voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antin voluüonair Orgaan IN HOC SIGNO YINCES FEUILLETON No. 3415 WOENSDAG 14 MAART 1928 43'='r'- JAARGANG Uit de Pers. Terug naar Huis Deze Coura tt veisch^a! eiken WÜtNSDAG en 7 A I ERDAG. ABONNEM NTSI'RiJS per drie maanden franc per post f l.~ BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERT.! KH NUMMERS 5 CENT. bj vooruitbetaling. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SÖMMELSDIj'K Telef. Inierc No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 4i cent, 80EKAANKONt DIENST A AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN I 1.- pc r Groote l'euers en vignetten Wöidtu betekend naar de Advertenti{n worden ingewach' for DINSDAG- en VR;T.VtUP VNO 10 tenl per regel, tsiog die i.5 bessaii EN t:l rui' „4 He stukkeu voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Groen en de Roomschen. Het verwijt dat in onze dagen de Anti-Rev. partij treft, n.l. dat zij samengaat met de Room- schen, werd in de vórige eeuw ook tot Groen gericht. In zijn Adviezen aan de Tweede Kamer in dubbele getale in 1840, bespreekt hij zulk een verwijt. Een „redenaar uit Gelderland" die hem al dikwijls had aangevallen had zich ten aanzien van Groen veroorloofd te zeggen dat in deze Vergadering „het Ultra-Catholicismus aan het Ultra-Protestantismus de hand gereikt heeft". Groen antwoordt op dat verwijt, dat hij van zijn standpunt en zonder daarvan een duimbreed af te wijken hij aan geen Catholiek de hand weigerde. In een noot onder aan bldz. 103, zet hij dan zijn standpunt breeder uiteen. Hij zegt daar „Het zij mij vergund te herhalen wat ik, ter afweering van dit verwijt vóór verscheidene jaren gezegd heb „Er zijn er die bij ons over- helling naar het Catholicismus hebben ver moed." (En dan volgt dit veelzeggend zinnetje dat de voorstanders van de 21 woorden uit art. 36 maar eens goed onthouden moeten): „Mis kenning van de rechten, ook der Catholieken, keuren wij altijd af, dewijl de waarheid geen po litieke dwang en ongerechtigheid, of duldt of behoeft. Ook onderscheiden wij hetgeen eigen is aan de Catholieke Kerk van wat in het alge meen Christelijk is en volgen met vele Catho lieken dezelfde banier, zoodra het Christendom aangetast wordt." Ziehier precies hetzelfde standpunt door Groen ingenomen als waarop steeds de Anti- Rev, partij stond. Tegenover het ongeloof volgen wij in vele dingen met de Roomschen dezelfde banier. Op merkelijk is ook wat Groen ten opzichte .der Roomsche Kerk tegenover de Protestantsche Kerk zegt. Daaruit blijkt dat Groen Kerk en po litiek ook steeds goed gescheiden hield „Tus- schen de Roomsche leer en de onze kan geen toenadering zijn", zegt hij. En dan laat hij en kele verschilpunten zien. En op bldz. 105 zet hij uiteen hoe hij onder Roomschen en Protes tanten beginselen wil zien gepredikt. Niet dus ingrijpen van de Overheid met dwang, maar door het verspreiden van den bijbel en het aan prijzen van de Evangelische Waarheid, „dat is 't middel op hetwelk, door God gezegend, ook onder Roomschen, de protestant zich verlaat", zegt hij letterlijk. In 1840 verkondigde Groen dus ten aanzien van dit gewichtige stuk precies dezelfde begin selen als de Anti-Rev. partij in 1928 nog voor staat. Groen's verdraagzaamheid ging ver. Als hij enkele geloofsverschillen opnoemt, laat hij di rect volgen „Ofschoon ik, ook thans, er gaarne bijvoeg „De Roomsche Kerk heeft niettegen staande haar bijgeloof, van het geloof in Chris tus geen afstand gedaan, en daarom is de Pro testantsche Christen veel minder van haar ver wijderd dan van elke leer die