DERDE BLAD FEUILLETON Hoest, Keelpijn Terug naar Huis lemengd Nieuws. in hoc SKiNO WSES Zaterdag 31 Maart 1928. No. 3420 OM DE WAARHEID. ii. In ons voorgaand artikel wezen we er op, dat Rome van geen Luther-bekeering weten W'nu spreekt dit natuurlijk wel haast vanzelf. Zou ze dit punt toegeven, dan verloochende ze daarmede haar eigen standpunt. Maar vreemd is toch wel de wijze waarop men de oorsprong der Reformatie nu wil gaan verklaren. Men zocht het in Luthers karakter, zijn persoonlijkheid en overigens spreekt men van een vergissing, een misverstand. Begrijpt men niet, dat dit alles toch geen redelijke argumenten zijn, die het feit der Reformatie verklaren? We schreven, dat de Kerkhervormers terug grepen naar het Woord van God. Wat zegt onze geachte opponent hier nu van Luister In dit „teruggrijpen" kan men moeilijk iets anders lezen, dan dat Luther en Calvijn wederom grepen, wat door de Kerk reeds lang was losgelaten. Waarheid echter is, dat er niets door de Kerk was losgelaten. De Kerk verstond den grondtekst, de Kerk pre dikte den inhoud van de H. Schrift. Wil men derhalve het woord „grijpen" gebruiken, dan heeft het woordje „terug" geen zin: omdat in de geschiedenis „terug", het protestantsche beginsel nergens in de Kerk te vinden is: maar wel „grepen" Luther en Calvijn iets nieuws, toen zij de Schriftverklaring der Kerk prijsgaven, om er eigen, persoonlijke en menschelijk-feilbare Schriftverklaring voor in de plaats te stellen. De Roomsche Kerk had niets losgelaten, ze verstond den grondtekst nog goed en leefde er nog naar. De Kerk predikte de H. Schrift, zegt Zijn Eerw. Dat „prediken der H. Schrift" doet eigen aardig aan. We gelooven niet, dat in het be gin der 16e eeuw de Roomsche Kerk veel moeite met het prediken der Heilige Schrift maakte. Zelfs een Humanist als Erasmus ergerde er «zich aan, dat „zoo menig theoloog in Aristo- S 1teles en Averroës beter thuis is dan in de H. Schrift". Een uitspraak, die overigens geen verwondering behoeft te baren. Dr. Kuyper zegt in zijn Ene. der H. Godgeleerdheid (deel I blz. 123): „De Roomsche Kerk had over het paganisme (heidendom) de overwinning be haald, maar van het bestaan van het Paganisme als het noodwendig en telkens weer opdoemend postulaat van de onwedergèboren menschelijke natuur, maakte ze zich tot dusver geen denk beeld. Het gevolg was, dat ze eindigde met na eenig aarzelen ook Aristoteles, zoo ze waan de, met de koorden der Scholastiek' voor de zegekar van den Christus te spannen. Daar mede had ze het paard van Troje binnenge haald. Ze conformeerde zich naar het onweder geboren leven en moest vergoeding voor dit zedelijk bankroet zoeken in uitwendige instituten. Schier lijdelijk zag ze het aan, dat de Renaissance haar hoogste kringen paga- niseerde en dit ziekte-proces moest leiden tot den crisis". Dr. Kuyper zegt (blz. 117): „Mannen als Thomas van Aquino beoogden metterdaad we tenschappelijke ontwikkeling op breeder schaal; «ze dorsten die aan in het onwankelbaar besef, ^aat de Roomsche Kerk-theologie zich het re sultaat van Aristoteles' denken als buit kon toe-eigenen, zonder zelf in haar karakter ge deerd te worden. Wat ze alleen voorbij zagen was, dat men hier met heterogene bestanddeelen had te doen, een dualisme, dat daarom tot schade van de theologie moest uitloopen, om dat de gang van hun denken niet door de Theologen maar door Aristoteles beheerscht werd". Waneer Pastoor van Dorp zich dezen ge- dachtengang goed indenkt, begrijpt hij misschien wat we er mede bedoelden toen we schreven, dat de Kerkhervormers teruggingen van het Latijn op het Hebreeuwsch en het Grieksch, dat zij doorbraken de banden, waarin de latere ont wikkeling der Roomsche Kerk haar gebonden had, dat ze teruggingen van Thomas op Augus- tinus, van de dogmatiek der latere conciliën op die der eerste Kerkvergaderingen, van de auto riteit der Kerk op die der H. Schrift. Aan de Vulgata van Hieronymus hebben we in de verste verte niet gedacht, toen we dit schreven. door W. ESTLANDT. 