voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antire voluiionair Orgaan 9\ FEUILLETON No. 3427 WOENSDAG 25 APRIL 1928 43ste JAARGANG IN HOG SIGNO VINCES Terug naar Huis Christelijk of Godsdienst loos Onderwijs? Land- en Tuinbouw. Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en 1ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.- bfj vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef, Iraterc. No. 202 Postbus No, 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, 411© stnkkea voos* de Redactie bestemd, Adveriontiënest verdere Administratie» franco toe te xendem aan de Uitgevers Het karakter van het Openbaar On. derwijs. Ieder vooijaar staat de ouder die door God met kinderen gezegend is en welke den leer. plichtigen leeftijd bereikt hebben voor de vraagzal ik mijn kind onderwijs doen geven op de openbare of op de Christelijke School? Helaas blijkt in de praktijk dat nog menig ouder of hoogst oppervlakkig over deze vraag heen glijdt, óf zijn besluit van allerlei redenen laat afhangen die in den grond der zaak met zijn hoogst gewichtige verantwoording inzake de opvoeding van zijn kind niets te maken hebben. Onzes inziens mogen bij de beantwoording van bovengestelde vraag slechts twee zaken overwogen worden, n.l. i le. Wat is het karakter van het Openbaar Onderwijs? 2e. Welke verplichting heeft de ouder bij het doopen van zijn kind op zich genomen? Wat is het karakter van het Openbaar Onderwijs »Het schoolonderwijs wordt onder het aan heren van gepaste en nuttige kundigheden dienstbaar gemaakt aan de ontwikkeling van de verstandelijke vermogens der kindei en, aan hunne lichamelijke oefening en aan hunne op leiding tot alle christelijke en maatschappelijke deugden Zoo luidt het begin van art. 42 der wet op het Lager Onderwijs. Dit artikel geldt alleen voor de Openbare School, dus niet voor de bijzondere. Er blijkt duidelijk uit, dat eerst, genoemde school de kinderen niet alleen moet leeren, lezen, schrijven, rekenen enz. maar ze ook moet opvoeden. De school neemt dus de taak van de ouders over, die in de eerste plaats de van God aangewezen op» oeders zijn. Op de Openbare School vindt ge kinderen van Protestanten, Roomschen, enz. en ook van mènschen, die van God en zijn Woord niet willen weten. Hoe kan daar de opvoeding tot haar recht komen, als we letten op wat we verder lezen in art. 42 «De onderwijzer onthoudt zich van iets te leeren, te doen of toe te laten, wat strijdig is met den eerbied, verschuldigd aan de godsdien. stige begrippen van andersdenkenden.® Daaruit volgt dus: le. Dat de Onderwijzer op de Openbare School tot het kind niet mag spreken van den Zone Gods, den Zaligmaker, die ook hei kind tot zich roept(zie o.a. Marcus 10 13—16 2e. Dat op de Openbare School niet in den Bijbel gelezen mag worden 3e. Dat op de Openbare School niet ge. beden mag worden 4e. Dat bij het geschiedenis onderwijs op de openbare School niet gewezen mag worden op de leidingen des Heeren 5e. Dat op de Openbare School geen psalmen en Christelijke liederen geleerd en gezongen mogen worden. We zouden het diep treurige rijtje langer kunnen maken. Maar waartoe is het noodig. Het Openbaar onderwijs moet Godsdienst loos moet God.loos zijn. Aldus eischt het de wet. En nu de praktijk. Doordat de Bijbel van de Openbare School geweerd is, en de Christen ouders in de vorige eeuw hebben ingezien, dat het onderwijs voor hun zedelijke rekening en