feuilleton I irictiten. Zaterdag 16 Juni 1928. No. 3442 Dit nummer Maal uit lm Bladen "tweede blad. Terug naar Huis and aan den Maarten, len heer A. C. BreesnJ VAN DER SLUYS :t Logement Akershoek TNHocSKfNOWSES f 4,25 tot tot tot 5,20 tot tot f SCHAAKRUBRIEK. Ü?B"B MM lp H ll| Het Parlementaire stelsel VAAK IS UW LEVER DE OORZAAK DAT U ZICH ZIEK VOELT. CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN CARTER'S KLEINE LEVER PILLEN 's avonds 6 uur (Zomer. sgewas, onder de Be' Goedereede. VAN DEN BERG. verkooping van O0. de Gemeente Sommels. de erven van Mej. g nsdag 26 Juni 1928 bii uli 1928 bij afslag ,eg uur ^zomertijd) in he( Sommelsdijk. aan de Voorstraat te .1 aldaar bekend Sectie rven aan den Zuidelij, Sectie B nummer 1473 id aan den Molenlaao Her 2755 groot 0.28.4Ó land aan den Staves e B nummer 727 groot 53 S. Roeden) land nabij den Proost, ummer 87 groot 2.20 70 locden) en combinatiën, fis VAN BUUREN. Verkooping van een Erf, aan den Duiven, awe Tonge, op Dinsdag en op Dinsdag 17 Juli as des avonds 7 uur el Witte aldaar, ten ver. Sin den Hollander Hz., ris VAN BUUREN. TE MIDDELHARNIS ag 12 Juni 1928. ^veild de opbrengst van te leveren wanneer ze verkocht voor 26. -dag 13 Juni 1928. 8.60 tot 11.60 per 1/ 5.60 tot 10.80 per 3.60 tot 6.60 per 2.tot 3.60 per |tot 2.40 per 100 krop. per 100 krop. 100 bos. I.per 100 bos. Ir 100 bos. 17.- per 100 K.G. 14.60 per 100 K.G. 22.80 per 100 pond. 15 tot 0.25 per pond. pO tot 0.35 per pond. per pond. D.98 per pond. )AM, 12 Juni 1928. as Veilingslokaal, 5Ear< tehouden Veiling, wer. en besteed: 6.35 5,40 (tuks. 3AMSCHE VEILING mrresnondentle deze Rubriek betreffende te zenden Cor aan F. W. Nanning Middelharnis. No. 60. De sleutelzet van probleem no. 66 is 1. d6. Deze zet geeft zwart de mogelijkheid om door 't verplaatsen van het paard op e4 aftrekschaak te geven. Dit geeft aanleiding tot 5 „cross checks" (ruime opvatting). Wellicht is dit een record. Het themaspel is Pf2. 2. Pe4. Zw. ontp. zw. Pc3. 2. Tf3: interferentie. 1Pc5. 2. e4. Zw. pent zw. Dubbel „pimnate" van het paard op c5 en van den ióoper op f3. Deze beide zwarte stukken kun nen den pion niet slaan. jPd6. 2. Td5. 1Pg5. 2. Pb7. De dreiging is 2. Pe4:f welke nog weerlegd wordt door 1 Lc6. 2. Td5. 1 Pd7: 2. Dd7: 1Tbl. 2. Td5. 1Tb3. 2. Td5. Trouwens 2. Td5 kan ook als dreiging be schouwd worden. Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul). Voor de maan- delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste punten hebben (echter meer dan 20). Ook niet- abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achter een geen oplossing ingezonden, dan wordt men geacht niet meer mee te doen. Probleem voor den wedstrijd. No. 68. L. v. SZASZ - Boedapest. Eerste Plaatsing. Zwart (4). w s FP'P* te spelen. Ik deed het lar daarom hoef je mij Gelukkig, dat je me [d vergeten ben. 't Haringvliet. Wel, ik goed vooruit gaat en op school. Je gaat zeker it al knap hoor. 