voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
ROOKT
Antirevolutionair
Orgaan
ERKEND DE BESTE
ZATERDAG 2!JUNI 1928
IN HOC SIGNO YINCES
rookhbak
43STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
m
Op den Uitkijk.
NO.^3438
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Het Ziekenhuisvraagstuk
op de Zuid-Hollandsclie
Eilanden.
ÜCHTE Geuri®
Qeze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bf vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS.:
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 ceat, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
iÉbv
>|u
PIECES? Door In
het korte manteltje
deze eigenaardige
als het nieuwste
ehuizen wordt
SLIJK SCHAAK-
ie uit de match Mile
Ie P. Schartzman in
In het midden de
Aljechin.
1 mm i
eschreven door de
V. Vilsteren (F.N.),
Het Nederlandsch Tijdschrift voor
Geneeskunde van Zaterdag 26 Mei
1928 bevat een artikel van den inspec
teur van de volksgezondheid Dr. D. J.
Hulshoff Pol over „Het ziekenhuis-
vraagstuk op de Zuid-Hollandsche
eilanden".
In korte trekken schrijft dit blad
De Gedeputeerde Staten van Zuid-
Holiand' wonnen het advies van Dr.
Hulshoff Pol over deze zaak in en nu
behandelt deze heer het antwoord, dat
.hij aan Ged. Staten gaf.
Provinciale Staten van Zeeland la
ten de zorg voor den bouw van zieken
huizen over aan het particulier en ge
meentelijk initiatief; die van Noord-
Holland meenden, dat 't n i e t op den
weg der provincie ligt in de vrij groote
behoefte aan ziekenhuisruimte te hel
pen voorzien; ook niet door het ver
kenen van finantieelen steun bij de
stichting door particulieren of gemeen
tebesturen van nieuwe ziekenhuizen of
bij de uitbreiding van bestaande in
richtingen.
De mogelijkheid bestond, dat het
provinciaal bestuur van Zuid-Holland
wel steun wilde verleenen. Daarom
moest de vraag besproken of er be
hoefte is aan ziekenhuisruimte.
Op 1 Januari 1927 waren er in Zuid-
Holland beschikbaar 7000 bedden bij
een totaal aantal verpleegdagen van
circa twee millioen. Waren alle bedden
bezet geweest, dan zou het aantal ver
pleegdagen 7000 X 365 2555000
zijn. Er werden dus 78 van het
aantal bezet. De ondervinding leert,
dat 70 een normale bezetting is. Er
waren 78% bezet; de bezetting was dus
goed, maar er was geen overbelasting.
Gunstiger zal de toestand nog wor
den als de nieuwe ziekenhuizen te Rot
terdam en Dordrecht in gebruik zijn
genomen.
Er kan van een voldoende verzor
ging gesproken worden wanneer per
1000 inwoners stad en land door
elkaar genomen vijf of dan toch
minstens vier bedden ter beschikking
zijn. Voor Zuid-Holland zou dit dan
op 1 Jan. 1927 hebben moeten zijn
7318 bedden. Er waren toen 7000 bed
den beschikbaar, zoodat men in Zuid-
Holland geen reden tot klagen heeft.
„Waarom zijn de gemeenten of is
het particulier initiatief nooit tot den
bouw van een ziekenhuis op de eilan
den ten zuiden van Rotterdam over
gegaan?" vraagt Dr. Hulshoff Pol.
IJsselmonde en Beijerland kunnen
zich richten naar Rotterdam, maar de
afstanden van de overige eilanden zijn
vrij groot naar die stad.
Oppervlakkig beschouwd zou dus
een goed ingericht en van goede hulp
voorzien ziekenhuis zeer zeker de con
currentie tegen Rotterdam kunnen vol
houden. „Waarom dan", vraagt Dr.
Hulshoff Pol, „is niet reeds lang be
sloten tot oprichting van ziekenhuizen
aldaar Het antwoord kan Zeeland
ons geven.