niet voor ver. antwoording van den Staat komt, is men Chris, telijke scholen gaan bouwen. Het werd een strijd van 80 jaren, voor het recht van de school met den Bijbel, dat door een liberale meerder, heid niet erkend werd. We zouden kunnen verhalen van de helden onder onze onderwijzers, die de vleeschpotten van het Openbaar Onderwijs versmaad hebben, en liever met de scholen waar ze hun Bijbel mochten openslaan verdrukking en armoede en ^ergeuzing ondergingen, dan met het Open. baar onderwijs gevierd en geëerd en goed gesalarieerd te worden. Het is een oude garde van mannen diege* dreven werden door de liefde van Christus, die offers voor hun beginsel gebracht hebben. Maar wat volgt er uit dat er Christelijke Scholen kwamen Dat het onderwijzerscorps van de Openbare school uitsluitend kwam te bestaan uit men. schen die óf het geloof vijandig óf het geloof onverschillig zijn. Beginsel menschen vindt men onder de openbare onderwijzers niet, of het moeten menschen zijn mei een liberaal of socialistisch beginsel. Dat werd de praktijk. En dat zegt voor ons genoeg om het karakter van het Openbaar Onderwijs te leeren kennen. V Welke verplichting legt de Doop ons op? Bij den H. Doop wordt geëischt van den ouder zijn kind als het tot zijn verstand zal gekomen zijn, in de Gereformeerde leer naar zijn vermogen te onderwijzen of te doen en te helpen onderwijzen. Voor Gods aangezicht en voor de gemeente is op deze ernstige vraag »ja« geantwoord. En voor dat «ja® zal ieder ouder eens reken, schap hebben af te leggen voor Hem Die een iegelijk oordeelen zal. En nu staat de onderwijzer uit naam van den ouder voor den klas en onderwijst het kind. Eigenlijk moet de ouder zelf zijn kind op. voeden. Ze zijn panden hem toebetrouwd, onder zij n zorg gesteldMaar omdat de ouder door allerlei omstandigheden in de onmoge lijkheid verkeert zijn kind zelf te onderwijzen, stelt hij daarvoor een ander aan, die in zijn naam dat werk doet. Zóó en zóó alleen hebben we het onder» wijs te bezien. Zoo bezagen het onze Gereformeerde vade. ren na de Reformatie, waarom ze het onder, wijs onder de zorg der kerk brachten, zoo bezagen het onze vaderen het in de vorige eeuw toen ze scholen met den Bijbel bouwden. Zóó moeten we het bezien overeenkomstig Gods Woord. Want de Apostel Paulus schreef het aan de gemeente te Efeze«Vaders voedt uwe kinderen op in de leering en vermaning des Heeren.® Die eisch loopt als een roode draad door het geheele Woord van God heen. Het is niet slechts het getuigenis van een enkele tekst, maar van gansch de Heilige Schrift. En nu leggen we de diep ernstige vraag voor de consciëntie van eiken ouder die zijn kind liet doopen, «kunt gij het voor God verantwoorden Uw gedoopte kind toe te ver. trouwen aan het Openbaar Onderwijs welks karakter wij hierboven omschreven hebben? Ach, zoek nu geen uitvluchten, zeg nu niet: m'n kinderen gaan toch naar de kerk, ze krijgen toch Zondagsschool.onderwijs, ze gaan toch naar de catechisatie, ik spreek er toch met hen thuis over Weet, dat de openbare onderwijzer in uw naam voor de klas staat en in uw naam gods» dienstloos onderwijs geeft. Het werk dat hij doet, is uw werk, waarvoor gij eenmaal ver» antwoording hebt af te leggen. En denkt ge er heusch mee af te zijn uw kinderen naar de kerk en naar de catechisatie te zenden Dezer dagen lazen we eens een schoone gelijkenis, die we u niet onthouden willen. «Iemand, die giog verhuizen, gaf zijn buur. man een paar prachtige planten als gedach. tenis.c «Denk er aan,® zoo zei hij, «dat deze planten veel water en zon noodig hebben.