«RIS ADRES Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. m 1 STER-TABAK IN HOC SIGNO YINCES No. 3418 EERSTE BLAD. Om de Vrijheid. II ZATERDAG 24 MAARTI1928 43STE JAARGANG «ir (Z1REI nter SCHIUIIIll ,F UflE lOilfiE ekketx W. BOEKHOVEN ZONEN Op den Uitkijk. ll li lIT Hl I I II uur, te ek, ver- nelijk in- laan den Ier Oud- factie C. V. M„ Icob van pERG. Iivn van p!en met l.ind, in In buur JI Ti sch rij |Dinsdag )EFF. ivee en op de |ej. Wed: erdag 22 ilREN. Is 10 uur pen, een ge vaars, |g, Drie» nsnijder, aoi, mus» Heer T. JERG. worden I den heer lelegen in |lsdijk en JREN. Dp nader ks 9 73.80 jijestein te aerceelen lOudestee Ide erven la Ie Middel» f 40,- f 30,- f 20,- f 15,- f 10,- f 10,- te dragen iwc rk )oi beker rrae voelen •dde'hirrij teering n. V.1tl. I tl d* is cüz, is O IJK A.AT K feil is d r ie b I i g S S" M EDERI] eciaal adres Jzeren pulp» ren mudden Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bfj vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS,: SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENT1ËN 2Ü cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent penregêl DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z% beslaan» Advertentlën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. AHe stnkken voor de Redactie bestemd, Advertentiëo en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Wanneer men de oorzaak van het ontstaan der Anti-Rev. partij, haar doel en haar worsteling in een paar woor den moest omschrijven, men zou het niet beter kunnen zeggen dan met deze woorden: Om de Vrijheid. Op duidelijke wijze heeft de heer H. de Wilde dit in zijn boek, dat voor eenige maanden verschenen is, aange toond. Het is één lange en ook vaak bange worsteling om de Vrijheid geweest. Men heeft het wel eens voorgesteld —risof het bestaan van de Anti-Rev. par- alléén zijn recht vond in den school strijd. Men zag in den schoolstrijd de reden van het ontstaan der A. R. partij en men meende, dat met de „oplossing" van dit vraagstuk ook de taak der A. R. partij volbracht was. Men vindt deze gedachte, n.l. het slechts incidenteel, het tijdelijk be staansrecht onzer partij, o.m. uitge werkt in het in 1925 verschenen werkje van Prof. J. A. Eigeman, getiteld: De politiek-godsdienstige antithese, haar opkomst, groei en ondergang. De Anti-Rev. partij met de andere partijen der coalitie hebben hun tijd gehad. Hun ontstaan en strijd was noodzakelijk. Maar Prof. Eigeman ziet kentering, nieuwe oriënteering en als het getij verloopt, moeten de bakens terzet worden. „Waar het Christelijk Qarakter van ons volksleven als de his torische grondslag onzer nationale be schaving in steeds grooter kringen ter linkerzijde erkend wordt, is het nu de tijd om een par tijforma tie op een andere basis op te trekken", zegt deze profes sor. En hij stelt zich de „aantrekkelijke en belangrijke taak, welke haar hoog tepunt vindt in het zoeken naar een for mule, die bestemd is om de kloof van de antithese te overbruggen en die te vens als grondgedachte kan dienen van een nieuwe combinatie, waar binnen plaats is, zoowel voor rechts- als voor links georiënteerden. Deze gedachte is ongetwijfeld meer ideëel dan realistisch. Het is bijna drie jaren geleden, dat Z. Hooggel. deze woorden schreef, en we zouden wel eens willen weten, of hij uit de Hande lingen der Tweede Kamer één passage kan aanwijzen, dat zijn oordeel over ons politieke leven in 't gevlij komt. De strijd in het staatkundige leven gaat om de vrijheid, om de persoonlijke vrijheid, de geloofsvrijheid, de gewe tensvrijheid', de gezinsvrijheid en om zoo velerlei vrijheid, dat aan eiken sou- vereinen kring in onze rijk geschakeer de samenleving eigen moet zijn. Hier staat de antithese in haar volle scherpte. Het ongeloof, dat op allerlei wijze die vrijheid belaagt en het geloof, dat voor die vrijheid op elk levensterrein opkomt. Wat men van Revolutionaire en Li