Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
1
1
Hoor dm Jondog
r
STER-TABAK
IN HOC SIGNO VINCES
De staatstheorie uan het Fascisme.
No. 3414
ZATERDAG 10 MAARTO928
43ste JAARGANG
ftuin
im.
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
'elen.
v
E
:kee
p eikei
i GRA»
it geeft
e moch»
i
aliteit.
i
ft
enscht
steeds
>ode
50
\UD
zeel
aal
der
sum
«ad
W. BOEKHOVEN ék ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd» Advertentiën en verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers
Prof. Alfredo Rocco, de Minister van
Justitie en Eeredienst in Italië, heeft
getracht het Fascisme, dat we tot heden
niet anders dan als een beweging, een
actie, een gevoel kenden, als Staats
theorie begripmatig te formulieren.
Volgens dezen professor is het Fas
cisme niet maar een plaatselijk en een
persoonlijk aspect, maar is het Fascisme
een Staatsbegrip met ideëlen inhoud.
Het is een verdienste van Mr. Dr. W.
M. Westerman, de studie van Alfredo
Rocco in het Nederlandsch te vertalen,
zoodat ieder onzer in staat is het Fas-
x- xisme als Staatstheorie te leeren kennen.
Het is inderdaad de moeite wel waard
deze brochure te besturen.
Ook al acht men de poging het Fas-
cisme als een afzonderlijke en afge
ronde Staatsleer te doen kennen mis
lukt, en worden toch dingen in gezegd,
vooral in verband met Liberalisme,
Socialisme en Bolsjewisme, die van
een eigen kijk op deze richtingen ge
tuigen.
In de waardeering van deze politieke
stroomingen komt het Fascisme het
Anti-Rev. standpunt zelfs zeer nabij
Een groote historische fout van Al
fredo Rocco is het, dat hij de theoriën
van het Natuurrecht uit de 17e en 18e
eeuw, waaruit de revolutionaire rich
tingen geboren zijn, hun oorsprong laat
nemen in de Kerkhervorming. Herhaal
delijk stuit men in zijn geschrift op
deze foqt. We zien hier een herhaling
van hetgeen de Roomsch-Kath. de
Kerkhervorming ten laste leggen. Wie
echter kennis nam van de werken van
Groen van Prinsterer weet beter.
Waar prof. Alfredo Rocco de revo
lutionaire richtingen, Liberalisme en
Socialisme beoordeelt, kunnen wij een
goed eind met hem meegaan. Hij noemt
b.v. het onderscheid tusschen Libera
lisme en Socialisme geen principieel
verschil, maar slechts een onderscheid
in methode. Liberalisme en Socialisme
hebben, zegt hij, een gemeenschappe
lijke oorsprong en een gemeenschappe
lijke achtergrond. Volgens beide stelsels
is de maatschappij alleen het totaal
van de individuen, een meervoudsvorm,
die herleid moet worden tot de enkel
voudige componenten. Een atomistische
zienswijze van het maatschappelijke
leven. Deze leer noemt de schrijver
onhistorisch en vertoont een sterk
materialistische trek. Immers hebben
Liberalisme en Socialisme het oog op
de individu als einddoel gericht, op de
bestaande individu en pogen zij der
halve den tegenwoordigen tijd streng te
scheiden van het verleden en van de
toekomst, verwerpen zij het geestelijk
erfdeel van gedachten en gevoelens,
dat ieder geslacht van het vorig ge
slacht ontvangt en aan het volgende
overgeeft.
Beide richtingen beschouwen de wel
vaart en het geluk der bestaande indi
viduen als het doel der maatschappij
en zij zien in de maatschappij en in
haar juridische organisatieden staat
het middel, waardoor de individuen
hun doeleinden zullen kunnen verweze-
lijken. Zij verschillen alleen ten aan
zien van de methoden. De liberaal staat
op het standpunt dat het geluk der
individuen het best gediend wordt met
een zoo weinig mogelijk ingrijpen van
de Overheid en de maatschappij de
vrije ontwikkeling te laten, het socia
lisme tracht het zelfde doel te bereiken
door juist zooveel mogelijk op de schou
ders van den Staat te leggen.
