voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
4
Antire volutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
FEUILLETON
4
No. 3431
WOENSDAG 9 MEI 1928
Gemeenteraad.
Terug naar Huis
mm
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle sttakk&n voor de Redactie bestemd, Adverteatiënen verdere Administratie, franco toe te asemden aan de Uitgevers
,v x
Ffi
tó,-
33
in Tokio
maken.
hunner,
iff
Russisch
lit feest
"J 1
3
y;< -H
dam ge-
pij. Is, nu
174 pas-
Jmaidenj
nthenveld
•Hen bloeit
jen.
43«STF JAARGANG
Deze Courait verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEM -NTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDEKLIKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z% beslaan.
Advertentiên worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur
Te weinig raadsvergaderingen.
ij
Meermalen hoorden wij de klacht, dat er in
onze streek te weinig raadsvergaderingen wor
den belegd.
i Nog pas werd door een raadslid onze aan
dacht hierop gevestigd.
1 Inderdaad kregen ook wij soms den indruk,
dat enkele burgemeesters er den voorkeur aan
geven het aantal tot het bij de wet bepaalde
minimum te houden.
Dat zijn dan zes vergaderingen in het geheele
jaar.
Art. 40 der Gemeentewet zegt: „de Raad
vergadert jaarlijks ^ninstens zes malen en voorts
zoo dikwijls de Burgemeester of B. en W. het
noodig oordeelen, of het in gemeenten beneden
20.000 zielen door drie, in de overige ge
meenten door een vijfde der leden schriftelijk
met opgave van redenen, wordt gevraagd".
Het is dus de- Raad zelf, die de macht heeft
kch in beweging ^e zetten.
Dit onderscheidt den Gemeenteraad van de
Staten-Generaal 'i -Provinciaal.
Daar staat echte? weer tegenover, dat vol
gens art. 41 der Gemeentewet de burgemeester
alléén de vergadering belegt en het uur en
den dag van samenkomst bepaalt. Een recht,
dat hem ook onbeperkt toekomt ten aanzien
van vergaderingep, welke door B. en W. of
het vereischte atjntal raadsleden worden ver
langd.
Als een burgemeester dus „lijdelijk verzet"
wil plegen, kan hij dat met de Gemeentewet in
handen een heel eind brengen.
Beter dan langs dien weg het aantal raads
vergaderingen uit te breiden (indien dit noodig
blijkt) i? het dan ook, dat de burgemeester
zelve inziet, dat hij met het minimum aantal
niet kan volstaan.
Nu kan men wel zeggen: de wetgever heeft
6 vergaderingen per jaar toch blijkbaar wel
[oldoende geacht, doch dan verlieze men niet
'A het oog, dat de wetgever dit reeds in 1851
aldus bepaald heeft.
En stelle men nu den toestand van 75 jaar
geleden en nu tegenover elkander
Hoezeer is in den loop dier jaren de werk
zaamheid van den gemeenteraad niet uitgebreid
Denk slechts aan verkeerstoestanden, aan de
vlucht, die nijverheid en industrie genomen
hebben, aan de geweldige toename van het
aantal wetten, met wier uitvoering B. en W.
en den Raad zijn belast geworden.
Dat argument gaat dus niet op.
En dan kan men wijzen op de schaduwzijde
van het vele 'ergaderen, en men moge met
goed recht klafjen, dat reeds nu vele raads
vergaderingen óptaarden in kletsvergaderingen,
waar veel tijd -i'oodeloos vermorst wordt, maar
dat is zoowel ~"en aanklacht tegen den burge
meester, die d jjf vergaderingen leidt, als tegen
de raadsleden |elve.
Het hangt \J30r verreweg het grootste ge
deelte van de leiding af, welk karakter een
raadsvergadering dragen zal.
Het lijkt ons dan ook niet in 't belang van de
gemeente, om, uit oorzake van het verlangen
zoo weinig mogelijk last te hebben van de
raadsleden, het aantal maar zoo beperkt als
mogelijk is te houden.
De grondwet zelve stelt vastAan het hoofd
der gemeente staat een ra ad.
Zóó moet de gemeenteraad gezien worden.
