voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. 4 Antire volutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES FEUILLETON 4 No. 3431 WOENSDAG 9 MEI 1928 Gemeenteraad. Terug naar Huis mm W. BOEKHOVEN ZONEN Alle sttakk&n voor de Redactie bestemd, Adverteatiënen verdere Administratie, franco toe te asemden aan de Uitgevers ,v x Ffi tó,- 33 in Tokio maken. hunner, iff Russisch lit feest "J 1 3 y;< -H dam ge- pij. Is, nu 174 pas- Jmaidenj nthenveld •Hen bloeit jen. 43«STF JAARGANG Deze Courait verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEM -NTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- b| vooruitbetaling. BUITENLAND bfl vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDEKLIKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z% beslaan. Advertentiên worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur Te weinig raadsvergaderingen. ij Meermalen hoorden wij de klacht, dat er in onze streek te weinig raadsvergaderingen wor den belegd. i Nog pas werd door een raadslid onze aan dacht hierop gevestigd. 1 Inderdaad kregen ook wij soms den indruk, dat enkele burgemeesters er den voorkeur aan geven het aantal tot het bij de wet bepaalde minimum te houden. Dat zijn dan zes vergaderingen in het geheele jaar. Art. 40 der Gemeentewet zegt: „de Raad vergadert jaarlijks ^ninstens zes malen en voorts zoo dikwijls de Burgemeester of B. en W. het noodig oordeelen, of het in gemeenten beneden 20.000 zielen door drie, in de overige ge meenten door een vijfde der leden schriftelijk met opgave van redenen, wordt gevraagd". Het is dus de- Raad zelf, die de macht heeft kch in beweging ^e zetten. Dit onderscheidt den Gemeenteraad van de Staten-Generaal 'i -Provinciaal. Daar staat echte? weer tegenover, dat vol gens art. 41 der Gemeentewet de burgemeester alléén de vergadering belegt en het uur en den dag van samenkomst bepaalt. Een recht, dat hem ook onbeperkt toekomt ten aanzien van vergaderingep, welke door B. en W. of het vereischte atjntal raadsleden worden ver langd. Als een burgemeester dus „lijdelijk verzet" wil plegen, kan hij dat met de Gemeentewet in handen een heel eind brengen. Beter dan langs dien weg het aantal raads vergaderingen uit te breiden (indien dit noodig blijkt) i? het dan ook, dat de burgemeester zelve inziet, dat hij met het minimum aantal niet kan volstaan. Nu kan men wel zeggen: de wetgever heeft 6 vergaderingen per jaar toch blijkbaar wel [oldoende geacht, doch dan verlieze men niet 'A het oog, dat de wetgever dit reeds in 1851 aldus bepaald heeft. En stelle men nu den toestand van 75 jaar geleden en nu tegenover elkander Hoezeer is in den loop dier jaren de werk zaamheid van den gemeenteraad niet uitgebreid Denk slechts aan verkeerstoestanden, aan de vlucht, die nijverheid en industrie genomen hebben, aan de geweldige toename van het aantal wetten, met wier uitvoering B. en W. en den Raad zijn belast geworden. Dat argument gaat dus niet op. En dan kan men wijzen op de schaduwzijde van het vele 'ergaderen, en men moge met goed recht klafjen, dat reeds nu vele raads vergaderingen óptaarden in kletsvergaderingen, waar veel tijd -i'oodeloos vermorst wordt, maar dat is zoowel ~"en aanklacht tegen den burge meester, die d jjf vergaderingen leidt, als tegen de raadsleden |elve. Het hangt \J30r verreweg het grootste ge deelte van de leiding af, welk karakter een raadsvergadering dragen zal. Het lijkt ons dan ook niet in 't belang van de gemeente, om, uit oorzake van het