feuilleton
I
irictiten.
Zaterdag 16 Juni 1928.
No. 3442
Dit nummer Maal uit lm Bladen
"tweede blad.
Terug naar Huis
and aan den Maarten,
len heer A. C. BreesnJ
VAN DER SLUYS
:t Logement Akershoek
TNHocSKfNOWSES
f 4,25 tot
tot
tot
5,20 tot
tot
f
SCHAAKRUBRIEK.
Ü?B"B
MM
lp
H ll|
Het Parlementaire stelsel
VAAK IS UW LEVER DE OORZAAK
DAT U ZICH ZIEK VOELT.
CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN
CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN
's avonds 6 uur (Zomer.
sgewas, onder de Be'
Goedereede.
VAN DEN BERG.
verkooping van O0.
de Gemeente Sommels.
de erven van Mej. g
nsdag 26 Juni 1928 bii
uli 1928 bij afslag ,eg
uur ^zomertijd) in he(
Sommelsdijk.
aan de Voorstraat te
.1 aldaar bekend Sectie
rven aan den Zuidelij,
Sectie B nummer 1473
id aan den Molenlaao
Her 2755 groot 0.28.4Ó
land aan den Staves
e B nummer 727 groot
53 S. Roeden)
land nabij den Proost,
ummer 87 groot 2.20 70
locden)
en combinatiën,
fis VAN BUUREN.
Verkooping van een
Erf, aan den Duiven,
awe Tonge, op Dinsdag
en op Dinsdag 17 Juli
as des avonds 7 uur
el Witte aldaar, ten ver.
Sin den Hollander Hz.,
ris VAN BUUREN.
TE MIDDELHARNIS
ag 12 Juni 1928.
^veild de opbrengst van
te leveren wanneer ze
verkocht voor 26.
-dag 13 Juni 1928.
8.60 tot 11.60 per
1/ 5.60 tot 10.80 per
3.60 tot 6.60 per
2.tot 3.60 per
|tot 2.40 per 100 krop.
per 100 krop.
100 bos.
I.per 100 bos.
Ir 100 bos.
17.- per 100 K.G.
14.60 per 100 K.G.
22.80 per 100 pond.
15 tot 0.25 per pond.
pO tot 0.35 per pond.
per pond.
D.98 per pond.
)AM, 12 Juni 1928.
as Veilingslokaal, 5Ear<
tehouden Veiling, wer.
en besteed:
6.35
5,40
(tuks.
3AMSCHE VEILING
mrresnondentle deze Rubriek betreffende te zenden
Cor aan F. W. Nanning Middelharnis.
No. 60.
De sleutelzet van probleem no. 66 is 1. d6.
Deze zet geeft zwart de mogelijkheid om door
't verplaatsen van het paard op e4 aftrekschaak
te geven. Dit geeft aanleiding tot 5 „cross
checks" (ruime opvatting). Wellicht is dit een
record. Het themaspel is
Pf2. 2. Pe4. Zw. ontp. zw.
Pc3. 2. Tf3: interferentie.
1Pc5. 2. e4. Zw. pent zw. Dubbel
„pimnate" van het paard op c5 en van den
ióoper op f3. Deze beide zwarte stukken kun
nen den pion niet slaan.
jPd6. 2. Td5.
1Pg5. 2. Pb7.
De dreiging is 2. Pe4:f welke nog weerlegd
wordt door
1 Lc6. 2. Td5.
1 Pd7: 2. Dd7:
1Tbl. 2. Td5.
1Tb3. 2. Td5.
Trouwens 2. Td5 kan ook als dreiging be
schouwd worden.
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is nul). Voor de maan-
delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste
punten hebben (echter meer dan 20). Ook niet-
abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achter
een geen oplossing ingezonden, dan wordt men
geacht niet meer mee te doen.
Probleem voor den wedstrijd.
No. 68.
L. v. SZASZ - Boedapest.
Eerste Plaatsing.
Zwart (4).
w
s
FP'P*
te spelen. Ik deed het
lar daarom hoef je mij
Gelukkig, dat je me
[d vergeten ben.
't Haringvliet. Wel, ik
goed vooruit gaat en
op school. Je gaat zeker
it al knap hoor.
