mml mm m f FEUILLETON Zaterdag 17 Maart 1928. No. 3416. A mjmjm T[ VA Officieel Gedeelte. Tweede Kamer. Terug naar Huis Oil nummer Desiaaiuü drie Bladen tweede blad. SCHAAKRUBRIEK. MIJNHARDT's Hoofd pi) n-Ta bietten 60 ct. Laxeer-Tabietten 60 ct. Ze** uw-Ta ble't«n 75 ct. Staal-Tabletten 90 ct. Maag-Tabletten 75 ct. Bij Apoth. en Drogisten Land- en Tuinbouw. Plaatselijk Nieuws. tn hoc SlifNO VINSES CorresDondentie deze Rubriek betreffende te zenden aan F. W. Nanning Middetharnis. No. 48. De oplossing van probleem no. 49 is 1. De8. Een paardoffer, daar de dame Pd5 niet meer dekt. Verder is het probleem een volledig tem po-probleem met driematveranderingen. Bo vendien na 1Dd8:„moet wit een ander stuk bij de pionpromotie traden als in de be- ginstand. We krijgen dus 1Kd5: 2. Dc6 mat. p. onv. 2. P£7 mat. (Hier volgen diverse „triples" wit kan op drie manieren mat geven, dit is minder mooi. Doch het schijnt, dat er componisten zijn, die zich daarover niet bekommeren. Ik persoonlijk vind een dual altijd spijtig, laat staan een triple. 1Dc7:f 2. Dc6 mat (cross-check-ver- andering, nu niet Lc7:). 1Dd8: 2. De6 mat. 1Dd8: 2. cd8:T mat (Wit moet nu een toren vragen, in de beginstand moest het een paard wezen om c6 te bestrijken). 1Dd7. 2. De5 mat (blokkeering, in de beginstand was de matzet c8P). Probleem voor den wedstrijd. No. 51. G. SCHIFFERT KISKUNHALAS, Hongarije. Ie E. V. 3e Grantham-tournooi. Zwart (8) «fl"Bi A wÊÊ A w., fPit Wit (7). Wit: Khl, Dd2, Te5, Lh2, Pa5 en f2, pi. c4. Zwart: Kd4, Lal en d3, Pel en e7, pi. a6, a7 en h3. Mat in twee (2) zetten. Oplossingen inzenden vóór Donderdag 29 Maart. Oplossing inzenden over 14 dagen. Sleutelzet voldoende. Stand van den ladderwedstrijd na probleem no. 49. C. Tiemens 48; J. Parrée 32; „Udi" 31; G. v. Gelder 30 (2); A. Verbrugge 24 (2); G. Tiemens 15; L. Eggink 11 (5); W. Nieuw- GXnd 10 (1); D. Holland 9; W. Schipper 2; S^nimo" 0. Een oplosper heeft ons verlaten. Van den laatsten prijswinnaar ontving ik geen oplossing meer. Ik hoop weer spoedig zijn naam te kunnen vermelden. De nieuwe starter wensch ik veel Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd toetreden. Een goede oplossing van een twee- zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve oplossing wordt een punt in mindering gebracht (minimum aantal punten is nul). Voor de maan- 'delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste punten hebben (echter meer dan 20). Ook niet- abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achter een geen oplossing ingezonden, dan wordt men ■geacht niet meer mee te doen. Probleem niet voor den wedstrijd. No. 52. Dat er op probleemgebied soms ongelooflijke staaltjes van virtuositeit zijn bereikt, vertoont onderstaand probleem, dat ik onlangs in de Bredasche Courant ontmoette. Op 't eerste ge zicht is er aan de stand niets bizonders te zien en toch is dit zoo. Men kan namelijk aantoonen, dat een witte pion gepromoveerd moet zijn en daarna geslagen. P. F. BLAKE. Wit: Kf8, Dfl, Td6, Th7, Lb8, Lc8, Pd8; pi. op a6, b5, c4, d3, f7 en h2 (13 stukken). Zwart: Ke5, Lb6, Ldl, Pg8, Ph6; pi. a7, fc>7, c6, c5, d2, f4, h3 en h4 (13 stukken). li a g£§ m m Jmm Afm, m Mat in twee zetten. Het bewijs volgt hier. De sleutelzet van dit fraaie probleem is 1. Dfl—gl. De verklaring van het ontstaan der niet ab- soluut-onmogelijke stelling van dit probleem is als volgt A. Wit mist 1 paard en 2 pionnen. B. Zwart mist de dame en 2 torens. De partij, waaruit de stelling kan zijn ont staan, kan het volgende verloop hebben gehad 1. De zwarte e-pion nam het witte paard op d2. 