m
n
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
10 ct.to Jta|-cn$-
I00? den Jondng
jeb]
IN HOC SIGNO VINCES
li
43STE JAARGANG
net Fascisme als enalhinheUllie
ffiaalscliappelllHe leer.
IG
DIJK
e Tones
appa-
68.50
W. BOEKHOVEN ZONEN
4 lie stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers
ersj
'dam
sin 1946
1ST
:K 1927
Middel,
kgen 7.00
stdagen)'
laardin.
.0.00 v.m.
|otierdam
n.m. f
Istdagen)*
(OVEM.
J AKI.
lardingen
n.m.
t/m
Vlaardin.
amis 5
van 7.21
■ingen.
trein van
lardingen.
van 14.40
n.m.) te
trein van
>1 n.m.)te
■pen.
puwen
Jelvaartsdag
irstdagen
us
HT
[K
G
tANT
~l
van land#
enz. is
AAT
nter
richting
SS"
CHlEDfliW
EDERIJ
»kken
ciaal adres
eren pulp,
n mudden
iplaalst
f 120,»
No." 3416
ZATERDAG 17 MAARTÜ928
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— vooruitbetaling,
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS,:
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTEN HÉN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent perjregel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
EERSTE BLADu
i^rijnnimww—iisriiiBMWuw mmiiiiii nu [■■inanog?v
In ons voorgaand artikel deden we
uitkomen, dat het Fascisme tegenover
het liberalisme, socialisme en commu
nisme positie inneemt.
Maar in plaats, dat het winste doet
met het licht, dat in de Reformatie op
ging ook over Staat en maatschappij,
miskent het dat licht en leidt het de
theoriën van het Natuurrecht, zooals
die in den loop der 17e en 18e eeuw
ontwikkeld zijn en tot basis van de
liberale, democratische en socialistische
ideologie hebben gediend, uit het Refor-
matiewerk af.
Een kapitale fout, gelijk Groen van
Prinsterer reeds tegenover soortgelijke
beweringen van Roomsche zijde heeft
aangetoond.
Wat is nu eigenlijk het Fascisme
Hoe wil het zich als afzonderlijke
maatschappelijke leer doen kennen
Het Fascisme beziet de menschheid
alleen als een biologisch, niet als een
sociaal verschijnsel. De Fascist zegt,
dat de menschheid allereerst en aller
meest als een levensverschijnsel moet
gezi enworden. Deze gedachte acht het
Fascisme de laatste vier eeuwen ver
waarloosd. Er is te veel uitsluitend op
de menschheid als op een sociaal ver
schijnsel gezien.
Het menschelijk geslacht is, zegt
prof. Alfredo Rocco, niet gelijk aan
het totaal van de levende individuen
en derhalve kunnen de verschillende
maatschappelijke groepen ook niet ge
lijk zijn aan de som van de individuen,
die op een gegeven oogenblik daartoe
behooren. En aangezien de doeleinden
van het menschelijk geslacht niet de
zelfde zijn als van de individuen, die
op een bepaald oogenblik leven, zoo
behoeven de doeleinden van de ver
schillende maatschappelijke groepen
geenszins samen te vallen, doch kunnen
zij zelfs met deze laatste doeleinden in
strijd zijn, zooals duidelijk blijkt, wan
neer de handhaving en ontwikkeling
van de soort de opoffering van het
individu verlangt, b.v in tijd van oor
log.
In plaats van de atomistische en me
chanische staatstheorie van het libera
lisme en socialisme, stelt het Fascisme
dus een organische en historische ge
dachte.
In plaats van de liberaal-democra
tische formule: „de maatschappij voor
het individu", zegt de Fascist: „de in
dividu voor de maatschappij". „Indivi-
dueele rechten worden alleen in zoo
verre erkend als zij vereenigbaar kun
nen worden geacht met de rechten van
den staat en van de geheele maatschap
pij. In de vooropstelling van dezen in
dividueelen plicht ligt de hoogste ethi
sche waarde van het Fascisme", zegt
de Italiaansche minister van Justitie.
„De oud-liberale leer bevorderen de
vrijheid, als zijnde in het belang van
de burgers; de Fascisten staan haar toe,
als zijnde in het belang van den staat".