« Buurman zette deze planten voor het raam, maar het duurde niet lang, of ze begonnen te kwijnen ze leefden, maar meer ook niet. De man begreep er niets van, bekeek de plan ten nauwkeurig, onderzocht den grond, maar vond niets verkeerds. Daar komt na eenigen tijd zijn vriend hem bezoeken en ziet de planten staan. Verwon» derd vraagt hij «Wat scheelt er aan die plan» ten? Verzorgt ge ze wel goed?« «Jawel,» is het antwoord. De vriend bekijkt nauwkeurig de planten, ook de aarde in den bloempot en vraagt dan «Schijnt de zon wel lang genoeg in de kamer «O, dat hindeit niet®, herneemt buurman, »'k zet de planten eens in de week een ge» heelen dag buiten in de zon.® «Ha, nu begrijp ik hetslechts één dag zon en zes dagen zonder. Begrijpt ge dan niet, dat ze eiken dag zon en warmte noodig heb» ben Zoo is hei ook met onze kinderen, voegde spreker er aan toe. Niet één dag per week, maar dagelijks moeten ze komen onder den invloed van de Zonne der gerechtigheid. (Nadruk verboden), Het Landbouwhidshoudnoaderwijs. In de laatste jaren is men meer en meer aandacht aan dit onderwijs gaan wijden, en is de belangstelling daarvoor bij de meisjes zelf ook zeer toegenomen. Op het platteland bestaat een vrouwen vraagstuk van gansch anderen aard dan in de stad. 't Gaat daar vooral om de vraag hoe van de meisjes flinke boerinnen te maken, voor zoover zij nog in het bedrijf medewerken, èn dergelijke huis» vrouwen, terwijl bij haar, in de derde plaats, ook belangstelling moet worden gewekt voor allerlei dingen, het maatschappelijk leven be» treffende, zoodat haar blik verruimt, haar inzicht verheldert. Als huisvrouw heeft de boerin zoo lazen we laatst in de »N. C.« een vierledige taak: 1. Zij is arbeidster. Het werk in huis en hof moet door haar verricht worden met of zonder hulp. Zij moet dat leeren op de beste en vlugste wijze, met zoo weinig mogelijk verlies van materiaal en arbeidskracht. Wij denken hier aan koken, huishoudelijk werk, waschbehandeling, warenkennis van materiaal en levensmiddelen, receptenleer (voor de keuken). Zij is ook leidster der werkzaam» heden en moet dus zorgen voor een goede werkindeeling. 2. Zij is de verzorgster van de gezondheid van alle leden van het gezin. Hiervoor is een ruime kennis noodig. Zij behoeft geen zieken te genezen, maar ze moet ziekten trachten te voorkomen, dus zorgen voor goede hygiëne. Daartoe moet haar eenige kennis worden bij» gebracht van het menschelijk lichaam, en daarmee in verband de voedingsleer Verder van den juisten woningbouw en «inrichting, van watervoorziening, vuilafvoer, ventilatie (lucht ver versching), verlichting, enz.wat saamgevoegd wordt onderhuishoudkunde. Wat de verzorging van zieken betreft, moet zij leeren, waarom doctoren beter zijn dan kwakzalvers, terwijl zij het noodige inzicht moet hebben om de verpleging onder toezicht van den dokter op zich te kunnen nemen. Dit wordt onderwezen op de lessen inzieken» voeding, ziekenverpleging en verbandleer. Verder zijn ook lessen in zuigelingenverple» ging van groot belang. 3. Zij schept de sfeer van het gezin. Dit is misschien wel het belangrijkste deel, hoewel het niet in vakken te onderwijzen is. Toch kan de school of cursus hier grooten invloed op uitoefenen. 