2. De witte e-pion, daardoor vrijgekomen, haalde op e8 dame. De nieuwe dame werd op c5 door den zwarten d-pion geslagen. 3. De witte f-pion sloeg van f op g, daarna weer van g op f, zoodat zwart 2 stukken verloor. 4. De witte g-pion nam het derde stuk van zwart op h3. 5. Die witte pion werd, op h3 gekomen, door den zwarten g-pion geslagen. Het kan misschien een „vreemde" partij ge weest zijn, doch daarvoor verwijs ik naar ru briek 44, waarin ik mededeelde, dat het pro bleem zich van de partij al eenigszins ver wijderd had. Oplossing Eindspel no. 27. 1. Ld4-f, Ka8. 2. Lb5 (dreigt mat) Pe5 (Le5 3. Ld7: Ld4. 4. Pc6, L. onv. 5. Lc8 en mat in vier zetten). 3. Le5: Le5: 4. Pc6, L onv. La6 enz. Op 1Pc6 volgt 2. Lc8 (dreigt 3. Pcóf en 4. Lb6:) Lc7. 3. Pcöf, Ka8. 4. Lb6: Lb6: 5. Kc4 enz. Eindspel no. 28. L. P r o k e s. Wit: Kf5, Lg4, pi. a6 en f6. Zwart: Kd8, Tg2, pi. g5 en h4. Wit speelt en wint. Partij uit het toumooi te Berlijn. Fransche partij. WitL. Steiner. ZwartNiemzowitsch. 1. e2-e4 e7—e6; 2. d2—d4 d7—d5; 3. Pbl c3 Lf8b4; 4. e4e5 c7—c5; 5. Leld2 Pg8~e7; 6. a2-a3 Lb4Xc3; 7. b2Xc3 c5—c4; 8. h2—h4 h7-h5; 9. Lfl-e2 Pe7-f5. 10. g2-g3 g7g6; 11. Ld2-g5 Dd8-a5; 12. Ddl d2 Pb8c6; 13. Lg5-f6 Th8—g8; 14. Pgl— h3 Ke8-d7; 15. Ph3-g5 Pf5-h6; 16. f2f3 Kd7-c7; 17. g3g4 Tg8-e8; 18. Lf6-g7 Ph6g8; 19. g4Xh5 g6X h5; 20. f3—f4 Pc6— e7; 21. Le2Xh5 Pe7-f5; 22. Lh5Xf7 Pf5Xg7; 23. Lf7Xe8 Pg7Xe8; 24. Pg5-f7 Pg8-f6; 25. e5Xf6 Pe8Xf6; 26. Pf7~g5 Pf6-h5; 27. Dd2 e3 Lc8-d7; 28. De3-e5f Kc7-b6; 29. De5 d6f Ld7-c6; 30. Kei—d2 a7-a6; 31. Pg5 Xe6 Kb6a7; 32. Tal-gl Ta8-e8; 33. Tgl- g6 Te8c8; 34. Thl-gl Da5-b5; 35. Dd6— b4 Tc8h8; 36. Db4Xb5 a6Xf5; 37. f4—f5 Th8-h7; 38. f5—f6 Lc6-e8; 39. Pe6—g5 Th7c7; 40. Tg6—h6 Ph5—f4 en Zwart geeft meteen op. Een door wit krachtig gespeelde partij. (Telegraaf). CORRESPONDENTIE. „Animo" e. a. 1. Pb6 faalt na 1Pd4: 1. Df8 faalt na 1Kd5. U moet nog eens flink de oplossing naspelen, dan zal 't wel gaan. Wedstrijd Schaakclub »Ons Genoegen* Groep I L. Bund F. Nanning J. Hoek J. Vink A. Visser A. Verbrugge Groep H M c co 2 ■l',0|l|I|Iil|f[l|l|l 8 GMieieio o1111>,i i i 11117_ 0 I 01 f I 1 o ljj'i 01',14 o i o i o i i-i oieiei o 111113 o 1 oI'.1 ol',l 111 leiei ,|i 13' o I o~l o l o l* ,111 o I o I' .1 o ieie|2 <u c O) O e 03 O s tl U W) 03 a <L> O. J ia s. D. Jacobi SB 0 0 0 0 0 0 0 11 0 1 1 2 c L. Vink 1 1 1 IIII00 1 >"|0 1 1 5 c J. Parrée 111.111 IB'B 1 UI 101 |5 3 a C. Ie Comte 1,1! i1 10 j M nun ie ê3 G. Bergman 1101010|0 onaioio 2 C G. v. Gelder 11000 1 10 1 1 1 1 llill 4 cd Groep lit E CO 2 H A. Kerkhof m 1 l 1 1 1 1 1 0 V t c M. Boomsma 0 t 1 1 0 1 1 0 1 *5 u J J. Boomsma 0 3 W.Nieuwland 0 0 0 1 0 1 B 1 1 1 o;5 J, Thielinan 0 0 0 0 0 0 0 0 BB 0 0:0 ■+-> C G. v.d.Wende 0 1 1 0 0 1 0. 1 1 B 5>t 03 WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT. (2e helft Maart). Nadruk verboden. In deze maand is de bedrijvigheid op alle gronden in vollen gang. Men mest en spit, men zaait en poot, men plant en verplant reeds, men schoffelt en harkt naar hartelust. Men late den mept (stalmest of beer) niet te lang op het land liggen, noch op hoopjes, noch uitge spreid, daar hierdoor, vooral bij scherpe droogte, te veel van de kostbare stikstof de lucht in gaat. Hof en erf worden opgeruimd van de overblijfselen van den winter het dorre blad dat in den winter nog is gevallen of is over gewaaid, wordt opgeharkt, tusschen de hees ters gespit, de paden worden geschoffeld en alle hoeken worden netjes uitgeharkt. Alles moet er nu netjes