Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. PUROL JIMING LTGEilSPLAAT boden eveld IN HOC SIGNO VINCES EIKER KUITERS No. 3444 ZATERDAG 23 JUNI 1928 43STE JAARGANG der komt ECHT 'buizen. enbank EERSTE BLAD, Op den Uitkijk. L Hoor hmJcrnèag ia alle artikelen. voor U bij. EY'S P.K. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te asenden aan de Uitgevers I IN SOORTEN, PARIA, PALMEN AZALIA'S IN |- VARENTJES, IEMENMAND- :REN, BESSEN, JIKROZEN enz. larnls EUNE, EN DIJK MMFLSDIJr dien aan leden jaars. Ze neemt 14 pCt. 's-jaars, Voorschotten aangevraagd leden van het id tot inbreng- .n gelden eiken QnO van 8-8 UUr ssierD.JOPPE CL 2956S' De Strijd tegen den Godsdienst. G 5-7 fTERD AM zoo goed als nieuw TELEN, van zeer INDERDEN PRIJS. a staat, open laadbak, IAAST U I 30279 verrassing. •ruikt het zijn werk rooken. j er toch denken kinderen jwgom m Een ge- den eet- svertering HI-15 M je/.c courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- BUITENLAND bi] vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. b| vooruitbetaling. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÊN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, BILLIJK TERUG ISCOURANT GENTEN uw benoodlgde in Hing. -AND,Tel. 1062 vervoer van land» varkens enz. is SSTRAAT lüIJK In zijn kostelijk boek „Ongeloof en Revolutie" zegt Groen van Prinsterer: „De leugen is gedwongen de waarheid te haten en te verbannen, dewijl exclu sief en onverdraagzaam tegen de leu gen te zijn, tot het karakter der waar heid behoort. Het bestaan der waar heid is een gestadige veroordeeling der dwaling de leugen moet elk overblijf sel der waarheid in den kring zijner haatdragendheid omvatten." En als Groen gewezen heeft op de uitspraak van Burke: „Wie den gods- jgnst niet bemint, haat hem," dan zegt verder „De haat tegen den gods dienst is het kenmerk van de revolutie, haar anti-christelijk karakter, geens zins wanneer zij tot buitensporigheid overslaat, dat is, haat eigen spoor ver laat integendeel, wanneer zij, geble ven in haar spoor, het doel van haar voortgaande ontwikkeling bereikt. Dit werk is aan de omwenteling eigen zij kan er zich niet van ontdoen. Het is vereenzelvigd met haar beginsel, omdat liet tot de uitdrukking en afspiegeling van haar wezen behoort. Het is het teeken van haar oorsprong, het ken merk van de hel." Op meesterlijke wijze heeft Groen aangetoond dat de oorsprong der Re volutie begint in de loochening van Gods gezag, want hiermede wordt de grond van alle gezag weggenomen. gfyti ho-e gematigd de Revolutie ook Vaon, het is een hellend vlak waarop geen stilstand mogelijk is tot de diep ste diepte: is bereikt. Het loopt uit op volledige vernieti ging der burgervrijheid, het recht der Overheid vervalt, de verscheidenheid der staatsvormen worden miskent, de volksvertegenwoordiging wordt een coricatuur, de familieband wordt ge slaakt en ten slotte de godsdienst wordt vernietigd. Ziedaar de opeenvolging der con sequenties. zooals Groen van Prinste rer haar on.s in de vorige eeuw heeft geteekend. De leuze „godsdienst is privaatzaak" in 't socialistisch kamp aangeheven, en tot vandaag gehandhaafd is een leugen, in volkomen s trijd met het wezen van het socialisme, dat een der vormen van de Revolutie, of zoo men wil, een der phases der Revolutie is. „Zouden wij betwijfelen", vraagt Groen, „of, ook op dit terrein vijand schap tusschen het zaad der vrouw en het zaad des duivels onvermijdelijk zij h in een echt revolutionairen staat, verdraagzaamheid jegens het levend Evangelie denkbaar Zal aan de arke Gods veroorloofd worden in verbrij- relde kracht tegenover Dagon te staan? Van de revolutionaire richting geldt dè diepste zin van den dichtregel„zijn goddeloosheid zou den God willen ver- nietigen, dien zij verlaten heeft." Al leen door zich tegen God te verzetten, alleen door zelf God te willen zijn, al leen door den wensch om, ware 't mo- «elijk God vernietigd te zien, blijkt men eïnma'al op den