Daarom moet het dit lichaam mogelijk ge
maakt worden zoo goed als kan te functio-
neeren.
En het is ook onze overtuiging, dat in ge
meenten van eenigen omvang, laat ons zeggen
2500 zielen en daarboven, in den tegenwoordigen
tijd met het minimum aantal van zes vergade
ringen niet meer volstaan kan worden.
Groen en de Roomschen.
„De Banier" het orgaan van de S. G. P.,
wijdt twee en een halve kolom van haar toch
reeds zoo beperkte ruimte aan een driestar uit
ons blad over Groen- en de Roomschen.
De Banier-schrijver houdt er wel een eigen
aardige manier van bestrijding op na.
Hij weet weer niet beter te doen dan ons
te beschuldigen valsch te citeeren.
De ervaring leert, dat men in dien kring
lichtvaardig gereed staat met zijn oordeel.
We hopen in een hoofdartikel de onjuistheid
van dit verwijt aan te toonen.
Voorloopig slechts dit.
De S. G. P. zoekt nog steeds in negativisme
haar kracht.
Zij ontkent maar.
In Goethe's Faust is sprake van „der Geist
der stets verneint".
Met de S. G. P. is het evenzoo.
Natuurlijk bevindt men zich dan in gemakke
lijker positie, dan dat men positieven opbouw
verricht.
Zoo ook hier weer.
De Banier-schrijver tracht den indruk te ge
ven met zijn lang verweer, dat Groen tegen
de coalitie was.
Hij zegt het niet met zoovele woorden, maar
het ligt er dik op, dat het de bedoeling is,
dien indruk aan zijn lezers te geven.
Wij willen hem dit verzoek doen Verklaar
nu eens ronduit: was Groen principieel tegen
de coalitie, of was hij voor samenwerking met
Roomschen op ptaatkundig gebied
Geef hierop nu eenjs kort en positief een
duidelijk, voor geen tweeërlei uitlegging vat
baar antwoord.
Om deze vraag gaat hethier en in dit opzicht
brengt gij ons met uw twee en een half kolom
schrift geen stap verder.
V Toen en Na.
Er is in Nederland een tijd geweest, dat
Christelijk Schoolonderwijs tot de „wanbedrij
ven" geteld werden.
Dat is nog geen eeuw geleden.
Prof. Diepenhorst vertelt er van in zijn pas
verschenen boek: „Onze strijd in de Staten-
Generaal".
Dat was in den tijd toen het sommigen te
bang werd in ons landje onder liberaal bewind
en dat menige ouder ook om in de opvoeding
hunner kinderen God te dienen overeenkomstig
hun consciëntie als ballingen naar Amerika
gingen.
Groen van Prinsterer doelde op die ballingen
toen hij vol edele verontwaardiging Graaf
Schimmelpenninck in een Open brief aldus
aansprak
'„Is het U bekend, dat er eene landverhui
zing is ontstaan, welke Nederland bij voort
during van achtenswaardige ingezetenen be
rooft; mannen van wie men geene manifesta-
tiën en demonstratiën zou te duchten gehad
hebben; die geen schrijvers noch lezers waren
van oproerige geschriften; waarmee men geene
Grondwetsherziening en Staatsomkeering af
dwong (Groen schreef dit in 1848); die niet
gewoon waren,ook niet in de binnenkamer,
de Overheid te vloeken; maar die gebeden
voor haar opzonden, ook wanneer zij het
slachtoffer waren van haar verongelijking; die
nauwgezet in de plichtsbetrachting jegens den
Staat alleen datgene verlangden met beschei
denheid en ernst, met eenvoudigheid en vol
harding, wat, ter nauwgezette plichtsbetrach
ting jegens den hoogsten Wetgever en Wel
doener, niet kon worden ontbeerd, en die
bij het gemis hiervan, ten laatste, sommigen
althans met een brekend hart, verre gewesten
zijn gaan opzoeken, om te kunnen verrichten
wat christenen betaamt en om, door hunne
tegenwoordigheid, ook zwijgend te bewijzen,
dat schoolonderricht in de leering en ver
maning des Heeren in Nederland onder de
wanbedrijven gerekend wordt
Dat was toen.
En nu?