verlangen zoo weinig mogelijk last te hebben van de raadsleden, het aantal maar zoo beperkt als mogelijk is te houden. De grondwet zelve stelt vastAan het hoofd der gemeente staat een ra ad. Zóó moet de gemeenteraad gezien worden. Daarom moet het dit lichaam mogelijk ge maakt worden zoo goed als kan te functio- neeren. En het is ook onze overtuiging, dat in ge meenten van eenigen omvang, laat ons zeggen 2500 zielen en daarboven, in den tegenwoordigen tijd met het minimum aantal van zes vergade ringen niet meer volstaan kan worden. Groen en de Roomschen. „De Banier" het orgaan van de S. G. P., wijdt twee en een halve kolom van haar toch reeds zoo beperkte ruimte aan een driestar uit ons blad over Groen- en de Roomschen. De Banier-schrijver houdt er wel een eigen aardige manier van bestrijding op na. Hij weet weer niet beter te doen dan ons te beschuldigen valsch te citeeren. De ervaring leert, dat men in dien kring lichtvaardig gereed staat met zijn oordeel. We hopen in een hoofdartikel de onjuistheid van dit verwijt aan te toonen. Voorloopig slechts dit. De S. G. P. zoekt nog steeds in negativisme haar kracht. Zij ontkent maar. In Goethe's Faust is sprake van „der Geist der stets verneint". Met de S. G. P. is het evenzoo. Natuurlijk bevindt men zich dan in gemakke lijker positie, dan dat men positieven opbouw verricht. Zoo ook hier weer. De Banier-schrijver tracht den indruk te ge ven met zijn lang verweer, dat Groen tegen de coalitie was. Hij zegt het niet met zoovele woorden, maar het ligt er dik op, dat het de bedoeling is, dien indruk aan zijn lezers te geven. Wij willen hem dit verzoek doen Verklaar nu eens ronduit: was Groen principieel tegen de coalitie, of was hij voor samenwerking met Roomschen op ptaatkundig gebied Geef hierop nu eenjs kort en positief een duidelijk, voor geen tweeërlei uitlegging vat baar antwoord. Om deze vraag gaat hethier en in dit opzicht brengt gij ons met uw twee en een half kolom schrift geen stap verder. V Toen en Na. Er is in Nederland een tijd geweest, dat Christelijk Schoolonderwijs tot de „wanbedrij ven" geteld werden. Dat is nog geen eeuw geleden. Prof. Diepenhorst vertelt er van in zijn pas verschenen boek: „Onze strijd in de Staten- Generaal". Dat was in den tijd toen het sommigen te bang werd in ons landje onder liberaal bewind en dat menige ouder ook om in de opvoeding hunner kinderen God te dienen overeenkomstig hun consciëntie als ballingen naar Amerika gingen. Groen van Prinsterer doelde op die ballingen toen hij vol edele verontwaardiging Graaf Schimmelpenninck in een Open brief aldus aansprak '„Is het U bekend, dat er eene landverhui zing is ontstaan, welke Nederland bij voort during van achtenswaardige ingezetenen be rooft; mannen van wie men geene manifesta- tiën en demonstratiën zou te duchten gehad hebben; die geen schrijvers noch lezers waren van oproerige geschriften; waarmee men geene Grondwetsherziening en Staatsomkeering af dwong (Groen schreef dit in 1848); die niet gewoon waren,ook niet in de binnenkamer, de Overheid te vloeken; maar die gebeden voor haar opzonden, ook wanneer zij het slachtoffer waren van haar verongelijking; die nauwgezet in de plichtsbetrachting jegens den Staat alleen datgene verlangden met beschei denheid en ernst, met eenvoudigheid en vol harding, wat, ter nauwgezette plichtsbetrach ting jegens den hoogsten Wetgever en Wel doener, niet kon worden ontbeerd, en die bij het gemis hiervan, ten laatste, sommigen althans met een brekend