het Evangelie öf verwerpt, of schijnbaar omhelst om er zich des te zekerder van te ontdoen." Op de volgende bldz. roept hij uit„Ontzie het bijgeloof, liever dan dat gij het door onge loof aantasten zoudt," Leerzaam is voor onzen tijd wat Groen voor bijkans een eeuw gezegd heeft. De zeven«jarlge leerplicht. Vrijdag j.l. is de strijd over den zevenjarigen leerplicht in de Tweede Kamer begonnen. Niet vergeten moet worden, dat het bij dit debat niet over de principieele beslissing over den zevenjarigen leerplicht gaat. In principe is deze zaak reeds in 1920 be slecht. Het gaat er thans over of de opschortings termijn, die de wet van 1924 (uit bezuinigings oogpunt gemaakt) gesteld had op 31 Dec. 1929, zal verkort worden tot 1 Juli 1928. Hoewel het dus feitelijk niet over een prin cipieele beslissing, maar over een eerder in voeren van een reeds bestaande wet gaat, jui chen we het toe, dat met name ons Kamerlid, de heer Zijlstra, de principieele bezwaren van ons volk tegen de uitbreiding van den leerplicht in de Tweede Kamer heeft vertolkt. Wij laten hier kort volgen, wat de heer Zijlstra heeft gezegd De heer Zijhstra ontwikkelt bezwaren. In 1930 zou de leerplicht automatisch weer zijn ingetreden, doch de doorvoering van dien plicht heeft voor de school en gezin toch wel iets, dat gevoeld zal worden. De dwang zal komen en dat zal last ver oorzaken èn voor het gezin èn voor de school. Erkend dient, dat de wettelijke leer plicht bestaat. Spr. beziet 1. de beginselvraag; 2. de aansluiting aan het leven; 3. de kosten voor de gemeenten. De Antirev. zijn nage noeg algemeen tegenstanders van den leer plicht en er kwamen uit dien kring dan ook tal van protesten. Men voelde daar de zes leerjaren als een moreele verplichting, maar bij het 7de leerjaar kwam het verzet. Het betreft de uitoefening van 't ouderlijke gezag en men wilde daarbij geen inmenging van de Overheid, geen dwang van die zijde. Het kind is aan de ouders gegeven en niet aan den Staat. Daarom wezen de A.-R. de verplichting door de Overheid af. Daarbij moet zij het normale gezin niet met de politie in aanraking brengen, omdat er uitwassen zijn. De verant woordelijkheid der ouders moet worden ge handhaafd en zij roept om vrijheid. Een on willig volk wordt door politiemaatregelen niet in goede banen gehouden. De plicht, die de Overheid hier oolegt, is een moreele plicht der ouders en daarom blijft het principieel bezwaar bestaan. Hij ziet het vooropschuiven van den leer plicht daarbij als niet gewenscht. Wat de aansluiting betreft, de Minister voegt ge woon aan de zes een 7de leerjaar toe, doch daardoor komt de kwestie der aansluiting aan het verdere onderwijs en aan het leven. Daarover zegt de Minister heel weinig. Het gaat alles om theoretische kennis en zoo komt de school buiten het leven. Het ware wen- gchelijk geweest eerst te overwegen, hoe het 7de leerjaar kan aansluiten aan het practi- sche leven. Het zou veel beter zijn 6 jaar naar school en dan rekenen met de lagere land- en tuinbouwschool. Spr. wijst er daarbij op, dat men niet alle kinderen over één kam kan scheren, er dient gerekend te worden met de toekost der leerlingen. Dit probleem zal zich steeds meer aan ons onderwijs op doen, men is echter nog in een periode van zoeken en tasten. Doch door den zevenjarigen leerplicht zal de oude, intellectualistische, richting weer een overwinning behalen. Spr. wijst ook op de aansluiting der lagere school aan het voortgezet onderwijs. Wat de gevolgen voor de gemeente betreft, ook daarvoor acht hij een tegemoetkoming ge wenscht. 