voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antin voluüonair
Orgaan
IN HOC SIGNO YINCES
FEUILLETON
No. 3415
WOENSDAG 14 MAART 1928
43'='r'- JAARGANG
Uit de Pers.
Terug naar Huis
Deze Coura tt veisch^a! eiken WÜtNSDAG en 7 A I ERDAG.
ABONNEM NTSI'RiJS per drie maanden franc per post f l.~
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERT.! KH NUMMERS 5 CENT.
bj vooruitbetaling.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SÖMMELSDIj'K
Telef. Inierc No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 4i cent, 80EKAANKONt
DIENST A AN VRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN I 1.- pc r
Groote l'euers en vignetten Wöidtu betekend naar de
Advertenti{n worden ingewach' for DINSDAG- en VR;T.VtUP
VNO 10 tenl per regel,
tsiog
die i.5 bessaii
EN t:l rui'
„4 He stukkeu voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Groen en de Roomschen.
Het verwijt dat in onze dagen de Anti-Rev.
partij treft, n.l. dat zij samengaat met de Room-
schen, werd in de vórige eeuw ook tot Groen
gericht.
In zijn Adviezen aan de Tweede Kamer in
dubbele getale in 1840, bespreekt hij zulk een
verwijt.
Een „redenaar uit Gelderland" die hem al
dikwijls had aangevallen had zich ten aanzien
van Groen veroorloofd te zeggen dat in deze
Vergadering „het Ultra-Catholicismus aan het
Ultra-Protestantismus de hand gereikt heeft".
Groen antwoordt op dat verwijt, dat hij van
zijn standpunt en zonder daarvan een duimbreed
af te wijken hij aan geen Catholiek de hand
weigerde.
In een noot onder aan bldz. 103, zet hij dan
zijn standpunt breeder uiteen. Hij zegt daar
„Het zij mij vergund te herhalen wat ik, ter
afweering van dit verwijt vóór verscheidene
jaren gezegd heb „Er zijn er die bij ons over-
helling naar het Catholicismus hebben ver
moed." (En dan volgt dit veelzeggend zinnetje
dat de voorstanders van de 21 woorden uit art.
36 maar eens goed onthouden moeten): „Mis
kenning van de rechten, ook der Catholieken,
keuren wij altijd af, dewijl de waarheid geen po
litieke dwang en ongerechtigheid, of duldt of
behoeft. Ook onderscheiden wij hetgeen eigen
is aan de Catholieke Kerk van wat in het alge
meen Christelijk is en volgen met vele Catho
lieken dezelfde banier, zoodra het Christendom
aangetast wordt."
Ziehier precies hetzelfde standpunt door
Groen ingenomen als waarop steeds de Anti-
Rev, partij stond.
Tegenover het ongeloof volgen wij in vele
dingen met de Roomschen dezelfde banier.
Op merkelijk is ook wat Groen ten opzichte
.der Roomsche Kerk tegenover de Protestantsche
Kerk zegt. Daaruit blijkt dat Groen Kerk en po
litiek ook steeds goed gescheiden hield „Tus-
schen de Roomsche leer en de onze kan geen
toenadering zijn", zegt hij. En dan laat hij en
kele verschilpunten zien. En op bldz. 105 zet
hij uiteen hoe hij onder Roomschen en Protes
tanten beginselen wil zien gepredikt. Niet dus
ingrijpen van de Overheid met dwang, maar
door het verspreiden van den bijbel en het aan
prijzen van de Evangelische Waarheid, „dat is
't middel op hetwelk, door God gezegend, ook
onder Roomschen, de protestant zich verlaat",
zegt hij letterlijk.
In 1840 verkondigde Groen dus ten aanzien
van dit gewichtige stuk precies dezelfde begin
selen als de Anti-Rev. partij in 1928 nog voor
staat.
Groen's verdraagzaamheid ging ver. Als hij
enkele geloofsverschillen opnoemt, laat hij di
rect volgen „Ofschoon ik, ook thans, er gaarne
bijvoeg „De Roomsche Kerk heeft niettegen
staande haar bijgeloof, van het geloof in Chris
tus geen afstand gedaan, en daarom is de Pro
testantsche Christen veel minder van haar ver
wijderd dan van elke leer die het Evangelie öf
verwerpt, of schijnbaar omhelst om er zich des
te zekerder van te ontdoen."