hart, verre gewesten zijn gaan opzoeken, om te kunnen verrichten wat christenen betaamt en om, door hunne tegenwoordigheid, ook zwijgend te bewijzen, dat schoolonderricht in de leering en ver maning des Heeren in Nederland onder de wanbedrijven gerekend wordt Dat was toen. En nu? Er is volkomen gelijkstelling op het gebied van Openbaar- en Christelijk onderwijs. Het is nu geen geloofsstuk meer zijn kinderen Christelijk onderwijs te doen geven, het is zelfs geen geloofsstuk meer Scholen met den Bijbel op te richten. En toch houdt in een sterk overwegend or thodoxe streek het openbaar, dit is het gods dienstloos onderwijs, niet slechts stand, maar het groeit er. Zullen de ballingen, waarvan Groen hier spreekt, niet opstaan in het gericht tegen dit geslacht Moest de blos der schaamte ons niet naar de kaken jagen als we gaan vergelijken tusschen toen en nu? Vergadering van den Gemeenteraad van MIDDELHARNIS, op Vrijdag 4 Mei 1928, n.m. 2x/2 uur. Tegenwoordig alle leden. De vergadering wordt door den Edelachtb. Heer L. J. den Hollander met gebed geopend. De notulen der vorige vergadering worden voorgelezen en onveranderd vastgesteld. Van Ged. Staten is goedgekeurd terugont vangen een wijziging gemeenschappelijke rege ling. Van de gascommissie is een schrijven ont vangen waarin deze voorstelt de winst over 1926, groot 9671.293/;, te bestemmen tot af schrijving van het kapitaal der fabriek. Van den hoofdingenieur van den Prov. Wa terstaat is een rapport ontvangen betreffende de laad- en losplaats achter de gasfabriek. Het maken van een wisselplaats zou komen op on geveer 15.000.—. Een eenvoudiger plan wordt door hem aan de hand gedaan. De vaargeul daar ter plaatse zou over een lengte van 135 M. kunnen worden verbreed. Aan de noordkant van de haven was alsdan een beschoeiing aan te brengen ter lengte van pl.m. 125 M. Dit werk zou belangrijk minder kosten en de schip pers zouden er mee gered zijn. De VOORZITTER zegt, dat B. en W. een conferentie hebben gehad met het Gemeentebe stuur van Sommelsdijk. Onderling is overeen gekomen om af te wachten hoeveel stagnatie zal ontstaan. Wanneer in den vervolge evenals nu de kolen der fabriek in kleine schepen wor den aangevoerd zal de ptagnatie gering zijn. Afgewacht dient dus te worden of eene uit gaaf van eenige duizenden gewettigd is. De heer v. d. MEIDE (C.-H.) deelt mede dat de kwestie omtrent de stagnatie achter de gasfabriek reeds meerdere malen is ter sprake gekomen. We moeten, zoo zegt hij, de nabu rige gemeenten niet tot het uiterste plagen. De plaats van het klachtenboek vindt hij niet goed. Hij wil dit deponeeren bij den havenmeester. Deze kunnen controle daarop uitoefenen en aan het einde van het jaar brengen zij daarvan verslag uit. Indien de klachten werkelijk gegrond zijn dan is hij er voor om een oplossing in deze te krijgen. De VOORZITTER wil het klachtenboek bij den Directeur laten, die alsdan in overleg kan treden met de havenmeesters. De heer v. d. MEIDE vindt het gemakkelij ker voor allen wanneer het klachtenboek berust bij de havenmeesters. De heer SLIS (Gemeentebelang) merkt op, dat wanneer Sommelsdijk zijn haven niet op diepte houdt, dat dan de verbetering niet zal helpen. De VOORZITTER deelt mede, dat heel binnenkort de haven van Sommelsdijk zal wor den uitgebaggerd. Nadat de VOORZITTER nog gezegd heeft, dat hij over het klachtenboek met den Direc teur en de havenmeesters zal spreken, wordt deze zaak als afgedaan beschouwd. Mededeeling wordt gedaan van een