4 Rome Dordt. De „Evangelische maatschappij", opgericht in en door de April-beweging, waarover we de vorige week schreven, geeft een Gedenk boek uit, met de bedoeling „in de breede krin gen van ons volk den echt-protestantscben geest levendig te houden en de overtuiging te be vestigen, dat we zijn een protestantsche natie". Om den „protestantschen geest" levendig te houden, werken in dit boek recht- en vrijzinnigen samen. „De Maasbode" schreef hierover Uit het ons toegezonden prospectus blijkt, dat de „protestantsche geest" getracteerd zal worden op opstellen over Rome, terwijl be kende anti-papisten als de predikanten Bak ker, van Hoogenhuize, Krop, naarst vrijzinni gen als den heer van Wijngaarden zullen staan. De radicale ds. Hooykaas rukt op naast den Staatkundig-Gereformeerden Kersten; de hervormde gereformeerde ds. Lingbeek gaat op stap met den licht-ethischen Casimir en den modernen ds. Drijver; de oud-Katholieke bisschop van Vlijmen figureert naast de on- geloovige mevrouw Wijnaendts Francken Dijserink en last not last mocht mr. P. Tide- man toch niet ontbreken. De confessioneele en ethische en gerefor meerde heeren a la Kersten schijnen er niets tegen te hebben in bondgenootschap met on- geloovigen of afgodendienaars, als de oud- Katholieken toch voor hen moeten zijn, op te rukken tegen Rome. Verblijdend is, dat die Protestanten, wier werken op allerlei gebied getuigenis aflegt .van hun stellige overtuiging, geweigerd heb ben mede te doen aan deze klaarblijkelijke anti-paapsche manifestatie. Op het prospectus komen geen namen uit de Gereformeerde kerken voor. De mannen, die eigen kerken bouwden en eigen hoogescholen onderhouden, wier boeken toonen, dat zij werken en overtuiging bezit ten, hebben het niet noodig geacht in het gezelschap van vijanden der Openbaring ge- loovige mede-Christenen te bevechten. Of zij daarom minder goed Protestant zijn dan radicale vrijzinnigen mogen de christelijk- historische medewerkers van „RomeDordt" uitmaken. Hier hebt ge weer het negatieve drijven der anti-papisten, dat Rome absoluut geen kwaad doet, maar het zuivere protestantisme, dat in derdaad nog naar „den geest van Dordt" leven wil, verzwakt en verdeelt. Moeten we nu hand in hand met het ongeloof Rome gaan bestrijden Is dit een coalitie, die w e 1 geoorloofd is Wij herinneren nog eens aan het woord van Groen, dat hier zoo juist op zijn plaats is „Ontzie het bijgeloof, liever dan dat gij het door ongeloof aantasten zoudt". (Adviezen 1840, blz. 105). De wegen op Flahkee. Het snelverkeer neemt ook op Flakkee nog steeds toe. Maar de wegen zijn op dat verkeer niet be rekend. Er gaat tegenwoordig geen zitting van het Kantongerecht voorbij zonder dat er meerdere gevallen van aanrijding behandeld worden. De hoofdwegen liggen nu voor rekening van de provincie. Met ingang van 1 Januari j.l. zijn ze in han den der provincie overgegaan. Het is zeer te wenschen, dat het Provinciaal Bestuur niet te lang meer wacht met de uitvoe ring van het nieuwe wegenplan. Sommige weggedeelten b.v. in het westelijk gedeelte bevinden zich in een desolaten toestand, en de afdoende verbetering is daar inderdaad urgent. De ,,N. Leidsche Courant" driestart VOORZICHTIG MET DE HISTORIE. Dat men voorzichtig moet zijn met de his torie, zelfs als men professor is, kwam dezer dagen aan het licht. Kort geleden schreef de docent aan de Theol. School der Christelijk Geref. Kerk, Ds. Leng- beek, in „De Wekker" in een toekomstschilde ring onder meer „Het oude krachtvergodende Rome wierp, onder den kreet: „De 60-jarigen over de brug zijn oude menschen in den Tiber en liet ze daar