Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. LA Cjt%££st rggomen ftijnfixx/idtls zmmidajö&ttm oot hmJottèag ui IN HOC SIGNO VINCES mi I T Jlo. 3436 ZATERDAG 26 MEI 1928 43ste JAARGANG EG 99 EERSTE BLAD, HERSCHEPPING. Op den Uitkijk. IF Nederland W. BOEKHOVEN A ZONEN 4 He stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te ssenden aan de Uitgevers TING. de melkopbrengst gevoederd worden. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b( vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS,: SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z% beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 1i"HES! (Pinksteren 1928). Het Pinksterfeest mist de populari teit, als wij 't zoo eens mogen uitdruk ken, van de andere Christelijke feest dagen. De geboorte van Christus, Zijn ster ven en opstanding spreken in veel con creter vorm tot de volksmassa, dan de uitstorting van den Heiligen Geest. Dit verwondert niet. De feiten van den gr ooten Pinksterdag zijn omsluierd door het mysterieuze. En al is het waar, dat de komst van God den Heiligen Geest in de mensch- heid geen grooter wonder is dan de komst van God den Zoon, het laatste feit heeft oneindig veel grooter plaats verworven in de belangstelling der menschheid, dan het eerste. Dit valt te betreuren, want het wijst op groote oppervlakkigheid. Immers is het Pinksterfeest de kroon op 't werk van den Zone Gods. Zijn geboren worden in de gestalte eens menschen, Zijn lijden en sterven heb ben het mogelijk gemaakt, dat God de Heilige Geest woning maakte in het menschelijk geslacht. En dit maken van een woonstede onder de menschen was het begin der herschepping. Het werd weer Immanuel God met ons Men weigert wel eens aan een her schepping aller dingen te gelooven. Wel ziet men, dat alles niet is, zoo als het wezen moet, dat er geen ding is, dat volmaakt is, maar over het al gemeen vindt men deze schepping nog zoo kwaad niet. Och ja, er ontbreekt wel wat aan, maar„wat is er vol maakt En men tracht er het beste van te maken. Bovendien houdt men er nog zoo wat een evolutie-theorie op na, waardoor men gelooft, dat het nog eens heel goed op dit ondermaansche worden zal. In ieder geval, „de mensch zelf is nog zoo slecht niet". Hij mag, wanneer de omstandigheden hem wat ongunstig zijn, soms rare sprongeji ma ken, z'n inborst is niet kwaad. Feitelijk is zijn kern goed. Het kwaad in de schepping is zoo'n bij-product. Het is er mee b.v. als met de gasproductie. De gasfabriek werkt om het gas uit het zwarte goud te pro- duceeren, maar dit kan niet zonder dat er bij-producten ontstaan, zooals kool- teer, enz. Welnu, het kwade, dat men in den mensch in meer of mindere mate aantreft, is zoo'n bij-product, 't Is er nu eenmaal bij en het is maar 't beste het te nemen zooals het valt Zoo redeneert men. Maar deze beschouwing is toch wel heel oppervlakkig en getuigt van ge ringe zelfkennis. De ontzettende zondemacht houdt den mensch in haar ijzeren greep ge kneld, zóó zeer, dat de beste onzer daden onvolmaakt, onheilig en besmet zijn. Onderzoekt men zich zelf zeer nauw, dan blijkt dat de ongerechtigheid inhaerent geworden is met ons zelf. Alle uitingen onzes levens bewij zen, dat de bron, waaruit ze opwellen, bezoedeld en bemodderd is. Is er één dag, één uur, één minuut in ons leven, waarin we ons zelf bij nauwgezet zelf onderzoek volmaakt vonden En zien we dan om ons heen. De geheele wereld is feitelijk ééne groote heksenketel, waaruit de dampen en pestwalmen omhoog stijgen. Alles vloekt van disharmonie, haat, egoïsme, ellende en smarten. En de ijdele lach der mondaine wereld in het publieke leven vermag niet de bittere tranen- loop door diezelfde wereld in afgezon derdheid geschreid, te stuiten. Zou het kwaad dan slechts een b ij product zijn. Het kwaad beheerscht den mensch en het verteert de schepping. Dit is geen wonder. Zooals het water, dat opwelt uit een reine bron, goed water is, zoo was ook de schepping, toen zij in rechtstreek- sche gemeenschap met den Schepper stond, goed en volmaakt. Maar nu die levensband werd doorgesneden door den mensch, kwam de schepping onder de beademing van de zondemacht. De gemeenschap met God was ver stoord en zooals het lichaam, wanneer de ziel het verlaten heeft, aan de ont binding wordt prijsgegeven, zoo moest de schepping, het kon niet anders, zon der de