13) Zijn graf was naast dat van Bouke. Dominé Dirksen sprak aan de groeve, waar een groote schare was samengestroomd, en er was medelijden te lezen op veler gelaat. Inderdaad, de slagen waren hard, die op Henkema nederkwamen. Maar het koppige schaap was volgzaam ge worden. De felle striemen hadden hem terug gedreven naar de kudde en moeder Henkema behoefde niet meer alleen in 't opkamertje te knielen voor God Weinige dagen later, toen zij ging zoeken in de snuisterijen van haar kind, vond zij in zijn kist, waarin hij vele kleinigheden bewaarde, een schrift waarin een versje was ingeplakt. Ze las het met betraande oogen tot driemaal toe en toen Henkema 's avonds thuis kwam, lazen zij het samen „Wanneer de vijg niet uit zal botten, „Geen druif meer zwellen zal van wijn, „De olijf haar kweekers zal bespotten, „En alle vruchtboom kaal zal zijn „Als nergens graanveld meer zal rijpen, „De herder tevergeefs zal grijpen „Naar ooi of rund op veld en stal „Zoo weet ik nog, dat onder 't lijden Dat de Kerk onder dezen staat van zaken de H. Schrift niet meer predikte, dat Calvijn klagen moest, dat er „in de voorgaande hon derd jaren nauwelijks de honderste van de bisschoppen, die verkoren zijn, iets van de heilige leer verstonden" (Institutie IV, 5-1), is dus wel begrijpelijk. En dan hoort men telkens maar weer van Roomsche zijde, de „de Kerk niets van het oude beginsel had losgelaten, dat daarentegen de Reformatie iets nieuws bracht". Steeds maar weer opnieuw suggereert men zich bij Rome, dat de heele Reformatie een fout, een misverstand, ja een deformatie was. Luther's bekeering was maar opstandigheid van een trotschen, hooghartigen en heerschzuchtigen monnik. En dat na zooveel eeuwen Hoe komt het dan toch, dat men nog nooit een afdoende verklaring heeft kunnen geven van het feit, dat uit al dat misverstand, dat gebrek aan juist inzicht en dit persoonlijk zelf zucht een regenereerende macht zich openbaar de, welke in haar hoogsten ontwikkelingsvorm het Calvinisme naar luidt van een histori cus van naam het godsdienstig en staatkundig leven der zestiende eeuw tot op het hoogste peil dat toen bereik is, verhief Hoe komt het dan toch, dat uit al die rebellie en dat misverstand toch een levensbeginsel is opgebloeid, dat kracht genoeg ontwikkelde om in onzen tijd van de generatie een phalanx te vormen tegen de ont bindende machten, een phalanx, waarbij ten onzent, gelukkig, Rome zich aansluit, wat „De Maasbode" zelve deed schrijven: „overal en altijd waar de Anti-Rev. partij het opneemt voor Jezus Christus ,zal zij ons aan haar zijde vinden" Ontgaat het Rome, dat een wereldbeweging, gedreven door Godsvrucht, reinheid van zeden, met cultureele potenties, waardoor Rome zelf in de 16e eeuw nieuw levenselixer werd inge stort, toch onmogelijk uit iets louter negatiefs kan opbloeien Zou het niet wat meer indruk op anders denkenden maken, wanneer men van Roomsche zijde eens leerde wat minder oppervlakkig over de Reformatie-beweging te oordeelen Mijn geachte opponent werpt het van zich af, dat de Kerkhervormers „teruggingen" naar de oude paden. De Roomsche Kerk was bij het oude gebleven, zegt hij. Natuurlijk bedoelt hij daar niet mede, dat