DERDE BLAD
FEUILLETON
Hoest, Keelpijn
Terug naar Huis
lemengd Nieuws.
in hoc SKiNO WSES
Zaterdag 31 Maart 1928. No. 3420
OM DE WAARHEID.
ii.
In ons voorgaand artikel wezen we er op,
dat Rome van geen Luther-bekeering weten
W'nu spreekt dit natuurlijk wel haast vanzelf.
Zou ze dit punt toegeven, dan verloochende
ze daarmede haar eigen standpunt.
Maar vreemd is toch wel de wijze waarop
men de oorsprong der Reformatie nu wil gaan
verklaren. Men zocht het in Luthers karakter,
zijn persoonlijkheid en overigens spreekt men
van een vergissing, een misverstand.
Begrijpt men niet, dat dit alles toch geen
redelijke argumenten zijn, die het feit der
Reformatie verklaren?
We schreven, dat de Kerkhervormers terug
grepen naar het Woord van God. Wat zegt
onze geachte opponent hier nu van Luister
In dit „teruggrijpen" kan men moeilijk iets
anders lezen, dan dat Luther en Calvijn
wederom grepen, wat door de Kerk reeds
lang was losgelaten. Waarheid echter is,
dat er niets door de Kerk was losgelaten. De
Kerk verstond den grondtekst, de Kerk pre
dikte den inhoud van de H. Schrift. Wil men
derhalve het woord „grijpen" gebruiken, dan
heeft het woordje „terug" geen zin: omdat
in de geschiedenis „terug", het protestantsche
beginsel nergens in de Kerk te vinden is:
maar wel „grepen" Luther en Calvijn iets
nieuws, toen zij de Schriftverklaring der
Kerk prijsgaven, om er eigen, persoonlijke en
menschelijk-feilbare Schriftverklaring voor in
de plaats te stellen.
De Roomsche Kerk had niets losgelaten, ze
verstond den grondtekst nog goed en leefde
er nog naar. De Kerk predikte de H. Schrift,
zegt Zijn Eerw.
Dat „prediken der H. Schrift" doet eigen
aardig aan. We gelooven niet, dat in het be
gin der 16e eeuw de Roomsche Kerk veel moeite
met het prediken der Heilige Schrift maakte.
Zelfs een Humanist als Erasmus ergerde er
«zich aan, dat „zoo menig theoloog in Aristo-
S 1teles en Averroës beter thuis is dan in de
H. Schrift". Een uitspraak, die overigens geen
verwondering behoeft te baren. Dr. Kuyper zegt
in zijn Ene. der H. Godgeleerdheid (deel I
blz. 123): „De Roomsche Kerk had over het
paganisme (heidendom) de overwinning be
haald, maar van het bestaan van het Paganisme
als het noodwendig en telkens weer opdoemend
postulaat van de onwedergèboren menschelijke
natuur, maakte ze zich tot dusver geen denk
beeld. Het gevolg was, dat ze eindigde met
na eenig aarzelen ook Aristoteles, zoo ze waan
de, met de koorden der Scholastiek' voor de
zegekar van den Christus te spannen. Daar
mede had ze het paard van Troje binnenge
haald. Ze conformeerde zich naar het onweder
geboren leven en moest vergoeding voor dit
zedelijk bankroet zoeken in uitwendige
instituten. Schier lijdelijk zag ze het aan,
dat de Renaissance haar hoogste kringen paga-
niseerde en dit ziekte-proces moest leiden
tot den crisis".
Dr. Kuyper zegt (blz. 117): „Mannen als
Thomas van Aquino beoogden metterdaad we
tenschappelijke ontwikkeling op breeder schaal;
«ze dorsten die aan in het onwankelbaar besef,
^aat de Roomsche Kerk-theologie zich het re
sultaat van Aristoteles' denken als buit kon
toe-eigenen, zonder zelf in haar karakter ge
deerd te worden. Wat ze alleen voorbij zagen
was, dat men hier met heterogene bestanddeelen
had te doen, een dualisme, dat daarom tot
schade van de theologie moest uitloopen, om
dat de gang van hun denken niet door de
Theologen maar door Aristoteles beheerscht
werd".
