mml
mm m f
FEUILLETON
Zaterdag 17 Maart 1928. No. 3416.
A mjmjm
T[ VA
Officieel Gedeelte.
Tweede Kamer.
Terug naar Huis
Oil nummer Desiaaiuü drie Bladen
tweede blad.
SCHAAKRUBRIEK.
MIJNHARDT's
Hoofd pi) n-Ta bietten 60 ct.
Laxeer-Tabietten 60 ct.
Ze** uw-Ta ble't«n 75 ct.
Staal-Tabletten 90 ct.
Maag-Tabletten 75 ct.
Bij Apoth. en Drogisten
Land- en Tuinbouw.
Plaatselijk Nieuws.
tn hoc SlifNO VINSES
CorresDondentie deze Rubriek betreffende te zenden
aan F. W. Nanning Middetharnis.
No. 48.
De oplossing van probleem no. 49 is 1. De8.
Een paardoffer, daar de dame Pd5 niet meer
dekt. Verder is het probleem een volledig tem
po-probleem met driematveranderingen. Bo
vendien na 1Dd8:„moet wit een ander
stuk bij de pionpromotie traden als in de be-
ginstand. We krijgen dus
1Kd5: 2. Dc6 mat.
p. onv. 2. P£7 mat. (Hier volgen
diverse „triples" wit kan op drie manieren
mat geven, dit is minder mooi. Doch het schijnt,
dat er componisten zijn, die zich daarover niet
bekommeren. Ik persoonlijk vind een dual altijd
spijtig, laat staan een triple.
1Dc7:f 2. Dc6 mat (cross-check-ver-
andering, nu niet Lc7:).
1Dd8: 2. De6 mat.
1Dd8: 2. cd8:T mat (Wit moet nu
een toren vragen, in de beginstand moest het
een paard wezen om c6 te bestrijken).
1Dd7. 2. De5 mat (blokkeering, in
de beginstand was de matzet c8P).
Probleem voor den wedstrijd.
No. 51.
G. SCHIFFERT KISKUNHALAS, Hongarije.
Ie E. V. 3e Grantham-tournooi.
Zwart (8)
«fl"Bi
A wÊÊ A
w., fPit
Wit (7).
Wit: Khl, Dd2, Te5, Lh2, Pa5 en f2, pi. c4.
Zwart: Kd4, Lal en d3, Pel en e7, pi. a6,
a7 en h3.
Mat in twee (2) zetten.
Oplossingen inzenden vóór Donderdag 29
Maart.
Oplossing inzenden over 14 dagen.
Sleutelzet voldoende.
Stand van den ladderwedstrijd na
probleem no. 49.
C. Tiemens 48; J. Parrée 32; „Udi" 31;
G. v. Gelder 30 (2); A. Verbrugge 24 (2);
G. Tiemens 15; L. Eggink 11 (5); W. Nieuw-
GXnd 10 (1); D. Holland 9; W. Schipper 2;
S^nimo" 0.
Een oplosper heeft ons verlaten. Van den
laatsten prijswinnaar ontving ik geen oplossing
meer. Ik hoop weer spoedig zijn naam te kunnen
vermelden. De nieuwe starter wensch ik veel
Men kan a 11 ij d tot den oplossingswedstrijd
toetreden. Een goede oplossing van een twee-
zet telt voor 2 punten, enz. Voor een foutieve
oplossing wordt een punt in mindering gebracht
(minimum aantal punten is nul). Voor de maan-
'delijksche prijs van 2.50 moet men de meeste
punten hebben (echter meer dan 20). Ook niet-
abonné's zijn welkom. Heeft men 10 keer achter
een geen oplossing ingezonden, dan wordt men
■geacht niet meer mee te doen.
Probleem niet voor den wedstrijd.
No. 52.
Dat er op probleemgebied soms ongelooflijke
staaltjes van virtuositeit zijn bereikt, vertoont
onderstaand probleem, dat ik onlangs in de
Bredasche Courant ontmoette. Op 't eerste ge
zicht is er aan de stand niets bizonders te zien
en toch is dit zoo. Men kan namelijk aantoonen,
dat een witte pion gepromoveerd moet zijn en
daarna geslagen.