Kenmerkend voor het Fascisme is
ook deze uitspraak: „Heeft de 18e eeuw
het individu van den staat bevrijd, de
20e eeuw zal op haar beurt den staat
van het individu bevrijden".
Zooals we reeds zeiden, ziet het Fas
cisme in het oude Rome en in den oud-
Latijnschen geest van vóór de Christe
lijke jaartelling de bron waaruit „het
zijn inspiratie put".
Het einddoel van het classieke Rome
was de staat. Daarom maakte het
alles ondergeschikt aan den staat. Voor
persoonlijke- rechten en vrijheden was
daarbij geen plaats. Zij werden ge
duld/zoolang de staat er niet mee in
botsing kwam.
In het Fascisme zien we deze ge
dachte herleven.
Nu is er ongetwijfeld iets, dat vóór
deze Italiaansche beweging pleit.
In een uitnemend artikel heeft Dr.
Beumer in het tijdschrift Anti-Rev.
Staatkunde, de chaos waaraan Italië
ten prooi is geweest, geteekend. Het
Fascisme heeft als reactiebeweging op
dien chaotischen toestand heilzaam ge
werkt.
Het Fascisme is de bezem geweest,
waarmede deze Augiasstal is gereinigd.
Als zoodanig valt het dus te waar-
deeren.
Maar men gaat te ver om nu in dien
bezem het blijvend werktuig te willen
waardeeren, waarmede de fijn bewerk
te staatsmachine op gang gehouden
moet worden.
Het is evenwel te begrijpen, dat de
Fascisten hun actie willen stabiliseeren,
een stevige basis willen geven en daar
om niet beter meenden te kunnen doen
dan een historischen achtergrond te
zoeken in den oud-Romeinschen staat.
Maar in het construeeren van een
Fascistische staatstheorie, zooals prof.
Alfredo Rocco doet, ligt een groot ge
vaar.
Wij hebben reeds opgemerkt, dat
deze staatstheorie den mensch berooft
van zijn heiligste goederen, welke hem
door het Calvinisme, de schoonste en
rijkste ontplooiing van de Reformatie,
geschonken zijn.
Met instemming haalt den Italiaan-
schen Minister van Justitie aan de vol
gende woorden van Mazzini
„De verklaring van de rechten van
den mensch, die door alle grondwetten
slaafs uit de Fransche is overgenomen,
geeft alleen uitdrukking aan de op
vattingen van een tijdvak, dat het in
dividu als het einde van alle dingen
beschouwde en schonk slechts aandacht
aan de helft van het probleem"
Hier ligt o. i. het groote gevaar van
het Fascisme.
Het erkent geen rechten van den
mensch.
En juist de verklaring in de consti
tutie, dat er rechten en vrijheden van
den mensch geëerbiedigd moeten wor
den, is de schoonste vrucht van het
Calvinisme voor staat en maatschappij.
Men heeft het wel eens voorgesteld
alsof deze „verklaringen van de rech
ten van den mensch", afkomstig zijn
van de Fransche Revolutie.
De Duitsche hoogleeraar George Jel-
linek heeft het ons anders geleerd.
In zijn werkje: „Die Erklarung der
Menschen und Bürgerrechte" heeft hij
klaar aangetoond, dat de opvatting
der grondrechten als natuurrechten niet
afkomstig kon zijnvap de ideëen van
Rousseau, die juist leerde, dat de
mensch bij zijn intrede in de maatschap
pij bij het verdrag afstand doet van
a 1 zijn rechten. (Precies dus als de
Fascistische leer Vandaar, dat Rous
seau van het recht van vergadering en
godsdienstvrijheid niets hebben moest.
De oorsprong van de leer der na
tuurlijke onvervreemdbare rechten
zoekt Jellinek in de Amerikaansche ko
lonies, om der wille der geloofsvrijheid'
door Engelsche vluchtelingen gesticht.
Jellinek beschouwt d'e waarborging
van de grondrechten van den mensch
in de constitutiën geen vrucht der
Fransche Revolutie, maar vrucht van
de Reformatie der 16e eeuw.
De Fransche schrijver Boutmy heeft
nog wel getracht deze stelling te be
strijden. Maar tegenwoordig wordt
toch algemeen erkend, dat Jellinek ge
lijk heeft gehad.