't Haringvliet. Je bent leeren. Als je 't een- wel gauw een fiets en |en. Ik feliciteer je met an 't Haringvliet. Ook Ifiets komt er dan ook pr eens een beurt krijgen is zeker weinig nieuws aan 't Haringvliet. Het hé, voor een boeken- e mij nieuwsgierig ge- idere legger is. Ik zou pt hebben. Vorig jaar de borddoeken immers 1. Maar den volgenden tellen, hoor. ngen zijn de schoenen. :huld, schaaf, bel, stoel, raadsels reunis R. ite Ooltgens- le letters den naam van >orjaar tot ons komt. a v i o. Teunis R. te Ooltgerrö' irheid, zoo ge wilt, dat zullen wat ge zegt. struiken en mos graven un holen. aan de Tiber, genaamd it uit 9 letters en is de die je nu veel ziet. om mee te schrijven, m van een bloem, s graag mee. eken. en, met vermelding van d en adres, tot Vrijdag iden aan TRUUS, en Scheldebode", SOMMELSDIJK» Wit (10). Wit: Kg8, Ld4 en g8, Ph6, p i. a7, b7, c7, e7, f6 en f7. Zwart: Kh8, D d8, Tel, Lel. k Wit geeft mat in twee (2) zetten. Oplossing inzenden vóór Donderdag 28 Juni. Stand van den ladderwedsérijd na probleem no. 66. A. Verbrugge 35; G. Tiemens 28 (1); D. Hofland 25 (1); W. Schipper 18 (1); W. Nieuwland 15; D. Uitert 8 (6); „Amateur" 10; C. Tiemens 6 (1); „Udi" 6 (1); J. Hoek 4; G. v. Gelder 2; „Animo" 0 (5). Oplossing Eindspel no. 44. 1. Ke3 (dreigt Kd2), La6 (op Lfl volgt 2. Tg5f, Kh7. 3. Tgl, Pd3. 4. Tfl: Pb2. 5. T(4 en wint). 2. Ta5, Lb7 (op Pd3 volgt 3. Ta6: Pb2: 4. Kd4 enz. en op 2Le2 volgt 3. Tg5f, Kf7. 4. Tgl, Pd3. 5. Ke2: Pb2: 6. Tg4 enz.) 3. Tb5, La6. 4. Tb6, Lfl. 5. Tgöf, K onv. 6. Tgl en wint. Eindspel no. 45. E. Holm. Wit; Kfl, Pb2, pi. a4, a6 en d4. Zwart:Kg4, Le8, pi. b5, e4 en e6. Wit speelt en wint. Eindspel no. 46. In een partij tusschen den bekenden matador D. Bleykmans, die zwart had, en een Javaansch schaker, Raden Soeratno, ontstond eens de volgende stelling Materieel staan de partijen gelijk, maar zwart staat er positioneel beter voor. Hij was aan de zet en speelde den listigen zet Kg7—f8 als of hij) alleen maar den witten raadsheer tot heengaan wilde dwingen. Wit beschouwde het dan ook als zoodanig en ging met zijn raads heer naar c6, waarna zwart mat in drie zetten aankondigde. De afwikkeling der stelling blijve den lezer overgelaten. Partijen uit den wedstrijd A. C. S.—Utrecht. Siciliaansche partij. Wit: dr. A. G. O lland. Zwart: dr. M. Euwe. 1. e2 e4, c7—c5; 2. Pgl— f3, e7—e6; 3. d2—d4, c5Xd4; 4. Pf3Xd4, Pg8—f6; 5. Lfl—d3, Pb8 c6; 6. Lel— e3, d7—d5; 7. Pbl—d2, e6—e5! 8. Pd4Xc6, b7Xc6; 9. 0-0, Lf8-e7; 10. c2 c4, d5—d4; 11. Le3-g5, Pf6-d7; 12. Lg5 Xe7, Dd8Xe7; 13. f2—f4, e5Xf4; 14. Ddl- g4, 0—0; 15. Tfixf4, Pd7e5; 16. Dg4-e2, Ta8-b8; 17. Pd2—b3, c6-c5; 18. Tal— fl, Lc8-e6; 19. h2-h3, Tb8-b4; 20. Tfl-cl, De7-g5; 21. Tf4-fl, Le6Xh3; 22. Pb3Xc5, Tf8—c8; 23. a2—a3. Tb4—b6; 24. b2—b4, Tb6g6; 25. Tel— c2, Lh3Xg2; 26. Tfl-f5, Dg5h6; 27. De2Xg2. (Er is niet beter); 27Dh6-e3f; 28. Tfl-f2, Tg6Xg2J; 29. KglXg2, Pe5.Xd3; 30. Tf5-f3?, Pd3-elf. Wit geeft op. Hongaarsche partij. Wit: Jhr. A. E. van Foreest. ZwartG. Kroone. 1. e2 e4, e7-e5; 2. Pgl-f3, Pb8—c6; 3. d2-d4, e5Xd4; 4. Lfl-c4, Lf8~e7; 5. 0-0, d7—d6; 6. Pf3Xd4, Pg8f6; 7. Pbl—c3, 0-0; 8. Lc4 e2, Tf8—e8; 9. Tfl—el, h7-h6; 10. Lel— e3, Le7-f8; 11. Pd4Xc6, b7Xc6; 12. Le2~f3, Pf6-d7; 13. h2—b3, Pd7-e5; 14. Lf3-e2, g7-g5; 15. f2—f4, g5Xf4; 16. Le3Xf4, Lf8 g7; 17. Lf4Xe5, Lg7Xe5; 18. Ddl—d2, Dd8 h4; 19. Dd2-e3. f7f5! 20. Tal~dl, d6- d5; 21. De3—c5, f5Xe4; 22. Dc5Xc6, Lc8-e6; 23. Le2—g4, Le6Xc4; 24. Dc6—g6f, Kg8h8; 25. Dg6Xg4, Dh4Xg4; 26. h3Xg4; 27. Pc3-a4, Ta8—d8; 28. Tel—e2, Te8—g8; 29. Pa4—c5, Le5Xb2; 30. c2-c4, Lb2-a3; 31. Pc5—e6, Td8-d6; 32. Te2—e3, La3-b4; 33. a2-a3, Lb4a5; 34. Te3Xe4, Tg8-g6; 35. c4Xd5, c6Xd5; 36. Te4-a4, La5-b6f; 37. Pe6—d4, Tg6Xg4; 38. Kglfl? (Wat moet wit doen om verlies af fe weren?) 38Td6—f6f; 39. Pd4—f3? (Nu gaat Ta4 verloren, maar anders ging toch minstens Pd4 verloren). 