Uit statistieken en andere gegevens
")kt, dat specialisten slechts een ar-
2Snnv'nc^en hij een bevolking van
9000 zielen voor Röntgenologie en
r® andere specialismen; van
&nnnn .Voor kinderziekten enz.van
0 zielen voor heelkunde,
an belang is verder, dat deze spe-
cia isten, op drie na, gevestigd zijn in
e groote centra van Zeeland, n.l. Mid
delburg en Vlissingen, zoodat de zij
ken daarheen vervoerd moeten worden.
In Goes, Terneuzen en Schouwen
Duiveland wonen de overige drie.
Twee daarvan en wel die der laatstge
noemde plaatsen zijn verplicht naast
hun specialistische practijk ook de ge
wone geneeskunde uit te oefenen, ten
einde een behoorlijk bestaan te kunnen
vinden.
Wat ligging betreft komt Schouwen
en Duiveland met Goeree en Over-
flakkee overeen. Het aantal inwoners
bedraagt circa 23000. Volgens boven
genoemde berekening zou het dus een
ziekenhuis van 23 X 4 92 bedden
moeten hebben. Neemt men aan, dat
een plattelandsbevolking zich niet zoo
spoedig in een ziekenhuis laat opnemen
als de bewoners van groote steden en
reduceeren we daarom het cijfer tot
de helft, dan nog zou het ziekenhuis
46 bedden moeten bevatten. Het zie
kenhuis te Noordgouwe telt echter
slechts 19 bedden.
Bij e en dag bezetting van 70 zou
het aantal verpleegdagen in dat zie
kenhuisje 19 X 365 X 7 4855 moe
ten bedragen. In werkelijkheid was dit
in 1926 slechts 1840 of 28
In stede dus van 92 of minstens 46
bedden met normaal 70 bezetting,
heeft men er 19 bedden met een bezet
ting van 28
In Oost-Zeeuwsch Vlaanderen zou
men een ziekenhuis moeten hebben van
minstens 88 bedden of voor 't platte
land 44 bedden. In werkelijkheid be
draagt dit 33 bedden.
In Midden Zeeuwsch Vlaanderen
zou een ziekenhuis, gerekend naar 2
per 1000, nog over 64 plaatsen be
schikken. In werkelijkheid zijn er maar
totaal 40 bedden beschikbaar.
West Zeeuwsch Vlaanderen zou
minstens 56 bedden moeten hebben,
gerekend naar 2 per 1000. In dit ge
deelte treft men 60 bedden aan (ver
deeld over drie ziekeninrichtingen)
met 6471 verpleegdagen. Het aantal
verpleegdagen normaal op 70 stel
lend, zouden er 15330 verpleegdagen
moeten zijn. Dus ook hier ver beneden
het normale.
Zoekt men de reden dat voor geheel
Zeeuwsch Vlaanderen h et normale
niet bereikt wordt, dan blijkt weer, dat
de specialisten geen voldoende bestaan
kunnen vinden op deze geïsoleerd ge
legen gedeelten. De zieken moeten dus
hun hulp elders zoeken.
Voorne-Putten heeft 24094, Goeree
en Overflakkee 31741 inwoners. Ge
rekend naar een maatstaf van 2per
1000 zou een ziekenhuis op Voorne en
Putten 48, een op Goeree en Over
flakkee 62 bedden moeten bevatten.
(Dr. Hulshoff Pol noemt in zijn artikel
40 en 60, wat denkelijk op een schrijf
fout berust).
Ziekenhuizen van die capaciteit kun
nen aan hun doel beantwoorden. Maar
daar staat tegenover HET vraagstuk
het vraagstuk der specialisten.
Zeeland leert ons, dat geen enkele
specialist een behoorlijk bestaan kan
vinden op de eilanden. Noordgouwe
en Terneuzen, dus Schouwen-Duive-
land en Zeeuwsch Vlaanderen leeren
het ons. De specialisten daar moeten
de gewone praktijk er bij uitoefenen.