't Haringvliet. Je bent
leeren. Als je 't een-
wel gauw een fiets en
|en. Ik feliciteer je met
an 't Haringvliet. Ook
Ifiets komt er dan ook
pr eens een beurt krijgen
is zeker weinig nieuws
aan 't Haringvliet. Het
hé, voor een boeken-
e mij nieuwsgierig ge-
idere legger is. Ik zou
pt hebben. Vorig jaar
de borddoeken immers
1. Maar den volgenden
tellen, hoor.
ngen zijn
de schoenen.
:huld, schaaf, bel, stoel,
raadsels
reunis R. ite Ooltgens-
le letters den naam van
>orjaar tot ons komt.
a v i o.
Teunis R. te Ooltgerrö'
irheid, zoo ge wilt, dat
zullen wat ge zegt.
struiken en mos graven
un holen.
aan de Tiber, genaamd
it uit 9 letters en is de
die je nu veel ziet.
om mee te schrijven,
m van een bloem,
s graag mee.
eken.
en, met vermelding van
d en adres, tot Vrijdag
iden aan
TRUUS,
en Scheldebode",
SOMMELSDIJK»
Wit (10).
Wit: Kg8, Ld4 en g8, Ph6, p i. a7, b7, c7,
e7, f6 en f7.
Zwart: Kh8, D d8, Tel, Lel.
k Wit geeft mat in twee (2) zetten.
Oplossing inzenden vóór Donderdag 28 Juni.
Stand van den ladderwedsérijd na
probleem no. 66.
A. Verbrugge 35; G. Tiemens 28 (1); D.
Hofland 25 (1); W. Schipper 18 (1); W.
Nieuwland 15; D. Uitert 8 (6); „Amateur" 10;
C. Tiemens 6 (1); „Udi" 6 (1); J. Hoek 4;
G. v. Gelder 2; „Animo" 0 (5).
Oplossing Eindspel no. 44.
1. Ke3 (dreigt Kd2), La6 (op Lfl volgt
2. Tg5f, Kh7. 3. Tgl, Pd3. 4. Tfl: Pb2. 5.
T(4 en wint). 2. Ta5, Lb7 (op Pd3 volgt 3.
Ta6: Pb2: 4. Kd4 enz. en op 2Le2
volgt 3. Tg5f, Kf7. 4. Tgl, Pd3. 5. Ke2: Pb2:
6. Tg4 enz.) 3. Tb5, La6. 4. Tb6, Lfl. 5.
Tgöf, K onv. 6. Tgl en wint.
Eindspel no. 45.
E. Holm.
Wit; Kfl, Pb2, pi. a4, a6 en d4.
Zwart:Kg4, Le8, pi. b5, e4 en e6.
Wit speelt en wint.
Eindspel no. 46.
In een partij tusschen den bekenden matador
D. Bleykmans, die zwart had, en een Javaansch
schaker, Raden Soeratno, ontstond eens de
volgende stelling
Materieel staan de partijen gelijk, maar zwart
staat er positioneel beter voor. Hij was aan
de zet en speelde den listigen zet Kg7—f8 als
of hij) alleen maar den witten raadsheer tot
heengaan wilde dwingen. Wit beschouwde het
dan ook als zoodanig en ging met zijn raads
heer naar c6, waarna zwart mat in drie zetten
aankondigde. De afwikkeling der stelling blijve
den lezer overgelaten.
Partijen uit den wedstrijd A. C. S.—Utrecht.
Siciliaansche partij. Wit: dr. A.
G. O lland. Zwart: dr. M. Euwe. 1. e2
e4, c7—c5; 2. Pgl— f3, e7—e6; 3. d2—d4,
c5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Lfl—d3, Pb8
c6; 6. Lel— e3, d7—d5; 7. Pbl—d2, e6—e5!
8. Pd4Xc6, b7Xc6; 9. 0-0, Lf8-e7; 10. c2
c4, d5—d4; 11. Le3-g5, Pf6-d7; 12. Lg5
Xe7, Dd8Xe7; 13. f2—f4, e5Xf4; 14. Ddl-
g4, 0—0; 15. Tfixf4, Pd7e5; 16. Dg4-e2,
Ta8-b8; 17. Pd2—b3, c6-c5; 18. Tal— fl,
Lc8-e6; 19. h2-h3, Tb8-b4; 20. Tfl-cl,
De7-g5; 21. Tf4-fl, Le6Xh3; 22. Pb3Xc5,
Tf8—c8; 23. a2—a3. Tb4—b6; 24. b2—b4,
Tb6g6; 25. Tel— c2, Lh3Xg2; 26. Tfl-f5,
Dg5h6; 27. De2Xg2. (Er is niet beter);
27Dh6-e3f; 28. Tfl-f2, Tg6Xg2J; 29.