Er is volkomen gelijkstelling op het gebied
van Openbaar- en Christelijk onderwijs.
Het is nu geen geloofsstuk meer zijn kinderen
Christelijk onderwijs te doen geven, het is zelfs
geen geloofsstuk meer Scholen met den Bijbel
op te richten.
En toch houdt in een sterk overwegend or
thodoxe streek het openbaar, dit is het gods
dienstloos onderwijs, niet slechts stand, maar
het groeit er.
Zullen de ballingen, waarvan Groen hier
spreekt, niet opstaan in het gericht tegen dit
geslacht
Moest de blos der schaamte ons niet naar
de kaken jagen als we gaan vergelijken tusschen
toen en nu?
Vergadering van den Gemeenteraad van
MIDDELHARNIS, op Vrijdag 4 Mei
1928, n.m. 2x/2 uur.
Tegenwoordig alle leden.
De vergadering wordt door den Edelachtb.
Heer L. J. den Hollander met gebed geopend.
De notulen der vorige vergadering worden
voorgelezen en onveranderd vastgesteld.
Van Ged. Staten is goedgekeurd terugont
vangen een wijziging gemeenschappelijke rege
ling.
Van de gascommissie is een schrijven ont
vangen waarin deze voorstelt de winst over
1926, groot 9671.293/;, te bestemmen tot af
schrijving van het kapitaal der fabriek.
Van den hoofdingenieur van den Prov. Wa
terstaat is een rapport ontvangen betreffende
de laad- en losplaats achter de gasfabriek. Het
maken van een wisselplaats zou komen op on
geveer 15.000.—. Een eenvoudiger plan wordt
door hem aan de hand gedaan. De vaargeul
daar ter plaatse zou over een lengte van 135
M. kunnen worden verbreed. Aan de noordkant
van de haven was alsdan een beschoeiing aan
te brengen ter lengte van pl.m. 125 M. Dit
werk zou belangrijk minder kosten en de schip
pers zouden er mee gered zijn.
De VOORZITTER zegt, dat B. en W. een
conferentie hebben gehad met het Gemeentebe
stuur van Sommelsdijk. Onderling is overeen
gekomen om af te wachten hoeveel stagnatie
zal ontstaan. Wanneer in den vervolge evenals
nu de kolen der fabriek in kleine schepen wor
den aangevoerd zal de ptagnatie gering zijn.
Afgewacht dient dus te worden of eene uit
gaaf van eenige duizenden gewettigd is.
De heer v. d. MEIDE (C.-H.) deelt mede
dat de kwestie omtrent de stagnatie achter de
gasfabriek reeds meerdere malen is ter sprake
gekomen. We moeten, zoo zegt hij, de nabu
rige gemeenten niet tot het uiterste plagen. De
plaats van het klachtenboek vindt hij niet goed.
Hij wil dit deponeeren bij den havenmeester.
Deze kunnen controle daarop uitoefenen en
aan het einde van het jaar brengen zij daarvan
verslag uit. Indien de klachten werkelijk gegrond
zijn dan is hij er voor om een oplossing in deze
te krijgen.
De VOORZITTER wil het klachtenboek
bij den Directeur laten, die alsdan in overleg
kan treden met de havenmeesters.
De heer v. d. MEIDE vindt het gemakkelij
ker voor allen wanneer het klachtenboek berust
bij de havenmeesters.
De heer SLIS (Gemeentebelang) merkt op,
dat wanneer Sommelsdijk zijn haven niet op
diepte houdt, dat dan de verbetering niet zal
helpen.
De VOORZITTER deelt mede, dat heel
binnenkort de haven van Sommelsdijk zal wor
den uitgebaggerd.
Nadat de VOORZITTER nog gezegd heeft,
dat hij over het klachtenboek met den Direc
teur en de havenmeesters zal spreken, wordt
deze zaak als afgedaan beschouwd.
Mededeeling wordt gedaan van een brief van
het Rijksbureau voor monumentenzorg betreffen
de de afbraak van de huisjes ten oosten van
het gemeentehuis. Dit bureau zag gaarne dat
deze huisjes bleven staan.
Besloten wordt om aan het bureau te vragen,
een bezoek aan Middelharnis te brengen ten
einde zich van den plaatselijken toestand te
kunnen overtuigen.