Op de volgende bldz. roept hij uit„Ontzie
het bijgeloof, liever dan dat gij het door onge
loof aantasten zoudt,"
Leerzaam is voor onzen tijd wat Groen voor
bijkans een eeuw gezegd heeft.
De zeven«jarlge leerplicht.
Vrijdag j.l. is de strijd over den zevenjarigen
leerplicht in de Tweede Kamer begonnen.
Niet vergeten moet worden, dat het bij dit
debat niet over de principieele beslissing over
den zevenjarigen leerplicht gaat.
In principe is deze zaak reeds in 1920 be
slecht.
Het gaat er thans over of de opschortings
termijn, die de wet van 1924 (uit bezuinigings
oogpunt gemaakt) gesteld had op 31 Dec. 1929,
zal verkort worden tot 1 Juli 1928.
Hoewel het dus feitelijk niet over een prin
cipieele beslissing, maar over een eerder in
voeren van een reeds bestaande wet gaat, jui
chen we het toe, dat met name ons Kamerlid,
de heer Zijlstra, de principieele bezwaren van
ons volk tegen de uitbreiding van den leerplicht
in de Tweede Kamer heeft vertolkt.
Wij laten hier kort volgen, wat de heer
Zijlstra heeft gezegd
De heer Zijhstra ontwikkelt bezwaren. In
1930 zou de leerplicht automatisch weer zijn
ingetreden, doch de doorvoering van dien
plicht heeft voor de school en gezin toch
wel iets, dat gevoeld zal worden.
De dwang zal komen en dat zal last ver
oorzaken èn voor het gezin èn voor de
school. Erkend dient, dat de wettelijke leer
plicht bestaat. Spr. beziet 1. de beginselvraag;
2. de aansluiting aan het leven; 3. de kosten
voor de gemeenten. De Antirev. zijn nage
noeg algemeen tegenstanders van den leer
plicht en er kwamen uit dien kring dan ook
tal van protesten. Men voelde daar de zes
leerjaren als een moreele verplichting, maar
bij het 7de leerjaar kwam het verzet. Het
betreft de uitoefening van 't ouderlijke gezag
en men wilde daarbij geen inmenging van de
Overheid, geen dwang van die zijde. Het kind
is aan de ouders gegeven en niet aan den
Staat. Daarom wezen de A.-R. de verplichting
door de Overheid af. Daarbij moet zij het
normale gezin niet met de politie in aanraking
brengen, omdat er uitwassen zijn. De verant
woordelijkheid der ouders moet worden ge
handhaafd en zij roept om vrijheid. Een on
willig volk wordt door politiemaatregelen
niet in goede banen gehouden. De plicht, die
de Overheid hier oolegt, is een moreele plicht
der ouders en daarom blijft het principieel
bezwaar bestaan.
Hij ziet het vooropschuiven van den leer
plicht daarbij als niet gewenscht. Wat de
aansluiting betreft, de Minister voegt ge
woon aan de zes een 7de leerjaar toe, doch
daardoor komt de kwestie der aansluiting aan
het verdere onderwijs en aan het leven.
Daarover zegt de Minister heel weinig. Het
gaat alles om theoretische kennis en zoo komt
de school buiten het leven. Het ware wen-
gchelijk geweest eerst te overwegen, hoe het
7de leerjaar kan aansluiten aan het practi-
sche leven. Het zou veel beter zijn 6 jaar
naar school en dan rekenen met de lagere
land- en tuinbouwschool. Spr. wijst er daarbij
op, dat men niet alle kinderen over één kam
kan scheren, er dient gerekend te worden
met de toekost der leerlingen. Dit probleem
zal zich steeds meer aan ons onderwijs op
doen, men is echter nog in een periode van
zoeken en tasten.
Doch door den zevenjarigen leerplicht zal
de oude, intellectualistische, richting weer een
overwinning behalen.
Spr. wijst ook op de aansluiting der lagere
school aan het voortgezet onderwijs. Wat
de gevolgen voor de gemeente betreft, ook
daarvoor acht hij een tegemoetkoming ge
wenscht. 4
Rome Dordt.
De „Evangelische maatschappij", opgericht
in en door de April-beweging, waarover we
de vorige week schreven, geeft een Gedenk
boek uit, met de bedoeling „in de breede krin
gen van ons volk den echt-protestantscben geest
levendig te houden en de overtuiging te be
vestigen, dat we zijn een protestantsche natie".