39...., Tg4 Xa4. Wit geeft op. (Tel.) i. Het parlementaire stelsel is in discrediet ge raakt. Men spreekt van „Parlementsverdrossenheit", van beuheid van het Parlement. Parlementair was eertijds synoniem met waar digheid, deftigheid, nu zou men het een nadere aanduiding kunnen noemen van het jargon uit onze achterbuurten. Het Parlement is van zijn eer beroofd. Maar niet slechts is hem het kleed der waar digheid ontrukt, zijn positie zelve is in het diepst van haar wezen aangetast. Men vertrouwt aan het Parlement de hoog gewichtige taak, hem eenmaal op de schouders gezet, niet meer toe, en daarom spreekt men van het „bankroet" van het stelsel. Het is niet tegen te spreken, dat er grond is voor de klachten over en de scherpe kritiek tegen het peil, waarop het parlement gedaald is. Helaas is de „Poolsche Landdag" een inter nationale ziekte geworden. Maar men stelt de diagnose verkeerd, wan neer men de ziekte inhaerent acht aan het stelsel zelve. Terecht wees de Leidsche hoogleeraar Buijs er op, dat hier alles afhangt van „de zedelijke en intellectueele eigenschappen der bevolking". Wanneer de communiste, mejuffrouw Ruth Visscher, haar intrede doet in den Duitschen Rijksdag en haar eerste rede begint met den aanhef: „Waarde clowns in dit circus komt dit omlaag halen van het parlement niet voor rekening van het stelsel zelve, maar ligt de oorzaak in het gezonken peil van een volks gedeelte, dat dergelijke ongure elementen af vaardigt. Daar komt nog iets bij. Velen van de vereerders van het parlemen taire stelsel, die eenmaal zoo hooge verwach tingen er van koesterden, hebben het stelsel op verkeerden grondslag geplaatst, hebben het stel sel van verkeerde beginselen doortrokken. Het zijn veelal de predikers der volkssou- vereiniteit, die in het parlement het karakter van volksvertegenwoordiging miskenden en nu zij bij de puinhoopen hunner verwachtingen en idealen zitten, keeren zij zich wrevelig van het eenmaal hooggeroemde stelsel af, blind voor het feit, dat de fout niet in het stelsel, maar in de fictieve beginselen die zij beleden schuilt. Voor hem die staat op het standpunt, door prof. Fabius ingenomen in zijn proefschrift „De leer der souvereiniteit", welk standpunt hij aan het slot van zijn studiewerk aldus formuleert: „De kroon, de staat, het staatsgezag, de volks vertegenwoordiging, de maatschappij ziedaar het wezen van den constitutioneelen monar chalen regeeringsvorm, ziedaar het wezen ook van den regeeringsvorm in Nederland", heeft het parlementaire stelsel als zoodanig nog niets van zijn voortreffelijke waarde verloren. Hij blijft pleiten voor de erkenning van het Over heidsgezag bij Godes gratie eenerzijds en voor de vestiging van een waren volksinvloed door de volksvertegenwoordiging anderzijds. Bij 't licht der historie willen we zien, welke waarde het zuiver werkende parlementaire stel sel voor ons heeft. Tacitus, de beroemde Romeinsche historicus uit de eerste eeuw onzer jaartelling, merkt in zijn boek over de Germaansche zeden op, dat het schoone systeem van regeeren over het volk in overeenstemming met het volk, zijn oorsprong heeft in de wouden van het Germaansche volk. werd en een Koning zou worden aangesteld, geschiedde dat niet op autocratische wijze, maar het bevel van Samuël ging uit, dat het volk zich voor het aangezicht des Heeren stellen zou, naar hunne stammen en naar hunne dui