Helder zet de Italiaansche Staatsman
de onhoudbaarheid van het Liberalisme
en de noodzakelijkheid dat het tót het
Socialisme komen moest, uiteen. Lo
gisch wordt hét een uit het ander af
geleid. En het Socialisme streeft de
Democratie voorbij op dezelfde wijze
als de Democratie het Liberalisme
voorbij streefde. En het Socialisme
brengt op zijn beurt weer de nog radi
caler leer van het Bolsjewisme voort.
Zoodoende is de gevolgtrekking ge
rechtvaardigd dat Liberalisme, Demo
cratie en Socialisme afstammelingen
zijn van één en dezelfde Staatstheorie
en logisch uit elkander voortvloeien.
Het verschil tusschen liberalisme en
socialisme, zegt prof. Alfredo Rocco,
bepaalt zich tot het terrein der economie.
Het socialisme is alleen in strijd met
het liberalisme ten aanzien van
de vraagstukken der organisatie van
de productie en ten aanzien van de
verdeeling van het maatschappelijk
inkomen. Principieel onderscheid ziet
hij niet. Zoo staat het ook met het
bolsjewisme, dat slechts hierin van het
liberalisme verschilt dat het een revo
lutionair karakter heeft.
Hier wordt Groen van Prinsterer
gerechtvaardigd
Eerst de loochening van het historisch
gewordene.
Dan de atomistische, individualisme-
beschouwing van den staat en de
maatschappij.
En tenslotte de materialische be
schouwing van de samenleving.
Groen, de ziener der vorige eeuw,
had het voorspeld, het liberalisme zou
voor het socialisme moeten plaats
maken en het socialisme zou niet
kunnen ontkomen aan de zuigkracht
van de meest revolutionaire stroomingen.
Eén in oorsprong, wezen en doel,
moest het noodzakelijk uitloopen op
de uiterste consequenties.
Een opmerking van den socialist
Kleerekoper in „Het Volk" trof ons
dezer dagen. Hij had een ontmoeting
met een heer in den trein en het gesprek
kwam op politiek terrein. De hem
onbekende medereiziger deed hem toen
de openhartige bekentenis: „Van huis
uit ben ik liberaal, maar toen de laatste
liberaal in Europa dood was, ben ik
van eenzaamheid socialist geworden".
De tijd zal komen dat de vereenzaamde
socialist zijn toevlucht bij het commu
nisme zoeken zal.
Het Fascisme blijkt deze consequentie
althans goed doorzien te hebben.
Het Fascisme verwerpt de theoriën
van het natuurrecht, waaruit liberalisme
en socialisme voortgekomen zijn.
Maar zooals we reeds zeiden, het
maakt geen onderscheid tusschen Her
vorming en Revolutie en zoekt derhalve
zijn uitgangspunt niet in het werk der
Hervorming. Het onderkent den geest
der Hervorming en haar zuiversten
openbaiingsvorm, het Calvinisme niet.
Het miskent helaas de reformeerende
en de reddende kracht van het positieve
Christendom en gaat terug tot den tijd
vóór het Christendom.
Het Fascisme legt liberalisme en
socialisme ten laste verzaking van de
historische ontwikkeling, maar zelf
haalt het een schrap door het aller
rijkste tijdperk der menschheid, coupeert
het juist dat deel der historie, dat de
rijkste schatten heeft saamgebracht, niet
slechts voor de Kerk, maar ook voor
den sraat en de maatschappij.
De eigenlijke bron waaruit het Fascisme
zijn inspiratie en krachten put en welks
maatschappelijke en politieke traditiën
het tracht voort te zetten, is en blijft
het oude Rome, zegt prof. Alfredo Rocco.
Het Fascisme grijpt terug naar het
classieke heidendom. Het boogt wel op
zijn historische waarde, maar de vol
strekte negatie van de grootste waarden
der historie maakt het Fascisme voor
den chr sten waardeloos, ja meer dan
dat, gevaarlijk. Want het Fascisme rooft
den mensch van zijn heiligste goede
ren, die hem door het Calvinisme, de
schoonste de rijkste ontplooiing van
het Reformatie werk geschonken zijn.