de vorm, welke de Kerk in de 16e eeuw had, nog precies was als bij haar ontstaan. Het verschil, dat zich 'voordoet tusschen de Kerk der le en die der 16e eeuw is echter in Roomsche oogen alles slechts vrucht van ontwikkeling. In den grond der zaak had de Kerk „niets van het oude los gelaten". Nu willen we hier in een volgend artikel nog op terug komen, maar in verband met het thema, dat we hier behandelen, moeten we toch op deze beschouwing even wijzen. De heer van Dorp heeft toegegeven, dat de verdorvenheid in de Kerk der 16e eeuw was ingeslopen. Het beleven der dingen die men beleed, liet veel te wenschen over. Maar hij acht het voldoende, dat ze „een flinke tik op de vingers kregen". We vragen echter: waaraan dankt dien ver dorven toestand, die zoowel bij het hoofd als bij de leden was ingeslopen en als de kanker reeds eeuwen voort vrat, zijn ontstaan Was dat alles vrucht van die ideale ontwik keling der Kerk, was dat nu het gevolg van die zuivere onfeilbare kerkleer Of kan onze geachte opponent in de verroomsching van zijn bewustzijn dit zoo construeeren, dat hier alle verband afwezig is „Of", vragen we met een onzer Gerefor meerde theologen, „wie had beter inzicht in den toestand der Kerk, de verdorven machten, die den toon aangaven en de staatsmacht te hulp riepen, of de arme, Godvreezende, ten bloede toe vervolgde belijders, die hun leven brachten op het altaar als een offer Gods in geloofsge hoorzaamheid gewijd en wier bloed het iaad werd eener geheel nieuwe cultuur, die het Roomsch-Catholicisme niet heeft kunnen voort brengen, maar die Calvijn, de groote denker der Reformatie, door de vertolking zijner be ginselen heeft opgeroepen En nu over die „pauselijke onfeilbaarheid". Pastoor van Dorp schrijft Hoe de verwarring bij dezen schrijver heerscht, blijkt uit zinnen als deze: Luther en Calvijn gingen op de Schrift 'terug. Rome deed dat niet". „De groote vraag voor Rome was niet: wat leert de Schrift maar wat leert de Kerk". En wat is nu waarheid „Mijn ziel in God zich zal verblijden, „Mijn hart in Hem opspringen zal". En Henkema sprak er „Amen" op. HOOFDSTUK VI. Bijna anderhalf jaar woonde Jo met zijn vriend in de drukke Maasstad. En 't ging alles naar wensch. 't Was zooals Van Veen tot Jo gezegd had, er wachtte een rijk arbeidsveld. 't Was herfst en de wintercampagne was door de S.D.A.P. in Rotterdam voorbereid, 't Liep tegen de verkiezingen en de vrienden had den het druk. Bijna geen enkelen avond waren zij thuis, 't Was de eene vergadering na de andere, terwijl de laatste drie weken het huis bezoek ook georganiseerd was. Samen trokken ze er meestal op uit. Doch op een regenachtigen avond, toen sterke rukwinden door de straten gierden en niemand zich onnoodig buiten waagde, stond Jo alleen voor het huisbezoek, want Henk moest een spreekbeurt vervullen op een dorp in den om trek. Jo had drie adressen van zijn vriend ge kregen, die hij moest bezoeken en hoewel hij 't aangenamer vond samen dit moeilijk werk te doen, had hij er toch geen bezwaar tegen ook alleen de propaganda te voeren. Diep gedoken in den kraag van zijn regenjas stapte hij de straat op. De regen striemde hem in 't gelaat. Jaloe zieën klapperden voor de vensters der woon huizen, in dikke stralen droop het regenwater langs de ruiten der winkel-etalages. Jo stak den Coolsingel over naar de St. Lau- rensstraat. Hier was het stiller. Links lag de Waarheid is, dat de Katholieke Kerk met haar onfeilbaar leergezag juist leert, wat de onfeilbaar-juiste zin is der H. S c h r i f t is, terwijl Luther en Calvijn zich liever gingen houden aan hun