verdrinken. Echt heidensch Wij gaan dien tijd weer tegemoet, maar dan over de gansche wereld Dat ligt zoo in de lijn van losmaking van alle banden Hierover schrijft mevr. H. KuyperVan Oordt (echtgenoote van dr. A. Kuyper Jr., predikant der Geref. Kerk van Rotterdam), in „De Reformatie „Van een zoodanigen maatregel is naar mijn weten, in de Romeinsche geschiedenis niets bekend, en mocht in Rome leven zoo lang men verkoos, en zijn natuurlijken dood sterven. De uitdrukking: Sexagenarii de ponte, zal den heer Lengbeek door het hoofd spelen. Die pont echter zal niet de brug over den Tiber zijn, maar de kleine passerelle, het smalle bruggetje, waarover slechts één persoon gelijk kon gaan, teneinde gedrang bij de stembus of _bij het uitreiken der stem- tafeltjes te voorkomen. De uitdrukking be- teekent dan, zooals bekend is: „een man van zestig jaar moet zich uit het publieke leven gaan terugtrekken". De voorstelling van docent Lengbeek, alsof de ouden van dagen op 60-jarigen leeftijd zouden worden gedood, klopt dus niet; 't zou eerder beteekenen op 60-jarigen leeftijd allen rentenieren. De Waarheidsvriend schrijft DE OVERGANG VAN Ds. BARTH. Eigenlijk hebben wij er niets mee te maken, dat Ds. J. D. Barth, Christ. Geref. predikant te Alphen a. d. Rijn, is overgegaan naar de Geref. Gemeenten (de Kerkgemeenschap van ds. Kers ten e.a.) Maar toch is het zóó merkwaardig, dat we er niet geheel van kunnen zwijgen. Pas is ds. Wisse van de Geref. Kerken over gegaan naar de Chr. Geref. Kerk met de ver klaring dat de Ger. Kerken voor hem niet meer zijn die Kerkgemeenschap, waarin hij zien kan de ware Kerk. Ze zijn van de Waarheid afge weken en de Chr. Geref. Kerk i,s voor hem de ware Kerk en als het maar even kan zooals b.v. te Vianen treedt hij op, om ook Her vormde menschen te lokken naar de ware Kerk, zijnde de Chr. Geref. Kerk. En daar gaat nu ds. Barth van de Chr. Geref. Kerk naar de Geref. Gemeenten, om zich bij de Kerkgemeenschap van ds. Kersten e.a. te voe gen, met de verklaring dat de Chr. Geref. Kerk niet de ware kerk is. Hij werd gedrongen daar uit te vertrekken en hij staat nu gereed om zich bij de Geref. Gemeenten aan te sluiten. In de „Saambinder" komt een afschrift voor van den brief, dien ds. Barth aan ds. J. L. de Vries, van Rijnsburg, als consulent der Chr. Geref. Kerk van Alphen a. d. Rijn, gezonden heeft in betrekking tot den stap, dien hij heeft gedaan. Daarin verklaart ds. Barth dat geen persoon lijke invloeden, verhoudingen of feiten hem tot zijn besluit brachten. „De stap, die ik doe" aldus schrijft hij „is louter op eigen overtuiging gegrond. De richting waarheen de Chr. Geref. Kerk in Ne derland zich beweegt, strookt hoe langer hoe minder met mijn beginsel. Ik hoop steeds te blij ven bij en te strijden voor de aloude, beproefde, bevindelijke Waarheid Gods. Zij is mijn leven, en ik hoop er ook in te sterven. Met al mijn ge brek, mij welbewust, heb ik nooit anders ge tracht dan die aloude bevindelijke Waarheid in de Gemeenten, die ik heb mogen dienen, zooveel mogelijk uit te dragen. We zijn ons be wust, dat we nog onderscheidene boezemvrien den hebben in de Chr. Geref. Kerk, wien het in nig leed zal doen alp ze vernemen den stap, waartoe wij zijn overgegaan, maar die met mij evenzeer diep betreuren en met ziele-droefheid gadeslaan de richting, waarheen de Chr. Geref. Kerk zich beweegt als meer en meer afglijdend van de aloude, bevindelijke Waarheid. Ik heb geeh behoefte thans hierop verder in te gaan." Dat hij voornemens is zich bij de Geref. Ge meenten te voegen, heeft ds. Barth in zijn schrij ven aan ds. de Vries niet meegedeeld. Maar ds. G. H. Kersten deelt in de „Saambinder" mee dat ds. Barth voornemens was voor opname in het verband der Geref. Gemeenten in Nederland zich tot de Classis Amsterdam te wenden. En dus weten we nu, waar 't heen gaat. door W. ESTLANDT. 