In een volgend artikel hopen we dat
aan te toonen.
Etkeftd de beste
MATTHEUS 27 39—43.
en was
jste koe
nelijken
gevoerd,
en over
exem-
Iteering.
janvoêr,
handel
Zware
Lichte
|rkt wa-
waar-
1.10, 2e
0.85,
ilachtge-
110 per
-1.06,
bewicht;
en 30
erz. en
aa var-
-0.73,
lachtge-
t. Aan-
15, mid-
gewoon.
Aanvoer
vegende
idem
ksmerk.
|g., prijs
1220.000
groot-
ÏN.
(Boe-
blauw
voer-
:6, alles
aren de
trielsche
awe 5
:o bonte
5.25—
4.40—
:te drie-
ïgenh ei-
redelijke
i
T
ÏK
i
f
i
VS I
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— vooruitbetaling.
BUITENLAND bg vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÉN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent perjregel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Nadruk verboden.
Ik las een bekeeringsgeschiedenis.
Een echte, volgens ae getuigenis op het
titelblad.
Laat ik m'n lezer van hetgeen op het titelblad
staat iets mededeelen't Heet dan, «de levens»
beschrijving en bekeering van Anna Katharina
Merks« mitsgaders een echt verhaal van al
hetgeen aan en omtrent haar is voorgevallen
in de gevangenis te Rotterdam
Weet ge wat ik een groote verdienste van
deze bekeeringsgeschiedenis vindt? Dat ze niet
door de bekeerling zelve geschreven is. Hoe
hoog ik menige bekeeringsgeschiedenis ook
schatte, dit vindt ik toch iets dat ze bovenal
die andere doet uitsteken.
't Weet niet hoe dat eigenlijk komt.
Misschien is ook dit wel een der oorzaken
dat dergelijke auto>biographiën (zelfbeschrij»
vingen) bij mij altijd de vraag doen rijzen
zou het zoo wel precies gegaan zijn? Niet
dat ik twijfel aan de Waarhe dsliefde van die
schrijvers en schrijfsters, dat niet. Maar ook
bij een echt bekeerd mensch blijft er toch
altijd iets van den «ouden Adam« over, en
we weten allen wel dat de oude Adam zich
zelf altijd in den weg zit. En nu meen ik wel
eens bij zoo'n zelf geschreven bekeerings»
geschiedenis nog zoo'n klein korreltje van
den ouden Adam aangetroffen te hebben. En
wat bij vele dingen het geval is, is hier zeer
zeker in groote mate het geval, deze doode
vlieg maakt dan de gansche zalf stinkende,
voor een ander onbruikbaar en ongenietbaar.
Maar zoo als ik zei, Anna Katharina Merks
heeft zelf nooit geweten dat haar bekeering
ooit door anderen gelezen zou worden, en
dit feit maakt het mij mogelijk het «echte
verhaalt zooals op het titelblad staat ook als
volmaakt echt te aanvaarden.
't Ga er m'n lezers iets van vertellen, 't Is
belangwekkend genoeg.