revolutionairen bo- fem eener stelselmatige goddeloosheid ieraakt, aan zijn eigen beginsel en aan zichzelven, naar de inblazing van den vader der leugenen gelijk." Het is alsof Groen bij zijn ontleding van het revolutionaire beginsel en bij rijn teekening van de consequenties die cr noodwendig uit voortvloeien, het vi sioen voor zich zag van het revolutio naire Rusland onzer dagen. In dat diep ongelukkig land wordt gerealiseerd wat Groen driekwart eeuw geleden voorspeld heeft. De burgervrijheid is daar volledig vernietigd, het recht der Overheid en de verscheidenheid der staatsvormen zijn er miskend, de volksvertegenwoor diging werd een carricatuur. De fami lieband werd er geslaakt ende godsdienst wordt er vernietigd. Men weet van den strijd tegen den godsdienst, welke in Rusland gevoerd wordt hier wel iets af. Zoo nu en dan lekt er wel iets van uit. Maar officieel is het volgende, dat dezer dagen bekend geworden is De sovjet-autoriteiten hebben een nieuw wetsontwerp gepubliceerd tot bestrijding van godsdienstige invloeden in het sovjet-gebied. De nieuwe wet verbiedt aan godsdienstige lichamen het houden van vergaderingen, het vormen van kringen of groepen, zoowel van kinderen als van vrouwen of voor zieken, ook naai- of zangvereenigingen of die ter beoe fening van litteraire studies, 'kortom eiken vorm van activiteit. Het verbiedt bovendien elke bibliotheek of leeszaal met een religieuze strekking. Geen vorm van godsdienst mag worden beoefend, in fabrieken, werkplaatsen of andere inrichtingen met uitzondering van hospitalen en gevangenissen, maar dan nog alleen in het geval, dat door stervenden of ernstige zieken of gewonden daarom wordt gevraagd. Priesters en andere bedienaren van religieu ze lichamen moeten zich laten inschrijven, maar het registratiekantoor is gemachtigd na men naar believen te schrappen. De maatregelen zijn te danken aan de com munistische jeugdliga en de anti-god-vereeni- ging die verklaarden dat het onmogelijk is met de godsdienstbestrijding vorderingen te maken wanneer niet de propaganda van de tegenstanders wordt beteugeld. Vooral schij nen ze veel last te hebben van leeszalen, daar die de bevolking van communistische clubs afhouden. De revolutie haat den godsdienst. Groen heeft het met nauwgezetheid voorspeld. Heeft Groen bij zijn voorlezingen over dit diep ernstig onderwerp spe ciaal Rusland op het oog gehad Geen denken aan. Groen zag op geen enkele natie. Hij zag op het beginsel. Het beginsel dat in zijn dagen reeds lang bestond en toepassing vond, zij het aanvankelijk in gematigden vorm. Scherp moet ons steeds voor den geest staan, dat hetgeen Groen met de revolutie bedoelt, niet ziet op een be paalde staatkundige omwenteling, maar ziet op de revolutie van den mensch te gen zijn God, Die hem geformeerd heeft. Daarom, het beginsel leefde al in den eersten gevallen mensch. Maar tot volle ontplooing kwam het in de achttiende en negentiende eeüw, toen het zich massaal openbaarde, en doorwerkte in het publieke leven van staat en maatschappij. Het begint met ontkenning der Gods openbaring en het eindigt met den strijd tegen den godsdienst. Daarom staan hier schuldig niet slechts het communisme en bolsjewis me, zij zijn slechts de consequenties, de gevolgen, maar hier staan schuldig al len die het Licht van Gods Woord wei geren te aanvaarden voor alle terreinen van het leven. Zij allen, zonder uitzondering staan op den revolutionairen bodem. Hier is verwantschap, verwantschap van den geest. En daarom, wie meenen mocht dat het socialisme niet zoo heel gevaarlijk is, bedenke wel wat Groen ons geleerd heeft en wat zich in Rusland openbaart. Nadruk verboden. Het is een kunst die slechts weinige menschen verstaan om de dingen in hun juiste verhoudin gen en ware grootte te zien. Dingen die ons eigen denken en geest bezig houden zien we over het algemeen te groot en hetgeen andere menschen bezig houdt schatten we te klein. Door dit euvel ontstaat het gebrek aan waar