Het is ook niet anders dan Jellinek
leert.
Het Calvinisme is, zegt Groen van
Prinsterer: oorsprong en waarborg van
onze constitutioneele vrijheden
Het Fascisme wil deze constitutio
neel vrijheden, vrucht van veel lijden
en strijden, van bloed en tranen, den
doodsteek toebrengen
Het staat met alle theoriën van on
geloof en Revolutie hier op denzelfden
grondslag.
Ten slotte is het bij allen weer den
omnipotenten, den almachtigen staat,
waarvoor zich alles buigen moet.
Het Calvinisme bracht de rechte ver
houding in het hoogstgewichtige vraag
stuk van Gezag en Vrijheid Het Fas
cisme vernietigt die gulden vrijheid,
Het eerbiedigt niet den persoonlijken
mensch, noch zijn vrijheid, noch zijn
godsdienst, noch zijn souvereiniteit in
eigen kring, in gezin, in de kerk, in de
school en zoovele andere terreinen met
eigen souvereiniteit.
Het is juist zooals Dr Beumer het
uitdrukte. „In het herstel der orde ligt
de verdienste van het Fascisme. Maar
het heeft die taak niet volbracht in ge
hoorzaamheid aan een hoogerbeginsel".
Daarin ligt de zonde en dus het ge
vaar.
De Fascist ziet in de menschheid een
levensverschijnsel en in den staat een
instituut, om dat levensverschijnsel van
geslacht op geslacht in stand te houden
Meer niet. Een plat materialistische
opvatting van de Overheidstaak, dat
aan elk hooger, elk idieëeler beginsel
gespeend is.
De Calvinist ziet de menschheid al
lereerst in haar verhouding tot haar
Schepper en Onderhouder en wijst in
verband hiermede der Overheid haar
taak in dit leven aan.
En daardoor staan beider beginselen
lijnrecht tegenover elkander.
Op den Uitkijk.
Nadruk verboden.
Onze partijleider, de heer Colijn, is voor
eenigen tijd naar ons Ned.-Indië. Persoonlijk
wil hij het maatschappelijke en staatkundige
leven in onze Oost faestudeeren.
Het is juist iets voor den heer Colijn om
binnen den kring zijner belangstelling ook den
Archipel te trekken. Zijn blik is te ruim om
die binnen de grenzen van ons eigen kleine
landje te houden.
En, niet waar, Indië behoort bij Nederland.
We kunnen ons Nederland zonder Indië niet
voorstellen.
Ofschoon we toch steeds rekening er mede
moeten houden, dat de tijd komen kan, dat we
het wel zonder Indië moeten stellen.
Het gaat in Indië al langen tijd niet goed.
Het Communisme werkt er hard en helaas
ook van Holland uit is men bezig er de ge
moederen opstandig te maken. Het proces, dat
dezer dagen tegen „Indische intellectueelen" ge
voerd wordt, kan er van getuigen.
Holland mag wel voorzichtig en waakzaam
zijn.
Het is dan ook een voorrecht, dat'wij iemand
als de heer Colijn hebben, die Indië uit vroeger
dagen bij uitnemendheid kent, bovendien iemand,
die in ons land gezag en grooten invloed heeft
en thans zich de moeite getroost om zich per
soonlijk van de toestanden in den Oost op
de hoogte te stellen.
Wij moeten God voor zulk een man danken.
Ze zijn in onzen tijd onmisbaar voor land en
volk.
Toch, niet over Indië en het communisme
wilde ik het thans hebben.
Het is over den persoon van den heer Colijn,
dat ik hier iets weer wil geven, dat me dezer
dagen getroffen heeft.
Uit zijn privé-leven.
Waar we eigenlijk niets mede te maken heb
ben, maar dat toch in breederen kring gekend
mag worden.
Omdat we er den, heer Colijn weer eens uit
zien, precies zooals hij is.
Op zijn reis naar Indië heeft de heer Colijn
eerst Italië aangedaan.
Ook dat was weer geen plezierreisje, maar
beteekende voor hem arbeiden.
Hij wilde het Fascisme van nabij leeren
kennen.
Ja, ik heb zelfs hooren fluisteren, dat hij
Mussolini persoonlijk gesproken heeft.