't Was op den 5den van den zomermaand
des jaars 1763 des nam. omtrent 5 uur, dat «de
krankenbezoeker L. van 't Hof te Rotterdam
daartoe verzocht zijnde, bij een vrouwspersoon
kwam, die gezeten was niet alleen in de ge»
vangenis, maar zelfs in de treurkamer (zijnde
dit de plaats daar diegenen, die ter dood
zullen gebracht worden werden gezet) en
vond haar slapende.. Het verhaal gaat voort
«Hij deed haar opwekken, zeggende dat het
oogmerk zijner komst was te spreken over
noodige zaken, welke wetenswaardig en nood»
zakelijk wareD, ze werd opgewekt en Van 't
Hof vroeg hare naam en geboorte plaats
Daaruit bleek dat Anna Katharina Merks bij
Oirschot geboren en 21 jaar oud was. Van
haar jeugd aan was ze verwaarloosd, haar
moeder had ze vroeg verloren en was aan haar
lot overgelaten. Te Dordt had ze zich verhuurd
om te Amsterdam te wonen bij een galanterie
kramer, een sold >at had haar verleid, reeds op
17>jarigen leeftijd was ze moeder en alleen
gelaten hield ze zich met stelen den mond
open. Ten tweede male had ze een kind gehad
en was wegens diefstal te Vianen in de ge»
vangenis gezet. Het eene kind stierf 5 weken
oud, het andere bij de geboorte. Te IJselmonde
was ze weer bij diefstal op heeterdaad betrapt,
aan de Justitie te Rotterdam overgeleverd en
wegens haar misdaden ter dood veroordeeld.
Een ontzettend leven dus]
Dit alles wordt in enkele bladzijden mede»
gedeeld en dan volgt een breedvoerig relaas
van de gesprekken tusschen haar en de kranken
bezoeker, die later nog een collega mee bracht.
Uit deze gesprekken blijkt, dat ze van God
en Zijn Woord niets afweet. Ze wist van geen
schepping, geen zondeval, geen zonde, geen
verlossing.
Aan dit diep gevallen menschenkind hadden
de geestelijken dus wel iets te doenl
Zij stelden Anna Merks voor de wet der
tien geboden en de eeuwige verdoemenis, ook
werd er wel iets van den Zone Gods mede»
gedeeld.
Haar consciëntie werd wakker geschud en
binnen enkele dagen bevond ze zich in zeer
benauwden toestand. «Zij was zeer benauwd
en had met zichzelve veel werk en de vrees
voor eeuwig verloren te zullen gaan prangde
haar vreeselijk.
Men zou nu denken dat deze geestelijke
heeren haar aan de voet van het kruis gebracht
zouden hebben. Maar als ge die veronderstelt,
hebt ge het mis. Het waren echte producten
van de kerk in dien ellendigen vervaltijd van
het laatst der achttiende eeuw.
Op een avond kwam de kranken»bezoeker
bij haar en vroeg haar hoe ze het maakte.
Ze antwoordde: «ja mijnheer, hoe zou ik
varen? Ik ben zeer benauwd en aangedaan
over mijn zonden.. Van 't Hof zei toen
mensch ik zie dat gij zoo beklemd, benauwd
en aangedaan zijt. Zeg mij toch eens waaruit
dat voortvloeit. Is het ook voor den dood en
de schande?
Ze antwoordde«Ik ben voor den dood als
dood niet bang, want ik heb op aarde geen
goed kunnen doen. Ik ben te Vianen wegens
mijne begane misdaden gestraft en dat heeft
mij van mijn zonde niet afgebracht en zoo
ik al in leven bleef, zou ik het mogelijk nog
erger maken. Ik ben zelfs niet waardig de lucht
te aanschouwen.. «Dan zal mogelijk., ging
van 't Hof voort«uwe bekommeringen en
benauwdh.id veroorzaakt worden uit vrees
voor de eeuwige verdoemenis«. Zij antwoord»
de: «Ja daar ben ik benauwd voor«. «Ja
mensch., zei van 't Hof: «dat is niet zonder
reden, want daar zal de plaats zijn waar God
Zijne wraak en rechtvaardige vergelding over
uwe gruwelijke zonde zal uitvoeren. Maar
moet gij niet bekennen, dat God rechtvaardig
zijn zou, indien Hij u eeuwig om uw zonden
straft?. »Ja,« was haar antwoord, «daar is
geen straf zoo zwaar, die ik niet verdiend
heb.. Zij had hevige aandoeningen en gemoeds
bewegingen, zoodat een persoon, die om haar
bewaken daar tegenwoordig was, om dezelve
reden zeer aangedaan werd..
Men zou denken dat nu toch wel de bood»
schap des heils van de lippen van dezen
»Godsgezant« zou vloeien.