zenden. (1 Sam. X). Men zou kunnen zeggen, natuurlijk mutatis mutandis, dat het beginsel van het parlementaire stelsel reeds te vinden is bij het volk, dat nog leefde in den dienst der schaduwen. Jammer, dat de kerk der nieuwe bedeeling dit schoone schriftuurlijke beginsel niet be waard heeft. Het past niet in het Roomsch-Kath. hierarchiesche systeem, in de leer van de twee zwaarden, welke waren gelegd in de handen van den Paus en waarvan hij er één afstond aan de wereldlijke overheid. Eerst door de Re formatie werd dit systeem in beginsel door broken. Voordien heerschte het absolutisme, waarvan de Fransche Koning Lodewijk XIV de belichaming was. Het volk werd onmondig be schouwd, het had te gehoorzamen onvoorwaar delijk. Het werd een „Goddelijk recht" der koningen beschouwd te heerschen en te ge bieden naar eigen willekeur en welbehagen. De Reformatie heeft in beginsel deze leer geknakt. Nog niet zoo zeer het Lutheranisme als wel het Calvinisme werd de waarborg der volksvrijheden en der volksrechten. - Het systeem, het kerkrechtelijk systeem, dat Calvijn opbouwde, was in zijn wezen zuiver democratisch en ook de stadsregeering in Genève werd op democratische leest geschoeid. Natuurlijk spruitte dit alles voort uit de dog matiek van Calvijn. Hij drong tot het wezen van ieder mensch door, en zag in hem weer het oertype, als we het zoo zeggen mogen, van den mensch, afschaduwing van Gods Beeld, koning, profeet en leeraar, wel door de zonde verduisterd en verborgen, maar door de eenige offerande van den Zone' Gods toch weer in beginsel hersteld. Hij stelde den mensch in rechstreeksche verhouding tot zijn Schepper, zonder tusschenkomst van eenig mensch of kerkinstituut. Natuurlijk moest dat ook de burgerlijke po sitie van den mensch beïnvloeden en omzetten. Het Roomsche systeem hield het echter voor alsnog tegen. En zoo zien we, dat in het bij uitstek Roomsche land Frankrijk de reactie op andere wijze kwam, n.l. de Fransche Revolutie, door trokken van Deïstische en Atheïstische be ginselen. Wij komen hierop later terug. Eén land in Europa is er echter geweest, waar het absolutisme, de leer van het Droit Divin, het Goddelijk recht der overheid, nooit heeft kunnen wortelen, en altijd op tegenstand Een trage lever veroorzaaktConstipatie en giftige stoffen in het lichaam - Maagklachten - Slechte spijsvertering - Hoofdpijn - Bleeke gelaatskleur - Vatbaarheid voor koorts - Gal en andere kwalen. zijn een zuiver plantaardig laxeermiddel en doea de ingewanden pijnloos functioneeren, zonder on aangename nawerking. zijn klein en met een suikerlaagje bedekt, dus ge makkelijk in te nemen. Zij zijn volgens dokters recept samengesteld en kunnen door jong en oud worden gebruikt. Eisch Carter's Little Liver Pills met bovenstaand handelsmerk. Verkrijgbaar bij Apoth. en Drog. in roode kokertjes van 75 ct. en f 2.25. Import. Fa. B. Meindersma - Den Haao. A° NEEM ZE TERSTOND - MORGEN GEZOND. Streckfuss, in zijn „Geschiedenis der wereld" vertelt er ons van, dat zoodra de Germaansche jongeling de wapenrusting dragen mocht, hij vrij man was, en gerechtigd om aan de beraad slagingen over de wetten van zijn land deel te nemen. Onder de reusachtige eiken, den aan de godheid gewijden boom, hadden de volks vergaderingen plaats, die op echt Germaansche wijze geconvoceerd werden, een pijl, die van huis tot huis rondgedragen werd, was het tee- ken waardoor