad van je. Mama wist dat ook wel. Hoe was het toch mogelijk, dat zij er zoo gaarne heenging En Annie deed ook al mee. Zou het waar zijn, wat Papa onlangs spottend zei, dat het om Theo van Zeggelen te doen was Zou Annie nu werke lijk van hem houden Zij moest het bij gelegen heid, als zij vertrouwelijk met elkaar waren, toch eens vragen. Het was bijna ongeloofelijk, dat je liefde voor zoo'n fat kon opvatten Of zou het alléén om het geld te doen zijn Bah, dat zou toch al heel erg zijn. Zij moest»het toch eens vragen, als zij ver trouwelijk waren. Als zij vertrouwelijk waren Maar dat kwam de laatste maanden zoo 'goed als niet meer voor. Bij Mama en Annie was zij het zwarte schaap geworden. Omdat zij zoo „excentriek" was. Dat woord lag hun vóór in den mond. Maar was dat dan zoo excentriek, dat zij walgde van het leven, dat zij leidden Den halven zomer waren zij in Scheveningen geweest. Het was daar avond op avcnd tot diep in den nacht maar uitgaan. Zij was beu van al dat dansen. Doodop kwamen zij, tegen den morgen bijna, in het pension, om den gan- schen morgen uit te slapen. Des middags ging het dan naar het strand, maar heel vaak ook naar het restaurant op de Pier, waar „zoo'n mooi strijkje" was, als Annie altijd zei. 's Avonds werd het cabaret of de schouwburg bezocht. En dan was het weer bal. O, zij walgde van dat leven. Het was een verademing voor haar geweest, toen zij weer naar huis ging. Eindelijk zou dan de rust komen. Maar och, 't was eigenlijk belachelijk, dat te denken. Dat wist zij ook wel. Want thuis begon het uitgaan opnieuw. Een paar weken was het rustig, omdat vele familie's nog niet terug waren van de vacantiereis. Maar nauw was het „seizoen" weer begonnen, of het fladderende leven nam weer een aanvang. Maar het ging wat best. En zij namen het haar Zeer kwalijk, dat zij zoo weerbarstig was. Het was al enkele malen tot heftige tooneelen gekomen. Mama was altijd overwinnares ge bleven. Zij had het hoofd gebogen en was steeds weer gedwee gevolgd. Doch als het niet anders kon, dan moest het maar hard tegen hard. Zij kón zoo niet langer leven. Aan het dansen kregen zij haar niet meer. Enkele malen had zij volstandig geweigerd. Mama was woedend geworden, maar op dat punt had zij haar wil doorgezet. Bah, den eenen dans met dezen fladderen en den anderen dans weer met dien. Zij werd er zoo wee van. En dan die flauwe aardig heden, die de danseurs haar toevoegden. Er was er niet één onder geweest, die ernstig was. Zeer complimenteus. Maar zij méénden er niets van. Straks vleiden ze weer een andere dan seuse. Nu hadden Mama en Annie weer den mond vol over de première van „Blanke Ballast". In een dagblad in de leeszaal, een blad, dat nog al eens critiseeren durfde, had zij gelezen, dat het een luchtig, vluchtig stuk was met passages, die 'n beschaafd ouderpaar toch eigenlijk zijn kinderen niet liet zien en hooren Maar Mama en Annie waren er vol over. Zij hadden er al zooveel van gehoord. Na tuurlijk moesten zij "er vanavond heen. Al was het alleen maar, omdat» de andere families er ook heengingen. Waarom had Mama zich an ders een speciale japon laten maken O, kon zij maar thuis blijven Maar daar was natuurlijk geen sprake van. Zij moest mee. Mama wilde dat. Zij geurde graag met haar knappe dochters, Lia wist het wel. Soms wilde zij, dat zij niet knap, maar aarts- leelijk was. Dan liet men haar vanzelf thuis. Want dan hóórde ze niet in het fladderende gezelschap, dat al den dag maar een leeg leven leidde. Maar ja, zij was nu eenmaal knap. Als zij in luchtig avondtoilet zich bewoog, dan werden door menig heer begeerige blikken op haar ge worpen. Zij had dan in de oogen wel eens uitdrukkingen gezien, waarvan zij geschrokken was en die haar het bloed naar de wangen deed stroomen. Eens had zij er met Annie over gepraat. Maar die had gelachen, dat zij schaterde. Gek heid was het van haar. Zij moest er zich niets van aantrekken. Vandaag keken de heeren naar de een, morgen weer naar de ander, 't Was wel leuk als je zoo de opmerkzaamheid trok. Maar natuurlijk houdt je ze op een afstand. Zij had maar niets meer gezegd. Maar in haar hart walgde zij er van. Was dat nu rein Lia huiverde, stond op en rakelde het vuur in den haard wat op. Het boek, waarin zij enkele bladzijden gelezen had, gleed van haar schoot op het dikke Smyrnatapijt. Dan mijmerde zij weer verder. Als Papa maar eens anders optrad. Hij liet maar met zich sollen, die goede, beste man. Mama en Annie waren hem volkomen de baas. Alles, wat zij decreteerden, gebeurde. Papa had alleen maar te betalen. Maar Lia was er van overtuigd Papa had zich tegenover haar wel eens in dien geest uitgelaten dat hij in zijn hart precies dacht als zij. Papa hield ook niet van het fladderleven. Het liefst werkte hij maar. Aan uitgaan en pret maken had hij gruwelijk het land. Als hij maar eenigszins kon, onttrok hij er zich aan. Maar dat gelukte niet steeds. Als Mama er op stond moest hij wel mee. Als Papa toch eens anders optrad. Dan zou aan dit leven van al maar uitgaan en flirten wel een einde komen. Maar dat gebeurde na tuurlijk niet. Papa had niets in te brengen. Hij had alleen ja en amen te zeggen. Lia vond het ver van mannelijk, hoe dolveel zij ook van Papa hield. (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1