berale zijde gebazeld heeft over de „rechten van den mensch in burger maatschappij", over „vrijheid, gelijk heid en broederschap" is niet meer dan schijn. Zoever zij zelven het eerlijk be doelden, vergisten ze zich in hun eigen principes. In ons vorig artikel o ver het Fascis me hebben we er terloo ps op gewezen. De grondrechten konden niet af komstig zijn van de Fransche Revolu tie-In het systeem van Ibiet Maatschap pelijk Verdrag, vindling van Rousseaa past geen persoonlijk re:cht of vrijheid. ^s- George Jellinck heeft het duide lijk aangetoond en iij w ïtenschappelijke kringen wordt het al meer toegegeven. In zijn studie over „Die Erklarung der Menschen und Bürgerrechte" komt Jellinek tot de conclusie: „Was man bisher für ein Werk der Revolution ge halten hat, ist in Wahrheit eine Frucht d'er Reformation und ihrer Kampfe". Wat men tot heden als een gevolg der Fransche Revolutie hield, was in waar heid niet anders dan een vrucht der Reformatie en haar worsteling. De Fransche Revolutie tastte de vrij heid in haar hartader aan, en de gees teskinderen dezer richting doen het noodwendig tot op den huidigen dag nog. De schoolstrijd is slechts een phase, zij het ook een belangrijke phase in dé ze worsteling om de Vrijheid geweest. De strijd zelf duurt van eeuw tot eeuw voort. Het terrein waar in concrete vormen deze strijd gestreden wordt, is het Par lement, het orgaan, waardoor het volk opkomt voor zijn rechten en vrijheden. Kenteekenend voor de gerinschatting welke men ter Linkerzijde openbaart voor de rechten en vrijheden des volks is het feit, dat men óf dit orgaan in regeeringsorgaan wil veranderen, of het geheel vernietigen, om op Fascis tische wijze het oude Absolutisme weer op den troon te verheffen. De Anti-Rev. neemt hier tegenover sterk positie. In het denatureeren of vernietigen van de Staten-Generaal ziet hij een rechtstreekschen aanslag op de duur gekochte vrijheden des volks. En hij volgt hierin Groens voet spoor. Prof Buys heeft van Groen gezegd, dat misschien sedert de Grondwetsher ziening van 1848 geen lid van de Tweede Kamer meer gedaan heeft om de bevoegdheden van het Parlement uit te breiden, dan hij. Maar er kan aanworden toegevoegd dat ook geen ander zoo trouw in het geweer was, waar het gold het juiste karakter der Staten-Generaal te ver dedigen. En het is nog dagelijks de strijd der Anti-Rev. partij, om dit karakter tegen aanranding te beveiligen. In den grooten strijd om de Vrijheid is het allereerst noodzakelijk, dat het terrein waarop dien strijd gestreden moet worden, behouden blijft. Maar dan is ook eisch, dat we een zuiver werkend parlementair stelsel hebben. Op 't oogenblik hebben we dat niet. Het intermezzo-kabinet De Geer voelt zich, dank zij de ongezonde poli tieke verhoudingen, sterk genoeg om te regeeren, ook al handelt het niet in overeenstemming met de wenschen van het parlement. Een hoogst ongewenschte toestand, die zich al op verschillende wijze heeft gewroken. Maar een toestand ook, die gevolg is van verdeeldheid onder partijen, die één moesten zijn of in ieder geval moes ten samenwerken. Zonder samenwerking is ten onzent een zuivere werking van het parlemen taire stelsel onmogelijk, wat het nood lottig gevolg van politieke impotentie, politieke onmacht met zich sleept. De groote strijd gaat om de vrijheid. In principe om gewetensvrijheid. Ter linkerzijde keert men het wel eens om. Daar verwijt men ons wel eens dwang te willen opleggen, als we eischen: Zondagsrust, herbergsluiting, beperking van dansgelegenheid en bios coopbezoek. Maar het argument is voos De vrijheid waarvoor zij heeten op te komen, is geen vrijheid, maar los bandigheid. Daarentegen zit in het beginsel van de Liberale en Socialistische staatsleer de dwang noodzakelijk in. Wij wijzen slechts op den dwang van het onderwijs, waartegen tachtig jaren gestreden is, op den dwang van de vaccinatie, op den dwang van den leerplicht, welke