P. F. BLAKE.
Wit: Kf8, Dfl, Td6, Th7, Lb8, Lc8, Pd8;
pi. op a6, b5, c4, d3, f7 en h2 (13 stukken).
Zwart: Ke5, Lb6, Ldl, Pg8, Ph6; pi. a7, fc>7,
c6, c5, d2, f4, h3 en h4 (13 stukken).
li a g£§ m m
Jmm Afm,
m
Mat in twee zetten.
Het bewijs volgt hier.
De sleutelzet van dit fraaie probleem is 1.
Dfl—gl.
De verklaring van het ontstaan der niet ab-
soluut-onmogelijke stelling van dit probleem is
als volgt
A. Wit mist 1 paard en 2 pionnen.
B. Zwart mist de dame en 2 torens.
De partij, waaruit de stelling kan zijn ont
staan, kan het volgende verloop hebben gehad
1. De zwarte e-pion nam het witte paard
op d2.
2. De witte e-pion, daardoor vrijgekomen,
haalde op e8 dame. De nieuwe dame werd op
c5 door den zwarten d-pion geslagen.
3. De witte f-pion sloeg van f op g, daarna
weer van g op f, zoodat zwart 2 stukken
verloor.
4. De witte g-pion nam het derde stuk van
zwart op h3.
5. Die witte pion werd, op h3 gekomen, door
den zwarten g-pion geslagen.
Het kan misschien een „vreemde" partij ge
weest zijn, doch daarvoor verwijs ik naar ru
briek 44, waarin ik mededeelde, dat het pro
bleem zich van de partij al eenigszins ver
wijderd had.
Oplossing Eindspel no. 27.
1. Ld4-f, Ka8. 2. Lb5 (dreigt mat) Pe5 (Le5
3. Ld7: Ld4. 4. Pc6, L. onv. 5. Lc8 en mat in
vier zetten). 3. Le5: Le5: 4. Pc6, L onv. La6
enz. Op 1Pc6 volgt 2. Lc8 (dreigt
3. Pcóf en 4. Lb6:) Lc7. 3. Pcöf, Ka8. 4. Lb6:
Lb6: 5. Kc4 enz.
Eindspel no. 28.
L. P r o k e s.
Wit: Kf5, Lg4, pi. a6 en f6.
Zwart: Kd8, Tg2, pi. g5 en h4.
Wit speelt en wint.
Partij uit het toumooi te Berlijn.
Fransche partij.
WitL. Steiner. ZwartNiemzowitsch.
1. e2-e4 e7—e6; 2. d2—d4 d7—d5; 3. Pbl
c3 Lf8b4; 4. e4e5 c7—c5; 5. Leld2
Pg8~e7; 6. a2-a3 Lb4Xc3; 7. b2Xc3 c5—c4;
8. h2—h4 h7-h5; 9. Lfl-e2 Pe7-f5. 10.
g2-g3 g7g6; 11. Ld2-g5 Dd8-a5; 12. Ddl
d2 Pb8c6; 13. Lg5-f6 Th8—g8; 14. Pgl—
h3 Ke8-d7; 15. Ph3-g5 Pf5-h6; 16. f2f3
Kd7-c7; 17. g3g4 Tg8-e8; 18. Lf6-g7
Ph6g8; 19. g4Xh5 g6X h5; 20. f3—f4 Pc6—
e7; 21. Le2Xh5 Pe7-f5; 22. Lh5Xf7 Pf5Xg7;
23. Lf7Xe8 Pg7Xe8; 24. Pg5-f7 Pg8-f6; 25.
e5Xf6 Pe8Xf6; 26. Pf7~g5 Pf6-h5; 27. Dd2
e3 Lc8-d7; 28. De3-e5f Kc7-b6; 29. De5
d6f Ld7-c6; 30. Kei—d2 a7-a6; 31. Pg5
Xe6 Kb6a7; 32. Tal-gl Ta8-e8; 33. Tgl-
g6 Te8c8; 34. Thl-gl Da5-b5; 35. Dd6—
b4 Tc8h8; 36. Db4Xb5 a6Xf5; 37. f4—f5
Th8-h7; 38. f5—f6 Lc6-e8; 39. Pe6—g5
Th7c7; 40. Tg6—h6 Ph5—f4 en Zwart geeft
meteen op.