brief van het Rijksbureau voor monumentenzorg betreffen de de afbraak van de huisjes ten oosten van het gemeentehuis. Dit bureau zag gaarne dat deze huisjes bleven staan. Besloten wordt om aan het bureau te vragen, een bezoek aan Middelharnis te brengen ten einde zich van den plaatselijken toestand te kunnen overtuigen. Voorgelezen wordt een verzoek van de Ver- eeniging tot Afschaffing van Alcoholhoudende dranken om de Leeszaal te mogen gebruiken voor hunne vergaderingen. Aan B. en W. wordt overgelaten een en ander te regelen. Gebrs. v. Gent vragen wijziging te name-stel- ling erfpachtsacte. Dit wordt toegestaan. Van het R. K. Armbestuur is een schrijven ontvangen, dat het zich onder protest zal ver eenigen met den door de gemeente geboden prijs voor den grond van het armbestuur, zulks onder verschillende voorwaarden. De VOORZITTER zegt, dat z. i. geen be zwaar tegen deze waarborgen bestaat. Dit wordt goedgekeurd met de stemmen van de heeren Struijk en Koese tegen. De Commissie van Beheer voor de gasfabriek zendt een schrijven welke werkzaamheden door de gemeente en welke door de fabriek zouden moeten geschieden indien tot verdere afgraving van het Zandpad zou worden overgegaan. D VOORZITTER zegt een begrooting te zullen vragen van de kosten van een en ander. Aangehouden worden de verzoeken om uit gifte grond in erfpacht aan de gascommissie, J. Boeter en P. C. Appel ten einde hierover eerst in geheime vergadering te spreken. Van de heeren W. Breur, H. J. Campfens en J. A. H. Spee is bericht ontvangen, dat ze de achter hun erf liggende gronden, reikende tot aan de R. K. Begraafplaats, in erfpacht willen hebben tegen 5 ct. per M2. Besloten wordt dit niet te doen, doch den prijs te handhaven op 10 ct. per M2. De heer C. Huijsmans wil den grond, waarop de varkenshokken zijn geplaatst bij zijne wo ning, in efpacht hebben tegen 7 ct. per M2. Ook dit wordt niet goedgevonden. Een verzoek van de heeren Viskil en Lang broek om meer grond in erfpacht achter hunne aEei©ps „enuwachlig overspa rtnen 75 c-fc. te bouwen woningen aan den Langeweg wordt aangehouden tot nader onderzoek. Voorlezing wordt gedaan van een rapport van den gemeente-opzichter omtrent verbreeding van de Spuijstraat met 2J^ M. over een lengte van 90 Meter, terwijl een schuine hoek van de Kaai alsdan dient te worden overbrugd met een betonbalk. De kosten van een en ander worden geraamd op 11000.a 12000. De VOORZITTER zegt, dat in den zin als in het- rapport aangegeven, thans een oplossing van deze kwestie kan worden gevonden. B. en W. stellen voor op het rapport in te gaan. De heer DOORNBOS (Herv.) is van mee ning, dat, al waren de kosten 12000.dit nog niet te hoog is, aangezien hier een flinke verbetering zou tot stand komen. De heer VOGELAAR (A.-R.) vraagt of de heer van Varik bevoegd is om de draagkracht van een betonbalk te berekenen. De VOORZITTER wil in ieder geval een deskundige hierover raadplegen. De draagkracht moet minstens 50000 K.G. zijn. De heer VAN DER SLIK (Herv.) heeft de zaak ook plaatselijk bekeken. Komen we niet in conflict met den polder De VOORZITTER merkt op dat overleg met den polder zal worden gepleegd. De heer KOOTE (Herv.) zegt, dat hij reeds meermalen op deze zaak heeft gewezen. Het is altijd op de hooge kosten afgestuit. Hij ver heugt zich er over, dat thans zijn voorstel zal worden aanvaard. De heer DOORNBOS vraagt of het geen aanbeveling zou verdienen een kostenopgaaf te laten opmaken van het uitbouwen van de sluis. De betonbalk komt dan te vervallen. We krijgen dan massief werk, hetwelk veel beter is. door W. ESTLANDT. 