KglXg2, Pe5.Xd3; 30. Tf5-f3?, Pd3-elf.
Wit geeft op.
Hongaarsche partij. Wit: Jhr. A. E.
van Foreest. ZwartG. Kroone. 1. e2
e4, e7-e5; 2. Pgl-f3, Pb8—c6; 3. d2-d4,
e5Xd4; 4. Lfl-c4, Lf8~e7; 5. 0-0, d7—d6;
6. Pf3Xd4, Pg8f6; 7. Pbl—c3, 0-0; 8. Lc4
e2, Tf8—e8; 9. Tfl—el, h7-h6; 10. Lel— e3,
Le7-f8; 11. Pd4Xc6, b7Xc6; 12. Le2~f3,
Pf6-d7; 13. h2—b3, Pd7-e5; 14. Lf3-e2,
g7-g5; 15. f2—f4, g5Xf4; 16. Le3Xf4, Lf8
g7; 17. Lf4Xe5, Lg7Xe5; 18. Ddl—d2, Dd8
h4; 19. Dd2-e3. f7f5! 20. Tal~dl, d6-
d5; 21. De3—c5, f5Xe4; 22. Dc5Xc6, Lc8-e6;
23. Le2—g4, Le6Xc4; 24. Dc6—g6f, Kg8h8;
25. Dg6Xg4, Dh4Xg4; 26. h3Xg4; 27. Pc3-a4,
Ta8—d8; 28. Tel—e2, Te8—g8; 29. Pa4—c5,
Le5Xb2; 30. c2-c4, Lb2-a3; 31. Pc5—e6,
Td8-d6; 32. Te2—e3, La3-b4; 33. a2-a3,
Lb4a5; 34. Te3Xe4, Tg8-g6; 35. c4Xd5,
c6Xd5; 36. Te4-a4, La5-b6f; 37. Pe6—d4,
Tg6Xg4; 38. Kglfl? (Wat moet wit doen
om verlies af fe weren?) 38Td6—f6f; 39.
Pd4—f3? (Nu gaat Ta4 verloren, maar anders
ging toch minstens Pd4 verloren). 39...., Tg4
Xa4. Wit geeft op. (Tel.)
i.
Het parlementaire stelsel is in discrediet ge
raakt.
Men spreekt van „Parlementsverdrossenheit",
van beuheid van het Parlement.
Parlementair was eertijds synoniem met waar
digheid, deftigheid, nu zou men het een nadere
aanduiding kunnen noemen van het jargon uit
onze achterbuurten.
Het Parlement is van zijn eer beroofd.
Maar niet slechts is hem het kleed der waar
digheid ontrukt, zijn positie zelve is in het
diepst van haar wezen aangetast.
Men vertrouwt aan het Parlement de hoog
gewichtige taak, hem eenmaal op de schouders
gezet, niet meer toe, en daarom spreekt men
van het „bankroet" van het stelsel.
Het is niet tegen te spreken, dat er grond
is voor de klachten over en de scherpe kritiek
tegen het peil, waarop het parlement gedaald is.
Helaas is de „Poolsche Landdag" een inter
nationale ziekte geworden.
Maar men stelt de diagnose verkeerd, wan
neer men de ziekte inhaerent acht aan het
stelsel zelve.
Terecht wees de Leidsche hoogleeraar Buijs
er op, dat hier alles afhangt van „de zedelijke
en intellectueele eigenschappen der bevolking".
Wanneer de communiste, mejuffrouw Ruth
Visscher, haar intrede doet in den Duitschen
Rijksdag en haar eerste rede begint met den
aanhef: „Waarde clowns in dit circus komt
dit omlaag halen van het parlement niet voor
rekening van het stelsel zelve, maar ligt de
oorzaak in het gezonken peil van een volks
gedeelte, dat dergelijke ongure elementen af
vaardigt.
Daar komt nog iets bij.
Velen van de vereerders van het parlemen
taire stelsel, die eenmaal zoo hooge verwach
tingen er van koesterden, hebben het stelsel op
verkeerden grondslag geplaatst, hebben het stel
sel van verkeerde beginselen doortrokken.
