fnbouuiersn HU ioiterdam A8EIS Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. MIJNHARDTS OER iIS ZEN. FEUILLETON No. 3409 WOENSDAG 22 FEBRUARI 1928 42STE JAARGANG Iharnls EN unms DUIF" IN HOG SIGNO VINCES BBLTBEIISFLMT-HBMB-BRABI1IIT I tabletten I verstopping Terug naar Huis houwerll illOIIER DE TERHEIK raarborg lam. ?ST. ."KEE de Heer (briketvorm) de; laag in M.V.R. MEU- BOER dam -w NIS eiem een cadeau eet appa- f 68.50 W. BOEKHOVEN A ZONEN Alle stokken voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers De Veerverbinding tegen Doos 60 ct. Bij Apothen Drogisten. To. 1005 en 1946 en is. Een goed it de gelegenheid lur, doch laat ze iling verkoopen. in zijnen kantore BESTUUR. ATOREN i, Zutphen. IRIHG eft u een goed u, prima licht Chauffeur everbaar BEVELEND dige kwali» renbedden, roopst adres 25.-, en hooger aten vanaf f 10.— lige kwaliteiten,. il geplaat»* .1120,- Deze Coura it veischljnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJX Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zQ beslaan. Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. In Dlacrediet. Onder de gewichtige dingen, die in onze dagen kraken, behoort ongetwijfeld het Par lementaire stelsel. Ontwikkeld in de vorige eeuw - althans op het vaste land van Europa, niet in Enge land, waar het „moeder parlement" reeds dateert uit de middeleeuwen schijnt het, alsof, nau welijks voltooid, het einde van het stelsel een fait accompli is. Er wordt tegenwoordig allerwege over het parlementaire stelsel geklaagd. Er is geen land of men hoort, dat het peil der volksvertegenwoordiging gedaald is, soms beneden vriespunt. De Fransche schrijver Delafosse heeft dit débacle getracht breedvoerig aan te toonen in zijn werk: „Psychologie du Député". Men spreekt in onze dagen over het „failis- sement van het Parlementaire stelsel". Eenmaal hoog verheven, schijnt het alsof het tot in den afgrond moet worden neergestooten. f/A Eenmaal de bron van alle staatkundige goeds genoemd, wordt het thans de springader van alle politieke ongerechtigheid gedoopt. Er is overdrijving. Vroeger stelde men de verwachtingen te hoog, Thans is men te fel in zijn veroordeeling. Het peil der Parlementen daalt. Wie zijn oogen open houdt moet dit toegeven. Maar daarom is er nog geen reden het Par lementaire stelsel maar op te doeken. Een ander Fransch geleerde, Roland de Marès, zei: er is schier geen enkel land in ons werelddeel, waar het parlement van de natie nog eerbied inboezemt, nergens heeft men de overtuiging, dat de volksvertegenwoordiging is wat ze wezen moet." En de Duitscher Von Hartmann schreef: „Dat de vrijheid des volks in den- parlementairen regeeringsvorm gewaar borgd is, gelooft men sinds lang niet meer. En Delafopse, reeds eer genoemd, had het over den uittocht van alle fatsoenlijke lieden uit het m Parlement. Bij ons heeft M. J. H. Valckenier Kips in „De Tijdspiegel" een felle aanval op het Parle mentaire stelsel gedaan en heeft getracht reeds in 1908 het „faillissement" ervan aan te toonen. Ongetwijfeld hebben wij in deze felle aan vallen op het Parlementaire stelsel een soort reactie te zien op de vroegere actie vóór het stelsel. Het is psychologisch, zielkundig, goed ver klaarbaar. Wanneer de verwachtingen op het hoogst gespannen zijn geweest, is de débacle, wanneer deze verwachtingen niet beantwoord worden, ook het grootst. Toch zijn we het met deze eenzijdige be schouwers van den schaduwkant van ons Par lementaire stelsel niet eens. Terecht schreef Buijs, wien we dezer dagen herdacht hebben „Dat het Parlementaire stelsel, daar waar het bestaat, louter goede vruchten brengt, zal zeker niemand beweren. Veelal sterk, waar het er om te doen is, de maatschappij te verdedigen tegen misgrepen va nhet Staatsgezag, toont het zich zwak en in toenemende mate zwakker bij het vervullen van de opbouwende taak, voor denStaat weggelegd. Maar is het nu genoeg op deze en andere gebreken te wijzen, om het stelsel te veroordeelen Waarlijk niet, want feilloos is geen enkel en het komt er slechts op aan te weten welke feiten het zwaarst wegen. Om de keuze van een regeeringstelsel te wet tigen is overal op de wereld de betrekkelijke meerderheid voldoende, en het antwoord op de vraag of er zulk een meerderheid ten gunste van het parlementaire stelsel bestaat, zal wel afhangen van de zedelijke en intellectueele ei genschappen der bevolking". (Buijs, De Grondwet, Deel I, bl. 371). Wij gelooven, dat, hetgeen Buijs reeds in de tachtiger jaren der vorige eeuw schreef, veel waars bevat. Het Parlementaire stelsel zal over 't algemeen staan op hetzelfde peil als het zedelijke volks leven staat. Wanneer er b.v. reeds jaren terug klachten vielen over het knoeien met parlementaire zetels en parlements invloed in Amerika ten bate van particulier financieel voordeel, dan zien we daaraan de Amerikaansche volkszonde, zonde van de dollar-heerschappij. En wanneer de Duitsche Communiste Ruth Visscher in den Duifcschen Rijksdag haar in trede doet en haar eerste redevoering aanvangt met den aanhef: „Waarde clowns in dit circus", dan komt dat omlaag halen van het Parlement niet voor rekening van het stelsel, maar ligt de