4. Als lid van de maatschappij heeft zij, ten slotte, nog een taak, waarop we hierboven in den aanhef reeds wezen. Sorteering en Verpakking van Fruit. Indien de teler voor zijn fruit een behoor» lijken prijs wil maken, dan moet hij het niet maar zoo afleveren als het van den boom komt, maar dan dient hij daaraan eenige zorg te bestedensorteering en verpakking kunnen het aangebodene aanlokkelijker maken en bijgevolg ook den prijs verhoogen. Dit wordt ook door onze telers meer en meer ingezien, en men gaat zoetjes aan het voor» beeld, gegeven door den Amerikaanschen teler, navolgen. Zoo worden op de veiling te Gelder» malsen aanvoerder en kooper in de gelegen» heid gesteld, het fruit in de gewenschte kwali» teiten te sorteeren. Ook te Kapelle heeft men het sorteeren reeds een paar jaren toegepast, terwijl op de veiling te Kesteren niet enkel wordt gesorteerd, maar ook verpakt in de standaarkist, Amerikaansch systeem. Men komt dus ook hier op den goeden weg, maar Ja er is een maar, evenals bij zoovele dingen. Want sorteeren en verpakking kunnen niet alleen de gewenschte prijsverhooging teweeg» brengen. Zeker, men betaalt er meer voor als het fruit, naar kwaliteit gesorteerd en be. hoorlijk verpakt, wordt aangeboden. Maar de vraag is, of daardoor de prijs vol doende wordt verhoogd. En nu zegt de ervaring, door den Amerikaanschen teler opgedaan, dat slechts dan het sorteeren en het verpakken worden beloond, indien minstens 50 pCt., dus minstens de helft, van zijn fruit voldoet aan de eischen, welke aan kistappelen worden ge* steld. En dewijl dit van het Nederlandsche fruit over 't geheel nog lang niet gezegd kan worden. Helaas, moet allereerst en allermeest gestreefd worden naar goede, naar eerste kwa» liteit fruit. Schiet men in dit streven te kort, dan zal het andere op teleurstelling uitloopen de prijs van het product zal beneden de ver. wachting blijven. Men moet de paarden vóór teger vervalscb'ng [BijApoth.en Drogisten.Prijs 75,40en IED en niet achter den wagen spannen. Toch mag het o.i. niet afgekeurd worden, dat hier en daar verpakkingscursussen worden gehouden, en is het verblijdend, dat daarvoor een be» vredigende belangstelling blijkt te bestaan. Als tegelijk maar wèl bedacht wordt, dat de zorg voor een goede kwaliteit nummer één moet zijn. Men zal trouwens gauw genoeg inzien, dat de Amerikaan gelijk heeft, en dat een loonende teelt slechts mogelijk is, als een goed product ter veiling wordt gebracht en wordt geëxporteerd. Vooral in goede fruitjaren blijkt de waarde daarvanvoor le kwaliteit heeft men dan nog gaarne een goeden prijs over. Ziektebestrijding bij onze ooftboomen kost geld, maar beloont zich. Wenken en mededeelingen. Het mond» en klauwzeer heerscht hier weer. Landbouwers, weest waakzaam 1 Doet direct aangifte als ge verdachte verschijnselen waar» neemt, en neemt de gegeven voorschriften streng in acht. Bij voortgaan der ziekte lijdt ge, diiect en indirect (door belemmering van den export) groote schade. Een genezend middel is nog steeds niet gevonden, al werden zeer vele als zoodanig aangeboden. In Frank» rijk wordt den laatsten tijd een nieuw middel door verschillende dierenartsen, naar het heet, met succes toegepast. De heer Hupkes, dieren» arts te Gouda, is in Frankrijk geweest om een onderzoek in te stellen. Thans neemt hij zelf proeven. De berichten luiden, dat de betrok» ken veehouders tevreden zijn en de «vlugge en volledige genezing« roemen. De heer Hupkes zelf is in zijn uitlatingen voorzichtig, door W. ESTLANDT. 