de mannen bijeengeroepen wer den. Ook de Savornin Lohman wijst er op, dat bij de Germaansche stammen het hoofd de medewerking en toestemming des volks noodig had. Hij voegt er echter' aan toe, dat onder „het volk" geenszins alle inwoners begrepen werden, maar alleen zij, die men nu de gegoeden zou noemen, n.l. zij die grondbezit hadden, de „vrijen". De Germaan kende dus reeds een soort van „census kiesrecht", in elk opzicht beter pas send in het raam van dien tijd, dan de gelijk soortige liberale uitvinding der negentiende eeuw Tacitus was een heiden en miste dus het helder licht der bijzondere Godsopenbaring. Had hij dezen zegen niet moeten derven, dan had hij ongetwijfeld nog op veel oudere systemen, die voor het Germaansche niet onderdeden, kunnen wijzen. Samenwerking van volk en overheid treft men reeds aan bij het oude bondsvolk Israël. En toen de zondige begeerte van Israël vervuld der bevolking is afgestuit. Engeland had het moederparlement, waarin de bevolking steeds eenige vertegenwoordiging vond. Opmerkelijk, grootendeels afstammelingen van het Germaansche ras, heeft het Engelsche volk alle tijden door zijn voorliefde voor vrijheid weten te bewaren. Reeds in 1215 dwong dat volk den koning, Jan Zonder Land, de Magna Charta af, een soort Grondwet, waarin wij enkele rechten en vrijheden des volks gewaarborgd vinden. In een volgend artikel zullen we hierover iets meer zeggen. NIHILISTEN. Zij, die wars van de sociale wetgeving zijn. Een gevaar voor vervreemding van onze Christelijke arbeiders. Wanneer wij enkele beschouwingen ten beste geven, dan behoeft niemand bevreesd te zijn, dat we een soort menschen zullen teekenen, welke in geen enkel opzicht van eenige leiding of overheidsgezag iets willen weten. Veeleer vestigen wij de aandacht op diegenen, die op sociaal terrein van geen enkele over heidsinmenging iets willen weten, en zeer ern stig overtuigd zijn, dat de sociale wetgeving tegen Gods Woord ingaat. Het getal personen, welke zoodanig over deze kwestie denken, is verre van gering in ons land. Als wij juist zien, dan meenen wij zelf, dat dat aantal in den laatsten tijd is toegenomen. Arbeidswetgeving en sociale verzekering ach ten zij uit den booze. De bescherming der zwakken, de voorziening in den nood van de ouden van dagen, willen zij overlaten aan kerk en maatschappij. Met al den ernst die in hen is dringen zij er op aan, dat de Christenen in dezen hun roe ping zullen betrachen, doch zij verklaren zich met alle kracht tegen de dwingende macht van de overheid op dit terrein. Wij kunnen niet nalaten om op deze dingen eens te wijzen en verklaren al direct, dat, hoe wel wij eerbied hebben voor deze overtuiging, er toch een groot gevaar in schuilt om zóó te staan tegenover de maatschappelijke aangelegen heden en men op deze wijze, hoewel anders bedoeld, men naast vele anderen de arbeiders van zich vervreemdt, en het Evangelie belem mert in zijn voortgang. Wanneer het inderdaad mogelijk ware, dat het geheele maatschappelijke leven met al zijn droeve nooden, door het Christendom bijna even goed in het rechte spoor zou kunnen worden geleid, dan bij het optreden der over heid, wij zouden dan zeggen; deze menschen hebben gelijk; maar dit zeggen wij nu niet. En dit wel om meer dan één reden. Ten eerste, omdat het Christendom door middel van kerkelijke en liefdadige instellingen niet bij machte is gebleken te zijn, om