Om den „protestantschen geest" levendig te
houden, werken in dit boek recht- en vrijzinnigen
samen.
„De Maasbode" schreef hierover
Uit het ons toegezonden prospectus blijkt,
dat de „protestantsche geest" getracteerd zal
worden op opstellen over Rome, terwijl be
kende anti-papisten als de predikanten Bak
ker, van Hoogenhuize, Krop, naarst vrijzinni
gen als den heer van Wijngaarden zullen
staan.
De radicale ds. Hooykaas rukt op naast
den Staatkundig-Gereformeerden Kersten; de
hervormde gereformeerde ds. Lingbeek gaat
op stap met den licht-ethischen Casimir en
den modernen ds. Drijver; de oud-Katholieke
bisschop van Vlijmen figureert naast de on-
geloovige mevrouw Wijnaendts Francken
Dijserink en last not last mocht mr. P. Tide-
man toch niet ontbreken.
De confessioneele en ethische en gerefor
meerde heeren a la Kersten schijnen er niets
tegen te hebben in bondgenootschap met on-
geloovigen of afgodendienaars, als de oud-
Katholieken toch voor hen moeten zijn, op
te rukken tegen Rome.
Verblijdend is, dat die Protestanten, wier
werken op allerlei gebied getuigenis aflegt
.van hun stellige overtuiging, geweigerd heb
ben mede te doen aan deze klaarblijkelijke
anti-paapsche manifestatie. Op het prospectus
komen geen namen uit de Gereformeerde
kerken voor.
De mannen, die eigen kerken bouwden en
eigen hoogescholen onderhouden, wier boeken
toonen, dat zij werken en overtuiging bezit
ten, hebben het niet noodig geacht in het
gezelschap van vijanden der Openbaring ge-
loovige mede-Christenen te bevechten.
Of zij daarom minder goed Protestant zijn
dan radicale vrijzinnigen mogen de christelijk-
historische medewerkers van „RomeDordt"
uitmaken.
Hier hebt ge weer het negatieve drijven der
anti-papisten, dat Rome absoluut geen kwaad
doet, maar het zuivere protestantisme, dat in
derdaad nog naar „den geest van Dordt" leven
wil, verzwakt en verdeelt.
Moeten we nu hand in hand met het ongeloof
Rome gaan bestrijden Is dit een coalitie, die
w e 1 geoorloofd is
Wij herinneren nog eens aan het woord van
Groen, dat hier zoo juist op zijn plaats is
„Ontzie het bijgeloof, liever dan dat gij het
door ongeloof aantasten zoudt". (Adviezen
1840, blz. 105).
De wegen op Flahkee.
Het snelverkeer neemt ook op Flakkee nog
steeds toe.
Maar de wegen zijn op dat verkeer niet be
rekend.
Er gaat tegenwoordig geen zitting van het
Kantongerecht voorbij zonder dat er meerdere
gevallen van aanrijding behandeld worden.
De hoofdwegen liggen nu voor rekening van
de provincie.
Met ingang van 1 Januari j.l. zijn ze in han
den der provincie overgegaan.
Het is zeer te wenschen, dat het Provinciaal
Bestuur niet te lang meer wacht met de uitvoe
ring van het nieuwe wegenplan.
Sommige weggedeelten b.v. in het westelijk
gedeelte bevinden zich in een desolaten toestand,
en de afdoende verbetering is daar inderdaad
urgent.
De ,,N. Leidsche Courant" driestart
VOORZICHTIG MET DE HISTORIE.
Dat men voorzichtig moet zijn met de his
torie, zelfs als men professor is, kwam dezer
dagen aan het licht.
Kort geleden schreef de docent aan de Theol.
School der Christelijk Geref. Kerk, Ds. Leng-
beek, in „De Wekker" in een toekomstschilde
ring onder meer
„Het oude krachtvergodende Rome wierp,
onder den kreet: „De 60-jarigen over de
brug zijn oude menschen in den Tiber en
liet ze daar verdrinken. Echt heidensch Wij
gaan dien tijd weer tegemoet, maar dan over
de gansche wereld Dat ligt zoo in de lijn
van losmaking van alle banden
Hierover schrijft mevr. H. KuyperVan
Oordt (echtgenoote van dr. A. Kuyper Jr.,
predikant der Geref. Kerk van Rotterdam), in
„De Reformatie
„Van een zoodanigen maatregel is naar
mijn weten, in de Romeinsche geschiedenis
niets bekend, en mocht in Rome leven zoo
lang men verkoos, en zijn natuurlijken dood
sterven.