8) Van huis hoorde hij niets. Alle connectie was verbroken. Friesland beptond voor Jo niet meer. Hij begreep, dat het dus de wil van zijn vader was. Maar al waren de banden doorgesneden, vergeten was hij Henkema-State niet en dan hij had in Vlechterwolde zooveel meer achtergelaten, dat hij wel vergeten wilde, maar niet kón. Het was een triestige, gure winteravond, de tijd, dat de dagen het kortst zijn. Op een der singels aan den buitenkant der stad woonden Van Veen en Jo. Ze hadden daar een paar gemeubileerde kamers met pension betrokken. t Gebeurde niet veel, dat ze samen rustig thuis waren, want meestal was er ook 's avonds veel te doen. De schemerlamp verlichtte phantastisch het vertrek, donkere overgordijnen bedekten de ramen. De vrienden zaten in een fauteuil; een zeshoekig rooktafeltje stond tusschen hen. Juist had de hospita de koffie gebracht. "Wil je gelooven, Henk, dat ik jaloersch op je ben", zei Jo. „Op mij vroeg Van Veen, terwijl hij aandachtig zijn sigaar bekeek. „Ja, ik benijd je je ondoofbaar optimisme". ,,'k Geloof in mijn levensdoel, dat is alles", antwoordde Henk. Jo begreep, dat dit de levenskracht was van zijn vriend. Gelooven in zijn levensdoel. Jo kon het niet altijd. „Wat is feitelijk je levensdoel vroeg hij, ofschoon hij het antwoord wel vermoedde. „Mijn eenig streven is", antwoordde Henk, „mijn bescheiden krachten van ziel en lichaam te gebruiken voor het menschdom". „Maar geloof je nu altijd vast, dat het menschdom voor verbetering en veredeling vat baar is 't Komt mij soms voor, dat dit niet zoo is". „Toch is het wel waar; wanneer je er aan twijfelt, vindt dit zijn oorzaak meestal daarin, dat men te veel op de onderdeelen let. De kleinigheden misleiden ons en door de hoornen zien we het bosch niet. Daarom moet je steeds de groote lijn in het oog houden, de lijn waar mede ik bedoel de wet der Evolutie. De ge leidelijke ontwikkeling van het gansche men- schelijke geslachtDe wet der Evolutie is de gouden draad, die door de gansche geschiedenis loopt en deze verzekert ons het goede einde als het menschdom vrij zal zijn. De wereld geschiedenis maakt een opwaartsche lijn en die vooruitgang is duidelijk te bespeuren voor het vorschend oog. Maar je moet je oog niet laten gaan over jaren, doch over de eeuwen. En vergelijkt den toestand in de oude geschie denis eens met het tijdperk der middeleeuwen, met welke sprongen zijn in de eeuwen die daar tusschen liggen, de wetenschap en de cultuur, de maatschappelijke en staatkundige toestanden vooruit yegaan En bezie dan de omstandigheden waarin de middeleeuwen het menschdom brachten eens in vergelijking met die van het tijdperk, toen het gildewezen zich openbaarde. Al weer dezelfde ontwikkeling op allerlei gebied. Zoo ook van het gilden-tijdperk tot het begin der negentiende eeuw; welk een veredeling van begrippen, vooral omtrent de rechten en plichten van den mensch tegenover zijn medemensch. Dit tijdperk mocht zich beroemen de groote Fransche Encyclopae- disten te hebben voortgebracht. Dat getuigt dat er is een Evolutie, die zich door niets laat keeren. Toen, bij den aanvang der negentiende eeuw, begon het te schemeren en welda werd het ochtendgloren van den blijden dag, die eeuwig lichten zal, begroet. Natuurlijk eerst nog slechts door enkelen, omdat het menschdom het licht niet gewend