Een door wit krachtig gespeelde partij.
(Telegraaf).
CORRESPONDENTIE.
„Animo" e. a. 1. Pb6 faalt na 1Pd4:
1. Df8 faalt na 1Kd5.
U moet nog eens flink de oplossing naspelen,
dan zal 't wel gaan.
Wedstrijd Schaakclub »Ons Genoegen*
Groep I
L. Bund
F. Nanning
J. Hoek
J. Vink
A. Visser
A. Verbrugge
Groep H
M
c
co
2
■l',0|l|I|Iil|f[l|l|l 8
GMieieio o1111>,i i i 11117_
0 I 01 f I 1 o ljj'i 01',14
o i o i o i i-i oieiei o 111113
o 1 oI'.1 ol',l 111 leiei ,|i 13'
o I o~l o l o l* ,111 o I o I' .1 o ieie|2
<u
c
O)
O
e
03
O
s
tl
U
W)
03
a
<L>
O.
J
ia
s.
D. Jacobi
SB 0 0 0 0 0
0 0 11 0 1 1 2
c
L. Vink
1 1 1 IIII00
1 >"|0 1 1 5
c
J. Parrée
111.111 IB'B 1
UI 101 |5
3
a
C. Ie Comte
1,1! i1 10 j M
nun ie
ê3
G. Bergman
1101010|0
onaioio 2
C
G. v. Gelder
11000 1 10
1 1 1 1 llill 4
cd
Groep lit
E
CO
2
H
A. Kerkhof
m
1
l
1
1
1 1
1
0 V t
c
M. Boomsma
0
t
1
1
0
1 1
0
1 *5
u J
J. Boomsma
0
3
W.Nieuwland
0
0
0
1
0
1
B
1 1
1
o;5
J, Thielinan
0
0
0
0
0
0
0
0
BB
0
0:0
■+->
C
G. v.d.Wende
0
1
1
0
0
1
0.
1 1
B
5>t
03
WAT ELKE MAAND TE DOEN GEEFT.
(2e helft Maart).
Nadruk verboden.
In deze maand is de bedrijvigheid op alle
gronden in vollen gang. Men mest en spit, men
zaait en poot, men plant en verplant reeds, men
schoffelt en harkt naar hartelust. Men late
den mept (stalmest of beer) niet te lang op
het land liggen, noch op hoopjes, noch uitge
spreid, daar hierdoor, vooral bij scherpe droogte,
te veel van de kostbare stikstof de lucht in
gaat. Hof en erf worden opgeruimd van de
overblijfselen van den winter het dorre blad
dat in den winter nog is gevallen of is over
gewaaid, wordt opgeharkt, tusschen de hees
ters gespit, de paden worden geschoffeld en
alle hoeken worden netjes uitgeharkt. Alles
moet er nu netjes uitzien, dat geeft den heelen
tuin een aantrekkelijk uiterlijk. Wie een
bak of bakken heeft, benut ze natuurlijk ook
voor het zaaien van bloemzaden. Geregeld door
vereischt het zaad, dat reed/s gezaaid is, en
dat nog gezaaid moet worden, veel zorgen.
De plantjes, die opkomen, moeten dagelijks na
gekeken worden, of ze ook soms weg gaan
vallen. Is dit 't geval, dan moeten ze zoo
spoedig mogelijk verspeend worden en altijd
nog onder glas blijven voortkweeken. Vele
soorten kunnen in deze maand, oo het eind
nog, gezaaid worden, zooals: Petunia's Ver
bena's, Labelia's Pyrethrum of gele Kamille
(de bekende- mozaïekplant) Reseda Parilla nan-
kinensis en nog vele soorten van bloemen, wel
ke men des zomeijs in den tuin zou willen
hebben. Hier worden bedoeld d i e soorten,
welke vooraf onder glas gezaaid moeten worden
Wanneer dit zaad pas gezaaid is, moet het
tegen de zon beschermd worden, daar anders
de grond te veel uitdroogt, en veel gieten is
nadeelig. De soorten, welke men op heur be
stemming zaait, of op den kouden grond, kunnen
gezaaid worden half April, of ook nog wel
in het laatst van die maand.