De uitdrukking: Sexagenarii de ponte, zal
den heer Lengbeek door het hoofd spelen.
Die pont echter zal niet de brug over
den Tiber zijn, maar de kleine passerelle,
het smalle bruggetje, waarover slechts één
persoon gelijk kon gaan, teneinde gedrang
bij de stembus of _bij het uitreiken der stem-
tafeltjes te voorkomen. De uitdrukking be-
teekent dan, zooals bekend is: „een man van
zestig jaar moet zich uit het publieke leven
gaan terugtrekken".
De voorstelling van docent Lengbeek, alsof
de ouden van dagen op 60-jarigen leeftijd
zouden worden gedood, klopt dus niet; 't zou
eerder beteekenen op 60-jarigen leeftijd allen
rentenieren.
De Waarheidsvriend schrijft
DE OVERGANG VAN Ds. BARTH.
Eigenlijk hebben wij er niets mee te maken,
dat Ds. J. D. Barth, Christ. Geref. predikant te
Alphen a. d. Rijn, is overgegaan naar de Geref.
Gemeenten (de Kerkgemeenschap van ds. Kers
ten e.a.) Maar toch is het zóó merkwaardig,
dat we er niet geheel van kunnen zwijgen.
Pas is ds. Wisse van de Geref. Kerken over
gegaan naar de Chr. Geref. Kerk met de ver
klaring dat de Ger. Kerken voor hem niet meer
zijn die Kerkgemeenschap, waarin hij zien kan
de ware Kerk. Ze zijn van de Waarheid afge
weken en de Chr. Geref. Kerk i,s voor hem de
ware Kerk en als het maar even kan zooals
b.v. te Vianen treedt hij op, om ook Her
vormde menschen te lokken naar de ware Kerk,
zijnde de Chr. Geref. Kerk.
En daar gaat nu ds. Barth van de Chr. Geref.
Kerk naar de Geref. Gemeenten, om zich bij de
Kerkgemeenschap van ds. Kersten e.a. te voe
gen, met de verklaring dat de Chr. Geref. Kerk
niet de ware kerk is. Hij werd gedrongen daar
uit te vertrekken en hij staat nu gereed om zich
bij de Geref. Gemeenten aan te sluiten.
In de „Saambinder" komt een afschrift voor
van den brief, dien ds. Barth aan ds. J. L. de
Vries, van Rijnsburg, als consulent der Chr.
Geref. Kerk van Alphen a. d. Rijn, gezonden
heeft in betrekking tot den stap, dien hij heeft
gedaan.
Daarin verklaart ds. Barth dat geen persoon
lijke invloeden, verhoudingen of feiten hem tot
zijn besluit brachten.
„De stap, die ik doe" aldus schrijft hij
„is louter op eigen overtuiging gegrond. De
richting waarheen de Chr. Geref. Kerk in Ne
derland zich beweegt, strookt hoe langer hoe
minder met mijn beginsel. Ik hoop steeds te blij
ven bij en te strijden voor de aloude, beproefde,
bevindelijke Waarheid Gods. Zij is mijn leven,
en ik hoop er ook in te sterven. Met al mijn ge
brek, mij welbewust, heb ik nooit anders ge
tracht dan die aloude bevindelijke Waarheid
in de Gemeenten, die ik heb mogen dienen,
zooveel mogelijk uit te dragen. We zijn ons be
wust, dat we nog onderscheidene boezemvrien
den hebben in de Chr. Geref. Kerk, wien het in
nig leed zal doen alp ze vernemen den stap,
waartoe wij zijn overgegaan, maar die met mij
evenzeer diep betreuren en met ziele-droefheid
gadeslaan de richting, waarheen de Chr. Geref.
Kerk zich beweegt als meer en meer afglijdend
van de aloude, bevindelijke Waarheid. Ik heb
geeh behoefte thans hierop verder in te gaan."