Waneer Pastoor van Dorp zich dezen ge-
dachtengang goed indenkt, begrijpt hij misschien
wat we er mede bedoelden toen we schreven,
dat de Kerkhervormers teruggingen van het
Latijn op het Hebreeuwsch en het Grieksch, dat
zij doorbraken de banden, waarin de latere ont
wikkeling der Roomsche Kerk haar gebonden
had, dat ze teruggingen van Thomas op Augus-
tinus, van de dogmatiek der latere conciliën op
die der eerste Kerkvergaderingen, van de auto
riteit der Kerk op die der H. Schrift. Aan de
Vulgata van Hieronymus hebben we in de
verste verte niet gedacht, toen we dit schreven.
door
W. ESTLANDT.
13)
Zijn graf was naast dat van Bouke.
Dominé Dirksen sprak aan de groeve, waar
een groote schare was samengestroomd, en er
was medelijden te lezen op veler gelaat.
Inderdaad, de slagen waren hard, die op
Henkema nederkwamen.
Maar het koppige schaap was volgzaam ge
worden. De felle striemen hadden hem terug
gedreven naar de kudde en moeder Henkema
behoefde niet meer alleen in 't opkamertje te
knielen voor God
Weinige dagen later, toen zij ging zoeken
in de snuisterijen van haar kind, vond zij in
zijn kist, waarin hij vele kleinigheden bewaarde,
een schrift waarin een versje was ingeplakt.
Ze las het met betraande oogen tot driemaal
toe en toen Henkema 's avonds thuis kwam,
lazen zij het samen
„Wanneer de vijg niet uit zal botten,
„Geen druif meer zwellen zal van wijn,
„De olijf haar kweekers zal bespotten,
„En alle vruchtboom kaal zal zijn
„Als nergens graanveld meer zal rijpen,
„De herder tevergeefs zal grijpen
„Naar ooi of rund op veld en stal
„Zoo weet ik nog, dat onder 't lijden
Dat de Kerk onder dezen staat van zaken
de H. Schrift niet meer predikte, dat Calvijn
klagen moest, dat er „in de voorgaande hon
derd jaren nauwelijks de honderste van de
bisschoppen, die verkoren zijn, iets van de
heilige leer verstonden" (Institutie IV, 5-1), is
dus wel begrijpelijk.
En dan hoort men telkens maar weer van
Roomsche zijde, de „de Kerk niets van het
oude beginsel had losgelaten, dat daarentegen
de Reformatie iets nieuws bracht".
Steeds maar weer opnieuw suggereert men
zich bij Rome, dat de heele Reformatie een
fout, een misverstand, ja een deformatie was.
Luther's bekeering was maar opstandigheid van
een trotschen, hooghartigen en heerschzuchtigen
monnik.
En dat na zooveel eeuwen
Hoe komt het dan toch, dat men nog nooit
een afdoende verklaring heeft kunnen geven
van het feit, dat uit al dat misverstand, dat
gebrek aan juist inzicht en dit persoonlijk zelf
zucht een regenereerende macht zich openbaar
de, welke in haar hoogsten ontwikkelingsvorm
het Calvinisme naar luidt van een histori
cus van naam het godsdienstig en staatkundig
leven der zestiende eeuw tot op het hoogste peil
dat toen bereik is, verhief Hoe komt het dan
toch, dat uit al die rebellie en dat misverstand
toch een levensbeginsel is opgebloeid, dat kracht
genoeg ontwikkelde om in onzen tijd van de
generatie een phalanx te vormen tegen de ont
bindende machten, een phalanx, waarbij ten
onzent, gelukkig, Rome zich aansluit, wat „De
Maasbode" zelve deed schrijven: „overal en
altijd waar de Anti-Rev. partij het opneemt
voor Jezus Christus ,zal zij ons aan haar zijde
vinden"
Ontgaat het Rome, dat een wereldbeweging,
gedreven door Godsvrucht, reinheid van zeden,
met cultureele potenties, waardoor Rome zelf
in de 16e eeuw nieuw levenselixer werd inge
stort, toch onmogelijk uit iets louter negatiefs
kan opbloeien
Zou het niet wat meer indruk op anders
denkenden maken, wanneer men van Roomsche
zijde eens leerde wat minder oppervlakkig over
de Reformatie-beweging te oordeelen
Mijn geachte opponent werpt het van zich
af, dat de Kerkhervormers „teruggingen" naar
de oude paden. De Roomsche Kerk was bij
het oude gebleven, zegt hij. Natuurlijk bedoelt
hij daar niet mede, dat de vorm, welke de
Kerk in de 16e eeuw had, nog precies was
als bij haar ontstaan. Het verschil, dat zich
'voordoet tusschen de Kerk der le en die der
16e eeuw is echter in Roomsche oogen alles
slechts vrucht van ontwikkeling. In den grond
der zaak had de Kerk „niets van het oude los
gelaten".