Het zijn veelal de predikers der volkssou-
vereiniteit, die in het parlement het karakter
van volksvertegenwoordiging miskenden en nu
zij bij de puinhoopen hunner verwachtingen en
idealen zitten, keeren zij zich wrevelig van
het eenmaal hooggeroemde stelsel af, blind voor
het feit, dat de fout niet in het stelsel, maar
in de fictieve beginselen die zij beleden schuilt.
Voor hem die staat op het standpunt, door
prof. Fabius ingenomen in zijn proefschrift „De
leer der souvereiniteit", welk standpunt hij aan
het slot van zijn studiewerk aldus formuleert:
„De kroon, de staat, het staatsgezag, de volks
vertegenwoordiging, de maatschappij ziedaar
het wezen van den constitutioneelen monar
chalen regeeringsvorm, ziedaar het wezen ook
van den regeeringsvorm in Nederland", heeft
het parlementaire stelsel als zoodanig nog niets
van zijn voortreffelijke waarde verloren. Hij
blijft pleiten voor de erkenning van het Over
heidsgezag bij Godes gratie eenerzijds en voor
de vestiging van een waren volksinvloed door
de volksvertegenwoordiging anderzijds.
Bij 't licht der historie willen we zien, welke
waarde het zuiver werkende parlementaire stel
sel voor ons heeft.
Tacitus, de beroemde Romeinsche historicus
uit de eerste eeuw onzer jaartelling, merkt in
zijn boek over de Germaansche zeden op, dat
het schoone systeem van regeeren over het volk
in overeenstemming met het volk, zijn oorsprong
heeft in de wouden van het Germaansche volk.
werd en een Koning zou worden aangesteld,
geschiedde dat niet op autocratische wijze, maar
het bevel van Samuël ging uit, dat het volk
zich voor het aangezicht des Heeren stellen
zou, naar hunne stammen en naar hunne dui
zenden. (1 Sam. X).
Men zou kunnen zeggen, natuurlijk mutatis
mutandis, dat het beginsel van het parlementaire
stelsel reeds te vinden is bij het volk, dat nog
leefde in den dienst der schaduwen.
Jammer, dat de kerk der nieuwe bedeeling
dit schoone schriftuurlijke beginsel niet be
waard heeft. Het past niet in het Roomsch-Kath.
hierarchiesche systeem, in de leer van de twee
zwaarden, welke waren gelegd in de handen
van den Paus en waarvan hij er één afstond
aan de wereldlijke overheid. Eerst door de Re
formatie werd dit systeem in beginsel door
broken. Voordien heerschte het absolutisme,
waarvan de Fransche Koning Lodewijk XIV de
belichaming was. Het volk werd onmondig be
schouwd, het had te gehoorzamen onvoorwaar
delijk. Het werd een „Goddelijk recht" der
koningen beschouwd te heerschen en te ge
bieden naar eigen willekeur en welbehagen.
De Reformatie heeft in beginsel deze leer
geknakt. Nog niet zoo zeer het Lutheranisme
als wel het Calvinisme werd de waarborg der
volksvrijheden en der volksrechten. -
Het systeem, het kerkrechtelijk systeem, dat
Calvijn opbouwde, was in zijn wezen zuiver
democratisch en ook de stadsregeering in
Genève werd op democratische leest geschoeid.
Natuurlijk spruitte dit alles voort uit de dog
matiek van Calvijn. Hij drong tot het wezen
van ieder mensch door, en zag in hem weer
het oertype, als we het zoo zeggen mogen, van
den mensch, afschaduwing van Gods Beeld,
koning, profeet en leeraar, wel door de zonde
verduisterd en verborgen, maar door de eenige
offerande van den Zone' Gods toch weer in
beginsel hersteld. Hij stelde den mensch in
rechstreeksche verhouding tot zijn Schepper,
zonder tusschenkomst van eenig mensch of
kerkinstituut.
Natuurlijk moest dat ook de burgerlijke po
sitie van den mensch beïnvloeden en omzetten.
Het Roomsche systeem hield het echter voor
alsnog tegen.
En zoo zien we, dat in het bij uitstek
Roomsche land Frankrijk de reactie op andere
wijze kwam, n.l. de Fransche Revolutie, door
trokken van Deïstische en Atheïstische be
ginselen.
Wij komen hierop later terug.