eigen, maar dan, zooals de schrijver toegeeft en natuur lijk moet toegeven, persoonlijk feil bare verklaringen van de H. Schrift, waar door die geweldige verdeeldheid in het Pro testantisme is ontstaan. Wij gelooven ook, dat hier van verwarring sprake is, doch de vraag is slechts aan welke zijde heerscht die verwarring Wat beteekent die „pauselijke onfeilbaar heid" Weet onze geachte opponent nog niet welke waarde die geheele onfeilbaarheid voor ieder ander dan een Roomsche heeft We schreven een vorige maal Nu zou voor ons, Calvinisten, dit betoog eenige waarde hebben, indien voor ons uit de H. Schrift te bewijzen was, dat naast de feilbare menschelijke verklaring van Gods Woord een onfeilbare Kerkleer bestond zoo als Rome leert. Pastoor van Dorp antwoordde hierop De schrijver bedoelt te vragen, of uit den Bijbel te bewijzen is, dat er op aarde men- schen zijn, die een onfeilbare Schrift verklaring kunnen geven En daarop ant woorden wij volmondig: ja Vraagt hij deze bewijzen, dan verwijzen wij hem naar 'al de teksten der H. Schrift, waarmede wij het onfeilbaar leergezag in de Kerk bewijzen. Maar wat beteekenen voor een niet-Room- sche al die „bewijzen" die Rome in de Schrift inlegt Ze zeggen totaal niets. Om dat te bewijzen moet Rome natuurlijk Mijnhardt's Hoesttabletten. Doos 30 ct. Mijnhardt's Keelpijntabletten, 60 en 30 ct. Bij Apoth. en Drogisten. van de H. Schrift op den uitleg der Schrift komen, en met dien overgang van Schrift op Schriftuitlegging, welke als vanzelf sprekend door een hiërarchische eenheid gegeven moet worden, loopt Pastoor van Dorp vast in den „circulus pontificius", zooals onze Calvinistische vaderen dat noemden. In het voorstellingsvermogen van den heer van Dorp moet de hiërarchie door een beroep op de Schrift en de Schrift door een beroep op de hiërarchie werden gestaafd. Het wordt een eindelooze crkelgang. Aan welke zijde is hier dan de verwarring Wij vorderen dus met dat beroep op een onfeilbaar leergezag van den Paus geen steek. Het weet zich niet te legimiteeren als zoodanig en staat voor niet-Roomschen even feilbaar als elke andere menschelijke meening. Ze is een fictie, een droggrond. We weten heel goed, dat Rome den Paus onfeilbaar acht, „cum ex cathedra loquitur". En nu we het waardelooze van 's heeren van Dorp's bewijsvoering dezer onfeilbaarheid hebben aangetoond, willen we ook hiervan wel iets meer zeggen. De onfeilbaarheid „ex cathedra" is eerst in 1870 uitdrukkelijk uitgesproken. Doch ook veel vroeger werd het beginsel der onfeilbaarheid aanvaard. Reeds Thomas van Aquino had het in zijn dogmen opgenomen. We weten niet in welke forme het toentertijd bestond, maar indien het waar is wat Pastoor van Dorp zegt, dat de Pauselijke excommunicatie daaronder niet viel, dan zou men toch van Roomsch stand punt medelijden moeten gaan krijgen met al die duizenden stakkers, die in den loop der tijden geëxcommuniceerd zijn Doch ter zake. Het groote rustpunt bij Rome moet dan zijn het onfeilbaar leergezag. Dat is ten slotte de eenige grondzuil waarop alle een heid en vastigheid berust. Heeft die eenheid en vastigheid nu inderdaad zoo groote waarde Wanneer is de Paus on feilbaar. Als hij een encycliek uitgeeft Zegt hij het er altijd precies bij, dat hij nu ex cathedra spreekt Neen, ook daar is nog on zekerheid .Men heeft van Roomsche zijde wel eens gezegd, dat de Paus alleen dan onfeilbaar is, wanneer met zekerheid vast staat, dat ze als bindende beslissingen bedoeld zijn. Daar onder vallen niet de verdere uiteenzettingen en beschouwingen, die in een Pauselijk stuk voor komen, alleen de bindende