Nu willen we hier in een volgend artikel nog
op terug komen, maar in verband met het
thema, dat we hier behandelen, moeten we toch
op deze beschouwing even wijzen.
De heer van Dorp heeft toegegeven, dat de
verdorvenheid in de Kerk der 16e eeuw was
ingeslopen. Het beleven der dingen die men
beleed, liet veel te wenschen over.
Maar hij acht het voldoende, dat ze „een
flinke tik op de vingers kregen".
We vragen echter: waaraan dankt dien ver
dorven toestand, die zoowel bij het hoofd als
bij de leden was ingeslopen en als de kanker
reeds eeuwen voort vrat, zijn ontstaan
Was dat alles vrucht van die ideale ontwik
keling der Kerk, was dat nu het gevolg van
die zuivere onfeilbare kerkleer Of kan onze
geachte opponent in de verroomsching van zijn
bewustzijn dit zoo construeeren, dat hier alle
verband afwezig is
„Of", vragen we met een onzer Gerefor
meerde theologen, „wie had beter inzicht in den
toestand der Kerk, de verdorven machten, die
den toon aangaven en de staatsmacht te hulp
riepen, of de arme, Godvreezende, ten bloede
toe vervolgde belijders, die hun leven brachten
op het altaar als een offer Gods in geloofsge
hoorzaamheid gewijd en wier bloed het iaad
werd eener geheel nieuwe cultuur, die het
Roomsch-Catholicisme niet heeft kunnen voort
brengen, maar die Calvijn, de groote denker
der Reformatie, door de vertolking zijner be
ginselen heeft opgeroepen
En nu over die „pauselijke onfeilbaarheid".
Pastoor van Dorp schrijft
Hoe de verwarring bij dezen schrijver
heerscht, blijkt uit zinnen als deze: Luther
en Calvijn gingen op de Schrift 'terug. Rome
deed dat niet". „De groote vraag voor Rome
was niet: wat leert de Schrift maar wat
leert de Kerk". En wat is nu waarheid
„Mijn ziel in God zich zal verblijden,
„Mijn hart in Hem opspringen zal".
En Henkema sprak er „Amen" op.
HOOFDSTUK VI.
Bijna anderhalf jaar woonde Jo met zijn vriend
in de drukke Maasstad.
En 't ging alles naar wensch. 't Was zooals
Van Veen tot Jo gezegd had, er wachtte een
rijk arbeidsveld.
't Was herfst en de wintercampagne was
door de S.D.A.P. in Rotterdam voorbereid, 't
Liep tegen de verkiezingen en de vrienden had
den het druk. Bijna geen enkelen avond waren
zij thuis, 't Was de eene vergadering na de
andere, terwijl de laatste drie weken het huis
bezoek ook georganiseerd was. Samen trokken
ze er meestal op uit.
Doch op een regenachtigen avond, toen sterke
rukwinden door de straten gierden en niemand
zich onnoodig buiten waagde, stond Jo alleen
voor het huisbezoek, want Henk moest een
spreekbeurt vervullen op een dorp in den om
trek.
Jo had drie adressen van zijn vriend ge
kregen, die hij moest bezoeken en hoewel hij
't aangenamer vond samen dit moeilijk werk
te doen, had hij er toch geen bezwaar tegen
ook alleen de propaganda te voeren.
Diep gedoken in den kraag van zijn regenjas
stapte hij de straat op.
De regen striemde hem in 't gelaat. Jaloe
zieën klapperden voor de vensters der woon
huizen, in dikke stralen droop het regenwater
langs de ruiten der winkel-etalages.
Jo stak den Coolsingel over naar de St. Lau-
rensstraat. Hier was het stiller. Links lag de
Waarheid is, dat de Katholieke Kerk met
haar onfeilbaar leergezag juist leert, wat
de onfeilbaar-juiste zin is der
H. S c h r i f t is, terwijl Luther en Calvijn zich
liever gingen houden aan hun eigen, maar
dan, zooals de schrijver toegeeft en natuur
lijk moet toegeven, persoonlijk feil
bare verklaringen van de H. Schrift, waar
door die geweldige verdeeldheid in het Pro
testantisme is ontstaan.