in de maatschappelijke nooden te voorzien en voorts zijn er door de vervormingen in het maatschap pelijk leven, vooral door de mechanisatie van den arbeid, er geheel nieuwe toestanden in het leven geroepen, waarbij het gaat om de rechts positie van de arbeiders, ook van de werk gevers, zoodat de overheid als Gods dienaresse geroepen is om ter handhaving van het recht, zich met het maatschappelijk leven te bemoeien. Wat de leniging van de maatschappelijke nooden betreft, ook deze houden inderdaad verband met de beoefening van het recht, waar toe de overheid als dienaresse Gods geroepen is. Wat verstaan wij onder sociale nooden Dit, dat degenen die onbemiddeld zijn, maar des te meer tot het werkend en produceerend element behooren, het ontbreekt aan voldoende verzorging. Er zijn tijden geweest, dat deze nood ont zettend was. Ongelimiteerde werkdagen, onhygiënische toestanden in de fabrieken en ook in de wo ningen met haar krotruimten, terwijl lage loonen een behoorlijke voeding niet toeliet. Wij erkennen, wij zijn in dat opzicht voor uitgegaan. Maar toch zijn wij nog niet waar we wezen moeten. Alleen vragen wij hoe of de toestanden geweest zouden zijn, indien de overheid hier niet ingegrepen had. Indien de menschen-maatschappij de roeping niet verstaat om door onderling hulpbetoon, of eerbiediging van anderer rechten, goede verhoudingen te scheppen, dan is de overheid, als Gods die naresse, geroepen tot ingrijpen. Men kan allerlei zware betoogen opzetten over de plichten van de rijken tegenover de armen en over de roeping van het Christendom, maar wanneer daaraan niet wordt voldaan, dan moet de overheid in het belang van de volks kracht reeds ingrijpen, om nog maar niet te spreken van haar Goddelijke roeping in dezen. Ook kan daarvan nog een opvoedende kracht uitgaan voor de maatschappij zelf. Bovendien blijft er daarbuiten nog zooveel over, dat geholpen en gesteund moet worden, dat zelfs de Kerk niet eens deze taak naar behooren kan vervullen, zelfs al betreft het alleen degenen, die tot haar behooren. Bovendien kan de overheid op dit terrein een taak volbrengen, waartoe de maatschappij niet bij machte is. Door het daarstellen van wetten kan b.v. de overheid de onderdanen prikkelen tot zelf hulp en tot wederzijdsche hulp. Hierbij denken wij aan onze sociale verzeke ringswetten. Met alle gebreken, die daar nog aankleven, brengen die de onderdanen toch op den weg van sociale voorzorg en worden deze gedrongen tot daden, welke de zichtbare teekenen zijn, dat de e e n e mensch den a n- d e r e noodig heeft en dat de e e n e tegen over den andere groote verplichtingen heeft. Dit laat de overheid zien door hare voor schriften in dezen. Waar dus de maatschappij in onderlinge plichtsbetrachting tekort komt, daar is het de overheid, die door haar maatregelen dat tekort heeft weg te werken. Het komt ons voor, dat, wanneer de over heid anders doet, ze dan in haar taak als die naresse Gods tekort schiet. De overheid heeft hier opvoedend te werken. De Mozaïsche wetten spreken daar ook reeds van. Daar is echter meer. Doordat het leven in alle opzichten schier georganiseerd is, gaat het vaak om de rechts positie van de ééne groep tegenover de andere. De nieuwe maatschappelijke verhoudingen, daardoor ontstaan, vorderen ook nieuwe rechts vormen. Wij denken hierbij aan de arbeidsovereen komsten. Daardoor naderen patroon en arbeider elkaar. Het zijn de vruchten van het georgani seerd overleg. Deze arbeidsovereenkomsten kunnen niet zóó maar aan de maatschappij overgelaten worden, met de gedachte, als ze door W. ESTLANDT. 