uitzien, dat geeft den heelen tuin een aantrekkelijk uiterlijk. Wie een bak of bakken heeft, benut ze natuurlijk ook voor het zaaien van bloemzaden. Geregeld door vereischt het zaad, dat reed/s gezaaid is, en dat nog gezaaid moet worden, veel zorgen. De plantjes, die opkomen, moeten dagelijks na gekeken worden, of ze ook soms weg gaan vallen. Is dit 't geval, dan moeten ze zoo spoedig mogelijk verspeend worden en altijd nog onder glas blijven voortkweeken. Vele soorten kunnen in deze maand, oo het eind nog, gezaaid worden, zooals: Petunia's Ver bena's, Labelia's Pyrethrum of gele Kamille (de bekende- mozaïekplant) Reseda Parilla nan- kinensis en nog vele soorten van bloemen, wel ke men des zomeijs in den tuin zou willen hebben. Hier worden bedoeld d i e soorten, welke vooraf onder glas gezaaid moeten worden Wanneer dit zaad pas gezaaid is, moet het tegen de zon beschermd worden, daar anders de grond te veel uitdroogt, en veel gieten is nadeelig. De soorten, welke men op heur be stemming zaait, of op den kouden grond, kunnen gezaaid worden half April, of ook nog wel in het laatst van die maand. In de maand Maart, bij scherp zonnig weer, zal 't in de bakken al beginnen uit te drogen, zoodat het noodig zal zijn eens te gieten. Hier voor is 't goed eerst het water eenige uren in de zon te zetten, opdat de ergste kou er wat aftrekt en 't eenigszins lauw wordt. Dat is in dezen tijd zeer aan te bevelen. Bloemkool houdt van veel water, en moet goed nat gehouden worden; ook wortelen moeten nooit droog zijn, waar de groei anders stil zou staan en ze dan vurig zouden worden. Met snij- en spercieboonen is het anders; die moeten voorzichtiger behandeld worden, niet te veel over de bladen gieten Ze smeulen zoo licht; al behoeven ze nu juist niet veel water, toch moet men zorgen, dat de grond vochtig blijft. Meloenen moet men tegen den avond besproeien dat is goed voor de luis en houdt de planten zuiver. Ze houden van vocht en warmte. Kom kommers geve men dezelfde behandeling. Pos telein mag in 't geheel niet begoten worden in den bak. In den groententuin is nu ook volop werk. Er is veel, dat thans in den grond gebracht moet wordenkoolsoorten, schorse- neeren, wortelen, soorten erwten, kortom alles, wat men in den zomer gaarne in den tuin zou willen hebben. Schorseneeren moeten redelijk diep in den grond gemaakt worden, om ze tegen de roofzucht der vogels te beschermen; worden ze wat diep in den grond gebracht, dan kunnen deze ze niet zoo gemakkelijk uit trekken. Schorseneeren kan men wel een jaar over laten staan, dan worden ze dikker en langer, en behouden even goed den smaak. Tusschen de schorseneeren kan men sla zaaien, maar men hale deze er op tijd uit, anders lijden de eerste te veel; zoo ook selderij en peter selie, om eens een paar planten hiervan te hebben. Er kan ook om 't bed schorseneeren een regel sla geplant worden. Zoo kan men van weinig grond veel en verschillende vruch ten halen, wat voor kleine tuintjes natuurlijk aan te bevelen is. Ook wortelen moeten om dezen tijd in den grond. Hiervoor gebruikte men vroeger algemeen de vroege derwik of den Naarder tuinwortel; de Amsterdama'che bakwortel is ook een goede soort, en ook de vroege Langendijker en de Zwijndrechtsche. Wij onderscheiden twee soorten de zomer en de winterwortels. Voor winterwortels, die in 't laatst van April of begin Mei worden gezaaid (liefst op rijen), gebruiken wij de Berlicummer, de lange Nijmeegsche en de Hoornsche stomppuntige. -Spinazie en raap stelen kunnen nu ook nog eens gezaaid