Wij gelooven ook, dat hier van verwarring
sprake is, doch de vraag is slechts aan welke
zijde heerscht die verwarring
Wat beteekent die „pauselijke onfeilbaar
heid"
Weet onze geachte opponent nog niet welke
waarde die geheele onfeilbaarheid voor ieder
ander dan een Roomsche heeft
We schreven een vorige maal
Nu zou voor ons, Calvinisten, dit betoog
eenige waarde hebben, indien voor ons uit
de H. Schrift te bewijzen was, dat naast de
feilbare menschelijke verklaring van Gods
Woord een onfeilbare Kerkleer bestond zoo
als Rome leert.
Pastoor van Dorp antwoordde hierop
De schrijver bedoelt te vragen, of uit den
Bijbel te bewijzen is, dat er op aarde men-
schen zijn, die een onfeilbare Schrift
verklaring kunnen geven En daarop ant
woorden wij volmondig: ja Vraagt hij deze
bewijzen, dan verwijzen wij hem naar 'al de
teksten der H. Schrift, waarmede wij het
onfeilbaar leergezag in de Kerk
bewijzen.
Maar wat beteekenen voor een niet-Room-
sche al die „bewijzen" die Rome in de Schrift
inlegt
Ze zeggen totaal niets.
Om dat te bewijzen moet Rome natuurlijk
Mijnhardt's Hoesttabletten. Doos 30 ct.
Mijnhardt's Keelpijntabletten, 60 en 30 ct.
Bij Apoth. en Drogisten.
van de H. Schrift op den uitleg der Schrift
komen, en met dien overgang van Schrift op
Schriftuitlegging, welke als vanzelf sprekend
door een hiërarchische eenheid gegeven moet
worden, loopt Pastoor van Dorp vast in den
„circulus pontificius", zooals onze Calvinistische
vaderen dat noemden.
In het voorstellingsvermogen van den heer
van Dorp moet de hiërarchie door een beroep
op de Schrift en de Schrift door een beroep
op de hiërarchie werden gestaafd.
Het wordt een eindelooze crkelgang.
Aan welke zijde is hier dan de verwarring
Wij vorderen dus met dat beroep op een
onfeilbaar leergezag van den Paus geen steek.
Het weet zich niet te legimiteeren als zoodanig
en staat voor niet-Roomschen even feilbaar als
elke andere menschelijke meening. Ze is een
fictie, een droggrond.
We weten heel goed, dat Rome den Paus
onfeilbaar acht, „cum ex cathedra loquitur".
En nu we het waardelooze van 's heeren
van Dorp's bewijsvoering dezer onfeilbaarheid
hebben aangetoond, willen we ook hiervan wel
iets meer zeggen.
De onfeilbaarheid „ex cathedra" is eerst in
1870 uitdrukkelijk uitgesproken. Doch ook veel
vroeger werd het beginsel der onfeilbaarheid
aanvaard. Reeds Thomas van Aquino had het
in zijn dogmen opgenomen. We weten niet in
welke forme het toentertijd bestond, maar indien
het waar is wat Pastoor van Dorp zegt, dat
de Pauselijke excommunicatie daaronder niet
viel, dan zou men toch van Roomsch stand
punt medelijden moeten gaan krijgen met al
die duizenden stakkers, die in den loop der
tijden geëxcommuniceerd zijn
Doch ter zake. Het groote rustpunt bij Rome
moet dan zijn het onfeilbaar leergezag. Dat is
ten slotte de eenige grondzuil waarop alle een
heid en vastigheid berust.
Heeft die eenheid en vastigheid nu inderdaad
zoo groote waarde Wanneer is de Paus on
feilbaar. Als hij een encycliek uitgeeft Zegt
hij het er altijd precies bij, dat hij nu ex
cathedra spreekt Neen, ook daar is nog on
zekerheid .Men heeft van Roomsche zijde wel
eens gezegd, dat de Paus alleen dan onfeilbaar
is, wanneer met zekerheid vast staat, dat ze
als bindende beslissingen bedoeld zijn. Daar
onder vallen niet de verdere uiteenzettingen en
beschouwingen, die in een Pauselijk stuk voor
komen, alleen de bindende beslissing valt onder
de door Christus aan Zijn kerk toegekende on
feilbaarheid.