Eén land in Europa is er echter geweest,
waar het absolutisme, de leer van het Droit
Divin, het Goddelijk recht der overheid, nooit
heeft kunnen wortelen, en altijd op tegenstand
Een trage lever veroorzaaktConstipatie en giftige
stoffen in het lichaam - Maagklachten - Slechte
spijsvertering - Hoofdpijn - Bleeke gelaatskleur -
Vatbaarheid voor koorts - Gal en andere kwalen.
zijn een zuiver plantaardig laxeermiddel en doea
de ingewanden pijnloos functioneeren, zonder on
aangename nawerking.
zijn klein en met een suikerlaagje bedekt, dus ge
makkelijk in te nemen. Zij zijn volgens dokters
recept samengesteld en kunnen door jong en oud
worden gebruikt. Eisch Carter's Little Liver Pills met bovenstaand handelsmerk. Verkrijgbaar bij
Apoth. en Drog. in roode kokertjes van 75 ct. en f 2.25. Import. Fa. B. Meindersma - Den Haao.
A°
NEEM ZE TERSTOND - MORGEN GEZOND.
Streckfuss, in zijn „Geschiedenis der wereld"
vertelt er ons van, dat zoodra de Germaansche
jongeling de wapenrusting dragen mocht, hij
vrij man was, en gerechtigd om aan de beraad
slagingen over de wetten van zijn land deel
te nemen. Onder de reusachtige eiken, den
aan de godheid gewijden boom, hadden de volks
vergaderingen plaats, die op echt Germaansche
wijze geconvoceerd werden, een pijl, die van
huis tot huis rondgedragen werd, was het tee-
ken waardoor de mannen bijeengeroepen wer
den.
Ook de Savornin Lohman wijst er op, dat
bij de Germaansche stammen het hoofd de
medewerking en toestemming des volks noodig
had. Hij voegt er echter' aan toe, dat onder
„het volk" geenszins alle inwoners begrepen
werden, maar alleen zij, die men nu de gegoeden
zou noemen, n.l. zij die grondbezit hadden,
de „vrijen".
De Germaan kende dus reeds een soort van
„census kiesrecht", in elk opzicht beter pas
send in het raam van dien tijd, dan de gelijk
soortige liberale uitvinding der negentiende
eeuw
Tacitus was een heiden en miste dus het
helder licht der bijzondere Godsopenbaring. Had
hij dezen zegen niet moeten derven, dan had
hij ongetwijfeld nog op veel oudere systemen,
die voor het Germaansche niet onderdeden,
kunnen wijzen.
Samenwerking van volk en overheid treft
men reeds aan bij het oude bondsvolk Israël.
En toen de zondige begeerte van Israël vervuld
der bevolking is afgestuit.
Engeland had het moederparlement, waarin
de bevolking steeds eenige vertegenwoordiging
vond.
Opmerkelijk, grootendeels afstammelingen van
het Germaansche ras, heeft het Engelsche volk
alle tijden door zijn voorliefde voor vrijheid
weten te bewaren.
Reeds in 1215 dwong dat volk den koning,
Jan Zonder Land, de Magna Charta af, een
soort Grondwet, waarin wij enkele rechten en
vrijheden des volks gewaarborgd vinden.
In een volgend artikel zullen we hierover iets
meer zeggen.
NIHILISTEN.
Zij, die wars van de sociale wetgeving zijn.
Een gevaar voor vervreemding van
onze Christelijke arbeiders.
Wanneer wij enkele beschouwingen ten beste
geven, dan behoeft niemand bevreesd te zijn,
dat we een soort menschen zullen teekenen,
welke in geen enkel opzicht van eenige leiding
of overheidsgezag iets willen weten.
Veeleer vestigen wij de aandacht op diegenen,
die op sociaal terrein van geen enkele over
heidsinmenging iets willen weten, en zeer ern
stig overtuigd zijn, dat de sociale wetgeving
tegen Gods Woord ingaat.
Het getal personen, welke zoodanig over deze
kwestie denken, is verre van gering in ons land.
Als wij juist zien, dan meenen wij zelf, dat
dat aantal in den laatsten tijd is toegenomen.
Arbeidswetgeving en sociale verzekering ach
ten zij uit den booze.
De bescherming der zwakken, de voorziening
in den nood van de ouden van dagen, willen
zij overlaten aan kerk en maatschappij.
Met al den ernst die in hen is dringen zij
er op aan, dat de Christenen in dezen hun roe
ping zullen betrachen, doch zij verklaren zich
met alle kracht tegen de dwingende macht van
de overheid op dit terrein.