Men kan er van op aan, dat als de heer
Colijn straks terug komt, in goede gezondheid,
moge God gevwi, dat hij dan precies weet wat
het Fascisme is, welke beteekenis het voor
Italië heeft en of het ook nog iets buiten Italië
te beteekenen heeft. En als hij er in ons land
over spreekt, zal er naar hem geluisterd worden,
niet alleen van onze zijde, maar even goed van
de zijde, waar zich het „denkend deel der
natie" bevindt.
Van Italië uit reisde de heer Colijn, naar
de andere zijde van de Middelandsche zee, de
Egyptische kust, naar Port-Said, waar hij zich
inscheepte op de „Koningin der Nederlanden",
welk vaartuig op weg was naar Indië.
Nu waren er natuurlijk op dat schip meer
passagiers, dat spreekt vanzelf. Een boot naar
Indië herbergt altijd heel veel reizigers.
Maar onder al die menschen bevonden zich
slechts zeven Gereformeerde families.
En één van die Gereformeerde families, een
lezeres van een onzer Anti-Rev. bladen, schreef
over de boottocht naar familie hier in Holland.
En natuurlijk schreef ze ook over den heer
Colijn.
Wat ze van hem vertelt teekent den heer
Colijn.
In de eerste plaats schrijft ze over zijn werk.
Ze noemt hem „de onzichtbare passagier",
want de oud-minister zit den geheelen dag te
werken in een aparte dekhut, die als kantoor
voor hem is ingericht. Hij komt bijna niet te
voorschijn, daar hij elke gelegenheid om vrij
te zijn, wil benutten. Alleen 's avonds laat heeft
men kans hem te ontmoeten. Dan gaat hij ge
woonlijk een luchtje scheppen en maakt hij met
mede-passagiers een praatje.
Hier hebt ge iets van het leven van dezen
man.
Werken zoo lang het dag is 1
Ook als ieder ander meent vrij te zijn en
ontspanning te mogen zoeken, brengt onze oud
minister zijn tijd door in harden, gestagen arbeid
En dat hij bij dien arbeid ook zijn Anti-Rev.
volk niet vergeet, bewijst wel zijn dagblad „De
Standaard", ons hoofd-orgaan. Ook op zijn
Indische reis verschijnen er nog artikelen van
hem in dit blad, welke natuurlijk in boot of
trein geschreven worden. We zullen ons wel*"
niet vergissen, als we de artikelen over het
Fascisme, welke onlangs in „De Standaard"
verschenen, van de hand van den heer Colijn
afkomstig achten.
In een paar woorden teekent deze schrijfster
hem dus als mensch, als werker.
Maar wat dan volgt, teekent den heer Colijn
als Christen.
Zij schrijft aan haar familieDe heer Colijn
hoopt a.s. Zondag in de tweede klas- zaal de
godsdienstoefening te leiden. Ofschoon er anders
over 't algemeen niet veel volk op deze samen
komsten is, verwachten we meer belangstelling,
daar sommigen den oud-minister wel eens willen
hooren „preeken"
En dan later schrijft ze
,De godsdienstoefening door den heer
Colijn geleid Zondagavond, is zeer goed ver-
loopen. 't Deed je zoo goed, te midden van al
dat mondaine gedoe, de oude en toch steeds
weer nieuwe klanken te beluisteren. Het we-
t reldsche leven aan boord gaat volop door. De
danswoede is gewoon enorm. Men heeft er
ook een groot Bal-Mapqué georganiseerd en
het comité verzocht mevrouw Colijn of zij eere
presidente wilde zijn der jury, om de Bal-
Costumes te keuren. Mevrouw Colijn wees deze
uitnoodiging vriendelijk doch beslist
a f"
Zie hier de heer Colijn geteekend als
Christen.
In dienst van zijn Zender zijn gaven en
talenten en krachten gebruikend, zijn mede-
Christenend leerend en vermanend. Geboren
staatsman, grijpt hij de gelegenheid aan zich
ook Evangeliebelijder te betoonen.
Van zulke mannen gaat een sprake uit.
En dat iemand als mevrouw Colijn te midden
van die mondaine wereld aan boord van het
stoomschip, met beslistheid afwijst wat men
haar als „eere" wil opdragen, omdat zij toch
de echtgenoote van den oud-minister is, is
eveneens een getuigenis, een belijdenis van
haar keuze, voor haar opkomen voor de eere
van haar Heiland.