Dat is een theorie, die zeker alle vastheid
en eenheid op losse schroeven zet. Zoo komt
men er nooit aan toe met klaarheid te weten te
komen wat nu wel onfeilbaar is. Immers is dis
putabel wat bindende beslissingen zijn. Wie
maakt dat uit?
En ten slotte, als we een Latijnsch gesteld
stuk hebben, wie waarborgt dan dat men de
vertaling en den zin onfeilbaar voor zich krijgt
beruchte Zandstraat met haar obscure zijstraat
jes, „het donker Rotterdam". Twee beschonken
individuen liepen gearmd, onzin uitkramend,
waggelend voor hem uit. Op den hoek van
een steeg was een kleine kroeg, waaruit de
pestwalm van alcohol en tabaksrook naar bui
ten zweefde. Iets verder liep hij langs de St.
Laurenskerk, den grooten steenen kolossus,
welks dom aan het oog onttrokken werd in
de donkere natte herfstlucht. Dan stapte Jo
onder het viaduct door en sloeg nog een paar
straten verder links een schaars verlichte zij
straat in.
Hier belde hij aan. De deur werd openge
trokken en boven aan de trap riep uit de duis
ternis een hoog, schel kinderstemmetje: „Wie
is daar?"
„Mag ik je vader eens spreken, beste meid
vroeg Jo.
Na wat gestommel kwam een zwaargebouwd
man uit de donkerte te voorschijn. Hij boog
zich wat naar voren om den bezoeker, voor
zoover dit mogelijk was bij het flauwe schijnsel
van de straatlantaarn, op te nemen.
„Beste vriend, zou ik je even mogen spre
ken?" vroeg Jo weer.
„Wat komt u doen, m'nheer
,,'k Ben propagandist van de S.D.A.P. en
al/ zoodanig kom ik u bezoeken", antwoordde
Jo.
„O, kom u dan maar boven, m'nheer, ik zal
u maar voorgaan".
Jo klauterde stommelend de trap op en ont
moette boven in een achterkamertje rondom de
tafel gezeten een vrouw een drie kinderen, die
hem allen nieuwsgierig aanzagen.
De gastheer schoof een stoel bij en wenkte
Jo daarop plaats te nemen.
„U komt zeker eens hooren, of ik rood zal
Komt met dit alles geheel de Roomsche vas
tigheid niet even los te staan, ja veel losser
in den grond der zaak dan het Protestantsch
geloof, dat rechtstreeks den H. Geest bidt om
den zin der Schrift goed te verstaan En als
de Roomsche zich bij al zijn los-vastheid ge
troost, dat God den welwillende, die zich aan
het kerkgezag houden wil, zal bewaren voor
afwijkingen, dan stellen wij daar met evenveel
recht tegenover het geloof in den H. Geest,
die ons naar de belofte van Gods Woord in
alle waarheid leiden wil.
Hoe Rome dan toch komt aan zijn eenheid
en wat die eenheid bij Rome beteekent?
Daarover een volgenden keer.
EXAMEN OP WAALHAVEN.
De candidaat niet geslaagd.
Om een schip te mogen besturen, moet ge
examen hebben gedaan, om binnen de stad dertig
kilometer te mogen rijden en daarbuiten zoo
veel mijlen als er uit den wagen maar zijn te
halen, moet ge ten overstaan van een lid der
daartoe aangewezen commissie hebben bewezen
het stuur te kunnen hanteeren, waarom zou men
van hem of haar die straks in een vliegtuig
eigen en anderer leven wil gaan wagen, niet
eveneens het bewijs vragen, dat hij of zij de
kunst verstaat met het toestel van den grond
te komen, het in de lucht te hanteeren en het
weer op de goede aarde neer te zetten, zonder
ongelukken te maken
Nu zijn er van den dag af, dat de lucht
vaart eenige beteekenis begon te krijgen altijd
brevetten aan vliegers uitgereikt, militaire of
door Koninklijke Vereeniging voor de lucht
vaart. Maar het luchtverkeer ontwikkelt zich
zienderoogen, de vlieger is de stuurman van een
passagierschip geworden en de vliegerij wordt
een meer en meer beoefende sport. Dies ziet
men, dat de bevoegdheid tot het uitreiken van
het brevet als vlieger gaandeweg zich verplaatst
en de overheid regelen gaat stellen, waaraan
naar haar oordeel de vlieger moet voldoen.