17) Jo zweeg. Wat zijn vriend daar zei, moest hij toestemmen, maar dat wekte de ontevreden heid en terneergeslagenheid niet in hem op. Jo bedoelde wat anders. Hij zei„Wat je daar zegt is waar, maar je begrijpt me niet. 't Is me niet te doen om onmiddellijk succes te zien, doch wat ik wil is dit, dat ik kon merken contact te hebben met de menschen. En dat mis ik. 'k Vind geen aanknoopingspunt. Ze ontvangen niet hetgeen ik hun geven wil. 't Is alles materieel, waarin die menschen leven. Wanneer ze maar genoeg te verteren hebben, schiet er voor hen niets te wenschen over. Ze hekommeren zich niet om anderen en ik maak sterk, dat wanneer men vele arbeiders een kapitaal te beheeren gaf naar hun eigen goed dunken, ze evenzeer grootkapitalistische nei gingen en fouten zouden hebben als de kapi talisten van geboorte". „Och vriend", antwoordde Henk, „dat is alles maar een kwestie van tijd. De sociale geest dien jij onder de menschen mist, komt wanneer de maatschappelijke toestanden jn den waren socialen geest omgezet zijn. Uaaraan te arbeiden is vooralsnog onze plicht. t andere komt dan vanzelf. Als we de arbeiders eerst maar zoover hebben, dat zij op onze mannen stemmen". Er werd geklopt. 't Was de hospita, die de koffie bracht voor Henk. „Mijnheer Van Veen", zeide ze, „vanmiddag is hier een dame geweest, die u wenschte te spreken. Toen ik haar zei, dat u niet thuis was voor vanavond laat, heeft ze de bood schap achtergelaten, dat ze u beslist morgen tegen den middag wachtte bij haar aan huis. 'k Heb haar naam gevraagd en toen gaf ze me dezen ring, dien moest ik u overgeven, dan wist u wel, wie er geweest was". Henk pakte den ring aan. 't Was een klein damesringetje met een smaragd. Hij haalde zijn blanke hand door zijn haarlokken en zei toen kort: ,,'t Is goed, 'k dank u". De vrouw wenschte den heeren goedennacht en vertrok. Jo zag zijn vriend vragend aan. Henk zeide „Dat is een dame, waar ik wel eens zaken mee doe. Ze heeft laatst een paar aandeeltjes gekocht en nu wil ze er geld op nemen, k Geloof, dat ze op zwart zaad zit, daarom zal ze haar naam niet aan de hospita willen bekend maken, 'k Zal morgen naar haar toe gaan". Hij dronk zijn koffie en sprak: „Neem me niet kwalijk, amice, maar 't is al laat en 'k heb slaap. Welterusten Jo zeide „Slaap wel". t Kwam hem voor, dat Henk Wat gejaagd deed. Hij zal vermoeid zijn, misschien wel een lastige vergadering gehad. Toen schreef Jo een brief aan zijn ouders, waarin hij zijn vader meedeelde, dat hij hem wachten zou. Daarop begaf hij zich naar bed. HOOFDSTUK VII. Driemaal had Henkema na Fokke's heengaan aan Jo geschreven en hem gevraagd toch eens naar Henkema-State te komen. Maar 't ant woord was telkens teleurstelling geweest. Be halve bij de teraardebestelling van Bouke en later van Fokke, toen Jo even over was ge komen, was hij niet meer terug geweest. „Als onze jongen niet naar ons komt, vrouw, dan zal ik naar hem gaan", had Henkema tot zijn vrouw gezegd. Toen had zijn vrouw ge dacht: „Dat werk is van den Heere geschied 1" Op een Zaterdagmorgen was de boer op gestapt en had de reis naar Rotterdam aanvaard. Jo kwam hem van het station afhalen en was geschrokken, toen hij zijn vader uit den trein zag stappen. Zijn haar vond hij sterk vergrijsd en zijn gestalte gebogen. „Hoe gaat het je in Rotterdam, m'n jongen vroeg zijn vader en Jo antwoordde: „Goed