juist dezer dagen nog weer is uitgebreid. Dwang zit in het Revolutionair prin cipe noodwendig in. Ja, het is er het hart van. In den grond der zaak dweept men evenals de Fascist met het staats al vermogen, met den omnipotenten staat, een naar orgine oud-heidensche ge dachte, maar waartoe men, zoo de Godsopenbaring wordt losgelaten nood wendig terugkeert. Want alleen de belijdenis van God, naar Christelijke opvatting is de oor sprong en dé waarborg der vrijheid en van de harmonie tusschen gezag en vrijheid. Daarom is de strijd voor de vrijheid niet volstreden. Integendeel. Juist nu de afval van de Christelijke religie grooter wordt, de kerke Christi haar klem op de volks massa begint te verliezen, de paganisti- sche factoren in het volksleven zich driest openbaren, zal de strijd om de vrijheid in heftigheid toenemen, zal het een bange worsteling worden om de persoonlijke vrijheid, maar meer nog om de gewetensvrijheid. Daarom heeft de Anti-Rev. partij nog een taak voor de toekomst, een hoogst gewichtige taak; zij heeft wel licht meer nog dan ooit den strijd te strijden voor de vrijheid, de vrijheid van den individu, in laatste instantie om God te dienen en te aanbidden overeenkomstig eigen consciëntie. Diep tragisch is het daarom, dat juist in dit tijdsgewricht er nog kleine po litieke groepjes zijn, die dit juiste in zicht in de politieke worsteling nog niet schijnen te hebben, maar meenen het wapen des ongeloofs, de dwang, nog te moeten gebruiken in de gees telijke worsteling. Hebben zij dan nog niet verstaan wat de bange kreet van een eeuwen lange worsteling om de Vrijheid ons te zeggen heeft Nadruk verboden Er is helaas veel, heel vee] onwetenheid on der ons volk. Of, laat ik me beter uitdrukken, veel één zijdige ontwikeling. Misschien hebben velen mijner lezers het in- terressante artikeltje in „De Standaard" gelezen over Bijbelkennis bij de studeerende Jeugd, de resultaten van een enquête, een onderzoek dat is ingesteld bij jongelui van 1719 jaar, die klaar waren op H. B. S. en Gymnasium en naar de Universiteit gingen. Die resultaten waren kortweg bedroevend. Ik citeer slechts dit ééne zinnetje: „Beproeft wer den 37 candidaat-leden van het Groningsche studentencorps, onder wie 11 Gymnasiasten. De eerste vraag was: „Watzijn de 4 Evangeliën en in welk Testament komen zij voor Zeven tien wisten de vraag niet te beantwoorden, of foutief, b.v. met „van Petrus en Paulus". „Het Oude en Nieuwe Testament". De „twee andere Evangeliën wist men niet". Daarenboven be antwoordden 6 de vraag half goed, b.v. wan neer ze niet konden mededeelen in welk Tes tament ze voorkwamen. Van de 11 Gymnasias ten wisten 2 de vraag geheel en 2 half Bedroevend, nietwaar Toch behoeft het niet te verwonderen. Wanneer de kinderen het thuis niet leeren, op de openbare school zéker niet I Wel het tegendeel. Onlangs hoorde ik nog,' dat een Ieeraar op een onzer „neutrale" Hoogere Burgerscholen slechts dit zei: „In de Romeinsche literatuur en geschiedenis komt de naam van Christus in 't geheel niet voor". Daar zit vergif in die paar woorden, hoe waar en hoe onschuldig ze oppervlakkig ook schijnen. Het neutrale onderwijs te beginnen bij de lagere school, maar in ergere graad bij het Mid delbaar en Hooger onderwijs brengt ons op groeiend geslacht terug in de armen van het heidendom. Ons volk wordt er door ontkerstend. Dat neemt natuurlijk niet weg, dat ik de aanklacht tegen de gezinnen ten volle hand haaf. Daar ligt in de allereerste plaats de oorzaak. Er is hier echter evenmin als overal elders plaats voor farizeïstische eigengerechtigheid. Ook in onze eigen kringen gaat het maar al te vaak mis. Ook bij ons is veel onkunde en veel een zijdige ontwikkeling. Dat valt ook weer op nu er voor het uit breidingsfonds voor onze Vrije Universiteit ge werkt wordt. 