In de maand Maart, bij scherp zonnig weer,
zal 't in de bakken al beginnen uit te drogen,
zoodat het noodig zal zijn eens te gieten. Hier
voor is 't goed eerst het water eenige uren
in de zon te zetten, opdat de ergste kou er
wat aftrekt en 't eenigszins lauw wordt. Dat
is in dezen tijd zeer aan te bevelen.
Bloemkool houdt van veel water, en moet
goed nat gehouden worden; ook wortelen moeten
nooit droog zijn, waar de groei anders stil zou
staan en ze dan vurig zouden worden. Met
snij- en spercieboonen is het anders; die moeten
voorzichtiger behandeld worden, niet te veel
over de bladen gieten Ze smeulen zoo licht;
al behoeven ze nu juist niet veel water, toch
moet men zorgen, dat de grond vochtig blijft.
Meloenen moet men tegen den avond besproeien
dat is goed voor de luis en houdt de planten
zuiver. Ze houden van vocht en warmte. Kom
kommers geve men dezelfde behandeling. Pos
telein mag in 't geheel niet begoten worden
in den bak. In den groententuin is nu ook
volop werk. Er is veel, dat thans in den grond
gebracht moet wordenkoolsoorten, schorse-
neeren, wortelen, soorten erwten, kortom alles,
wat men in den zomer gaarne in den tuin zou
willen hebben. Schorseneeren moeten redelijk
diep in den grond gemaakt worden, om ze
tegen de roofzucht der vogels te beschermen;
worden ze wat diep in den grond gebracht,
dan kunnen deze ze niet zoo gemakkelijk uit
trekken. Schorseneeren kan men wel een jaar
over laten staan, dan worden ze dikker en
langer, en behouden even goed den smaak.
Tusschen de schorseneeren kan men sla zaaien,
maar men hale deze er op tijd uit, anders lijden
de eerste te veel; zoo ook selderij en peter
selie, om eens een paar planten hiervan te
hebben. Er kan ook om 't bed schorseneeren
een regel sla geplant worden. Zoo kan men
van weinig grond veel en verschillende vruch
ten halen, wat voor kleine tuintjes natuurlijk
aan te bevelen is. Ook wortelen moeten om
dezen tijd in den grond. Hiervoor gebruikte
men vroeger algemeen de vroege derwik of
den Naarder tuinwortel; de Amsterdama'che
bakwortel is ook een goede soort, en ook de
vroege Langendijker en de Zwijndrechtsche.
Wij onderscheiden twee soorten de zomer
en de winterwortels. Voor winterwortels, die
in 't laatst van April of begin Mei worden
gezaaid (liefst op rijen), gebruiken wij de
Berlicummer, de lange Nijmeegsche en de
Hoornsche stomppuntige. -Spinazie en raap
stelen kunnen nu ook nog eens gezaaid worden;
ze moeten maar even onder den grond ge
bracht worden en niet al te dik zaaien. Verder
radijs, wat uitstekend kan tusschen de worte
len, maar dan niet langer laten staan dan
noodig is. Sla kan eveneens door de wortelen
gezaaid worden, die wordt toch uitgeplukt als
ze verplantbaar is, dus dan doet ze geen
schade.
KOSTE* OOZE INENTING.
Burgemeester en Wethouders van Sommels<
dijk maken bekend, dat op Donderdagen 29
Maart en 5 April a s., des Damiddags 2 uur
de gelegenheid zal zijn opengesteld tot koste
looze inenting of heriDenting van hen die
zich daartoe ten huize van den arts S. Knöps,
alhier, aanmelden.