worden; ze moeten maar even onder den grond ge bracht worden en niet al te dik zaaien. Verder radijs, wat uitstekend kan tusschen de worte len, maar dan niet langer laten staan dan noodig is. Sla kan eveneens door de wortelen gezaaid worden, die wordt toch uitgeplukt als ze verplantbaar is, dus dan doet ze geen schade. KOSTE* OOZE INENTING. Burgemeester en Wethouders van Sommels< dijk maken bekend, dat op Donderdagen 29 Maart en 5 April a s., des Damiddags 2 uur de gelegenheid zal zijn opengesteld tot koste looze inenting of heriDenting van hen die zich daartoe ten huize van den arts S. Knöps, alhier, aanmelden. Sommelsdijk, 14 Maart 1928. Burgemeester en Wethouders voornoemd, De Secretaris, De Burgemeester, I. GEELHOED. L. J. DEN HOLLANDER. DE 7-JARIGE LEERPLICHT AANGENOMEN. Met groote meerderheid is de zevenjarige leerverplichting aangenomen, 60 tegen 18 stem men. Tegen stemden 9 Anti-Rev., 5 Christ.-Hist, 1 R.K. en drie eenlingen, de heeren Kersten, Lingbeek en Braat. Eigenaardig was, dat de heeren Prof. Visscher en Ds. Zandt bij deze stemming afwezig waren. Naar menschelijke berekening is de zeven jarige leerverplichting er nu voor goed. De scherpe actie van Anti-Rev. zijde hiertegen gevoerd, mocht helaas niet baten. HET INITIATIEF-VOORSTEL VAN DEN HEER ZIJLSTRA (A.-R.) Zooals we onze lezers reeds eer mededeelden heeft dit voorstel de strekking, om, wijl in 1924 het uitstel van het verplichte 7de leerjaar en de vregrooting van het aantal leerlingen per onderwijzer gelijktijdig als bezuinigingsmaatre gelen waren getroffen met de bedoeling om samen op 1 Juli 1930 weer te verdwijnen, ook de leerlingenschaal weer te herstellen nu het herstel van het verplichte 7de leerjaar 1 Juli 1928 zal ingaan. De heer Zijlstra had naast de geldende, de volgende leerlingenschaal ontworpen •3**2. Aantal leerlingen Volgens de wet Volgens voorstel E G O van 30 Juni 1924 Zijlstra 1 1 t/m 48 1 t/m 32 2 49 96 33 72 3 97 144 73 135 4 145 192 136 185 5 193 240 186 235 6 241 288 236 285 7 289 336 286 335 8 337 384 336 385 9 385 432 386 435 10 433 480 436 485 11 481 528 486 535 12 529 576 536 585 13 577 624 586 635 14 625 672 636 685 Dat was een aanmerkelijke verbetering voor de honderden kleine scholen. Sommigen vreesden, dat de, voor de groote scholen iets ongunstiger schaal-Zijlstra ook na 1 Jan. 1930 zou doorlooperi. Om die vrees weg te nemen heeft de heer Zijlstra nader voorgesteld, dat zijn schaal slechts tot 31 Dec. 1928 zal gelden en dat dan auto matisch de gunstige schaal van de z.g. „tech nische herziening" herleeft. Zijn voorstel kreeg daardoor nu het karakter van een overgangsmaatregel, waarbij de kleine scholen reeds nu worden geholpen, terwijl op 1 Jan. 1930 over de heele linie de gewenschte verbetering intreedt. De kosten van dezen maatrgel zijn begroot op ongeveer 1.850.000 700 onderwijzers aan gewone lagere scholen en 180 aan uitgebreid lagere scholen zouden daarvoor worden aan gesteld. Bovendien wordt het volslagen mislukte in stituut van „assistent" afgeschaft. Gezien in het licht van de uitbreiding van den leerplicht met het 7de jaar, is het voorstel- Zijlstra geworden tot een inderdaad gelukkig initiatief, waarin stellig voor de Kamer veel aanlokkelijks moest schuilen, wilde zij de kleine gemeenten en kleine scholen voor al te zwaren druk bewaren. Dit initiatief-voorstel is Woensdag aange nomen met 49 tegen 28 stemmen. Wonderlijk was hierbij de houding van ons Anti-Rev. Tweede Kamerlid Prof. Visscher, die een initiatife-voorstel hier niet op zijn plaats vond. „De