27) ..Hij ligt op mijn zaal. Ik geloof, dat u veel goed kunt doen door hem even te bezoeken. Maar je wilt er wel aan denken, dat hij doodelijk zwak is. Maak het dus kort. Ik zal wel zoo M ^eZe zaa' blijven." Marie vroeg niet meer. Ze had een taak voelde ze terstond. Duidelijk zag ze die en ze bad den Heere, dat ze die taak goed mocht Vetu ten' Gesterkt in haar God ging ze. Maar toen ze bij het ziekbed kwam van Jo, knikten haar knieën en was het of een kogel tó haar keel kwam. Wat was Jo veranderd. Welk een lijden ende z'ch af op zijn gelaat. Wat zag hij Cr nv.reeselijk slecht uit Maar er was thans geen tijd zich daaraan ^Ze'"-?6-611' 'lac' ^aar noo(^'9 greep zijn hand en drukte die zacht. t - >- uaiiu en aruKie aie zacni. r aan en die blik vertolkte een 9 ige smart en angst, 't was een blik, dien Mane nimmer zou vergeten. „Marie lispelde hij. ag ze' ze zacht en streek een haarlok van zijn voorhoofd naar achteren. aar hart schreide, maar ze bleef kalm. er9eef me alles, Marie?" fluisterde hij kwamen de tranen "over zijn wangen ien op zijn hoofdkussen, hij snikte als een kind. „Alles is goed, Jo", zei ze en weer drukte ze zijn hand, „maar wees nu kalm, maak je niet druk". ,,'t Is hier zoo benauwd en donker", zei hij en wees op zijn hart. Ze boog zich over hem heen en sprak „Ik heb je lief, Jo, onuitsprekelijk lief, maar de Heere bemint je nog veel meer, ga tot Hem, Jo en Hij zal je aannemen". ,,'k Kan niet, 'k durf niet, Marie, o 't is zoo donker". „De Heiland zegt: „Voorwaar, voorwaar, zeg ik u, al wat gij den Vader zult bidden in mijnen Naam, dat zal Hij u geven. Tot nog toe hebt gij niets gebeden in mijnen Naam; bidt en gij zult ontvangen, opdat uw blijdschap vervuld zij". Kun je bidden, Jo „Doe jij 't voor mij, Marie", fluisterde hij en zag haar zoo hulpbehoevend aan, dat een innig gevoel van medelijden haar hart door stroomde. „Ik zal voor je bidden, Jo, maar bid zelf ook. De Heere zal je hooren, Hij heeft zich gebonden aan Zijn beloften. Zijn Woord is er vol van, Jo Hij knikte. Toen zei Marie: „Wees nu verder stil, Jo en» houd je kalm en rustig, 'k Moet nu weg, maar 'k zal spoedig terug komen. Dag Jo". Bij het tochtscherm wenkte ze nog eenmaal en ging toen snel heen. In haar kamertje worstelde Marie dien avond en nacht met God en ze sliep niet. Nogmaals oordeelde de dokter het noodig een operatie te doen en ditmaal bracht deze een wending ten gunste van den patiënt. Jo kon weer ongehinderd ademhalen. Na een week vroeg Jo de zuster of zij zuster Marie nog eens wilde roepen en bereidwillig voldeed ze hier aan. „Marie, wil je me eens wat voorlezen uit den Bijbel vroeg hij, toen ze bij zijn bed zat. Groote blijdschap lichtte in haar oogen: „Wat wil je wat ik lezen zal „Kies zelf maar, Marie", antwoordde hij. Ze nam een hoofdstuk uit den profeet Jesaja: „Want de Heere heeft u geroepen als een verlatene vrouw en bedroefde van geest; noch tans zijt gij de huisvrouw der jeugd, hoewel gij versmaad zijt geweest, zegt uw God. „Voor een kleinen oogenblik heb Ik u ver laten, maar met groote ontferming zal Ik u vergaderen. „In een kleinen toorn heb Ik mijn aangezicht van u een oogenblik verborgen, maar met eeuwige goedertierenheid zal Ik Mij