Voorgelezen wordt een verzoek van de Ver-
eeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende
dranken om de Leeszaal te mogen gebruiken
voor hunne vergaderingen.
Aan B. en W. wordt overgelaten een en ander
te regelen.
Gebrs. v. Gent vragen wijziging te name-stel-
ling erfpachtsacte. Dit wordt toegestaan.
Van het R. K. Armbestuur is een schrijven
ontvangen, dat het zich onder protest zal ver
eenigen met den door de gemeente geboden
prijs voor den grond van het armbestuur, zulks
onder verschillende voorwaarden.
De VOORZITTER zegt, dat z. i. geen be
zwaar tegen deze waarborgen bestaat.
Dit wordt goedgekeurd met de stemmen van
de heeren Struijk en Koese tegen.
De Commissie van Beheer voor de gasfabriek
zendt een schrijven welke werkzaamheden door
de gemeente en welke door de fabriek zouden
moeten geschieden indien tot verdere afgraving
van het Zandpad zou worden overgegaan.
D VOORZITTER zegt een begrooting te
zullen vragen van de kosten van een en ander.
Aangehouden worden de verzoeken om uit
gifte grond in erfpacht aan de gascommissie,
J. Boeter en P. C. Appel ten einde hierover
eerst in geheime vergadering te spreken.
Van de heeren W. Breur, H. J. Campfens en
J. A. H. Spee is bericht ontvangen, dat ze de
achter hun erf liggende gronden, reikende tot
aan de R. K. Begraafplaats, in erfpacht willen
hebben tegen 5 ct. per M2. Besloten wordt dit
niet te doen, doch den prijs te handhaven op
10 ct. per M2.
De heer C. Huijsmans wil den grond, waarop
de varkenshokken zijn geplaatst bij zijne wo
ning, in efpacht hebben tegen 7 ct. per M2.
Ook dit wordt niet goedgevonden.
Een verzoek van de heeren Viskil en Lang
broek om meer grond in erfpacht achter hunne
aEei©ps
„enuwachlig
overspa rtnen
75 c-fc.
te bouwen woningen aan den Langeweg wordt
aangehouden tot nader onderzoek.
Voorlezing wordt gedaan van een rapport
van den gemeente-opzichter omtrent verbreeding
van de Spuijstraat met 2J^ M. over een lengte
van 90 Meter, terwijl een schuine hoek van de
Kaai alsdan dient te worden overbrugd met
een betonbalk. De kosten van een en ander
worden geraamd op 11000.a 12000.
De VOORZITTER zegt, dat in den zin als
in het- rapport aangegeven, thans een oplossing
van deze kwestie kan worden gevonden. B. en
W. stellen voor op het rapport in te gaan.
De heer DOORNBOS (Herv.) is van mee
ning, dat, al waren de kosten 12000.dit
nog niet te hoog is, aangezien hier een flinke
verbetering zou tot stand komen.
De heer VOGELAAR (A.-R.) vraagt of de
heer van Varik bevoegd is om de draagkracht
van een betonbalk te berekenen.
De VOORZITTER wil in ieder geval een
deskundige hierover raadplegen. De draagkracht
moet minstens 50000 K.G. zijn.
De heer VAN DER SLIK (Herv.) heeft de
zaak ook plaatselijk bekeken. Komen we niet
in conflict met den polder
De VOORZITTER merkt op dat overleg
met den polder zal worden gepleegd.
De heer KOOTE (Herv.) zegt, dat hij reeds
meermalen op deze zaak heeft gewezen. Het
is altijd op de hooge kosten afgestuit. Hij ver
heugt zich er over, dat thans zijn voorstel zal
worden aanvaard.