Weliswaar hebben wij hier te landen nog geen
luchtvaartwet, maar die is op komst en zal zoo
lang niet meer op zich laten wachten. Ze
werpt reeds haar schaduwen vooruit, door ver
schillende regelingen, die nog wel niet bindend
zijn, maar waarin toch het departement van
Waterstaat de hand heeft gehad. Zoo in de
uitreiking van het brevet als vlieger. De rege
ling, die we hier bedoelen, is die van 15 Oc
tober 1927 en ze betreft de uitreiking, zooals
het officieel heet, van de bewijzen van ge-
schitkheid als lid der bemanning van burger
lijke vliegtuigen. Deze regeling onderscheidt
brevetten A., voor sportvliegers; brevetten B.,
voor verkeersvliegers; brevetten C., voor acro
batiek bij openbare luchtvaart-vertooningen.
Voorts zullen er mettertijd nog bewijzen van
schiktheid als lid der bemanning van burger-
-telefonist en werktuigkundige worden verleend.
Eigenlijk is alleen voor het verkrijgen van
het brevet A de zaak nog maar geheel op
pooten gezet; de regeling der overige materie
is nog in voorbereiding.
Er zijn verschillende overgangsmaatregelen
getroffen, die aan houders van militaire brevet
ten b.v. zekere bevoegdheden in de nieuwe
regeling opgesomd, verleenen.
Voor het brevet A, moet de adspirant-vlieger
ten overstaan van een door het departement
van Waterstaat aangewezen commissie zijn ge
oefendheid bewijzen in het besturen van een
vliegtuig. Drie proeven heeft hij daarvoor af
te leggen: lo. moet hij van ten hoogste 5 vluch
ten tot op een hoogte van 600 M., van drie
vluchten de landing volbrengen zonder dat de
motor in werking wordt gesteld en zoo, dat
de eerste aanraking met den grond en de ge
heele uitloop binnen een rechthoek met zijden
van 300 en 100 M. vallen. Ten tweede moet
hij een stijgvlucht naar 2000 M. maken, daar
een uur blijven, dan dalen tot 1500 meter, den
motor afzetten en vervolgens landen, zoo dat
zijn toestel tot stilstaan wordt gebracht op 150
meter van een aangewezen punt. En ten derde
meet hij zijn vliegvaardigheid toonen door het
maken van 5 gesloten achten om 2 punten op
een afstand van 500 M. onderling van elkaar
gelegen. Bij het dalen moet hij zijn toestel niet
verder dan 50 M. van een door hem zelf aan
gegeven punt brengen. En ten slotte moet de
commissie ook den candidaat nog aan den tand
voelen voor wat betreft zijn kennis van de
practijk van het vliegen.
Woensdag nu heeft de eerste leerling van
de Nationale luchtvaartschool, die zijn volledige
opleiding aan die school heeft gehad, het exa
men voor sportvlieger gedaan ten overstaan
van de commissie, bestaande uit de heeren
Aler en Van Os. Of het examenvrees of te
weinig geoefendheid is geweest, is niet bekend,
maar de candidaat heeft het brevet niet gehaald.
De commissie heeft hem afgewezen. Op de
landingen is hij gestrand. Daarmede heeft hij
den gouden adelaar, door den heer Pander uit
geloofd voor den eersten leerling, lid van de
Rotterdamsche Aeroclub, die 'het brevet wist
te vermeesteren, zijn neus voorbij zien gaan.
Bedoelde candidaat was de eerste, hier vol
ledig gevormd. Er zijn wel reeds een drietal
stemmen vroeg hij.
„Ja,vriend, daar kom ik eens over spreken".
„Nou, dan bent u aan een goed kantoor, als
't aan mij stond, lagen alle kapitalisten en fijnen
morgen op 't kerkhof, 'k stem nooit anders dan
rood".
„Zoo, maar dan is mijn bezoek hier feitelijk
overbodig", zei Jo droogjes.
„Ja, als u komt om stemmen te winnen, dan
moet u bij mijn buurman zijn, maar dat neemt
toch niet weg, dat we wel eens praten kunnen.