Dr. Hulshoff Pol vat zijn beschou
wingen in het volgende samen
„a. De bevolking der Zuid-Holland
sche eilanden is groot genoeg om den
bouw te wettigen van kleine zieken
huizen.
b. De bevolking der eilanden is ech
ter niet groot genoeg voor de vestiging
van een voldoend aantal specialisten.
c. Bij afwezigheid van specialisten
zullen de ziekenhuizen niet aan hun
doel beantwoorden.
d. Het bouwen van ziekenhuizen op
de Zuid-Hollandsche eilanden moet
dus MET KLEM ontraden worden".
t
-\.?4 4
v.- v/
Nadruk verboden.
De Kuyper-haat in sommige protestantsche
kringen is toch wel groot.
Telkens wordt dat uit op zichzelf soms kleine
dingen openbaar.
Nu pas weer vertelde „De Standaard" er
iets van.
Verscheidene van mijn lezers zullen het wel
gelezen hebben.
Ds. Lingbeek, wiens Kuyper-haat z'n Room-
schen haat evenaart, had zijn lezers wijs ge
maakt, dat de Anti-Rev. een plaquette van
Kuyper hadden laten maken met den minister
kraag om, ze wilden zich verlustigen aan den
persoon van hun leider uit zijn meest glorierijke
positie, n.l. als minister der Kroon, duidelijk
kenbaar aan zijn beroemde ministerkraag.
„De Standaard" heeft duidelijk doen uitkomen
hoezeer Ds. Lingbeek zich hier weer vergreep
aan de nagedachtenis van Dr. Kuyper.
Maar behalve dater is ook niets van
waar
Er bestaat geen Kuyper-plaquette met een
„beroemden ministerkraag".
Intusschen blijkt uit zulk geleuter hoe zwak
men staat in den strijd der beginselen, immers
anders neemt men tot zulke middelen zijn toe
vlucht niet.
Het schijnt echter alsof geen middel verwer
pelijk geacht wordt, indien het er om gaat den
ievensarbeid van Dr. Kuyper te vernietigen.
't Is precies als „De Standaard" schrijft: ,,'t
gaat met een speciale bedoeling, de bedoeling
n.l. om de nagedachtenis van de groote staats
lieden, wier werk hij tracht te vernietigen, te
schaden".
Nu wil ik hier niet ingaan op de vraag waar
om men Kuyper en diens arbeid zoo haat. Ver
schillende oorzaken van psychologischen en
theologischen aard zullen hier wel samenwerken.
Wij moeten er echter niet blind voor zijn,
dat ook onkunde een groote rol speelt.
Ik bedoel nu niet zoozeer bij Ds. Lingbeek
zelve.
Van hem mag verwacht worden, dat hij de
werken van Dr. Kuyper, zoowel diens theo
logische als staatkundige werken kent.
Maar bij een groot gedeelte der menschen,
hoezeer ze zich protestantsch en orthodox, ja
vaak gereformeerd noemen, en toch van Kuy-
per's werken niets hebben moeten, is zuiver
onkunde wel de grootste oorzaak.
Telkens valt mij dat in persoonlijk gesprek
en uitlatingen van die menschen op.
Het is dan ook een feit, dat in sommige krin
gen de gekste fabelen omtrent den arbeid van
Kuyper in omloop zijn.
Men staat er versteld van als men hoort,
hoe zelfs in gereformeerde kringen, die wel is
waar eenigszins bizonder georiënteerd zijn en
slechts in bepaalde gedeelten van ons land voor
komen, de meest onjuiste voorstellingen omtrent
de Kuyper-theologie grif ingang vinden.
Van Kuyper worden de zotste dingen geloofd.
Men acht hem overal toe in staat.
Ik zei, dat onkunde hiervan de oorzaak is.
En onkunde doet dwalen.
De dwaling dezer menschen. is, dat ze meenen
dat Kuyper een nieuwe leer verkondigd heeft,
een leer, die ze wel eens hebben hooren noemen
het „neo-calvinisme". En ofschoon ze niet pre
cies weten wat dit beteekent, beseffen ze toch
wel zooveel, dat het iets nieuws moet zijn.
En dat terwijl men zich zoo graag vasthoudt
aan het oude.
Hierin zit de dwaling, uit onkunde geboren.
Want gelezen uit Kuyper's werken heeft men
nooit.
Het is alles maar „van-hooren-zeggen".