gemeenschap Gods tot zelfs- vernietiging worden overgegeven. De schepping was verloren. De mensch wilde het. Hij sneed den band met den Bron van alle leven door. Zou er dus redding dagen, dan kon dit anders niet dan door middel van een herschepping. En die herschepping moest van den Schepper zelve uitgaan. De mensch kan een schepping ver nietigen, een nieuwe wereld scheppen vermag hij niet. Daarvoor is de afstand tusschen Schepper en schepsel te groot. Welnu, de Schepper zelve heeft den levensband met het schepsel weer her stelt. Door dat in de zelfofferande van den Zoon Gods aan de gerechtigheid voldaan is. Een wonder van Godde lijke barmhartigheid, waartoe een eeu wigheid noodig zal zijn, om daarvan iets te verstaan. Dit geweldig feit maakt de feest vreugde uit van den Christen op Kerst mis en Paschen. Maar dat is de herschepping nog niet. Het opent slechts de mógelijkheid tot herschepping. Wanneer Christus opvaart voor het oog. is de kerk weer kerk. Maar Hij zou een andere Troos ter zenden. Tien dagen nadien. En toen de Heilige Geest nederdaal de was de herschepping in b e g i n s e 1 voltooid. God met ons. Het was er mee als met de eerste schepping. God formeerde Adam uit het stof der aarde. Daarna blies Hij den geest in zijn neusgaten en werd' de mensch tot een levende ziel. Zoo ook nu. Christus heeft zijn kerk in :iin discipelen geformeerd. Maar nu kwam de Heilige Geest en maakte wo ning in hen. Dat' was de herschepping. Z.Ii het ook in beginsel. Zeker, Gods bemoeienis met den mensch begon reeds direct na den zondeval, toen Hij zelf Adam opzocht. En de kerk bestaat reeds zoo lang als de zondeval plaats had. Onze vaderen spraken dan ook van de „Kerk in de Ark", de „Kerk in de woestijn", enz. Doch dit alles bleef individueel, streng persoonlijk. En wanneer straks het Joodsche volk Palestina binnen treedt, treft het, hoe scherp het zich moet isoleeren vau de heidenen rondom. De werking van den Geest des Scheppers isoleert zich in smalle bedding. Maar anders wordt dit op den Pink sterdag. Nu geen isolement meer. Nu geen sprake van individueele werking des Heiligen Geestes. Integendeel. Omtrent drie duizend zielen werden tot hen toegedaan op één dag. Het was een massaal ge beuren. Het was een gemeenschappe lijke onvangst van den Geest Gods, om het zoo eens uit te drukken. Waren de weinigen uitverkorenen voorheen individueel dragers van den Heiligen Geest, thans was er een ge meenschap, een organisme, waarin deze Geest woonstede maakte. En hierin ligt het beginsel der her schepping. Zeker, de Schepper had het zalig makend werk individueel kunnen hou den. En ook dan konden er velen toe gebracht worden. Maar daarmede was de schepping niet gered. God had enkele bladeren van den boom der menschheid kunnen redden en de boom zelve kunnen verderven. Maar dat ware geen herschepping geweest. De boom der schepping zelve moest in den wortel hersteld worden. En zeker, ook dan zouden er velen blijven die den Zoon Gods- een ergernis en dwaasheid achten ,doch deze vg^len er af als dorre bladeren en worden saam vergaderd voor het eeuwig verderf. Vandaar de rijkdom van het Pink- sterwonder. Een gemeenschap der Hei ligen en daarin de woonstede Gods. Het beginsel der herschepping. En vanaf dat oogenblik haast zich alles naar de voltooiing. De kerk van Chris tus breidt zich uit over het rond der aarde, totdat de laatste zal zijn toe gebracht, die deelen zal in den rijkdom der herschepping. En wie het verstaat ziet de vol tooiing naderen. In cultuur, economie, wetenschap, kunst, wereldgeschiedenis en in Godsverzaking dreunt het bazuinge schalMaranatha,onze Heere komt Dan valt het steigerwerk weg en het oog blikt vol verwondering op de herschepping Gods. Zalig wie met een naar deze vol tooiing verlangend harte, het Imma nuel God' met ons op den Pinksterdag viert. Maardaarin zal niet inkomen iets dat ontreinigt, en gruwelijkheid doet, en leugen spreekt, maar die ge schreven zijn in het boek des Levens des Lams. Doch dit geldt slechts den Gods- verzaker. Want voor den oprechte geldt nog het Pinkster-evangelie„En het zal zijn, dat een iegelijk, die den naam des Heeren zal aanroepen, zalig zal wor den". Nadruk verboden De afgeloopen week stond wel in 't teeken der jeugdorganisatie. Een 75-jarig jubileum van een Bond en een 40-jarig jubileum. We hebben er in de kranten wel