De heer DOORNBOS vraagt of het geen
aanbeveling zou verdienen een kostenopgaaf
te laten opmaken van het uitbouwen van de
sluis. De betonbalk komt dan te vervallen. We
krijgen dan massief werk, hetwelk veel beter is.
door
W. ESTLANDT.
19)
Inderdaad, wel was er een verandering ge-
°ur" n karaHer en 't gemoed zijns vaders,
t Was dezelfde niet meer van vroeger. Zouden
e vreeselijke slagen zijn leven gebroken heb
ben Jo voelde een geweldigen drang in zich
om zijn vaderhot troost en steun te zijn. Zoo-
a's hij daar feat,- was hij een foonbeeld van
evenssmart. piepe rimpels gegroefd in het
vierkante voórhoofd, het grijzende haar, de
Enigszins gebogen gestalte- en dat in den tijd
van nog geenj twee jaren. Jo wilde zich voor
'in vader nederwerpen en hem zeggen „Vader
ben uw kind, k ga met u mede, om uw
goot verlies zoo veel als 't kan te vergoeden".
och neen, -lat ging niet, er was een diepe
K'ooi tusschen hen. 't Noodlot wilde, dat de
^ader van en zoon gescheiden zouden zijn
en blijven.
t Waren de twee verschillende levensbe-
schouwinger: die scheiding maakten. Maar was
e an wel noodig, dat vader en kind zoover
van elkander bleven staan? Konden twee le-
ensbeschouwingen geen onderdak vinden in
een woning
nat, k0D niet' En dat Was de schuld
oen Bijbel. Iedere toenadering zou slechts
opnieuw de bittere smart van scheiding nood
zakelijk maken. Neen, 't was het beste maar,
dat het bleef zooals het was.
„Vader", zei hij, „ik dank u voor die woor
den, 't doet me goed u zoo te hooren spreken,
'k Zou graag eens thuis komen, maar ik kan
niet, vader". Jo's stem trilde. „Geloof me, vader,
ik heb u en moeder lief als altijd, maar 't
beste is, dat ik niet kom. Onze levensbeschou
wingen zouden direct met elkaar in botsing
komen, 'k Denk heel anders, 'k geloof heel
anders dan u, daar kan ik nieip aan ver
anderen. U gelooft me toch, vader En ik
blijf uw kind 'k Denk vaak a'an huis, iederen
dag vertoef ik in gedachten in Vlechterwolde
bij moeder en u, en ook bij anderen, 'k heb
er meer achtergelaten. U begrijpt me wel. Maar
dat is voorbij".
Jo zuchtte en keek droevig naar buiten.
Henkema begreep de positie van zijn kind
en hij zag, dat Jo niet gelukkig was en eenerzijds
vond hij dat een verblijdend verschijnsel. Als
Jo zich op dit pad gelukkig en tevreden voelde,
zou het bedenkelijker zijn. Hij wenschte te
weten hoe het precies met hem stond; daarvoor
was hij eigenlijk naar Rotterdam gekomen. Hij
vroeg aan Jo
,,'k Geloof niet, dat je jezelf heel gelukkig
gevoelt op je zelf gekozen weg, is 't wel Jo
„Als ik alleen zie op wat ik verloren heb
niet, maar als ik er de win,st tegenover stel,
dan wil ik niet terug, want dan slaat de schaal
over en voel ik diep in mijn hart een blijdschap
opstijgen, die mijn ziel doet trillen van geluk,
vader".
„Wat bedoel je met die winst Jo vroeg
zijn vader.
„Die winst is de wetenschap, dat ik de
waarheid dien, die vol troost is voor het leven".
Zijn vader schudde het hoofd. „Je zoekt het
verloren Paradijs, mijn jongen
„Ja, vader, u denkt daar natuurlijk anders
over, maar wat ik zeg is mijn rotsvaste over
tuiging. 'k Geloof zeker, neen 'k weet zeker,
dat de tijd komt, ja hij is reeds bijna aan
gebroken, dat de verlossing het menschdom
zal gelukkig maken. Voor die overtuiging zou
ik kunnen sterven, vader 'k Zie zoo duidelijk,
dat de wereld begint te rijpen voor dat eeuwig
geluk
,,'t Kan zijn, jongen, dat die tijd werkelijk
begint te rijpen, 'k Zou haast zeggen, dat ik
het ook inzie, dat het eeuwig geluk niet ver
meer af is, maar voor die blijde tijd aanlicht,
zal eerst de Zoon Gods komen om zijn oordeel
te voltrekken over de wereld, maar dan zal
er behalve die eeuwigheid van geluk ook een
eeuwigheid van rampzaligheid blijven bestaan.