En het oordeel wordt geveld zonder dat men
de moeite neemt zich persoonlijk te overtuigen.
Of Kuyper dan niet iets nieuws heeft ge
bracht
Is iets „nieuws" zonde
Men begrijpe mij niet verkeerd.
Het is een groot voorrecht, dat een kern van
ons volk met beide handen vasthoudt aan de
„oude beproefde waarheid", zooals men dat wel
eens noemt.
Maar dan moet die waarheid ook inderdaad
oud en beproefd zijn.
En niet ieder boekje, dat in perkamenten om
slag zit, met rooden letter op het titelblad prijkt
en vergeeld en verbruind is van ouderdom, is
oud en beproefd.
Laat men er toch altoos o.p letten, dat be
halve onze contra-remonstrantsche vaderen ook
de remonstranten preeken hebben nagelaten, die
precies in denzelfden vorm ingekleed werden,
óók met perkamenten omslag en roode titelletter
en „hoogduitschen" druk.
Alles wat oud is, is nog niet beproefd.
En wat nieuw lijkt behoeft daarom nog niet
onbeproefd te zijn.
We moeten trouwens ook hier in gehoor
zaamheid aan Gods Woord leven en we weten
wel, dat de H. Schrift een andere eisch stelt.
Daar heet het: beproeft alle dingen en be
houdt het goede.
Er staat dus niet: houdt u bij het oude, noch
ook: beproeft alleen het oude, maar: beproeft
alle dingen en het goede behouden.
Indien ons dus iets wordt voorgezet, dat wat
den vorm betreft nieuw is, moeten wij het
alleen daarom niet verwerpen. We moeten het
beproeven, zegt Gods Woord. En het is dui
delijk, dat hiermee niet bedoeld wordt, dat we
alleen op den uiterlijken vorm te letten hebben.
Beproeven wil zeggen, grondig onderzoeken,
toetsen, ontleden, naspeuren.
En dat is zeker gebiedende eisch bij den
levensarbeid van Dr. Kuyper, van wien door
een groot gedeelte van ons gereformeerde volk
in binnen- en buitenland gezegd wordt, dat hij
een Godsgezant is geweest, iemand door wien
de Heere heeft willen werken in Zijn volk.
Het is toch dunkt me wel de moeite waard,
dat we de werken van zulk een man eens per
soonlijk onderzoeken.
Dat we er eens een wintertje van afnemen
om eens ernstig na te gaan wat die groote
man nu eigenlijk wel gewild heeft en tot ons
Gereformeerde volk heeft gesproken.
Eerst dan zijn we in staat persoonlijk een
oordeel te vormen en uit te spreken.
Want men versta wel: Dr. Kuyper was maar
niet de eerste de beste. Iemand, die men zoo
maar voorbij kan gaan. Kuyper is ons gerefor
meerde volk óf tot grooten zegen öf tot groote
ramp geweest. Eén van beiden is zeker.
Kuyper is een man, die men moet liefhebben
of haten, precies zooals dat met alle groote
mannen in de kerkhistorie geweest is.
Ik heb daarom menigmaal, vooral tot jonge
menschen gezegd: lees nu eens wat Kuyper
schrijft, en ik zeg het nu weer: beproeft de
werken van Kuyper.
Ik heb het ook wel eens gehad, dat iemand
Kuyper veroordeelde zonder hem te kennen en
toen heb ik dien man aangeraden Kuijper's
werken eens te lezen en zoo gauw hij iets vond
(hij was iemand, die tamelijk veel van de Ge
reformeerde leer afwist) dat met de Gerefor
meerde waarheid in strijd was, moest hij het
me maar eens komen vertellen. De uitkomst
is geweest, dat hij Kuyper'|S werken lief kreeg
en een eereplaats gaf naast zijn oude schrijvers.
Want het opmerkelijke is: Kuyper is een oude
schrijver in den goeden zin van het woord.
Wie Kuyper beproeft, dat wil dus zeggen,
grondig bestudeert, ontleet, naspeurt, eindigt
als Gereformeerd mensch met Kuyper lief fe
krijgen.