19) Inderdaad, wel was er een verandering ge- °ur" n karaHer en 't gemoed zijns vaders, t Was dezelfde niet meer van vroeger. Zouden e vreeselijke slagen zijn leven gebroken heb ben Jo voelde een geweldigen drang in zich om zijn vaderhot troost en steun te zijn. Zoo- a's hij daar feat,- was hij een foonbeeld van evenssmart. piepe rimpels gegroefd in het vierkante voórhoofd, het grijzende haar, de Enigszins gebogen gestalte- en dat in den tijd van nog geenj twee jaren. Jo wilde zich voor 'in vader nederwerpen en hem zeggen „Vader ben uw kind, k ga met u mede, om uw goot verlies zoo veel als 't kan te vergoeden". och neen, -lat ging niet, er was een diepe K'ooi tusschen hen. 't Noodlot wilde, dat de ^ader van en zoon gescheiden zouden zijn en blijven. t Waren de twee verschillende levensbe- schouwinger: die scheiding maakten. Maar was e an wel noodig, dat vader en kind zoover van elkander bleven staan? Konden twee le- ensbeschouwingen geen onderdak vinden in een woning nat, k0D niet' En dat Was de schuld oen Bijbel. Iedere toenadering zou slechts opnieuw de bittere smart van scheiding nood zakelijk maken. Neen, 't was het beste maar, dat het bleef zooals het was. „Vader", zei hij, „ik dank u voor die woor den, 't doet me goed u zoo te hooren spreken, 'k Zou graag eens thuis komen, maar ik kan niet, vader". Jo's stem trilde. „Geloof me, vader, ik heb u en moeder lief als altijd, maar 't beste is, dat ik niet kom. Onze levensbeschou wingen zouden direct met elkaar in botsing komen, 'k Denk heel anders, 'k geloof heel anders dan u, daar kan ik nieip aan ver anderen. U gelooft me toch, vader En ik blijf uw kind 'k Denk vaak a'an huis, iederen dag vertoef ik in gedachten in Vlechterwolde bij moeder en u, en ook bij anderen, 'k heb er meer achtergelaten. U begrijpt me wel. Maar dat is voorbij". Jo zuchtte en keek droevig naar buiten. Henkema begreep de positie van zijn kind en hij zag, dat Jo niet gelukkig was en eenerzijds vond hij dat een verblijdend verschijnsel. Als Jo zich op dit pad gelukkig en tevreden voelde, zou het bedenkelijker zijn. Hij wenschte te weten hoe het precies met hem stond; daarvoor was hij eigenlijk naar Rotterdam gekomen. Hij vroeg aan Jo ,,'k Geloof niet, dat je jezelf heel gelukkig gevoelt op je zelf gekozen weg, is 't wel Jo „Als ik alleen zie op wat ik verloren heb niet, maar als ik er de win,st tegenover stel, dan wil ik niet terug, want dan slaat de schaal over en voel ik diep in mijn hart een blijdschap opstijgen, die mijn ziel doet trillen van geluk, vader". „Wat bedoel je met die winst Jo vroeg zijn vader. „Die winst is de wetenschap, dat ik de waarheid dien, die vol troost is voor het leven". Zijn vader schudde het hoofd. „Je zoekt het verloren Paradijs, mijn jongen „Ja, vader, u denkt daar natuurlijk anders over, maar wat ik zeg is mijn rotsvaste over tuiging. 'k Geloof zeker, neen 'k weet zeker, dat de tijd komt, ja hij is reeds bijna aan gebroken, dat de verlossing het menschdom zal gelukkig maken. Voor die overtuiging zou ik kunnen sterven, vader 'k Zie zoo duidelijk, dat de wereld begint te rijpen voor dat eeuwig geluk ,,'t Kan zijn, jongen, dat die tijd werkelijk begint te rijpen, 'k Zou haast zeggen, dat ik het ook inzie, dat het eeuwig geluk niet ver meer af is, maar voor die blijde tijd aanlicht, zal eerst de Zoon Gods komen om zijn oordeel te voltrekken over de wereld, maar dan zal