'k Weet niet of het de aandacht van m'n lezers getrokken heeft, onder een brief van „Bijltje" in „De Standaard" voor een paar weken. Een kerkelijk Hervormd Christelijk on derwijzer had in een plaatselijk blad gewaar schuwd tegen het geven van bijdragen voor den uitbouw der V. U. Ook „De Heraut" had er reeds eer over geschreven. De eigenaardige wijze, waarop die zonderlinge waarschuwing gemotiveerd was, bewees hoe onkundig en een zijdig opgevoed deze jongeman was. Van de groote beteekenis onzer Vrije Uni versiteit voor geheel ons Christelijk volks leven schijnen sommigen nog maar weinig te beseffen. 'k Seloof, dat onkunde omtrent de geschiede nis van ons volk in de vorige eeuw hier velen parten speelt. Natuurlijk veronderstel ik uit den aard der liefde geen booze bedoelingen. Gaarne neem ik van m'n mede-Christenen aan, dat ze het goede voor Gods Koninkrijk zoeken en alléén dat wilen voorstaan. Het is altijd, wanneer we over deze dingen spreken en van meening van elkaar verschillen, eisch, dat we dit voorop zetten. Maar dan denk ik wel eens: hoe geheel an ders zou er toch door velen geredeneerd wor den wanneer ze wat beter historisch inzicht hadden. Bij de dingen van groote beteekenis, zooals onze Vrije Universiteit toch ongetwijfeld is, moeten we steeds de groote lijnen, oorsprong en doel in het oog houden. 'k Las eenigen tijd terug in het groote boek van Prof. S. D. van Veen, de bekende hoog leeraar uit Utrecht, vooral bij onze Geref. Herv. predikanten, die in Utrecht hun opleiding gehad hebben heel goed bekend, 'k Bedoel zijn werk: Eene eeuw van Worsteling. Dit boek geeft een overzicht van de geschiedenis van het Chris tendom in de vorige eeuw. Hoe was het toch in de zeventiger jaren der vorig eeuw gesteld Ge vindt het in dit werk kort en bondig omschreven. In 1876 kwam de nieuwe Hooge Onderwijswet tot stand. „De theologische faculteit bleef wel behouden aan de hooge scholen, maar feitelijk was er een faculteit van Godsdienstwetenschappen van ge maakt". Zoo staat het er letterlijk en dan ver volgt Prof. van Veen: „Immers in de dogmatiek en de practische vakken zou voortaan van Staatswege, «n te Amsterdam van stadswege, geen onderwijs meer worden gegeven. De kerk werd echter in staat gesteld, eerst aan de Rijksuniversiteiten, straks (1882) ook te Am sterdam, door eigene hoogleeraren deze vakken te doen doceeren. De benoeming der kerkelijke hoogleeraren viel door verregaande partijdigheid der Groningers, die zichzelven „Evangelisch" noemen, nagenoeg geheel in anti-orthodoxen geest uit. Er werd slechts één orthodoxe be noemd, n.l. Dr. E. C. P. Kruijf te Groningen". Aldus Prof. van Veen over den toestand, waarin de Vrije Universiteit geboren werd. Beseft men wel goed wat deze toestand voor ons volk beduidde Ik geloof het niet, anders zou men toch met meer liefde spreken over onze Vrije Univer siteit. Laat ik in 't kort mogen zeggen wat de be doeling der liberale heeren in de zeventiger jaren was. Reeds jaren te voren was bekend, dat er een nieuwe Hooge Onderwijswet zou komen. Dr. 'Kuyper, de man met "ooruitzienden blik, had in 1870 al voorspeld, dat die nieuwe wet op het Hooger Onderwijs slechts op een finale breuk met den Christus der Schriften kon uitloopen en dat de Christenen in den lande dus bedacht hadden te zijn op eigen initiatief. Nu was er een strooming, Dr. Bronsveld o.m., die de Rijks Hoogescholen aan de Chris telijke belijdenis wilde verbinden. Maar Dr. Kuyper begreep heel goed, dat dit mislukken moest. Ds. Winckel zegt het in zijn boek over Kuyper zoo juist: „Onder de Kamerleden maak te men zich vroolijk over die „onnoozele ortho doxe dominé's, die zelf de val hielpen opzetten, waarin liberalistische sluwheid ze vangen zou. En rond kwam men er voor uit, dat de theo logische faculteit er weer in moest, enkel en alleen omja, waarom om de kracht der orthodoxie in het land te breken. Ds Winckel zegt: „De eigenaardige rede neering, daarbij gevolgd, was deze: Schrappen we de theologische faculteit, dan komt er, daar