Dat hij voornemens is zich bij de Geref. Ge
meenten te voegen, heeft ds. Barth in zijn schrij
ven aan ds. de Vries niet meegedeeld. Maar
ds. G. H. Kersten deelt in de „Saambinder" mee
dat ds. Barth voornemens was voor opname in
het verband der Geref. Gemeenten in Nederland
zich tot de Classis Amsterdam te wenden.
En dus weten we nu, waar 't heen gaat.
door
W. ESTLANDT.
8)
Van huis hoorde hij niets. Alle connectie was
verbroken. Friesland beptond voor Jo niet meer.
Hij begreep, dat het dus de wil van zijn vader
was. Maar al waren de banden doorgesneden,
vergeten was hij Henkema-State niet en dan
hij had in Vlechterwolde zooveel meer
achtergelaten, dat hij wel vergeten wilde, maar
niet kón.
Het was een triestige, gure winteravond, de
tijd, dat de dagen het kortst zijn. Op een der
singels aan den buitenkant der stad woonden
Van Veen en Jo. Ze hadden daar een paar
gemeubileerde kamers met pension betrokken.
t Gebeurde niet veel, dat ze samen rustig
thuis waren, want meestal was er ook 's avonds
veel te doen.
De schemerlamp verlichtte phantastisch het
vertrek, donkere overgordijnen bedekten de
ramen. De vrienden zaten in een fauteuil; een
zeshoekig rooktafeltje stond tusschen hen.
Juist had de hospita de koffie gebracht.
"Wil je gelooven, Henk, dat ik jaloersch op
je ben", zei Jo.
„Op mij vroeg Van Veen, terwijl hij
aandachtig zijn sigaar bekeek.
„Ja, ik benijd je je ondoofbaar optimisme".
,,'k Geloof in mijn levensdoel, dat is alles",
antwoordde Henk.
Jo begreep, dat dit de levenskracht was van
zijn vriend. Gelooven in zijn levensdoel. Jo
kon het niet altijd.
„Wat is feitelijk je levensdoel vroeg hij,
ofschoon hij het antwoord wel vermoedde.
„Mijn eenig streven is", antwoordde Henk,
„mijn bescheiden krachten van ziel en lichaam
te gebruiken voor het menschdom".
„Maar geloof je nu altijd vast, dat het
menschdom voor verbetering en veredeling vat
baar is 't Komt mij soms voor, dat dit niet
zoo is".
„Toch is het wel waar; wanneer je er aan
twijfelt, vindt dit zijn oorzaak meestal daarin,
dat men te veel op de onderdeelen let. De
kleinigheden misleiden ons en door de hoornen
zien we het bosch niet. Daarom moet je steeds
de groote lijn in het oog houden, de lijn waar
mede ik bedoel de wet der Evolutie. De ge
leidelijke ontwikkeling van het gansche men-
schelijke geslachtDe wet der Evolutie is de
gouden draad, die door de gansche geschiedenis
loopt en deze verzekert ons het goede einde
als het menschdom vrij zal zijn. De wereld
geschiedenis maakt een opwaartsche lijn en
die vooruitgang is duidelijk te bespeuren voor
het vorschend oog. Maar je moet je oog niet
laten gaan over jaren, doch over de eeuwen.
En vergelijkt den toestand in de oude geschie
denis eens met het tijdperk der middeleeuwen,
met welke sprongen zijn in de eeuwen die daar
tusschen liggen, de wetenschap en de cultuur,
de maatschappelijke en staatkundige toestanden
vooruit yegaan
En bezie dan de omstandigheden waarin de
middeleeuwen het menschdom brachten eens in
vergelijking met die van het tijdperk, toen het
gildewezen zich openbaarde. Al weer dezelfde
ontwikkeling op allerlei gebied. Zoo ook van
het gilden-tijdperk tot het begin der negentiende
eeuw; welk een veredeling van begrippen, vooral
omtrent de rechten en plichten van den mensch
tegenover zijn medemensch. Dit tijdperk mocht
zich beroemen de groote Fransche Encyclopae-
disten te hebben voortgebracht. Dat getuigt dat
er is een Evolutie, die zich door niets laat
keeren.