er behalve die eeuwigheid van geluk ook een eeuwigheid van rampzaligheid blijven bestaan. Je weet het, mijn jongen, 't is je geleerd". „Och, vader, welk nut zou 't hebben dieper op dat onderwerp in te gaan, we worden 't toch niet eens". „Of het nut zal hebben, daar kunnen 'we niet over oordeelen, jongen, maar dit moet je toch wel met me eens zijn, dat de zaak ge wichtig genoeg ip om eens ernstig en grondig te bespreken Jo trok de schouders op. ,,'k Weet niet, vader", zei hij, ,,'k geloof niet, dat ooit een tijd zal komen, dat we over deze kwestie het samen eens zullen worden, de Bijbel staat tusschen ons in". „Maar als ik je nu eens ernstig vraag, en in alle liefde vraag, er wel over te spreken met je vader, zul je me dit dan weigeren, Jo „Neen vader, dat niet, maar u is oud, en als ik 't zeggen mag, te eenzijdig in uw beschouwing, dan dat ik hopen mag u te over tuigen van mijn grondbeginselen en andersom is het zoo, dat ik, hoewel betrekkelijk jong, reeds te veel heb meegemaakt, dan dat ik terug zou kunnen naar het oude, al wilde ik het ook. 't Zou voor mij gelijk staan met terug te keeren van het licht in de duisternis". 't Deed Henkema pijn, dat zijn zoon zoo boud sprak; hij besefte, dat het momenteel werkelijk onmogelijk was met hem te spreken over de hoogste dingen van het leven. Zijn zoon wa,s er niet vatbaar voor. Maar al scheen het hart van zijn kind ook zwaar gepantserd tegen het Woord Gods, Henkema had een ge opende toegang tot den troon des Heeren. Hier klemde hij zich aan vast, dat was zijn troost, hij zou voor zijn jongen aanhouden in het gebed, tijdig en ontijdig. God was de Almach tige, die middelen had, om ook dit hart te neigen naar Zijn Woord. Den volgenden morgen reeds vroeg moest Henkema naar het Noorden terug. Zijn zoon bracht hem naar het station. „Mag ik moeder beloven, jongen, dat je binnenkort op Henkema-State komt vroeg hij aan zijn zoon. „Vader, 't is beter, dat u spoedig weer eens naar mij komt, 't kan niet anders, vader". „Zul je dan ten minste je moeder geregeld schrijven, Jo „Ja, vader, dat zal ik doen". „Welnu, als jij niet komt, dan kom ik wel weer eens spoedig naarjou toe, want je blijft mijn kind, dat ik liefheb". Toen greep Henkema Jo's hand en vervolgde: „Neem dit van je vader mee naar huis en mee het leven in, dat je wachtwanneer je ooit mocht vastloopen op je doolpad en je geen uitweg meer vinden kunt, bedenk dan, dat de weg naar Gods genadetroon in dit leven altijd open is. Dag jongen, God zegene je „Dag vader, doe moeder de groeten en zeg haar, dat ik haar liefheb". Henkema knikte, hij kon niets meer zeggen, 't bezwaardp hem als eenontzettende last, dat hij zijn kind ver van huis en in deze stad zoo moest achterlaten. Hij had vurig gehoopt, dat hij Jo in 'n gunstiger toestand aantreffen zou. Maar 't was een vérharding, die. hij ge zien had. En deze boodschap had hij zijn vrouw te brengen. Hun eenig kind op zulk een vreeselijken weg. Ongelukkig voor tijd en eeuwigheid, als God het niet verhoedt. 't Was geen aangename reis, die Henkema deed. De gedachten vermenigvuldigden zich. Thuis wachtte zijn vrouw hem bij het hek van Henkema-State. Ze vroeg: „Hoe is het met ons kind, man „We zullen het aan God overgeven, vrouw". HOOFDSTUK VIII. 't Had juist vijf uur geslagen en Jo wilde de boeken in de brandkast sluiten en zich gereed maken om naar huis te gaan, toen Henk haastig 't kantoor binnenkwam. (Wordt vervolgd). (3 ni'xi uil

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1