de orthodoxen alleen geld geven, een puur orthodoxe dominee's fabriek. Dusdoende wor den alle dorpen van lieverlede met orthodoxe 21 dominé's bezet. En gaat dat door, dan verliezen wij, liberalen, het spel in het land 1" Natuurlijk werd de theologische faculteit ge handhaafd. De liberale heeren wisten wel, dat de „verre gaande partijdigheid der Groningers", zooals Prof. van Veen het zegt, zouden voorkomen, dat er orthodoxe, dit zijn Schriftuurlijke pro fessoren zouden worden benoemd 1 Zóó ver was het dus gekomen in ons landje, waarin eenmaal het zuivere Calvinisme ge bloeid had, waar hetmartelaarsbloed gevloeid had „om Godes Woordgeprezen", zóó ver was het in de zeventiger jaren gekomen, dat aan geen enkele Universiteit de dogmatiek nog on derwezen werd in orthodoxen geest. Voor de Christus der Schriften was geen plaats op de Hoogescholen. Prof. van üosterzee, die te Utrecht de dogmatiek gedoceerd had, moest dezen arbeid staken. Het was duidelijk, dat de bedoeling was de orthodoxe richting in ons land te smoren. Denkt het u eens in> als dat gelukt was Dan geen Gereformeerde prediking meer op den kansel, dan geen bezielende belijdenis meer van een volk, dat leven wil overeenkomstig de schoone leer der Dordtsche vaderen, dan straks geen Geerformeerde opvoedig, geen Gerefor meerd onderwijs meer. Inderdaad, de rekening der heeren in de zeventiger jaren was goed gemaakt. De galg voor Mordechaï was gereed en het kwaad over het volk des Heeren was ten volle besloten. Alleen maar, God zorgt voor Zijn Kerk 1 En Hij heeft dat gedaan door middel onzer Vrije Universiteit. In deze stichting heeft ons Gereformeerde volk en daardoor geheel ons volk een zegen ontvangen, welke niet hoog genoeg gewaardeerd kan worden. Niet slechts kerkelijk. We moesten dat idee eens voor goed van ons afzetten. Maar voor geheel het terrein van ons leven. Ik denk hier aan zoovele leeraren op onze Hoogere Burgerscholen, op onze Gymnasia en Lycea, waar onze jongelingen voorbereid wor den voor de hooge scholen, ook voor de Ut- rechtsche Hoogeschool, waar onze Gerefor meerde predikanten in de Ned. Herv. Kerk stu- deeren. Dan denk ik aan ons staatkundig leven. Wat zou er van onze Anti-Rev, worden en al geworden zijn indien we geen Vrije Universi teit gehad hadden En nog is het einddoel niet bereikt. Dat is er pas als we ook een eigen volledige opleiding hebben voor artsen. Wat heerlijk zal het zijn als ook die gelegenheid er is Velen, wellicht de meesten onzer hadden lie ver gehad dat reeds nu de vierde faculteit die er vóór 1930 komen moet een medische zou zijn. Practisch blijkt dit echter nog onmogelijk. Men zou wel een faculteit met drie hoogleeraren kunnen vormen, maar die kunnen nog geen dok ters vormen. We moeten dus vooralsnog volstaan met een wis- en natuurkundige faculteit. Maar ook dat is voor ons volk van groot be lang. AI onze leeraren in wis- en natuurkunde, die academisch gevormd zijn, zijn tot heden ver plicht geweest aan de openbare Universiteiten te studeeren. Het gaat hier dus ook om iets dat van het allergrootste belang is voor ons Mid delbaar Onderwijs. En, wat we niet vergeten mogen, wanneer we eenmaal een Wis- en Natuurkundige facul teit hebben, het later gemakkelijker zal zijn er een medische faculteit bij aan te sluiten. Gelukig gaat het overal in 't land goed met het fonds. Er wordt mild en boven verwachting geofferd. De 300.000 zullen er wel komen. En naar ik hoor is hierbij van kerkje spelen geen sprake. Ook kerkelijk Hervormden bren gen ruimschoots hun aandeel. Dat is een goed teeken. Een bewijs dat we allen als Gereformeerden begrijpen dat deze hooge school van ons gezamelijk is, dat deze school er is om aan ons geheele Gereformeerde leven op alle levensterreinen dienstbaar te zijn, of zooals ik het dezer dagen een Hervormden onderwijzer hoorde zeggen dat we allen be (Ma lili V'

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1