was, maar het getal dergenen, die hun leven begonnen te vinden in het heer lijke licht, groeide en in dat licht zag men de troostvolle wet van de Evolutie. Dat was de tijd, dat de baanbrekers „bewust" werden. Want toen werden de dingen door hen in hun naaktheid, onbevangen, vrij van legendes, aan schouwd. En wij, de menschen van de twintigste eeuw, hebben de roeping als getrouwe, bewuste ar beiders, voort te werken aan den aangevangen arbeid dier groote mannen, 't Nog onbewust levende geslacht moet gewezen worden op het wondervolle rijke licht, dat is opgegaan. Die roeping vervullen we blijmoedig en vastberaden. We bannen een weg naar het eeuwige zonne land, dat zijn licht vooruitgeworpen heeft op ops pad „Geloof je aan de individueele Evolutieleer vroeg Jo. „Hoe bedoel je dat „Ik bedoel of je de ontwikkelingstheorie alleen huldigt voor het gansche menschdom als geheel of dat je haar aanneemt als de wet ook voor den persoon." „Natuurlijk ook persoonlijk. De Evolutie is de grondwet voor alles wat leeft, 't zij bewust of onbewust." „Kun je dat ook gewaar worden aan jezelf Een glimlach speelde om Henks lippen „Je vraag is persoonlijk Jo, maar ons leven is zoo zeer aan elkaar verbonden dat je vraag ten volle gewettigd is en daarom zal ik je antwoorden. „Toen ik twintig of ééiji en twintig jaar was stond ik geheel anders tegenover het leven dan nu. Tegen jou gezegd was ik een losbol, had al thans aanleg te worden, mooie meisjes, biosco pen, theaters en café-chantants trokken mij aan. Mijn moeder schudde wel eens haar hoofd over mijn levensgedrag. Maar je moet niet den ken dat ik een schurk was. O, neen, het rechts gevoel was al vroeg goed bij mij ontwikkeld, 'k gaf ieder graag het zijne, het zwakke hielp ik en ik stond steeds klaar van het mijne te geven. Alleen, 'k vatte het leven aan den lichten kant. Mijn vader, die het ook niet zoo erg nauw nam, zei altijd 't zijn de jaren, wanneer hij wat ouder wordt komt het weer terecht. „Nu 't is ook „terecht" gekomen. Toen ik vijf-, zes- en twintig jaar werd, begon ik in te zien dat het leven meer had dan alleen een op pervlakte. „'k Ben aan 't graven gegaan. Dat was de periode der bewustwording, die ieder normaal individu in meer of mindere mate, vroeg of laat doormaakt, 'k Las Rousseau, Marx, Bebel en andere denkers. En toen is er iets in me ont waakt en ik ontdekte iets in mijn zielde wet der Evolutie. Die wet ligt als kiem in ieder menschen en nu is 't maar de vraag, onder welke omstandigheden die kiem zich moet ontwikkelen. Ze kan worden tegengehouden, belemmerd in den groei en dan pas kan zij ten volle uitbotten, ontwikkelen en vruchten dragen, wanneer de belemmerende factoren vernietigd zijn en er iets openbaar wordt dat medewerkt. Dat „iets" nu is de bewustwording. Ge hebt het gezien in de geschiedenis der menschheid. Lang werd de Evolutie tegengehouden in haar werking, om dat het menschdom onbewust leefde en zie nu eens, toen de mannen der wetenschap en de meesters en de ongekroonde koningen de menschheid bewust maakten, welke vooruitgang de geschiedenis der beschaving toen gemaakt heeft. ..Welnu, zoo gaat het ook bij den individu. Sinds den tijd der bewustwording, zooals ik het maar blijf noemen, gaat het steeds in snelle vlucht hooger, de persoonlijkheid ontwikkelt zich in steeds edeler zin, de wil wordt versterkt tot het goede, het volmaakte, de geest en de stof komen in volkomen harmonie tot elkander te staan, de zin voor het schoone en het verhevene ontwaakt en zoo komt het tot vervolmaking van den persoon". (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1