beslissing valt onder de door Christus aan Zijn kerk toegekende on feilbaarheid. Dat is een theorie, die zeker alle vastheid en eenheid op losse schroeven zet. Zoo komt men er nooit aan toe met klaarheid te weten te komen wat nu wel onfeilbaar is. Immers is dis putabel wat bindende beslissingen zijn. Wie maakt dat uit? En ten slotte, als we een Latijnsch gesteld stuk hebben, wie waarborgt dan dat men de vertaling en den zin onfeilbaar voor zich krijgt beruchte Zandstraat met haar obscure zijstraat jes, „het donker Rotterdam". Twee beschonken individuen liepen gearmd, onzin uitkramend, waggelend voor hem uit. Op den hoek van een steeg was een kleine kroeg, waaruit de pestwalm van alcohol en tabaksrook naar bui ten zweefde. Iets verder liep hij langs de St. Laurenskerk, den grooten steenen kolossus, welks dom aan het oog onttrokken werd in de donkere natte herfstlucht. Dan stapte Jo onder het viaduct door en sloeg nog een paar straten verder links een schaars verlichte zij straat in. Hier belde hij aan. De deur werd openge trokken en boven aan de trap riep uit de duis ternis een hoog, schel kinderstemmetje: „Wie is daar?" „Mag ik je vader eens spreken, beste meid vroeg Jo. Na wat gestommel kwam een zwaargebouwd man uit de donkerte te voorschijn. Hij boog zich wat naar voren om den bezoeker, voor zoover dit mogelijk was bij het flauwe schijnsel van de straatlantaarn, op te nemen. „Beste vriend, zou ik je even mogen spre ken?" vroeg Jo weer. „Wat komt u doen, m'nheer ,,'k Ben propagandist van de S.D.A.P. en al/ zoodanig kom ik u bezoeken", antwoordde Jo. „O, kom u dan maar boven, m'nheer, ik zal u maar voorgaan". Jo klauterde stommelend de trap op en ont moette boven in een achterkamertje rondom de tafel gezeten een vrouw een drie kinderen, die hem allen nieuwsgierig aanzagen. De gastheer schoof een stoel bij en wenkte Jo daarop plaats te nemen. „U komt zeker eens hooren, of ik rood zal Komt met dit alles geheel de Roomsche vas tigheid niet even los te staan, ja veel losser in den grond der zaak dan het Protestantsch geloof, dat rechtstreeks den H. Geest bidt om den zin der Schrift goed te verstaan En als de Roomsche zich bij al zijn los-vastheid ge troost, dat God den welwillende, die zich aan het kerkgezag houden wil, zal bewaren voor afwijkingen, dan stellen wij daar met evenveel recht tegenover het geloof in den H. Geest, die ons naar de belofte van Gods Woord in alle waarheid leiden wil. Hoe Rome dan toch komt aan zijn eenheid en wat die eenheid bij Rome beteekent? Daarover een volgenden keer. EXAMEN OP WAALHAVEN. De candidaat niet geslaagd. Om een schip te mogen besturen, moet ge examen hebben gedaan, om binnen de stad dertig kilometer te mogen rijden en daarbuiten zoo veel mijlen als er uit den wagen maar zijn te halen, moet ge ten overstaan van een lid der daartoe aangewezen commissie hebben bewezen het stuur te kunnen hanteeren, waarom zou men van hem of haar die straks in een vliegtuig eigen en anderer leven wil gaan wagen, niet eveneens het bewijs vragen, dat hij of zij de kunst verstaat met het toestel van den grond te komen, het in de lucht te hanteeren en het weer op de goede aarde neer te zetten, zonder ongelukken te maken Nu zijn er van den dag af, dat de lucht vaart eenige beteekenis begon te krijgen altijd brevetten aan vliegers uitgereikt, militaire of door Koninklijke Vereeniging voor de lucht vaart. Maar het luchtverkeer ontwikkelt zich zienderoogen, de vlieger is de stuurman van een passagierschip geworden en de vliegerij wordt een meer en meer beoefende sport. Dies ziet men, dat de bevoegdheid