Sommelsdijk, 14 Maart 1928.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
I. GEELHOED. L. J. DEN HOLLANDER.
DE 7-JARIGE LEERPLICHT
AANGENOMEN.
Met groote meerderheid is de zevenjarige
leerverplichting aangenomen, 60 tegen 18 stem
men.
Tegen stemden 9 Anti-Rev., 5 Christ.-Hist,
1 R.K. en drie eenlingen, de heeren Kersten,
Lingbeek en Braat. Eigenaardig was, dat de
heeren Prof. Visscher en Ds. Zandt bij deze
stemming afwezig waren.
Naar menschelijke berekening is de zeven
jarige leerverplichting er nu voor goed. De
scherpe actie van Anti-Rev. zijde hiertegen
gevoerd, mocht helaas niet baten.
HET INITIATIEF-VOORSTEL VAN DEN
HEER ZIJLSTRA (A.-R.)
Zooals we onze lezers reeds eer mededeelden
heeft dit voorstel de strekking, om, wijl in 1924
het uitstel van het verplichte 7de leerjaar en
de vregrooting van het aantal leerlingen per
onderwijzer gelijktijdig als bezuinigingsmaatre
gelen waren getroffen met de bedoeling om
samen op 1 Juli 1930 weer te verdwijnen, ook
de leerlingenschaal weer te herstellen nu het
herstel van het verplichte 7de leerjaar 1 Juli
1928 zal ingaan.
De heer Zijlstra had naast de geldende, de
volgende leerlingenschaal ontworpen
•3**2.
Aantal leerlingen
Volgens de wet Volgens voorstel
E G
O
van 30 Juni 1924
Zijlstra
1
1 t/m
48
1 t/m
32
2
49
96
33
72
3
97
144
73
135
4
145
192
136
185
5
193
240
186
235
6
241
288
236
285
7
289
336
286
335
8
337
384
336
385
9
385
432
386
435
10
433
480
436
485
11
481
528
486
535
12
529
576
536
585
13
577
624
586
635
14
625
672
636
685
Dat was een aanmerkelijke verbetering voor
de honderden kleine scholen.
Sommigen vreesden, dat de, voor de groote
scholen iets ongunstiger schaal-Zijlstra ook na
1 Jan. 1930 zou doorlooperi.
Om die vrees weg te nemen heeft de heer
Zijlstra nader voorgesteld, dat zijn schaal slechts
tot 31 Dec. 1928 zal gelden en dat dan auto
matisch de gunstige schaal van de z.g. „tech
nische herziening" herleeft.
Zijn voorstel kreeg daardoor nu het karakter
van een overgangsmaatregel, waarbij de kleine
scholen reeds nu worden geholpen, terwijl op
1 Jan. 1930 over de heele linie de gewenschte
verbetering intreedt.
De kosten van dezen maatrgel zijn begroot
op ongeveer 1.850.000 700 onderwijzers aan
gewone lagere scholen en 180 aan uitgebreid
lagere scholen zouden daarvoor worden aan
gesteld.
Bovendien wordt het volslagen mislukte in
stituut van „assistent" afgeschaft.
Gezien in het licht van de uitbreiding van
den leerplicht met het 7de jaar, is het voorstel-
Zijlstra geworden tot een inderdaad gelukkig
initiatief, waarin stellig voor de Kamer veel
aanlokkelijks moest schuilen, wilde zij de kleine
gemeenten en kleine scholen voor al te zwaren
druk bewaren.
Dit initiatief-voorstel is Woensdag aange
nomen met 49 tegen 28 stemmen.
Wonderlijk was hierbij de houding van ons
Anti-Rev. Tweede Kamerlid Prof. Visscher,
die een initiatife-voorstel hier niet op zijn plaats
vond.
„De Rotterdammer" schreef hiervan
Prof. Visscher beriep zich zelfs op Groen
van Prinsterer, door wie een initiatief-voorstel
slechts in geval van „uiterste noodzaak" ge
oorloofd zou zijn geacht.