uwer ont fermen, zegt de Heere uw Verlosser „Want bergen zullen wijken en de heuvelen wankelen, maar Mijne goedertierenheid zal van u niet wijken, en het verbond Mijns vredes zal niet wankelen, zegt de Heere, uw Ontfermer. „Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste, zie Ik zal uwe steenen gansch sier lijk leggen en Ik zal u op saffieren grondvesten, al uw glasvensteren zal Ik kristallijnen maken en uwe poorten van robijnsteenen en uw gansche landpale van aangename steenen". „Marie ik geloofriep hij uit en wees naar den Bijbel. „Laat nu spoedig vader komen, Marie", liet hij er direct op volgen. Marie knikte. Ze kon bijna niet spreken. In haar hart dankte ze God voor zijn groote ont ferming en weldaden. Haar gebeden waren niet onverhoord gebleven, haar vertrouwen was niet beschaamd. Haar ziel juichte van dank baarheid. ,,'k Heb je vader al dadelijk geschreven, toen ik wist, dat je hier lag", ze ze. „Toen je voor de tweede maal geopereerd werd, was hij juist hier, maar hij kon niet blijven tot je weer je bewustzijn had, want je moeder is ook ziek, zei hij. Maar hij zou spoedig terug komen". „Is ze ernstig ziek, Marie vroeg Jo haastig en ongerust. „Neen Jo, dat niet, maar je vader kan nu natuurlijk niet lang wegblijven. Maar ik zal hem vanavond alles schrijven". „En ook vragen of hij spoedig komt „Ja, Jo", stelde ze hem gerust. Toen ging ze weg. 't Was niet noodig geweest, Henkema te verzoeken over te komen. Den volgenden dag was hij weer in Rot terdam. Jo zag hem de zaal binnen komen. Toen zijn vader bij hem kwam, zei hij: „Vader, ik heb den Heere gevonden. Hij is zoo goed voor mij. 'k Heb vergeving van al mijn zonden. Vergeef u mij nu ook, vader. Ik heb u en moeder zoo vreeselijk bedroefd". Henkema knikte en zei: „Jongen, de Heere heeft het welgemaaktEn aan het bed van zijn zoon dankte hij den Heere voor Zijn wel daden. 't Was een schoone zomeravond. Een zachte zoele zomerkoelte ruischte ryth- misch door de toppen der breede beukeboomen. Het kwinkeleerend vogelenheir jubelde zijn lied op de forsche takken. Jo en Marie zaten stil op een bank in het Velderbosch. Hun beider handen rustten in elkander en zwijgend staarden zij naar Vlechterwolde, dat als een scherpe silhouet afstak tegen de lich tende westerkimme. Vlak boven hun hoofd zong een merel en dat maakte Jo indachtig. „Hier was het, mijn Ria, dat ik voor het eerst mijn „Stil Jo", viel ze hem in de rede, „dat is voorbij. God heeft het wel gemaakt. Zijn Naam zij geloofd". „Zijn Naam zij geloofd", herhaalde Jo. Toen stond Marie op. „Laten we nu naar Henkema-State gaan. 't Wordt te kil voor je en 't is nu tijd ook", zei ze. ,,'t Is goed", antwoordde Jo. Onder het zware looverdak van de donkere laan liepen ze, toen moeder Henkema haar kinderen zag aankomen. Met een van blijdschap stralend gelaat liep ze hun tegemoet. „Komt, kinderen, vader is al binnen, hij wacht jullie", zei ze. Jo gaf zijn moeder een arm en zoo in-ge- lukkig en met een dankbaar harte kwam ze met haar kinderen aan. In zijn rieten leunstoel zat Henkema, ver grijsd. Maar een glans van blijdschap verjongde zijn gerimpeld gelaat, toen hij zijn zoon zóó zag binnenkomen. Dien avond was er feest op Henkema-State. Vader en zoon, zij roemden de liefde Gods, Die Zijn afgedwaalde kinderen terugbrengt naar het Vaderhuis EINDE. v;:i t 1 F; F 'I

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 3