Niets daarvan. Hij liet haar in haar jammer
alleen Hij had haar niet anders dan de wet
van Sinaï te prediken.
Gelukkig is God barmhartiger dan menigeen
zijner dienstknechten.
Ik citeer letterlijk: Des Maandagsmorgens
bezocht de kranken»bezoeker Goedhart en
kreeg van haar op zijn vraag hoe ze zich be»
vond, tot antwoord«zeer wel«. »Waarin«,
vroeger hij verder, «bestaat dat en ze zei
Ik zal het u zeggen. Ik viel voor God op mijne
knieën (N.B De wakers welke haar hebben
opgepast, getuigden dat ze wel van een
uur op haar knieën gelegen had) en bad dat
het God believen mocht mij mijne zonden
eens recht te laten zien(Hierop volgt dan een
kinderlijk eenvoudige geloofsbelijdenis. God
zelf had tot haar gesproken, dat haar zonden
haar vergeven waren, dat Jezus voor al haar
schuld betaald bad.)
Wat denkt ge dat dien, «ziekentrooster, (let
op dien naam I) daarop zei «Wel Katharina
zijt gij niet bevreesd, dat gij u zeiven zult
bedriegen Ik kan niet gelooven hetgeen gij
daar zegt..
Zoo ging het al de overige dagen van haar
leven. De twee kranken-bezoekers waren in»
strumenten van den duivel geworden om deze
geprangde ziel te kwellen en de geloofsblijheid
en zekerheid te 'ontnemen tot de laatste snik
toe. Op allerlei manieren werd getracht haar
te «beproeven, en te «onderzoeken of het wel
waar was.. Een woord van troost, van be»
moediging, van liefde, van goeden raad kwam
niet over hun lippen. Zelfs moest ze herhaalde
malen haar bekeeringsgeschiedenis over ver»
tellen aan anderen opdat blijken zou dat tus»
schen hetgeen ze eerst en later zei, geen
onderscheid was 1 Toen bleek dat er geen
onderscheid was, zei van 't Hof, om «haar te
toetsen.«maar Katherina, weet ge wel als
God menschen bekeert, dat hij zulks doet,
opdat ze op aarde Hem verheerlijken zouden
Maar dat kunt gij niet doen, want uw leeftijd
zal nog maar kort zijn Gelukkig was ze met
geen antwoord verlegen. Later achtte van 't
Hof het noodig haar nog eens zeer nauwkeurig
over de bekeeringsweg te onderhouden.
Ik zou door kunnen gaan Dagen lang duurde
deze onmenscheiijke beproeving.
Gelukkig is God barmhartiger dan menschen
en zond haar een vertrooster in een der be»
wakers, een hellebaardier, een kind des Heeren,
die het ziekentroosten beter verstond, dan die
menschen die er zich voor uitgaven.
Ze is in volle zekerheid des geloofs heen»
gegaan. Veertien dagen had ze in de gevangenis
doorgebracht. God had ze voor eeuwig van
haar moeilijke vertroosters verlost.
Toen ik dit verhaal las dacht ik aan onzen
Heiland, hoe Hij met zonde beladen men»
schen ontving, een enkel woordje was vol»
doende «Vrouw groot is uw geloof, en dan
weer: «Uw geloof heeft u behouden«. Nooit
heeft hij door zonde verslagenen met één
enkel woord afgeschrikt, altijd gelokt, getroost,
verblijd.
Toch zijn er altijd veel van die moei»
lijke vertroosters geweest, menschen die in
plaats van wegwijzers, wegversperders waren.
J. Postmus, een Calvinist in hart en nieren,
in 1910 in zijn Heiland ontslapen, vertelt in
zijn eenig mooi boek OudtHolland en de Re
volutie, ook van zoo'n vreemden dominé.