deering van elkander, het gebrek ook om zich eenigermate in te leven in de belangensfeer van onze naasten. Dit geldt van ons persoonlijk leven. Maar in niet mindere mate geldt dit ook van de levensrichtingen in ons gemeenschapsleven. Het is uitgesproken door iemand met groote levenswijsheid, bij de officieele installatie van den Christelijken Radio-omroep, dat deze nieuwe uitvinding ook hierom zeer verdienstelijk kan zijn omdat ze er toe kan bijdragen, iets van el kanders levensbeschouwing te leeren verstaan en dit zal tot gevolg hebben dat men elkander zal gaan waardeeren. Hierin zit een groote waarheid. Ons volk is in vakjes verdeeld. En het is maar weinigen gegeven over de hooge muren van zijn eigen vakje heen te zien naar hetgeen zijns naasten is. Vandaar, dat men zich veelszins een kari katuurbeeld is gaan vormen van de levensbe schouwing van andersdenkenden. Het beeld dat men zich voor den geest brengt van het geloof en het leven van andersdenkenden is meestal geen juist beeld, meestal een schijnbeeld, dat weinig met de werkelijkheid overeenkomt. Is dit al diep ongelukkig, waar het geldt de algemeene levensbeschouwing van anderen, in sterkere mate te betreuren is het waar het be treft de Godsdienstige overtuigingen. Immers door het niet juist zien van wat een ander belijdt, mist men de noodzakelijke voor waarden om die anderen tot eigen Godsdiensti ge overtuiging over te brengen. En dat moet toch de roeping ten aanzien van onze naasten zijn. De waarheid is niet pluriform. Vooral in zaken der godsdienst wordt hier veel gezondigd. De godsdienst, d.w.z. de dienst van God moet cosmopolitisch gezien worden. „Alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eenig geboren Zoon gegeven heeft op dat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verder- ve, maar het eeuwige leven hebbe." Dit moet het uitgangspunt van ons godsdien stig besef zijn en in dit licht moet het genade werk Gods gezien worden. Ik hoorde eens een zendeling die tientallen jaren in Oost-Indië het Evangelie verkondigd had zeggen, dat wanneer men onder de heide nen geleefd en hun het Evangelie gebracht heeft en daarop naar Holland terugkeert, met een ander oog de godsdienstige geschillen beziet dan wanneer men nooit buiten eigen dorp- of stadsgodsdienst geweest is. Men heeft dan leeren beseffen dat God, geen God van het dorpske A, of van het eiland B, of van het land C is, maar dat de aarde des Heeren is mitsgaders hare volheid. In dit licht bezien krimpt het gevoel van godsdienstige eigenwaarde Ik las eens een schets van een godsdienstoefe ning welke in een klein kerkske op een geiso- leerd plekske gehouden werd. De schrijver van deze schets had ook iets gevoeld van dat peuterige gedoe van menschen die meenen het monopolie van den weg der za ligheid in hun bezit te hebben. De godsdienstoefening bleef binnen de vier muren van die enge, beperkte ruimte. De pre diker zag niet verder dan het clubske in zijn kerkje, noch in zijn prediking, noch in zijn ge bed. Men kreeg den indruk alsof God zijn ge nadewerk alleen door den weg van dit kerkske deed gaan, alsof daarbuiten niet een geheele wereld lag waarmede God de Heere ook nog bemoeienisse nam. „Des Heeren tempel zijn deze Het is al een oude zonde, maar ze staat nog in haar vole kracht. Dat is een godsdienst van nemen", maar men geeft niets. Dezulken hebben de wereld niets te brengen. Een jeugdig theologisch student met benij denswaardige geestdrift bezield voor het ambt dat hem wacht, zei mij eens, toen we samen door een vlak landschap wandelden „wat welft de hemel zich hier ruim over de velden, wat is alles vlak en breed en groot, wat moeten de menschen die hier geboren zijn en leven en werken toch wel een diep besef hebben van de grootheid Gods en van eigen nietigheid, wat moet hun blik ruim zijn Het spreekwoord zegt, „zooals de bodem is, is het volk." Maar 't gaat niet altijd op. Althans in dit geval moest ik mijn enthou siasten vriend teleurstellen. Zooals