een en ander van gelezen. De tijd is wel veranderd Er wordt nu niet meer schouderophalend gezegd: wat zullen deze jonchelingen nu?" Er wordt met hen gerekend. Er wordt beslag op hen gelegd. Aan alle zijden wordt getracht de jeugd en vooral de jongemannen te trekken. Het socialisme gaat hierin voor. De A.J.C. is de hope der partij. En wij kunnen er nog van leeren. Want niet overal is men in onzen kring nog doordrongen van het nut en de noodzakelijk heid der jeugdorganisaties. Er zijn er maar al te veel, die nog de schou ders er voor ophalen. Toch is dit onschriftuurlijk. De Bijbel toont ons op vele plaatsen, dat God in Zijn voorzienig bestel wel rekening met den jongelingsleeftijd houdt. En de ongewijde geschiedenis der kerk en der natie toont ons hetzelfde. „Niemand verachte uwe jonkheid"", waar schuwt Paulus in zijn brief aan den jongeling Timotheus. Denk eens aan Samuel, die God boven den ouden Eli verkoos voor Zijn Goddelijke profetie aan het volk Israël. Denk eens aan David, die ofschoon jongeling, teeder en gering en bij broeders laag geacht, door den profeet werd gezalfd tot koning en door God uitverkoren was om den reus Goliath te verslaan. Denk eens aan Salomo, den koning der Wijs heid, die van zichzelf betuigen moest: „ik ben een klein jongeling, ik weet niet van uit te gaan noch in te gaan, en uw knecht is in het midden uws volks, dat Gij verkoren hebt, een groot volk, hetwelk niet kan geteld noch gerekend worden van wege de menigte", wiens hulp reeds vroeg van den Heere was en daarom zeggen kon: „der jongelingen sieraad is hun kracht". De ongewijde geschiedenis leert hetzelfde. Calvijn was nog slechts 25 jaar oud toen hij zijn groot meesterwerk, dat alle eeuwen door, kalmeeren U en houden Uw geest helder. Buisje 75ct.Bij Apoth. en Drogisten zoo lang de wereld bestaan zal, h e t theologisch boek bij uitnemendheid zal blijven, ik bedoel zijn Institutie, schreef. Het werk der Hervorming werd in zuivere gereformeerde bedding geleid door een jongeling van amper vijf en twintig jaar oud En denk dan aan Prins Willem de derde Die bleeke, ziekelijke jongeling van slechts twee en twintig jaren, maar toch de jongeling, die door God was uitverkoren om op dien leef tijd het land, dat reddeloos verloren scheen, in het gedenkwaardige jaar 1672 te redden van den viervoudigen overmachtigen vijand. Groen van Prinsterer teekent in zijn handboek bij dezen jongeling van 22 jaren aan: „dat zwak ke, ziekelijke lichaam scheen, te midden van strijd en doodsgevaar, een ongekende sterkte en veerkracht te verkrijgen en de stroefheid van Zijn voorkomen maakte dan plaats voor de hoogste geestdrift". Deze jongeling was door God uitverkoren om de zaak van het Evangelie en der Hervorming niet slechts in Nederland, maar in geheel Europa te redden. En denk aan Newton, de beroemde natuur kundige, die belangrijke ontdekkingen deed, een Christen, die reeds op 18-jarigen leeftijd, dank zij zijn wetenschap, een leerstoel aangeboden werd. Ik zou zoo door kunnen gaan. God houdt rekening met den jongeling en wil hem vele malen gebruiken in Zijn Dienst. Laten wij dan niet wijzer willen zijn en er onze schouders voor ophalen. Nu heeft die leeftijd ongetwijfeld ook zijn schaduwzijden. Het is de storm- en drangperiode. Den tijd van hoog optimisme en diep pessi misme, van twijfel, van groote verzoekingen en aanvechtingen en niet weinigen zijn in dezen leeftijd weggezonken, voor goed, voor eeuwig verloren. Ook is de pedanterie aan dezen leeftijd eigen. Het is de leeftijd, dat „men het weet". Men worstelt niet met de problemen, men heeft ze al onder de knie. Het is de tijd, dat men de volledige levensbeschouwing meent in z'n vestzakje te hebben. 'k Herinner mijn eigen tijd maar, toen ik lid van een jongelingsvereeniging was. Het was in den tijd, dat het „probleem" van het hiernamaals aan de orde was. Men weet, dat iederen tijd zoo zijn eigen pro blemen heeft. Men spreekt van de eeuw van het kind, van de vrouw, van de rijpere jeugd, enz. Eiken tijd heeft z'n eigen probleem. In dien tijd werd de aandacht van ons volk gevraagd voor het probleem hoe het in het hiernamaals gesteld is. Waar komt de ziel van den mensch na zijn dood, als hij door God is uitverkoren Men sprak van de Sjeool en de Gehenna. Het stond vanzelfsprekend op onze vereeni- ging in het brandpunt der debatten. We kwamen tot geen oplossing. Een bespreking zonder positieve conclusie was bij ons uit den booze. Er werd derhalve besloten een commissie te benoemen, om deze moeilijke zaak nader te onderzoeken. Enkele weken later kwam deze commissie met een onderwerp op de vereeniging, dat ge titeld was: „oplossing van moeilijke vraagstuk ken". Het probleem hadden we opgelost. We wisten precies wat en hoe 'het was. Moeilijkheden be stonden er voor ons niet meer Zóó is de jongelingsleeftijd. 