Rotterdammer" schreef hiervan Prof. Visscher beriep zich zelfs op Groen van Prinsterer, door wie een initiatief-voorstel slechts in geval van „uiterste noodzaak" ge oorloofd zou zijn geacht. Het beroep op den anti-rev. voortrekker was niet bepaald nieuw en of Groen het geme moreerde bijna over-eeuwige geval ook voor het jaar 1928 als beslissenden maatstaf zou hebben beschouwd, werd wel door Prof. Vis scher met groote stelligheid beweerd, maar is het daarom wel zoo zeker Wij weten het niet, en, nuchter geredeneerd, de Utrechtsche hoqgleeraar kan het gelooven, maar weten doet hij het, naar onze bescheiden meening, geens zins. Trouwens dit beroep op Groen scheen ons ook niet het belangrijkste in zijn betoog. Het zal er wel meer om gaan, dat prof. Visscher geen geld meer beschikbaar wil stellen „voor de verdere volmaking van het onderwijs", ge lijk hij het uitdrukte, welke door anderen zou worden nagestreefd. We zouden den gemoedelijken raad willen geven: vraag eens even na op de vele kleine scholen ten plattelande en ge weet, dat het niet gaat om perfectioneering van het onder wijs bij het voorstel-Zijlstra, maar wel om de vaak onmogelijke zware taak van het onderwijs geven in die kleine ;scholen, ten bate van de onderwijsresultaten iets te verlichten. Natuurlijk is prof. Visscher volkomen vrij om een eigen standpunt los van de anti-rev. fractie in te nemen. Dat is geoorloofd. Of zijn positie evenwel zoo bijzonder sterk is, schijnt ons zeer aanvechtbaar. En „De Standaard" schreef over dit optreden van prof. Visscher Prof. Visscher was de felste opposant er tegen. Toen de leerplicht in stemming kwam, was hij er niet, maar tegen het ontwerp van zijn fractiegenoot opende hij een feilen aanval. Moest er hier soms iets gedemonstreerd wor den, waarover men reeds lang fluistert. Wij zouden haast geneigd zijn, om te zeggen, dat door zulk een „incident" de aardigheid van de aanneming reeds af is, noch vóór ze een feit is. SOMMELSDIJK. Op de j.l. Woensdag ge houden weekmarkt waren 10 biggen en eenig pluimvee aangevoerd. Gevaarlijk spel. Het zoontje van L. T. was bezig met een bus carbid het bekende spel uit te oefenen, door n.l. een weinig carbid in de bus te doen, te laten vergassen en dan te laten ontploffen. Toen hij het deksel niet op de bus deed en zich voorover boog om de uitwerking des te beter te kunnen nagaan, sloeg de vlam in zijn gezicht, tengevolge waarvan hij brand wonden bekwam. Geneeskundige hulp moest worden ingeroepen. Woensdag ontspoorde van de tram uit de richting Diksland even over den Oudelandschen dijk de laatste wagon, welke geladen was met baaltjes uien. De ontspoorde wagon werd nog een honderd-tal meters buiten de rails, meege sleurd, sloeg toen om en daarna nog een 10- tal meters meegetrokken, waarna de tram tot stilstand werd gebracht. De stoker die zich achter op den buffer bevond wist nog voor het omvallen van den wagon van zijn gevaarlijke zitplaats te springen en bracht het er met een bezeerd been af. De trein had een twintig mi nuten vertraging, de volgende trein ongeveer anderhalf uur. In deze gemeente kwamen in de laatste dagen klachten voor over het stelen van aar dappelen van: het land. Het is de politie ge lukt om een tweetal daders op te sporen, n.l. de koopman C. B. en de loswerkman K. V. Tegen beiden is proces-verbaal opgemaakt. De prijs der uien is alhier 10.Voor eigenheimer aardappelen besteedt men 7. en voor paardepeen 5.per H.L. Belanghebbenden worden er aan herin nerd dat de keuring van de dienstplicht, lich ting 1929, voor deze