tot het uitreiken van het brevet als vlieger gaandeweg zich verplaatst en de overheid regelen gaat stellen, waaraan naar haar oordeel de vlieger moet voldoen. Weliswaar hebben wij hier te landen nog geen luchtvaartwet, maar die is op komst en zal zoo lang niet meer op zich laten wachten. Ze werpt reeds haar schaduwen vooruit, door ver schillende regelingen, die nog wel niet bindend zijn, maar waarin toch het departement van Waterstaat de hand heeft gehad. Zoo in de uitreiking van het brevet als vlieger. De rege ling, die we hier bedoelen, is die van 15 Oc tober 1927 en ze betreft de uitreiking, zooals het officieel heet, van de bewijzen van ge- schitkheid als lid der bemanning van burger lijke vliegtuigen. Deze regeling onderscheidt brevetten A., voor sportvliegers; brevetten B., voor verkeersvliegers; brevetten C., voor acro batiek bij openbare luchtvaart-vertooningen. Voorts zullen er mettertijd nog bewijzen van schiktheid als lid der bemanning van burger- -telefonist en werktuigkundige worden verleend. Eigenlijk is alleen voor het verkrijgen van het brevet A de zaak nog maar geheel op pooten gezet; de regeling der overige materie is nog in voorbereiding. Er zijn verschillende overgangsmaatregelen getroffen, die aan houders van militaire brevet ten b.v. zekere bevoegdheden in de nieuwe regeling opgesomd, verleenen. Voor het brevet A, moet de adspirant-vlieger ten overstaan van een door het departement van Waterstaat aangewezen commissie zijn ge oefendheid bewijzen in het besturen van een vliegtuig. Drie proeven heeft hij daarvoor af te leggen: lo. moet hij van ten hoogste 5 vluch ten tot op een hoogte van 600 M., van drie vluchten de landing volbrengen zonder dat de motor in werking wordt gesteld en zoo, dat de eerste aanraking met den grond en de ge heele uitloop binnen een rechthoek met zijden van 300 en 100 M. vallen. Ten tweede moet hij een stijgvlucht naar 2000 M. maken, daar een uur blijven, dan dalen tot 1500 meter, den motor afzetten en vervolgens landen, zoo dat zijn toestel tot stilstaan wordt gebracht op 150 meter van een aangewezen punt. En ten derde meet hij zijn vliegvaardigheid toonen door het maken van 5 gesloten achten om 2 punten op een afstand van 500 M. onderling van elkaar gelegen. Bij het dalen moet hij zijn toestel niet verder dan 50 M. van een door hem zelf aan gegeven punt brengen. En ten slotte moet de commissie ook den candidaat nog aan den tand voelen voor wat betreft zijn kennis van de practijk van het vliegen. Woensdag nu heeft de eerste leerling van de Nationale luchtvaartschool, die zijn volledige opleiding aan die school heeft gehad, het exa men voor sportvlieger gedaan ten overstaan van de commissie, bestaande uit de heeren Aler en Van Os. Of het examenvrees of te weinig geoefendheid is geweest, is niet bekend, maar de candidaat heeft het brevet niet gehaald. De commissie heeft hem afgewezen. Op de landingen is hij gestrand. Daarmede heeft hij den gouden adelaar, door den heer Pander uit geloofd voor den eersten leerling, lid van de Rotterdamsche Aeroclub, die 'het brevet wist te vermeesteren, zijn neus voorbij zien gaan. Bedoelde candidaat was de eerste, hier vol ledig gevormd. Er zijn wel reeds een drietal stemmen vroeg hij. „Ja,vriend, daar kom ik eens over spreken". „Nou, dan bent u aan een goed kantoor, als 't aan mij stond, lagen alle kapitalisten en fijnen morgen op 't kerkhof, 'k stem nooit anders dan rood". „Zoo, maar dan is mijn bezoek hier feitelijk overbodig", zei Jo droogjes. „Ja, als u komt om stemmen te winnen, dan moet u bij mijn buurman zijn, maar dat neemt toch