Wij kunnen niet nalaten om op deze dingen
eens te wijzen en verklaren al direct, dat, hoe
wel wij eerbied hebben voor deze overtuiging,
er toch een groot gevaar in schuilt om zóó te
staan tegenover de maatschappelijke aangelegen
heden en men op deze wijze, hoewel anders
bedoeld, men naast vele anderen de arbeiders
van zich vervreemdt, en het Evangelie belem
mert in zijn voortgang.
Wanneer het inderdaad mogelijk ware, dat
het geheele maatschappelijke leven met al zijn
droeve nooden, door het Christendom bijna
even goed in het rechte spoor zou kunnen
worden geleid, dan bij het optreden der over
heid, wij zouden dan zeggen; deze menschen
hebben gelijk; maar dit zeggen wij nu niet.
En dit wel om meer dan één reden.
Ten eerste, omdat het Christendom door
middel van kerkelijke en liefdadige instellingen
niet bij machte is gebleken te zijn, om in de
maatschappelijke nooden te voorzien en voorts
zijn er door de vervormingen in het maatschap
pelijk leven, vooral door de mechanisatie van
den arbeid, er geheel nieuwe toestanden in het
leven geroepen, waarbij het gaat om de rechts
positie van de arbeiders, ook van de werk
gevers, zoodat de overheid als Gods dienaresse
geroepen is om ter handhaving van het recht,
zich met het maatschappelijk leven te bemoeien.
Wat de leniging van de maatschappelijke
nooden betreft, ook deze houden inderdaad
verband met de beoefening van het recht, waar
toe de overheid als dienaresse Gods geroepen is.
Wat verstaan wij onder sociale nooden
Dit, dat degenen die onbemiddeld zijn, maar
des te meer tot het werkend en produceerend
element behooren, het ontbreekt aan voldoende
verzorging.
Er zijn tijden geweest, dat deze nood ont
zettend was.
Ongelimiteerde werkdagen, onhygiënische
toestanden in de fabrieken en ook in de wo
ningen met haar krotruimten, terwijl lage loonen
een behoorlijke voeding niet toeliet.
Wij erkennen, wij zijn in dat opzicht voor
uitgegaan. Maar toch zijn wij nog niet waar
we wezen moeten. Alleen vragen wij hoe of
de toestanden geweest zouden zijn, indien de
overheid hier niet ingegrepen had. Indien de
menschen-maatschappij de roeping niet verstaat
om door onderling hulpbetoon, of eerbiediging
van anderer rechten, goede verhoudingen te
scheppen, dan is de overheid, als Gods die
naresse, geroepen tot ingrijpen.
Men kan allerlei zware betoogen opzetten
over de plichten van de rijken tegenover de
armen en over de roeping van het Christendom,
maar wanneer daaraan niet wordt voldaan, dan
moet de overheid in het belang van de volks
kracht reeds ingrijpen, om nog maar niet te
spreken van haar Goddelijke roeping in dezen.
Ook kan daarvan nog een opvoedende kracht
uitgaan voor de maatschappij zelf.
Bovendien blijft er daarbuiten nog zooveel
over, dat geholpen en gesteund moet worden,
dat zelfs de Kerk niet eens deze taak naar
behooren kan vervullen, zelfs al betreft het
alleen degenen, die tot haar behooren.
Bovendien kan de overheid op dit terrein
een taak volbrengen, waartoe de maatschappij
niet bij machte is.
Door het daarstellen van wetten kan b.v.
de overheid de onderdanen prikkelen tot zelf
hulp en tot wederzijdsche hulp.
Hierbij denken wij aan onze sociale verzeke
ringswetten. Met alle gebreken, die daar nog
aankleven, brengen die de onderdanen toch
op den weg van sociale voorzorg en worden
deze gedrongen tot daden, welke de zichtbare
teekenen zijn, dat de e e n e mensch den a n-
d e r e noodig heeft en dat de e e n e tegen
over den andere groote verplichtingen heeft.
Dit laat de overheid zien door hare voor
schriften in dezen.
Waar dus de maatschappij in onderlinge
plichtsbetrachting tekort komt, daar is het de
overheid, die door haar maatregelen dat tekort
heeft weg te werken.
Het komt ons voor, dat, wanneer de over
heid anders doet, ze dan in haar taak als die
naresse Gods tekort schiet.
De overheid heeft hier opvoedend te werken.
De Mozaïsche wetten spreken daar ook
reeds van.
Daar is echter meer.
Doordat het leven in alle opzichten schier
georganiseerd is, gaat het vaak om de rechts
positie van de ééne groep tegenover de andere.