U zult zoo dikwijls menschen ontmoeten, waar
u 't niet mee vinden kunt, dat 't u welkom
zal zijn eens met een geestverwant te babbelen",
en de man grinnikte om zijn woorden, die hij
aardig vond.
,,'t Is allicht aangenamer, maar kost onnoodig
tijd en tijd is vooral nu kostbaar. Maar dit
wil ik u toch wel even zeggen, dat ik je wensch
ten opzichte van kapitalisten en fijnen, zooals
je die straks te kennen gaaft, niet deel. Wij
vechten tegen een maatschappelijk stelsel, maar
niet tegen menschen, die het. verkeerde stelsel
aanhangen".
,,'t Kan wel zijn, m'nheer, maar het stelsel
verdwijnt niet, voordat de kapitalisten en fijnen
weg zijn, die lui bederven den heelen rommel,
'k Vind, dat moest de partij eens wat meer
inzien, al dat gepraat over de politiek in de
Tweede Kamer en den Gemeenteraad helpt geen
lor".
„Wat zou je dan willen, vriend vroeg Jo.
„Wel, de boel moet 't onderst boven na
tuurlijk, hebben ze ons niet lang genoeg zweet
en bloed uitgeperst Reken er maar niet op,
dat de groote heeren zonder geweld van d'r
stoeltje zullen opstaan 1"
Hij bekrachtigde de woorden met een fermen
vuistslag op tafel.
brevetten A verleend, aan vliegers, hier geëxa
mineerd en gedeeltelijk hier opgeleid. Bij wijze
van overgangsmaatregel hebben ook reeds een
zestal vliegers het brevet gekregen, zoodat er
een stuk of tien elf brevetten als sportvlieger
reeds in omloop zijn.
N. R. Ct.
MIST.
Vanwege dikke mistvlagen, welke hier en
daar boven de rivier te Rotterdam hingen, is
Woensdagavond het wagenveer op Charlois
geruimen tijd stilgelegd moeten worden.
EEN BRUTALE BEROOVING.
In New York hebben Dinsdag twee bandieten
twee vrouwelijke kantoorbedienden een paar
enveloppen, die 6500 dollars aan geld en 3800
dollars aan cheques bevatten, ontstolen. De
boeven hebben niet van wapens gebruik ge
maakt, wat op zich zelf een bijzondeheid is.
De twee vrouwen zouden juist het kantoor, een
levensverzekeringmaatschappij verlaten om het
geld op een naburige bank te deponeeren. Toen
ze de trap van hun kantoor waren afgedaald,
sprongen plotseling de twee boeven naar voren,
rukten hen zonder iets te zeggen de enveloppen
uit de handen en gingen er van door, voor de
vrouwen zich nog gerealiseerd hadden, wat er
gebeurde.
EEN ZWENDELAAR GEARRESTEERD.
In graden titels.
Men meldt uit Berlijn
De politie te Leipzig heeft een zwendelaar
gearresteerd, die tegen betaling van 20- tot
25.000 mark aan liefhebbers den titel van con
sul versterkte. Voor een bedrag van 6 a 10.000
mark kon men dotor honoris causa worden
en wel van een Belgische of Italiaansche uni
versiteit. Het Italiaansche diploma was iets
duurder; men kon dat echter eventueel in twee
termijnen betalen.
MOORD EN POGING TOT ZELFMOORD.
Een 67-jarige havenarbeider heeft op den
Mathenesserdijk zijn vrouw dood gestoken.
De dader zelf ernstig gewond. Het verhaal
van een ooggetuige.
Woensdagavond om 10 uur. heeft zich op den
Mathenesserdijk te Rotterdam een drama afge
speeld, dat een nog onbekende vrouw het leven
heeft gekost.
De 67-jarige havenarbeider J. Gr. heeft daar
de vrouw met wie hij jaren samen geleefd heeft
(naar schatting is zij ruim 50 jaar oud) met een
mes zoo ernstig aan den hals verwond, dat zij
kort daarna ter plaatse is overleden. Daarna
heeft hij zichzelf eveneens aan den hals ver
wond. In ernstigen toestand is hij naar het zie
kenhuis aan den Coolsingel vervoerd, waar hij
ter verpleging is opgenomen. Voor zijn leven
wordt gevreesd.
Het verhaal van een ooggetuige.