Het beroep op den anti-rev. voortrekker was
niet bepaald nieuw en of Groen het geme
moreerde bijna over-eeuwige geval ook voor
het jaar 1928 als beslissenden maatstaf zou
hebben beschouwd, werd wel door Prof. Vis
scher met groote stelligheid beweerd, maar is
het daarom wel zoo zeker Wij weten het
niet, en, nuchter geredeneerd, de Utrechtsche
hoqgleeraar kan het gelooven, maar weten doet
hij het, naar onze bescheiden meening, geens
zins.
Trouwens dit beroep op Groen scheen ons
ook niet het belangrijkste in zijn betoog. Het
zal er wel meer om gaan, dat prof. Visscher
geen geld meer beschikbaar wil stellen „voor
de verdere volmaking van het onderwijs", ge
lijk hij het uitdrukte, welke door anderen zou
worden nagestreefd.
We zouden den gemoedelijken raad willen
geven: vraag eens even na op de vele kleine
scholen ten plattelande en ge weet, dat het
niet gaat om perfectioneering van het onder
wijs bij het voorstel-Zijlstra, maar wel om de
vaak onmogelijke zware taak van het onderwijs
geven in die kleine ;scholen, ten bate van de
onderwijsresultaten iets te verlichten.
Natuurlijk is prof. Visscher volkomen vrij
om een eigen standpunt los van de anti-rev.
fractie in te nemen. Dat is geoorloofd. Of zijn
positie evenwel zoo bijzonder sterk is, schijnt
ons zeer aanvechtbaar.
En „De Standaard" schreef over dit optreden
van prof. Visscher
Prof. Visscher was de felste opposant er
tegen. Toen de leerplicht in stemming kwam,
was hij er niet, maar tegen het ontwerp van zijn
fractiegenoot opende hij een feilen aanval.
Moest er hier soms iets gedemonstreerd wor
den, waarover men reeds lang fluistert. Wij
zouden haast geneigd zijn, om te zeggen, dat
door zulk een „incident" de aardigheid van de
aanneming reeds af is, noch vóór ze een feit is.
SOMMELSDIJK. Op de j.l. Woensdag ge
houden weekmarkt waren 10 biggen en eenig
pluimvee aangevoerd.
Gevaarlijk spel. Het zoontje van L. T. was
bezig met een bus carbid het bekende spel uit
te oefenen, door n.l. een weinig carbid in de
bus te doen, te laten vergassen en dan te laten
ontploffen. Toen hij het deksel niet op de bus
deed en zich voorover boog om de uitwerking
des te beter te kunnen nagaan, sloeg de vlam
in zijn gezicht, tengevolge waarvan hij brand
wonden bekwam. Geneeskundige hulp moest
worden ingeroepen.
Woensdag ontspoorde van de tram uit de
richting Diksland even over den Oudelandschen
dijk de laatste wagon, welke geladen was met
baaltjes uien. De ontspoorde wagon werd nog
een honderd-tal meters buiten de rails, meege
sleurd, sloeg toen om en daarna nog een 10-
tal meters meegetrokken, waarna de tram tot
stilstand werd gebracht. De stoker die zich
achter op den buffer bevond wist nog voor het
omvallen van den wagon van zijn gevaarlijke
zitplaats te springen en bracht het er met een
bezeerd been af. De trein had een twintig mi
nuten vertraging, de volgende trein ongeveer
anderhalf uur.
In deze gemeente kwamen in de laatste
dagen klachten voor over het stelen van aar
dappelen van: het land. Het is de politie ge
lukt om een tweetal daders op te sporen, n.l.
de koopman C. B. en de loswerkman K. V.
Tegen beiden is proces-verbaal opgemaakt.
De prijs der uien is alhier 10.Voor
eigenheimer aardappelen besteedt men 7.
en voor paardepeen 5.per H.L.
Belanghebbenden worden er aan herin
nerd dat de keuring van de dienstplicht, lich
ting 1929, voor deze gemeente zal plaats hebben
te Middelharnis in de Bewaarschool op Maan
dag 19 en Dinsdag 20 Maart a.s.