Toen, bij den aanvang der negentiende eeuw,
begon het te schemeren en welda werd het
ochtendgloren van den blijden dag, die eeuwig
lichten zal, begroet. Natuurlijk eerst nog slechts
door enkelen, omdat het menschdom het licht
niet gewend was, maar het getal dergenen,
die hun leven begonnen te vinden in het heer
lijke licht, groeide en in dat licht zag men
de troostvolle wet van de Evolutie. Dat was
de tijd, dat de baanbrekers „bewust" werden.
Want toen werden de dingen door hen in hun
naaktheid, onbevangen, vrij van legendes, aan
schouwd.
En wij, de menschen van de twintigste eeuw,
hebben de roeping als getrouwe, bewuste ar
beiders, voort te werken aan den aangevangen
arbeid dier groote mannen, 't Nog onbewust
levende geslacht moet gewezen worden op het
wondervolle rijke licht, dat is opgegaan. Die
roeping vervullen we blijmoedig en vastberaden.
We bannen een weg naar het eeuwige zonne
land, dat zijn licht vooruitgeworpen heeft op
ops pad
„Geloof je aan de individueele Evolutieleer
vroeg Jo.
„Hoe bedoel je dat
„Ik bedoel of je de ontwikkelingstheorie alleen
huldigt voor het gansche menschdom als geheel
of dat je haar aanneemt als de wet ook voor
den persoon."
„Natuurlijk ook persoonlijk. De Evolutie is
de grondwet voor alles wat leeft, 't zij bewust
of onbewust."
„Kun je dat ook gewaar worden aan jezelf
Een glimlach speelde om Henks lippen „Je
vraag is persoonlijk Jo, maar ons leven is zoo
zeer aan elkaar verbonden dat je vraag ten volle
gewettigd is en daarom zal ik je antwoorden.
„Toen ik twintig of ééiji en twintig jaar was
stond ik geheel anders tegenover het leven dan
nu.
Tegen jou gezegd was ik een losbol, had al
thans aanleg te worden, mooie meisjes, biosco
pen, theaters en café-chantants trokken mij aan.
Mijn moeder schudde wel eens haar hoofd
over mijn levensgedrag. Maar je moet niet den
ken dat ik een schurk was. O, neen, het rechts
gevoel was al vroeg goed bij mij ontwikkeld, 'k
gaf ieder graag het zijne, het zwakke hielp ik
en ik stond steeds klaar van het mijne te geven.
Alleen, 'k vatte het leven aan den lichten kant.
Mijn vader, die het ook niet zoo erg nauw nam,
zei altijd 't zijn de jaren, wanneer hij wat
ouder wordt komt het weer terecht.
„Nu 't is ook „terecht" gekomen. Toen ik
vijf-, zes- en twintig jaar werd, begon ik in te
zien dat het leven meer had dan alleen een op
pervlakte.
„'k Ben aan 't graven gegaan. Dat was de
periode der bewustwording, die ieder normaal
individu in meer of mindere mate, vroeg of laat
doormaakt, 'k Las Rousseau, Marx, Bebel en
andere denkers. En toen is er iets in me ont
waakt en ik ontdekte iets in mijn zielde wet
der Evolutie. Die wet ligt als kiem in ieder
menschen en nu is 't maar de vraag, onder welke
omstandigheden die kiem zich moet ontwikkelen.
Ze kan worden tegengehouden, belemmerd in
den groei en dan pas kan zij ten volle uitbotten,
ontwikkelen en vruchten dragen, wanneer de
belemmerende factoren vernietigd zijn en er iets
openbaar wordt dat medewerkt. Dat „iets" nu
is de bewustwording. Ge hebt het gezien in de
geschiedenis der menschheid. Lang werd de
Evolutie tegengehouden in haar werking, om
dat het menschdom onbewust leefde en zie nu
eens, toen de mannen der wetenschap en de
meesters en de ongekroonde koningen de
menschheid bewust maakten, welke vooruitgang
de geschiedenis der beschaving toen gemaakt
heeft.
..Welnu, zoo gaat het ook bij den individu.
Sinds den tijd der bewustwording, zooals ik
het maar blijf noemen, gaat het steeds in snelle
vlucht hooger, de persoonlijkheid ontwikkelt
zich in steeds edeler zin, de wil wordt versterkt
tot het goede, het volmaakte, de geest en de stof
komen in volkomen harmonie tot elkander te
staan, de zin voor het schoone en het verhevene
ontwaakt en zoo komt het tot vervolmaking van
den persoon".
(Wordt vervolgd).