't Is nog altijd: de meester in zijn wijsheid gist, de leerling in zijn waan beslist. Maar een beetje pedanterie kan op dien leef tijd geen kwaad. Althans zoo lang het maar pedanterie blijft in deze richting en de jongeling niet pedant gaat worden op zijn modern costuum met lefdoekje, z'n voetbalmeesterschap enz. Dan komt er meestal weinig of niets van terecht. Zoo heeft de jongelingsleeftijd dus ongetwij feld z'n moeilijken kant. Maar daarom te meer is de jeugdorganisatie noodzakelijk. Vooral daar wordt ijzer met ijzer gescherpt. Daar wordt niemand en nietp ontzien. De kritiek is er vaak onbarmhartig. Maar juist daaroln ook karaktervormend. Maar dan is het ook eisch, dat de jeugdor ganisatie haar roeping verstaat. Zij heeft wel op te letten, dat ze geen deel neemt aan het actieve werk in kerk, staat en maatschappij. Een vereeniging van jongelingen, die aan politiek doet, is niet op haar plaats. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat ze geen politieke beginselen bestudeeren mag. En een jongelingsvereeniging, die gaat evangeliseeren of een kerkdienst orga- niseeren, wat ook wel voorgevallen is, verstaat evenmin haar roeping. Haar taak is uitsluitend voorbereidend te werken. Opvoeding en verstandelijke ontwikkeling, dat moet het doel der J. V. zijn. Dit wordt niet overal even duidelijk verstaan. Vandaar dat zoo menigmaal een vereeniging verongelukt en haar leden niets meegeeft op hun levensweg. En waar de jongelingsvereeniging bestaat en werkt, heeft de kerk een dure roeping. Het zijn gelukkig uitzonderingen, dat de ker- keraad vijandig tegenover de jeugdorganisaties staat. Vijandig, omdat men de taak en de roe ping er van niet verstaat en meent, dat er beter maar gezondigd kan worden, opdat de genade des te meerder worde, wat natuurlijk een door en door ongereformeerd standpunt is. Waar er zoo gedacht wordt, bedenke men wel, dat God den jongeling menigmaal uitver koos boven den man op hoogeren leeftijd, om de zaak van zijn kerk te dienen. Het mag hard zijn voor ouderen, maar het is toch zoo. En dan zijn ze het zaad der kerk. Dat alleen moest al voldoende zijn voor iederen kerkeraad en eiken ouder om de jeugdorganisatie lief te heb ben, te steunen en te helpen. De ervaring leert, dat zij die met vrucht aan den arbeid der jongelingsvereeniging deelnamen, op rijperen leeftijd de kern van de kerk vorm den en in onze actie in staat en maatschappij de leidende figuren werden. Er is voor ons Gereformeerde volk dan ook een grooten zegen van de landelijke bonden uitgegaan. Én wie dat beseft heeft, heeft de vorige week meegejubeld en meegebeden. De toekomst is voorwaar niet schitterend. De afval van het Christendom neemt toe. De ontwrichting op allerlei gebied gaat door. Openlijk predikt men modern-heidensche lee ringen omtrent huwelijk, huisgezin, gezag en vrijheid, kerk en staat. Bezien we de geestestroomingen internatio naal, dan maakt Nederland, hoe zeer ook ons volk is afgeweken, nog een gunstige uitzonde ring. Ongetwijfeld heeft God hiervoor mede gebruik willen maken van de jeugdorganisaties op Ge reformeerden grondslag, die haar leden bij tien duizenden tellen. Verstaan we als ouderen dan onze roeping. In de eerste plaats ten opzichte van onze eigen kinderen. Maar dan ook ten opzichte van de kinderen van ons Gereformeerde volk in 't algemeen. En geven we de jeugdorganisatie de liefde van ons hart. UITKIJK. HANDELINGEN 3 i 21. „Welken de hemel moet ontvangen tot de tijden wederoprichting aller dingen, die God gesproken heeft door den mond al zijner heilige profeten van alle eeuw". II. (Slot). Toen de mensch gevallen was, scheen de zaak van God verloren te zijn. De dood als de bezoldiging der zonde kreeg heerschappij; de vloek, dien de mensch over zich gehaald had, kwam over de gansche aarde. De har- .1: 'lil ''j| H

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1