«Vader Hark« was een keurslijfmaker, pre»
diker en ziekentrooster in het begin der vorige
eeuw in het Alkmaarsche tuchthuis. Op een
keer hadden de tuchtelingen geen grauwe
erwten willen eten, bewerende dat zij aller»
slechtst en bedorven waren. De prediker scheen
een wenk gekregen te hebben van regenten,
om hen over dat wangedrag zeer ernstig de
les te lezen. En toen hoorde men deze zieken»
trooster de volgende woorden uitschreeuwen
«Doemelingen, hellewichten 1 lust gij niet de
gave Gods, de kostelijke grauwe erwten, dan
verdient gij, dat de duivel u gloeiende erwten
in de gal jaagt, als ge in de hel komt.. Daarna
besloot hij met een lang gebed, waarin hij tot
groote verontwaardiging van een toehoorder
om genade biddende voor die hellewichten,
den volgenden onzin bezigde«Heere, Heere,
^fTTfOfiir "jffTTfC
l&sssi W 7*^ i
21
Gij weet niet half, hoe goddeloos ze zijn,
want als Gij het wist, Gij zoudt hen met den
donder Uwer gerechtigheid ter helle slaan..
Men kan gelooven dat zulke geestelijke voor»
lichting bij uitermate geschikt is om de harten
dezer menschen te openen voor het Evangelie
des heils 1
En laat ons niet denken dat de van 't Hoftens
en Harkens in onze dagen uitgestorven zijn.
Ze zijn er nog en vinden in bepaalde krin»
gen grooten opgang.
Gelukkig mogen we onzen God danken,
dat hij in de vorige eeuw opnieuw het Licht
des Heils heeft doen opgaan. Dat we van
het Calvinisme niet het dorre skelet, maar
het echte levende wezen te zien kregen, dat
door trouwe Godsgezanten het stof der be»
lijdenisschriften onzer Dortsche vaderen weer
eens werd afgeschud, dat weer geleerd werd
dat in de prediking niet de zondaar, niet de
christen, maar de Christus der Schriften het
middelpunt moet uitmaken 1
UITKIJK.
„En die voorbijgingen, lasterden
Hem, schuddende hunne hoofden, en
zeggende: Gij, die den tempel afbreekt,
en in drie dagen opbouwtverlos
u zeiven. Indien Gij de Zone Gods
zijt, zoo kom af van het kruis. En
desgelijks ook de overpriesters met de
Schriftgeleerden en ouderlingen en
Farizeën, Hem bespottende, zeiden
Anderen heeft Hij verlost, Hij kan
zichzelven niet verlossen; indien Hij
de Koning Israels is, dat Hij nu af-
kome van het kruis, en wij zullpn
Hem gelooven.
Hij heeft op God betrouwd, dat Hij
Hem nu verlosse, indien Hij Hem wel
wil, want Hij heeft gezegd: Ik ben
Gods Zoon".
Wij staan op Golgotha bij het kruis.
Het zal niet lang meer duren of vol
bracht is wat noodig is tot redding
eener verloren wereld. Hoe dichter 't
naar het einde gaat, des te zwaarder
wordt Jezus' lijden. Het bangste voor
Hem is, wanneer Hij als een gevloekte
aan het kruishout hangt.
Nog is de vijand niet voldaan, maar
maakt Hem, onder folterende smarten,
hangende aan het vloekhout, tot een
voorwerp van laster en hoon, zich ver
lustigende in den aanblik van zijn na
meloos lijden. Op satanische wijze geeft
hij lucht aan zijn haat door Jezus te
beschimpen, te spotten met Zijn Mes-
siaswaardigheid en goddelijk Zoon
schap en Hem uit te dagen Zijn macht
te toonen door van het kruis af te
komen.
Wanneer wij wat de drie evangelis
ten Mattheus, Markus en Lukas ver
melden, met elkander in verband be
schouwen, dan krijgen wij een duide
lijke voorstelling van het wilde tooneel,
dat op Golgotha wordt afgespeeld. De
hel is als losgebroken. Deftige hoog
geplaatste mannen keeren zich in bond
met het grauw in woesten haat tegen
Jezus. Voor een oogenblik wordt stand
vergeten en verschil opgeheven. Hoog
en laag, ontwikkeld en ruwe menschen
slaan de handen ineen en putten zich
uit in woorden om hun verachting te
n II
1