vader, hoe is het met moeder Maar terwijl hij de vraag deed schaamde hij zich, want die vraag klonk hem als een leugen in de ooren. Hij verwachtte, dat zijn vader zou ant woorden, dat zijn moeder zeer verlangde hem te ontmoeten, en dan zou dit antwoord een zware beschuldiging zijn, die nochtans recht matig was. Doch zijn vader beschuldigde hem niet. Alleen zei hij: „Je moeder maakt het naar omstandigheden goed, ik moet je van haar de groeten doen". Toen schaamde Jo zich nog meer. Hij zei: „Dank u, vader. Is er nog nieuws uit Vlechterwolde „In Vlechterwolde is allejs nog bij het oude gebleven. Belangrijke veranderingen vonden niet plaats. Wellicht is 't je bekend, dat mijn heer Kerpstra overleden is Jo schrok er van: hij wist het nog niet. Marie is voorloopig bij ons thuis", ver volgde zijn vader, „ze houdt je moeder gezel schap. Toch is ze van plan binnenkort weg te gaan, als ik 't goed heb". Jo vroeg niet waarheen. Wat ging het hem feitelijk aan. Ze waren immers vreemden voor elkander geworden. Toch waren dien avond zijn gedachten vaak niet ver van huis. 's Avonds zaten Henkema, zijn zoon en Van Veen in de huiskamer bij elkaar. Maar 't gesprek vlotte niet erg. Henkema was stil en Jo wilde alles mijden, wat botsing zou kunnen geven. Zijn vader vroeg het een en ander dat verband hield met Jo's werkzaam heden, doch daar bleef het bij. Jo vond de situatie eenigszins pijnlijk. Henk was dien avond ook bijzonder stil, vond hij, anders had deze er zoo den slag van, om het gesprek pikant te houden, onverschillig over welk on derwerp het ging. Den anderen morgen vroeg Henkema aan 't ontbijt aan Jo: „Je laat me toch niet alleen naar de kerk gaan in deze stad Jo had er ook reeds over gedacht. Want dat zijn vader naar de kerk wilde, wist hij en hij achtte het zijn plicht zijn vader te vergezellen. „Neen, vader", antwoordde hij, ,,'k ga met u mee". Toen zij de kerk binnenstapten, deed het Jo vreemd aan na langen tijd weer eens in zulk een samenkomst te zijn. Hij was niet anders meer gewoon dan politieke vergade ringen. Jubelend bruischten orgeltoonen door het gebouw, maar na eenigen tijd veranderde het geweldig lofflied in een zachte bede, vol stille berusting en heilige aanbidding. Van die heerlijke muziek genoot Jo en hij wenschte, dat de geheele dienst maar alleen uit dit schoone concert bestond. De tekst van den leeraar was Mattheus 19, het eerste gedeelte van vers 17: „En hij zeide tot hem: W at noemt gij mij goed Niemand is goed dan één, namelijk God". Eerst wees de dominee er op, dat de Heere Jezus hier niet bedoelde de Godheid in zich zelf te ontkennen. Neen, maar Hij stelde zich op het standpunt van den rijken jongeling, die in Jezus niet zag den Zone Gods, doch slechts een rabbi en Hem als zoodanig betitelde met het woord: „Goede Meester". Om hem nu er op te wijzen, dat er onder de menschen, zelfs niet onder de rabbi's, goede menschen waren, zei Hij: „Niemand is goed dan één, namelijk God". Deze les moest de rijke jongeling leeren, want hij dacht van zichzelf, dat hij goed was. Alle geboden had hij onderhouden van zijn jonkheid af en vroeg: „Wat ontbreekt mij nog Zoo zijn er nog altijd veel menschen, zei de dominee. Ze onderhouden de geboden, zijn „fatsoenlijk", „braaf", geven den armen, ont houden niemand het recht. Maar Christus zegt: „Niemand is goed dan één, namelijk God". (Wordt vervolgd

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1