gemeente zal plaats hebben te Middelharnis in de Bewaarschool op Maan dag 19 en Dinsdag 20 Maart a.s. Beurtschipper G. Zoon is Woensdag avond, doordat een gasboei niet brandde, op de Bieningen gevaren. Nadat de lading gedeel telijk in een ander schip was overgeladen is de motor vlotgeraakt en Donderdagavond in de haven alhier aangekomen. MIDDELHARNIS. De voerman Peeman wilde met zijn paarden en wagen de Nieuw- straat inrijden. De beesten weigerden en kwamen op de stoep van Mej. v. d. Meer, met het gevolg, dat zij aldaar een groote ruit verbrij zelden. door W. ESTLANDT. 9) „Maar- is een menschenleven niet te kort om tot die volmaaktheid te koman vroeg Jo verder. „Weineen", was het antwoord, „wie een maal een volkomen zelfbewust leven bezit, is der volmaking nabij, want alle goede eigen schappen zijn in hem aanwezig, de kwade heeft hij slechts te bezweren; die zelfbewust is, is volmaakt". „Maar geloof je, dat het ooit zoo ver zal komen, dat de massa aan die bewustwording toe is, zoodat het gansche menschdom eenparig het goede zoekt en wil en het kwade laat „Ja, die tijd komt, komt zelfs spoedig", zei Henk, en hij richtte het hoofd fier op. „Het menschdom is ontwaakt, 't Verbreekt zijn kluis ters, t ziet met beide oogen, welke richting het heen moet. Jongen, we leven in zulk een schoon tijdperk der wereldgeschiedenis Zulk optimisme moest den mensch wel ge lukkig doen zijn. Het geeft kracht om te leven «en te streven. Maar was dit optimisme wel gewettigd Zag het er wel naar uit, dat het menschdom stond voor de geopende gouden poort van zijn gelukstaat Welke hemeltergende wantoestanden waren er nietLeek het niet, dat in plaats van een klimmende, de geschiedenis der mer^schheid een nederwaartsche lijn aftee- kende. Was er in de twintigste eeuw niet een verbastering der zeden te bespeuren Hij vroeg het zijn vriend. Henk maakte een minachtende schouderbe weging en zei „Ach, over die zoogenaamde zedenverwil dering wordt soms zooveel door de zedelijk heidsapostelen gesproken, maar ik zie er zooveel niet van. Dat loopt nog wel los. Bovendien werpt dat de Evolutie-theorie niet omver. Een momenteele achteruitgang in de beschaving of ontwikkeling zou veeleer een bewijs zijn voor de juistheid van deze leer. 't Zouden de stuip trekken zijn van den ouden, in elkander val lenden, afgedankten maatschappijvorm. Laten we ons over die zedenverwildering maar niet druk maken, die verdwijnt met de verdwijning van het huidig stelsel van samenleving. En dat we dit tijdstip snel naderen bewijzen twee dingen, verblijdende symptomen, die als herauten de komst van den heilstaat aankondigen. Dat zijn de zich toespitsende klassenstrijd en de verkwijning van het godsdienstig leven, de twee stutten van de kapitalistische maatschappij. Het kapitalisme moet onverbiddelijk bezwijken onder de geweldige slagen van! het internationale proletariaat en de godsdienst sterft zijn natuur lijken dood .verval van krachten of bloed armoede, zou de diagnose kunen luiden". „Beschouw je den godsdienst als zulk een sociaal gevaar vroeg Jo. „Een kernwoord van Karl Marx is: „Gods dienst is opium voor het volk". Hij bedoelt daarmede: even bedwelmend als opium is de godsdienst. De godsdienst in zijn liturgie, in zijn dogmen, houdt een verkeerden geest onder het volk. Er is geen verderfelijker leer, dan die welke eischt, dat men den vijand, die op de rechterwang slaat, de linkerwang moet toe- keeren. Dat js onnatuurlijk, want de natuur leert anders. We moeten voor ons recht opkomen, onze vrijheden verdedigen, dat zijn