De nieuwe maatschappelijke verhoudingen,
daardoor ontstaan, vorderen ook nieuwe rechts
vormen.
Wij denken hierbij aan de arbeidsovereen
komsten. Daardoor naderen patroon en arbeider
elkaar. Het zijn de vruchten van het georgani
seerd overleg. Deze arbeidsovereenkomsten
kunnen niet zóó maar aan de maatschappij
overgelaten worden, met de gedachte, als ze
door
W. ESTLANDT.
27)
..Hij ligt op mijn zaal. Ik geloof, dat u veel
goed kunt doen door hem even te bezoeken.
Maar je wilt er wel aan denken, dat hij doodelijk
zwak is. Maak het dus kort. Ik zal wel zoo
M ^eZe zaa' blijven."
Marie vroeg niet meer. Ze had een taak
voelde ze terstond. Duidelijk zag ze die en ze
bad den Heere, dat ze die taak goed mocht
Vetu ten' Gesterkt in haar God ging ze.
Maar toen ze bij het ziekbed kwam van Jo,
knikten haar knieën en was het of een kogel
tó haar keel kwam.
Wat was Jo veranderd. Welk een lijden
ende z'ch af op zijn gelaat. Wat zag hij
Cr nv.reeselijk slecht uit
Maar
er was thans geen tijd zich daaraan
^Ze'"-?6-611' 'lac' ^aar noo(^'9
greep zijn hand en drukte die zacht.
t - >- uaiiu en aruKie aie zacni.
r aan en die blik vertolkte een
9 ige smart en angst, 't was een blik, dien
Mane nimmer zou vergeten.
„Marie lispelde hij.
ag ze' ze zacht en streek een haarlok
van zijn voorhoofd naar achteren.
aar hart schreide, maar ze bleef kalm.
er9eef me alles, Marie?" fluisterde hij
kwamen de tranen "over zijn wangen
ien op zijn hoofdkussen, hij snikte als een
kind.
„Alles is goed, Jo", zei ze en weer drukte
ze zijn hand, „maar wees nu kalm, maak je
niet druk".
,,'t Is hier zoo benauwd en donker", zei hij
en wees op zijn hart.
Ze boog zich over hem heen en sprak „Ik
heb je lief, Jo, onuitsprekelijk lief, maar de
Heere bemint je nog veel meer, ga tot Hem,
Jo en Hij zal je aannemen".
,,'k Kan niet, 'k durf niet, Marie, o 't is
zoo donker".
„De Heiland zegt: „Voorwaar, voorwaar, zeg
ik u, al wat gij den Vader zult bidden in mijnen
Naam, dat zal Hij u geven. Tot nog toe hebt
gij niets gebeden in mijnen Naam; bidt en gij
zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld
zij". Kun je bidden, Jo
„Doe jij 't voor mij, Marie", fluisterde hij
en zag haar zoo hulpbehoevend aan, dat een
innig gevoel van medelijden haar hart door
stroomde.
„Ik zal voor je bidden, Jo, maar bid zelf
ook. De Heere zal je hooren, Hij heeft zich
gebonden aan Zijn beloften. Zijn Woord is er
vol van, Jo
Hij knikte.
Toen zei Marie: „Wees nu verder stil, Jo
en» houd je kalm en rustig, 'k Moet nu weg,
maar 'k zal spoedig terug komen. Dag Jo".
Bij het tochtscherm wenkte ze nog eenmaal
en ging toen snel heen.
In haar kamertje worstelde Marie dien avond
en nacht met God en ze sliep niet.
Nogmaals oordeelde de dokter het noodig
een operatie te doen en ditmaal bracht deze een
wending ten gunste van den patiënt.
Jo kon weer ongehinderd ademhalen.
Na een week vroeg Jo de zuster of zij zuster
Marie nog eens wilde roepen en bereidwillig
voldeed ze hier aan.
„Marie, wil je me eens wat voorlezen uit
den Bijbel vroeg hij, toen ze bij zijn bed
zat.
Groote blijdschap lichtte in haar oogen: „Wat
wil je wat ik lezen zal
„Kies zelf maar, Marie", antwoordde hij.
Ze nam een hoofdstuk uit den profeet Jesaja:
„Want de Heere heeft u geroepen als een
verlatene vrouw en bedroefde van geest; noch
tans zijt gij de huisvrouw der jeugd, hoewel
gij versmaad zijt geweest, zegt uw God.