Beurtschipper G. Zoon is Woensdag
avond, doordat een gasboei niet brandde, op
de Bieningen gevaren. Nadat de lading gedeel
telijk in een ander schip was overgeladen is
de motor vlotgeraakt en Donderdagavond in
de haven alhier aangekomen.
MIDDELHARNIS. De voerman Peeman
wilde met zijn paarden en wagen de Nieuw-
straat inrijden. De beesten weigerden en kwamen
op de stoep van Mej. v. d. Meer, met het
gevolg, dat zij aldaar een groote ruit verbrij
zelden.
door
W. ESTLANDT.
9)
„Maar- is een menschenleven niet te kort
om tot die volmaaktheid te koman vroeg Jo
verder.
„Weineen", was het antwoord, „wie een
maal een volkomen zelfbewust leven bezit, is
der volmaking nabij, want alle goede eigen
schappen zijn in hem aanwezig, de kwade heeft
hij slechts te bezweren; die zelfbewust is, is
volmaakt".
„Maar geloof je, dat het ooit zoo ver zal
komen, dat de massa aan die bewustwording
toe is, zoodat het gansche menschdom eenparig
het goede zoekt en wil en het kwade laat
„Ja, die tijd komt, komt zelfs spoedig", zei
Henk, en hij richtte het hoofd fier op. „Het
menschdom is ontwaakt, 't Verbreekt zijn kluis
ters, t ziet met beide oogen, welke richting
het heen moet. Jongen, we leven in zulk een
schoon tijdperk der wereldgeschiedenis
Zulk optimisme moest den mensch wel ge
lukkig doen zijn. Het geeft kracht om te leven
«en te streven. Maar was dit optimisme wel
gewettigd Zag het er wel naar uit, dat het
menschdom stond voor de geopende gouden
poort van zijn gelukstaat Welke hemeltergende
wantoestanden waren er nietLeek het niet,
dat in plaats van een klimmende, de geschiedenis
der mer^schheid een nederwaartsche lijn aftee-
kende. Was er in de twintigste eeuw niet een
verbastering der zeden te bespeuren Hij vroeg
het zijn vriend.
Henk maakte een minachtende schouderbe
weging en zei
„Ach, over die zoogenaamde zedenverwil
dering wordt soms zooveel door de zedelijk
heidsapostelen gesproken, maar ik zie er zooveel
niet van. Dat loopt nog wel los. Bovendien
werpt dat de Evolutie-theorie niet omver. Een
momenteele achteruitgang in de beschaving of
ontwikkeling zou veeleer een bewijs zijn voor
de juistheid van deze leer. 't Zouden de stuip
trekken zijn van den ouden, in elkander val
lenden, afgedankten maatschappijvorm. Laten
we ons over die zedenverwildering maar niet
druk maken, die verdwijnt met de verdwijning
van het huidig stelsel van samenleving. En
dat we dit tijdstip snel naderen bewijzen twee
dingen, verblijdende symptomen, die als herauten
de komst van den heilstaat aankondigen. Dat
zijn de zich toespitsende klassenstrijd en de
verkwijning van het godsdienstig leven, de twee
stutten van de kapitalistische maatschappij. Het
kapitalisme moet onverbiddelijk bezwijken onder
de geweldige slagen van! het internationale
proletariaat en de godsdienst sterft zijn natuur
lijken dood .verval van krachten of bloed
armoede, zou de diagnose kunen luiden".
„Beschouw je den godsdienst als zulk een
sociaal gevaar vroeg Jo.
„Een kernwoord van Karl Marx is: „Gods
dienst is opium voor het volk". Hij bedoelt
daarmede: even bedwelmend als opium is de
godsdienst. De godsdienst in zijn liturgie, in
zijn dogmen, houdt een verkeerden geest onder
het volk. Er is geen verderfelijker leer, dan
die welke eischt, dat men den vijand, die op
de rechterwang slaat, de linkerwang moet toe-
keeren. Dat js onnatuurlijk, want de natuur leert
anders. We moeten voor ons recht opkomen,
onze vrijheden verdedigen, dat zijn we verplicht
aan ons zeiven en aan de onzen. Maar de
clerus aller eeuwen heeft dit natuurrecht ver
kracht en daardoor het menschdom verzwakt.