Want Kuyper bracht ons niet iets nieuws.
Hij bracht ons het oude, dat we verloren
waren.
Want dat is óók opmerkelijk. Er is oud èn
oud
Het maakt een groot verschil of men zijn
liefde geeft aan het werk van onze Dordtsche
vaderen of aan de theologen uit de achttiende
eeuw, het zoogenaamde pruikentijdperk.
Dat was de eeuw, die voor ons gereformeerde
leven enkel ellende gebracht heeft. Geen enkele
groote daad werd er toen door ons gerefor
meerde volk tot stand gebracht. Het verwaterde
al.
De inzinking van het eenmaal hoogopbloeien-
de gereformeerde leven was volkomen. Er was
schier niets meer van overig.
En bijna de geheele negentiende eeuw door
hebben we er de ellende van beleefd.
De geestkracht was er uit.
Gewillig boog men het hoofd in 1816 onder
het juk van den staat. De verslapping was
bijna algemeen. De leerstukken van Doop, Be
lijdenis en Avondmaal vervalschten.
Zóó ver wa,s men van het pad der Dordtsche
vaderen afgeweken, dat, toen iemand opstond
en die oude leer weer verkondigde en uit het
stof der vergetelheid opdiepte, men dat voor
iets nieuws aanzag en meende, dat het ïhet de
oude beproefde waarheid in strijd was.
Men begrijpt mij, die „iemand" was Kuyper.
En dan bazelt men over de „Kuypersche
leer" van den Doop, het Avondmaal enz., ter
wijl die heele Kuypersche leer niet anders is
dan precies hetzelfde wat de zuiver gerefor
meerde vaderen in 1618 en '19 ons geleerd
hebben.
Beproeft de werken van Kuyper maar gerust
Kuyper's hoofdwerk op theologisch gebied
is zijn boek E Voto Dordr'aceno, een werk be
staande uit vier zware deelen.
Dit boek kan door geen enkel gereformeerd
theoloog gemist worden bij het maken van hun
catechismusprediking. Het is een verklaring van
onzen Heidelberger en wordt door al onze ge
reformeerde Professoren geroemd.
De titel beteekentIn overeenstemming met
den wensch, die op de Dordtsche Synode is
uitgesproken.
Kuyper zegt in zijn voorwoord op dit boek
Op 30 April 1619 is men er blijkens de Acta,
in de 146e zitting toé overgegaan, om het oor
deel der Buitenlandsche Godgeleerden te vra
gen over de Leer der Waarheid, gelijk die door
de Nederlandsche Gereformeerde Kerken bele
den werd. Deze, hieraan voldoende, hebben
toen allereerst, eenpariglijk, verklaard, dat in
deze leer niets was, „met de waarhyt in de H.
Schrifture uytgedruckt strijdende", maar dat zij
„ter contrarie in alles met deselvige waarheyt
en met de confessiën van andere gereformeerde
Kerken accordeerde." Maar hierbij lieten deze
representanten der buitenlandsche Kerken het
niet. Ze voegden aan hun verklaring een wensch
een ernstige bede toe. Immers, vlak na dit oor
deel, lezen we in de Acta der Synode dit
„Daarenboven zijn de inlandsche vermaent
van de uitheemsche theologen, in deze recht-
zinnighe, godsalighe ende eenvoudige confes
sie des geloofs stantvastelick te willen vol
harden, deselve den nacomelinghen onver-
valscht te willen naarlaten, ende tot de comste
zes Heeren Jezu Christi, onvervalscht te wil
len bewaren."
Kuijpër vervolgt dan„Dit nu fs de bede,
die door de Gereformeerde wereldkerk op de
Synole van 1619 tot onze Nederlandsche Gere
formeerde kerken gericht is, en waarop de titel
van dit werk doelt."
En verder op zegt hij„Moge dan de toe
lichting op den Heidelbergscen Catechismus die
ik hiermede afzonderlijk in het licht geef, in
verband beschouwd worden met wat destijds
te Dordrecht plaats greep. Ik kan onder geen
'■ifoöi
1 N
jMi
ifl
w 1