niet weg, dat we wel eens praten kunnen. U zult zoo dikwijls menschen ontmoeten, waar u 't niet mee vinden kunt, dat 't u welkom zal zijn eens met een geestverwant te babbelen", en de man grinnikte om zijn woorden, die hij aardig vond. ,,'t Is allicht aangenamer, maar kost onnoodig tijd en tijd is vooral nu kostbaar. Maar dit wil ik u toch wel even zeggen, dat ik je wensch ten opzichte van kapitalisten en fijnen, zooals je die straks te kennen gaaft, niet deel. Wij vechten tegen een maatschappelijk stelsel, maar niet tegen menschen, die het. verkeerde stelsel aanhangen". ,,'t Kan wel zijn, m'nheer, maar het stelsel verdwijnt niet, voordat de kapitalisten en fijnen weg zijn, die lui bederven den heelen rommel, 'k Vind, dat moest de partij eens wat meer inzien, al dat gepraat over de politiek in de Tweede Kamer en den Gemeenteraad helpt geen lor". „Wat zou je dan willen, vriend vroeg Jo. „Wel, de boel moet 't onderst boven na tuurlijk, hebben ze ons niet lang genoeg zweet en bloed uitgeperst Reken er maar niet op, dat de groote heeren zonder geweld van d'r stoeltje zullen opstaan 1" Hij bekrachtigde de woorden met een fermen vuistslag op tafel. brevetten A verleend, aan vliegers, hier geëxa mineerd en gedeeltelijk hier opgeleid. Bij wijze van overgangsmaatregel hebben ook reeds een zestal vliegers het brevet gekregen, zoodat er een stuk of tien elf brevetten als sportvlieger reeds in omloop zijn. N. R. Ct. MIST. Vanwege dikke mistvlagen, welke hier en daar boven de rivier te Rotterdam hingen, is Woensdagavond het wagenveer op Charlois geruimen tijd stilgelegd moeten worden. EEN BRUTALE BEROOVING. In New York hebben Dinsdag twee bandieten twee vrouwelijke kantoorbedienden een paar enveloppen, die 6500 dollars aan geld en 3800 dollars aan cheques bevatten, ontstolen. De boeven hebben niet van wapens gebruik ge maakt, wat op zich zelf een bijzondeheid is. De twee vrouwen zouden juist het kantoor, een levensverzekeringmaatschappij verlaten om het geld op een naburige bank te deponeeren. Toen ze de trap van hun kantoor waren afgedaald, sprongen plotseling de twee boeven naar voren, rukten hen zonder iets te zeggen de enveloppen uit de handen en gingen er van door, voor de vrouwen zich nog gerealiseerd hadden, wat er gebeurde. EEN ZWENDELAAR GEARRESTEERD. In graden titels. Men meldt uit Berlijn De politie te Leipzig heeft een zwendelaar gearresteerd, die tegen betaling van 20- tot 25.000 mark aan liefhebbers den titel van con sul versterkte. Voor een bedrag van 6 a 10.000 mark kon men dotor honoris causa worden en wel van een Belgische of Italiaansche uni versiteit. Het Italiaansche diploma was iets duurder; men kon dat echter eventueel in twee termijnen betalen. MOORD EN POGING TOT ZELFMOORD. Een 67-jarige havenarbeider heeft op den Mathenesserdijk zijn vrouw dood gestoken. De dader zelf ernstig gewond. Het verhaal van een ooggetuige. Woensdagavond om 10 uur. heeft zich op den Mathenesserdijk te Rotterdam een drama afge speeld, dat een nog onbekende vrouw het leven heeft gekost. De 67-jarige havenarbeider J. Gr. heeft daar de vrouw met wie hij jaren samen geleefd heeft (naar schatting is zij ruim 50 jaar oud) met een mes zoo ernstig aan den hals verwond, dat zij kort daarna ter plaatse is overleden. Daarna heeft hij zichzelf eveneens aan den hals ver wond. In ernstigen toestand is hij naar het zie kenhuis aan den Coolsingel vervoerd, waar hij ter verpleging is opgenomen. Voor zijn leven wordt gevreesd. Het verhaal van een ooggetuige. Een ooggetuige heeft ons het volgende over het gebeurde medegedeeld Omstreeks 10 uur