De schoone figuur van den timmermanszoon
van Nazareth heeft men misvormd door Hem
te vermommen en te maskeeren in het kleed
van valsche dogmen. Men heeft van Jezus een
caricatuur gemaakt. Hij wa|S in zijn eenvoud
als menschen als socialist zoo wonderschoon.
Hij was de ware edelman. Maar in den loop
der eeuwen heeft men van Hem een wange
drocht gemaakt. Gewetenlooze schurken hebben
met dezen Mensch gespeculeerd om de opper
macht te krijgen, en langen tijd is 't wonderwel
gelukt.
Doch dat is nu voorbij. Na moeizamen
en in gespannen arbeid is het den mannen der
wetenschap van onze dagen gelukt, de wonder
verhalen, in de kerk van ouds en thans door
mannen en vrouwen met Oostersche fantasie
opgedischt omtrent Jezus van Nazareth, welke
legenden gretig werden te boek gesteld, te ont
leden en te ontzenuwen. De ware gestalte van
Jezus werd duidelijk in 't volle licht gesteld
en daarnaast bewezen, dat Hij geen wonder-
doen God-mensch, maar een gewoon sterveling
gelijk alle menschen, doch met een beschaafde,
edele, reine ziel. Een martelaar door Zijn over
tuiging, een socialist bij uitnemendheid, die
reeds in die dagen den strijd aanbond, welke
twee duizend jaar later de victorie zou bren
gen, den strijd tegen de financiers en de pries
ters, den kapitalist en den Farizeër, die allen
het arme volk lasten oplegden, te zwaar om
te dragen, maar die zij zelf nog met vinger
hun niet aanroerden, mens.chen, die de huizen
der weduwen opaten onder den schijn van
lang te bidden, alles precies als nu".
„Onderschat je den godsdienst en de kerk
niet ging Jo verder.
,,'k Geloof", voegde hij er aan toe, „dat
de kerk nog van veel grooter beteekenis is
voor het volk dan je vermoedt, en ook, dat
de overwinning veel verder weg te stellen is
dan je wel zegt".
„Toch niet", antwoordde Henk, ,,'t is met
de heerlijkheid en de macht der kerk uit.
Al meer dan een eeuw geleden moest zij
met allerlei lapmiddelen, met kunpt- en vlieg
werk worden in het leven gehouden, de voos
heid van haar wegen kon voor het scherpziend
oog niet meer verborgen blijven. En vooral
de laatste jaren is het verval der kerk enorm
toegenomen. Voor een eeuw bleef men althans
uiterlijk nog aan de kern hangen, heette het
fatsoenlijk lid eener kerk te zijn. Ongedoopte
kinderen te hebben heette onwelvoegeiijk. Maar
die lafhartige halfheid is voorbij. Onlangs las
ik de statistiek van verschillende kerkgenoot
schappen. Daaruit bleek me, dat in Italië het
aantal onkerkelijken in 10 jaar groeide van
36.000 tot 874.000. Naar die verhouding ging
het bijna in alle landen. En hoevelen zullen
er niet zijn, die uit nalatigheid hun naam in
het kerkelijk register nog lieten staan, zonder
zich iets van de kerk aan te trekken
Dit wat betreft de daling van het cijfer.
Maar ga nu ook eens na in hoeverre de
moreele, de zedelijke invloed der kerk is ge
daald, haar macht als cultuur-factor is gebro
ken. In 't publieke leven wordt niet meer
met haar rekening gehouden, ze is in een hoekje
geduwd, waar ze den laatsten adem mag uit
blazen:
Welk een verschil met een eeuw geleden
Neen, vriend, onderschatten doe ik de macht
en de invloed der kerk niet. Ze heeft afge
daan
Henk stond op, zette zich voor de piano
en phantaseerde een opgewekte melodie.
Jo leunde achterover in zijn fateuil en dacht
na over de woorden, die zijn vriend gesproken
had.
(Wordt vervolgd)