Laat ons dankbaar zijn, dat God ons nog
zulke menschen als leiders onzes volks schen
ken wil.
Er wordt in onzen tijd zooveel geklaagd.
Maar laat ons toch ook dankbaar erkennen,
wat God ons in zijn oneindige goedheid nog
gelaten heeft.
Ik geloof niet, dat er onder buitenlandsche
Excellenties nog zijn, die zóó optreden, ge
tuigend voor hun Heiland.
Er is wel een meedoen, met de wereld.
Er is wel een voorgaan in de wereld.
Men gaat de nieuwsberichten en dagblad
foto's maar na.
Overal treft men de Excellenties aan, bij
evenementen, in schouwburgen, bij opera's, bij
concerten, bij bioscopen en in danspaleizen.
Wat onderscheid ons volk nog, dat we God
nog mogen danken voor het groote feit, dat
er mannen en vrouwen ten onzent zijn, die tegen
den stroom des grooten levens wenschen in
te gaan. Die zich het Evangelie des Heeren
niet schamen, maar zich met vastheid en liefde
scharen bij het volkske, dat nog leeft bij het
geopenbaarde Woord van God
Ik zeg, wat onderscheid ons
50 C! perPond 20 C! per Ons
27
Letten we dan ook eens op de groote voor
rechten, die God ons nog schenkt in zulke
mannen.
En laat ons dankbaar zijn.
En hen erkennen als onze leidslieden door
God geschonken, trouw het vaandel volgen, dat
zij ons voorhouden.
En Gode de eer geven
UITKIJK.
MATTHEUS 27 39—43.
„En die voorbijgingen, lasterden
Hem, schuddende hunne hoofden, en
zeggende: Gij, die den tempel afbreekt,
en in drie dagen opbouwtverlos
u zeiven. Indien Gij de Zone Gods
zijt, zoo kom af van het kruis. En
desgelijks ook de overpriesters met de
Schriftgeleerden en ouderlingen en
Farizeën, Hem bespottende, zeiden
Anderen heeft Hij verlost, Hij kan
zichzelven niet verlossen; indien Hij
de Koning Israëls is, dat Hij nu af-
kome van het kruis, en wij zullen
Hem gelooven.
Hij heeft op God betrouwd, dat Hij
Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel
wil, want Hij heeft gezegd: Ik ben
Gods Zoon".
II.
(Vervolg).
Wie zou zich kunnen indenken, wat
er in de ziel van Jezus is omgegaan bij
het hooren van de honende, uitdagende
taal Zijner vijanden Hoe is daardoor
Zijn lijden verzwaard geworden. Al
wat er bij het kruis gesproken werd,
heeft Hij gehoord. Die smaadtaal werd
gezegd met het doel, dat Hij ze hooren
zou, niet zachtkens, niet fluisterend,
maar ze werd uitgeschreeuwd. Die
spotwoorden van een joelende menigte,
ze waren als priemen, die Zijn hart
doorboorden. Reeds het kruislijden zelf
was zwaar. Voor den afgemartelden
Heiland was het een foltering in een
ongemakkelijke houding aan het kruis
te hangen, blootgesteld aan de bran
dende zonnestralen en gekweld door
een ondragelijken dorst. Maar die
smaadtaal te hooren, was nog veel er
ger. Dat was de druppel, die den lij
densbeker haast deed overloopen. Hoe
pijnlijk moet 't voor Jezus geweest zijn
niet een enkel woord van deernis en
medelijden te vernemen.
Wij moeten 't ons niet voorstellen,
dat Jezus ongevoelig was voor blijken
van liefde. Niemand heeft zóó diep
gevoeld en zóó naar liefde gedorst als
Hij. 't Heeft Hem meer gegriefd dan
in woorden is uit te drukken, dat men
minachtend het hoofd over Hem schud
de, om daarmede te kennen te geven:
het is met u gedaan, God heeft u ver
laten, Hij wil met u niet te doen heb
ben. Was er grooter beleediging denk
baar, dan dat men den neus voor Hem
ophaalde, zooals men doet voor het
verachtelijkste Kan men Hem meer
I
U'/|
feil