het hier veelszins gaat, zoo gaat het ook met de politiek, zoo gaat het ook met de geschiedbeschouwing. Men ziet niet breed, niet op hoog plan en daardoor worden de verhoudingen onzuiver. Er zijn menschen die dweepen met den goe den ouden tijd en die in het tegenwoordige niets goeds ontdekken. Onze oude strijder de heer de Wilde heeft in zijn boek Om de vrijheid gewezen op den strijd tusschen Willem van Oranje en Datheen. In hoofdzaak was het denzelfden strijd (jie ons in onze dagen zoo bezighoudt. De A.R. politiek is die van de Vader des Vaderlands, De Datheen-politiek die van Ker sten en Lingbeek. De Datheen-menschen waren van goeden wil le evenals de Kerstenianen, maar ze zagen de verhoudingen niet, zooals de groote christen- staatsman Willem van Oranje die zag. En nu heeft men de heer De Wilde van overdrijving in zijn boek beschuldigd. Dat is onjuist, wie de geschiedenis kent weet beter. Juist dezer dagen las ik een der historische werken van Mevr. Bosboom-Toussaint, ik be doel haar Het kasteel Westhoven in Zeeland. Deze schrijfster was een geschiedkundige bij uitnemendheid. In dit boekvertelt ze van de Datheen-man nen en hun ijver tegen den Prins. Ze gingen zoover, dat ze hem van den kansel uitmaakten een verrader des lands te zijn, iemand die ons volk verkonkelde aan Frankrijk, dat hij niet zuiver was in de religie, dat hij niet achtte op de belangen der ware gereformeerde kerk, enz. Marnix en de Villiers (een uitnemend godge leerde die de beroemde apologie van den Prins opstelde) deelde in die verdenking. Op de stra ten van Antwerpen werd door het volk, door Datheen opgehitst, geroepen„zet ze in de kooi, die beiden Dus ten prooi aan bespot ting en beschimping, nauwelijks veilig tegen aanranding van zijn persoon, na zulke uitingen van den volkswoede verliet Oranje Antwerpen en trok naar Zeeland, De Villiers met zich voerende en Marnix achterlatende, die zich op offerde om onder deze hachelijke omstandighe den als burgemeester van Antwerpen op te treden. Mevr. Bosboom-Toussaint voert een uitge weken kerkeraadslid, thans in Zeeland spreken de in en laat hem zeggen „Ik heb te Gent, de dagen van Datheen en Hembyse beleefd, en behoort op fietstochten, voor verzachting en genezing bij doorzitten en zonnebrand steeds een doos of tube Doos 30-60 en 90 cl. Tube 80 cl. Bij Apoth. en Drogisten was lid van den kerkeraad. Die wolven in schaapsvacht durfden wel den Prins schelden een renegaat en atheïst te wezen, alleen omdat deze hunne eer- en partijzucht niet terwille wou zijn." Oranje stierf door de hand van een sluip moordenaar met een gebed voor zijn „arme volk" op de lippen. Datheen heeft in zijn ouderdom schuld bele den van zijn ijveren zonder verstand. De historie heeft recht gedaan. Maarde geschiedenis herhaalt zich zegt een Fransch spreekwoord. Datheen stierf, maar Datheen's politiek leef de in de twintigste eeuw lustig op. Ook hier zal de geschidenis recht doen. Maar wat intusschen bedierf en verloren ging kan niet meer hersteld worden. Het is de conclusie van De Wilde's studie dat door het ijveren van Datheen c.s. de re formatie in het Zuiden vernietigd werd en deze streek in Roomsche handen terugviel. Het gevaar is er dat ook nu de strijd van ons Anti-Rev. volk, dat de politiek van Willem van Oranje voert vernietigd wordt en nu ons geheele volk wordt overgegeven in handen van ongeloof en revolutie. En nu wil ik de menschen die met de Datheen ijver bezield zijn niet scherp veroordeelen. Hun ijver kan een goede intensie hebben. Maar ze zien de verhoudingen verkeerd. Ze moeten een oog krijgen voor de interna tionale geestesgesteldheid van onzen tijd. De strijd der geesten niet plaatselijk, niet provinciaal zelfs niet landelijk zien, maar be seffen dat de kerke Christi één strijd heeft op één groot front over de gansche wereld en dat dié strijd niet tegen Rome maar tegen het on geloof gaat. Wordt hiervoor hun oog geopend, dan zal er ook in die kringen waardeering