Een ooggetuige heeft ons het volgende over
het gebeurde medegedeeld
Omstreeks 10 uur liep ik ot> den Mathenes
serdijk, aan den kant van de huizen. Plotseling
hoorde ik een doordringenden gil. Tegelijker
tijd zag ik een paar menschen hard naar de
overzijde van den weg loopen, dus naar het
voetpad, waar langs een hekje staat ter afschei
ding van de glooiing. Ik ging er ook dadelijk
naar toe. Terwijl ik nog op weg was, zag ik
een vrouw vlug den rijweg oversteken. Aan de
overzijde juist voor het café van den heer Dijk
stra, dat op een hoek van den inham in den
dijk ligt, zakte zij ineen. Zij bleef liggen en la
ter bleek dat zij dood was.
Bij het hekje zag ik een man staan, die er
zich krampachtig aan vasthield. Hij bloedde
hevig uit een diepe wond aan den hals. Hij
zakte eveneens in elkaar. Met enkele voorbij
gangers hebben wij hem en later de vrouw het
café van Dijkstra binnengedragen. Daar ver
telde de man, dat hij niet met de vrouw was ge
trouwd, maar dat hij al jaren met haar had
samengeleefd. Gedurende de laatste 2J^ jaar
hebben zij voortdurend ruzie gehad. Zij maakte
het hem, naar hij zeide, herhaaldelijk lastig en
de twisten liepen tenslotte zóó hoog, dat hij
haar een paar keer heeft gedreigd, haar te zul
len dooden, als zij hem niet met rust liet. De
bedreigingen hebben eveneens niet geholpen
en daarom had hij besloten er maar een eind
aan te maken. Toen hij haar gisteravond op
straat ontmoette heeft hij haar met zijn mes ge
stoken. Daarna heeft hij zichzelf gestoken.
Onze zegsman deelde voorts mede, dat hij
ter plaatse ook een kameraad van Gr. heeft
gesproken Deze had hem verteld, dat hij kort
te voren Gr. op den Mathenesserdijk was tegen
gekomen. Gr. had toen gevraagd, of hij ook
zijn vrouw had gezien. Als Gr. haar ontmoette
zou hij haar overhoop steken. Kort nadat Gr.
deze bedreiging had geuit, kwam de vrouw
aanwandelen. Zonder dat zijn kameraad, die
er vlak bij stond, het heeft kunnen verhinderen,
heeft Gr. toen de daad gepleegd.
Tot zoover het verhaal van den ooggetuige.
Nadat het lijk van de vrouw en de zwaar
gewonde man het café was binnengedragen is
terstond de geneeskundigen dienst gewaar
schuwd. Voorts is dr. C. A. A. Minderop, die
Jo vond het beter er niet op in te gaan,
't lag thans niet op zijn weg.
,,'k Ben het niet met je eens, vriend, maar
ik heb nu geen tijd om over dit onderwerp
te spreken, misschien zie 'k je later wel weer
eens".
Hij stond op van den stoel en gaf de familie
een hand. Beneden aan de trap zei de roode
arbeider: „Nou, m'nheer, je weet me te wonen,
als je eens tijd hebt, kom je maarJo
beloofde het.
Drie deuren verder was zijn tweede adres.
Hij schelde aan en spoedig werd open gedaan
door een bleeke magere vrouw. Jo stelde zich
voor. Toen verzocht ze hem binnen te komen.
Hij volgde haar naar de achterkamer.
Het zag er sober uit in het woonvertrek.
Naar dit interieur te oordeelen was er weelde
in het huis, waar hij zijn vorige bezoek bracht.
In een hoek van de kamer stond een schamele
wieg, waarin een jong wichtje lag te slapen.
Op den grond zaten een paar ziekelijk-uitziende
kinderen te spelen. Bij de kachel zat een oude
man van ongeveer 70 jaar.
Aan de andere zijde van het vertrek, bij
de tafel, zat een magere man van middelbaren
leeftijd, het rechterbeen rustend op een aparten
stoel.
Toen Jo binnen kwam staakten de kinderen
hun spel en gingen dicht bij hun moeder staan.
„Man", zei de vrouw, „deze mijnheer komt
je spreken over de a.s. verkiezingen".
„Zoo. Neem me niet kwalijk, mijnheer, dat
ik zitten blijf; mijn rechterbeen is niet in orde".
Jo wenkte met de hand. „Geeft niets hoor,
blijf maar rustig zitten".
(Wordt vervolgd).