liep ik ot> den Mathenes serdijk, aan den kant van de huizen. Plotseling hoorde ik een doordringenden gil. Tegelijker tijd zag ik een paar menschen hard naar de overzijde van den weg loopen, dus naar het voetpad, waar langs een hekje staat ter afschei ding van de glooiing. Ik ging er ook dadelijk naar toe. Terwijl ik nog op weg was, zag ik een vrouw vlug den rijweg oversteken. Aan de overzijde juist voor het café van den heer Dijk stra, dat op een hoek van den inham in den dijk ligt, zakte zij ineen. Zij bleef liggen en la ter bleek dat zij dood was. Bij het hekje zag ik een man staan, die er zich krampachtig aan vasthield. Hij bloedde hevig uit een diepe wond aan den hals. Hij zakte eveneens in elkaar. Met enkele voorbij gangers hebben wij hem en later de vrouw het café van Dijkstra binnengedragen. Daar ver telde de man, dat hij niet met de vrouw was ge trouwd, maar dat hij al jaren met haar had samengeleefd. Gedurende de laatste 2J^ jaar hebben zij voortdurend ruzie gehad. Zij maakte het hem, naar hij zeide, herhaaldelijk lastig en de twisten liepen tenslotte zóó hoog, dat hij haar een paar keer heeft gedreigd, haar te zul len dooden, als zij hem niet met rust liet. De bedreigingen hebben eveneens niet geholpen en daarom had hij besloten er maar een eind aan te maken. Toen hij haar gisteravond op straat ontmoette heeft hij haar met zijn mes ge stoken. Daarna heeft hij zichzelf gestoken. Onze zegsman deelde voorts mede, dat hij ter plaatse ook een kameraad van Gr. heeft gesproken Deze had hem verteld, dat hij kort te voren Gr. op den Mathenesserdijk was tegen gekomen. Gr. had toen gevraagd, of hij ook zijn vrouw had gezien. Als Gr. haar ontmoette zou hij haar overhoop steken. Kort nadat Gr. deze bedreiging had geuit, kwam de vrouw aanwandelen. Zonder dat zijn kameraad, die er vlak bij stond, het heeft kunnen verhinderen, heeft Gr. toen de daad gepleegd. Tot zoover het verhaal van den ooggetuige. Nadat het lijk van de vrouw en de zwaar gewonde man het café was binnengedragen is terstond de geneeskundigen dienst gewaar schuwd. Voorts is dr. C. A. A. Minderop, die Jo vond het beter er niet op in te gaan, 't lag thans niet op zijn weg. ,,'k Ben het niet met je eens, vriend, maar ik heb nu geen tijd om over dit onderwerp te spreken, misschien zie 'k je later wel weer eens". Hij stond op van den stoel en gaf de familie een hand. Beneden aan de trap zei de roode arbeider: „Nou, m'nheer, je weet me te wonen, als je eens tijd hebt, kom je maarJo beloofde het. Drie deuren verder was zijn tweede adres. Hij schelde aan en spoedig werd open gedaan door een bleeke magere vrouw. Jo stelde zich voor. Toen verzocht ze hem binnen te komen. Hij volgde haar naar de achterkamer. Het zag er sober uit in het woonvertrek. Naar dit interieur te oordeelen was er weelde in het huis, waar hij zijn vorige bezoek bracht. In een hoek van de kamer stond een schamele wieg, waarin een jong wichtje lag te slapen. Op den grond zaten een paar ziekelijk-uitziende kinderen te spelen. Bij de kachel zat een oude man van ongeveer 70 jaar. Aan de andere zijde van het vertrek, bij de tafel, zat een magere man van middelbaren leeftijd, het rechterbeen rustend op een aparten stoel. Toen Jo binnen kwam staakten de kinderen hun spel en gingen dicht bij hun moeder staan. „Man", zei de vrouw, „deze mijnheer komt je spreken over de a.s. verkiezingen". „Zoo. Neem me niet kwalijk, mijnheer, dat ik zitten blijf; mijn rechterbeen is niet in orde". Jo wenkte met de hand. „Geeft niets hoor, blijf maar rustig zitten". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 5