komen voor geestverwanten. Met huivering hoort men het aan wat Datheen en zijn vrienden zeiden aangaande den Vader des Vaderlands. Prins Willem een verrader, hij een atheïst, een godloochenaar, hij een vijand der ware Ge reformeerde kerk. Geen enkel Gereformeerd - denkend mensch zou het nog durven zeggen, want we zien in hem een tweede Mozes door God geschonken, om ons volk uit de verdrukking van het Spaan- sche volk uit te leiden. Maar w ij staan nu achter de feiten 1 Hoe zal er over hem geoordeeld worden door onze nazaten, die dan weer achter de feiten staan, hen die in onze dagen de Datheen-politiek voeren en de A. R. partij niet minder fel be stoken Laat ons hier eens over nadenken UITKIJK. JESAJA 59 1, 2. „Ziet, de hand des Heeren is niet verkort, dat zij niet zou kunnen ver lossen; en Zijn oor is niet zwaar ge worden, dat het niet zou kunnen hooren. Maar uw ongerechtigheden maken een scheiding tusschen ulieden en tus schen uw God, en uw zonden ver bergen het aangezicht van ulieden, dat Hij niet hoort I. Een schrikkelijke beschuldiging wordt door Israël tegen God inge bracht, welke getuigt van een gansch verkeerde gemoedsgesteldheid. Het volk is in zware zonden verstrikt. De profeet laat ons zien, hoever het van zijn God is afgedwaald. Schaamteloos wordt de wet overtreden. Daarom is de Heere met de roede gekomen. Het volk heeft veel van de wereldmachten te lijden. Als het onderdrukt wordt en de nood op het hoogste is, dan roept het tot God, zuchtende om uitkomst. Maar de Heere schenkt geen hulp, Hij hoort het geroep niet; integendeel. Hij slaat het volk nog harder. En wat dan Valt Israël dan voor Hem te voet met belijdenis van schuld, zich bekeerende van zijn booze wegen Helaas, neen. Het klaagt God aan als de oorzaak van zijn ellende. Het murmureert; Zijn hand is verkort, dat zij niet kan verlossen; Zijn oor is zwaar geworden, dat het niet kan hooren. Met zulk een zondige taal beschul digt Israël zijn God van onvermogen en onbarmhartigheid. Hij kan en wil niet helpen. Zijn hand reikt niet zoo ver, dat ze Zijn volk kan beschermen tegen den vijand en Zijn oor is niet geneigd naar hun klachten te hooren. Wat is verschrikkelijker dan dat een nietig mensch zoo van den hoogen God durft spreken Dat is twisten met Hem, Hem tasten in Zijn eer. Israël staat daarin niet alleen. Zoo heeft de zondige mensch ten allen tijde gesproken. Hoe menigeen klaagt: God verhoort niet, bij Hem is geen hulp. Ach, ook Gods kinderen kunnen in dezen niet vrij uitgaan. Er gaat in hun hart zooveel om, waardoor zij God onteeren. Wat een zondige gedachten, waarmede zij tegen Hem opstaan. Als de weg zwaar is en de nood hoog gaat, wordt zoo vaak Zijn almacht in twijfel getrokken en Zijn liefde miskend. Dan is 't: de Heere heeft mij verlaten, Zijn oor is voor mijn roepen gesloten. Maar al te vaak wordt Hij van onrecht be schuldigd, zij 't niet met woorden, dan met gedachten. Soms is 't de vraag bij een mensch; waarmede heb ik zulk een lot verdiend ben ik niet godsdienstig, niet beter dan anderen, die met geen God rekenen en toch voorspoed heb ben waarom moet dan mij zulk een leed treffen En ook, als Gods kind ziet, hoe 't den wereldling goed gaat in het leven, kan het door zulke op standige gedachten worden aangeval len. Dan wordt wel eens geklaagd: 't is vergeefs God te dienen. Neen, zoo spreekt de christen niet in zijn beste oogenblikken, als hij op zijn plaats is, maar als het hart verre is van God, dan kunnen er in zijn hart gedachten opkomen, die 't beter is niet uit te spre ken en worden van zijn lippen klachten gehoord, die een aanklacht tegen God zijn. Nochtans had Israëls klacht geen reden van bestaan. Het zocht de oor zaak van zijn ellende bij God. Maar bij Hem kan nooit de oorzaak daarvan lig gen. Welk een voorrecht, dat zulks niet het geval is, want nu is er hulp en uitkomst voor ieder ellendige, die Hem in oprechtheid zoekt. De profeet wijst

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1