„Voor een kleinen oogenblik heb Ik u ver
laten, maar met groote ontferming zal Ik u
vergaderen.
„In een kleinen toorn heb Ik mijn aangezicht
van u een oogenblik verborgen, maar met
eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ont
fermen, zegt de Heere uw Verlosser
„Want bergen zullen wijken en de heuvelen
wankelen, maar Mijne goedertierenheid zal van
u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal
niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer.
„Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene,
ongetrooste, zie Ik zal uwe steenen gansch sier
lijk leggen en Ik zal u op saffieren grondvesten,
al uw glasvensteren zal Ik kristallijnen maken en
uwe poorten van robijnsteenen en uw gansche
landpale van aangename steenen".
„Marie ik geloofriep hij uit en wees naar
den Bijbel.
„Laat nu spoedig vader komen, Marie", liet
hij er direct op volgen.
Marie knikte. Ze kon bijna niet spreken. In
haar hart dankte ze God voor zijn groote ont
ferming en weldaden. Haar gebeden waren niet
onverhoord gebleven, haar vertrouwen was
niet beschaamd. Haar ziel juichte van dank
baarheid.
,,'k Heb je vader al dadelijk geschreven, toen
ik wist, dat je hier lag", ze ze. „Toen je voor
de tweede maal geopereerd werd, was hij juist
hier, maar hij kon niet blijven tot je weer je
bewustzijn had, want je moeder is ook ziek,
zei hij. Maar hij zou spoedig terug komen".
„Is ze ernstig ziek, Marie vroeg Jo haastig
en ongerust.
„Neen Jo, dat niet, maar je vader kan nu
natuurlijk niet lang wegblijven. Maar ik zal hem
vanavond alles schrijven".
„En ook vragen of hij spoedig komt
„Ja, Jo", stelde ze hem gerust.
Toen ging ze weg.
't Was niet noodig geweest, Henkema te
verzoeken over te komen.
Den volgenden dag was hij weer in Rot
terdam.
Jo zag hem de zaal binnen komen.
Toen zijn vader bij hem kwam, zei hij:
„Vader, ik heb den Heere gevonden. Hij is
zoo goed voor mij. 'k Heb vergeving van al
mijn zonden. Vergeef u mij nu ook, vader. Ik
heb u en moeder zoo vreeselijk bedroefd".
Henkema knikte en zei: „Jongen, de Heere
heeft het welgemaaktEn aan het bed van
zijn zoon dankte hij den Heere voor Zijn wel
daden.
't Was een schoone zomeravond.
Een zachte zoele zomerkoelte ruischte ryth-
misch door de toppen der breede beukeboomen.
Het kwinkeleerend vogelenheir jubelde zijn lied
op de forsche takken.
Jo en Marie zaten stil op een bank in het
Velderbosch.
Hun beider handen rustten in elkander en
zwijgend staarden zij naar Vlechterwolde, dat
als een scherpe silhouet afstak tegen de lich
tende westerkimme. Vlak boven hun hoofd
zong een merel en dat maakte Jo indachtig.
„Hier was het, mijn Ria, dat ik voor het
eerst mijn
„Stil Jo", viel ze hem in de rede, „dat is
voorbij. God heeft het wel gemaakt. Zijn Naam
zij geloofd".
„Zijn Naam zij geloofd", herhaalde Jo.
Toen stond Marie op.
„Laten we nu naar Henkema-State gaan.
't Wordt te kil voor je en 't is nu tijd ook",
zei ze.
,,'t Is goed", antwoordde Jo.
Onder het zware looverdak van de donkere
laan liepen ze, toen moeder Henkema haar
kinderen zag aankomen. Met een van blijdschap
stralend gelaat liep ze hun tegemoet.
„Komt, kinderen, vader is al binnen, hij
wacht jullie", zei ze.
Jo gaf zijn moeder een arm en zoo in-ge-
lukkig en met een dankbaar harte kwam ze
met haar kinderen aan.
In zijn rieten leunstoel zat Henkema, ver
grijsd.
Maar een glans van blijdschap verjongde zijn
gerimpeld gelaat, toen hij zijn zoon zóó zag
binnenkomen.
Dien avond was er feest op Henkema-State.
Vader en zoon, zij roemden de liefde Gods,
Die Zijn afgedwaalde kinderen terugbrengt naar
het Vaderhuis
EINDE.
v;:i
t 1
F;
F
'I