we verplicht aan ons zeiven en aan de onzen. Maar de clerus aller eeuwen heeft dit natuurrecht ver kracht en daardoor het menschdom verzwakt. De schoone figuur van den timmermanszoon van Nazareth heeft men misvormd door Hem te vermommen en te maskeeren in het kleed van valsche dogmen. Men heeft van Jezus een caricatuur gemaakt. Hij wa|S in zijn eenvoud als menschen als socialist zoo wonderschoon. Hij was de ware edelman. Maar in den loop der eeuwen heeft men van Hem een wange drocht gemaakt. Gewetenlooze schurken hebben met dezen Mensch gespeculeerd om de opper macht te krijgen, en langen tijd is 't wonderwel gelukt. Doch dat is nu voorbij. Na moeizamen en in gespannen arbeid is het den mannen der wetenschap van onze dagen gelukt, de wonder verhalen, in de kerk van ouds en thans door mannen en vrouwen met Oostersche fantasie opgedischt omtrent Jezus van Nazareth, welke legenden gretig werden te boek gesteld, te ont leden en te ontzenuwen. De ware gestalte van Jezus werd duidelijk in 't volle licht gesteld en daarnaast bewezen, dat Hij geen wonder- doen God-mensch, maar een gewoon sterveling gelijk alle menschen, doch met een beschaafde, edele, reine ziel. Een martelaar door Zijn over tuiging, een socialist bij uitnemendheid, die reeds in die dagen den strijd aanbond, welke twee duizend jaar later de victorie zou bren gen, den strijd tegen de financiers en de pries ters, den kapitalist en den Farizeër, die allen het arme volk lasten oplegden, te zwaar om te dragen, maar die zij zelf nog met vinger hun niet aanroerden, mens.chen, die de huizen der weduwen opaten onder den schijn van lang te bidden, alles precies als nu". „Onderschat je den godsdienst en de kerk niet ging Jo verder. ,,'k Geloof", voegde hij er aan toe, „dat de kerk nog van veel grooter beteekenis is voor het volk dan je vermoedt, en ook, dat de overwinning veel verder weg te stellen is dan je wel zegt". „Toch niet", antwoordde Henk, ,,'t is met de heerlijkheid en de macht der kerk uit. Al meer dan een eeuw geleden moest zij met allerlei lapmiddelen, met kunpt- en vlieg werk worden in het leven gehouden, de voos heid van haar wegen kon voor het scherpziend oog niet meer verborgen blijven. En vooral de laatste jaren is het verval der kerk enorm toegenomen. Voor een eeuw bleef men althans uiterlijk nog aan de kern hangen, heette het fatsoenlijk lid eener kerk te zijn. Ongedoopte kinderen te hebben heette onwelvoegeiijk. Maar die lafhartige halfheid is voorbij. Onlangs las ik de statistiek van verschillende kerkgenoot schappen. Daaruit bleek me, dat in Italië het aantal onkerkelijken in 10 jaar groeide van 36.000 tot 874.000. Naar die verhouding ging het bijna in alle landen. En hoevelen zullen er niet zijn, die uit nalatigheid hun naam in het kerkelijk register nog lieten staan, zonder zich iets van de kerk aan te trekken Dit wat betreft de daling van het cijfer. Maar ga nu ook eens na in hoeverre de moreele, de zedelijke invloed der kerk is ge daald, haar macht als cultuur-factor is gebro ken. In 't publieke leven wordt niet meer met haar rekening gehouden, ze is in een hoekje geduwd, waar ze den laatsten adem mag uit blazen: Welk een verschil met een eeuw geleden Neen, vriend, onderschatten doe ik de macht en de invloed der kerk niet. Ze heeft afge daan Henk stond op, zette zich voor de piano en phantaseerde een opgewekte melodie. Jo leunde achterover in zijn fateuil en dacht na over de woorden, die zijn vriend gesproken had. (Wordt vervolgd)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 3