Je weet het, mijn jongen, 't is je geleerd".
„Och, vader, welk nut zou 't hebben dieper
op dat onderwerp in te gaan, we worden 't
toch niet eens".
„Of het nut zal hebben, daar kunnen 'we
niet over oordeelen, jongen, maar dit moet je
toch wel met me eens zijn, dat de zaak ge
wichtig genoeg ip om eens ernstig en grondig
te bespreken
Jo trok de schouders op.
,,'k Weet niet, vader", zei hij, ,,'k geloof
niet, dat ooit een tijd zal komen, dat we over
deze kwestie het samen eens zullen worden,
de Bijbel staat tusschen ons in".
„Maar als ik je nu eens ernstig vraag, en
in alle liefde vraag, er wel over te spreken
met je vader, zul je me dit dan weigeren, Jo
„Neen vader, dat niet, maar u is oud, en
als ik 't zeggen mag, te eenzijdig in uw
beschouwing, dan dat ik hopen mag u te over
tuigen van mijn grondbeginselen en andersom
is het zoo, dat ik, hoewel betrekkelijk jong, reeds
te veel heb meegemaakt, dan dat ik terug zou
kunnen naar het oude, al wilde ik het ook.
't Zou voor mij gelijk staan met terug te keeren
van het licht in de duisternis".
't Deed Henkema pijn, dat zijn zoon zoo
boud sprak; hij besefte, dat het momenteel
werkelijk onmogelijk was met hem te spreken
over de hoogste dingen van het leven. Zijn
zoon wa,s er niet vatbaar voor. Maar al scheen
het hart van zijn kind ook zwaar gepantserd
tegen het Woord Gods, Henkema had een ge
opende toegang tot den troon des Heeren. Hier
klemde hij zich aan vast, dat was zijn troost,
hij zou voor zijn jongen aanhouden in het
gebed, tijdig en ontijdig. God was de Almach
tige, die middelen had, om ook dit hart te
neigen naar Zijn Woord.
Den volgenden morgen reeds vroeg moest
Henkema naar het Noorden terug. Zijn zoon
bracht hem naar het station.
„Mag ik moeder beloven, jongen, dat je
binnenkort op Henkema-State komt vroeg
hij aan zijn zoon.
„Vader, 't is beter, dat u spoedig weer eens
naar mij komt, 't kan niet anders, vader".
„Zul je dan ten minste je moeder geregeld
schrijven, Jo
„Ja, vader, dat zal ik doen".
„Welnu, als jij niet komt, dan kom ik wel
weer eens spoedig naarjou toe, want je blijft
mijn kind, dat ik liefheb".
Toen greep Henkema Jo's hand en vervolgde:
„Neem dit van je vader mee naar huis en
mee het leven in, dat je wachtwanneer je
ooit mocht vastloopen op je doolpad en je
geen uitweg meer vinden kunt, bedenk dan,
dat de weg naar Gods genadetroon in dit
leven altijd open is. Dag jongen, God zegene
je
„Dag vader, doe moeder de groeten en zeg
haar, dat ik haar liefheb".
Henkema knikte, hij kon niets meer zeggen,
't bezwaardp hem als eenontzettende last, dat
hij zijn kind ver van huis en in deze stad zoo
moest achterlaten. Hij had vurig gehoopt,
dat hij Jo in 'n gunstiger toestand aantreffen
zou. Maar 't was een vérharding, die. hij ge
zien had. En deze boodschap had hij zijn
vrouw te brengen. Hun eenig kind op zulk
een vreeselijken weg. Ongelukkig voor tijd
en eeuwigheid, als God het niet verhoedt.
't Was geen aangename reis, die Henkema
deed. De gedachten vermenigvuldigden zich.
Thuis wachtte zijn vrouw hem bij het hek
van Henkema-State.
Ze vroeg: „Hoe is het met ons kind, man
„We zullen het aan God overgeven, vrouw".
HOOFDSTUK VIII.
't Had juist vijf uur geslagen en Jo wilde
de boeken in de brandkast sluiten en zich
gereed maken om naar huis te gaan, toen
Henk haastig 't kantoor binnenkwam.
(Wordt vervolgd).
(3 ni'xi
uil