oorzaak in het gezonken peil van een volks gedeelte, dat dergelijke ongure elementen af vaardigt. Maar die excessen zijn niet inhaerent aan het stelsel zelve. Nu wijzen we er op, dat de meeste klachten over het Parlementaire stelsel, hierboven aan gehaald, dateeren uit den voor-oorlogschen tijd. En hét is er later niet op verbeterd. Er zijn landen waar het Parlementaire stelsel, eenmaal hoog gevierd, heeft afgedaan, en waar het ook nog den vorm heeft van een Parlement, in wezen niets meer met een volksvertegenwoor diging gemeen heeft. Italië heeft de dictatuur aanvaard. Mussolini heeft er de alleen-heerschappij. Spanje kwam onder de soldaten-regeering. De Balkanstaten ontwrichten eveneens dat Parlementaire stelsel. Frankrijk gaf de Regeering een soort vrij mandaat. En in de landen, waar het Parlementaire stelsel nog regelmatig werkt, wist de strooming dit naar het fascistische regime, of de dictatuur van het proletariaat over winnen veld. Ons land kende zelfs een aanslag op de Regeeringsmacht door een groep, die een vijfde in het Parlement vertegenwoordigde, buiten het Parlement om. Zóó staat het er op dit oogenblik met het Parlementaire stelsel voor. Waar nog een ander verschijnsel bij komt. De onmacht van het Parlement. Een extra-parlementair Kabinet heeft ten onzent de regeermacht in handen, en het weet zich sterk, want het kent de onmacht van het Parlement, om een regeeringsmeerderheid te vormen. Feitelijk is het momenteel dus zoo, dat het parlementaire stelsel op non-actief staat en de regeering binnen zekere grenzen vrij spel heeft. Een toestand, die met het oog op het komende verkiezingsjaar, wel eens grondig onder de oogen mag worden gezien. Over deze kwestie heeft derheer TER LAAN nog het volgende gezegd De heer van Boeijen, sprekend namens het College van Gedeputeerde Staten, heeft een beschouwing gegeven over de verbinding Goe- ree-Overflakkee met het overige deel van Zuid- Holland en Brabant. Het onderzoek, dat Ged. Staten naar aanleiding van de hier gevoerde besprekingen hebben ingesteld, heeft uitgewe zen, dat de verbinding Hellevoetsluis-Middel- harnis en Willemstad-Numansdorp niet in orde zijn: ik zal niet zeggen, dat de eerste slecht is, maar in ieder geval duur en ongeschikt voor autoverkeer, terwijl de laatste duur en slecht is. Namens Ged. Staten is medegedeeld, dat het ingekomen rapport met de conclusies van het College zijn medegedeeld aan de Re geering. Mijnheer de Voorzitter, zooals ik heb uiteengezet in de zomerzitting, meende ik dat het tijd was, dat het Provinciaal Bestuur zich liet gelden. Ik waardeer den loop van zaken: verder zullen wij thans moeten afwachten wat de Rijksregeering zal doen. Waar de Provincie haar druk heeft uitgeoefend, is thans het woord aan de Regeering. Het is noodzakelijk, dat daar verandering en verbetering komt. Hierin kan ik mij dus vereenigen met den heer van Boeijen; dat kan ik echter niet, waar hij sprak over de verbinding Goeree-Overflak- kee-Ooltgensplaat naar Noord-Brabant en ver der via Willemstad-Numansdorp. De heer van Boeijen heeft daarvan een voorstelling gegeven die hij houde mij de uitdrukking ten goede, maar ze past bij het veer kant noch wal raakt. Hij heeft uiteengezet dat het er voor Goeree-Overflakkee en Westelijk Noord-Bra bant op aan zou komen niet om een verbinding te krijgen met het vasteland van Zuid-Holland, maar met België. Mijnheer de Voorzitter, ik kon moeilijk gelooven, dat wij een dergelijke uiteenzetting zouden krijgen van een vertegen woordiger van ons Provinciaal Bestuur. Ik meen dat het zoo staat, dat wij gerust kunen aannemen dat de Nederlandsche autoriteiten veel te lang verzuimd hebben om het zuidelijk deel van ons land een behoorlijke aansluiting te geven aan het noordelijke deel en om zoodoende den band tusschen de verschillende volksdeelen te leggen, die gelegd moet worden. Er is voor Nederland geen enkel belang om een verbinding te krijgen met België en niet tegelijkertijd te zorgen, dat de communicatiemiddelen met het Noorden vol strekt in orde zijn. Ik moet deze beschouwing van Ged. Staten dan ook ten eenenmale wraken. Noodig is hier allereerst een goede verbinding van genoemde streken met het vasteland van onze Provincie. Natuurlijk ben ik ook een voor stander van een goede verbinding met het bui tenland, maar men moet den toestand niet zoo maken, dat het verkeer zich automatisch richt naar het buitenland met veronachtzaming van het eigen land. De heer van Boeijen heeft daaraan vastge knoopt den drang van de Flakkeeënaars, die zich niet richt naar de Willemstad maar naar Dinteloord en Dintelsas. Mijnheer de Voorzitter ik zou in alle bescheidenheid willen zeggen, dat het Provinciaal bestuur het eerst aangewezen is om in dezen een onderzoek in te stellen. Het College moet zich echter daarbij niet laten lei den door enkele speciaal belanghebbenden op Flakkee. Daar zit meer aan vast dan de spe ciale belangen van een paar personen op Flak kee. Het is mij bekend,-dat het belang van en kele grondeigenaren op Flakkee zich richt naar Dintelsas in verband met het vervoer van bie ten naar de Suikerfabriek, maar, Mijnheer de Voorzitter, ik herhaaler zit meer aan vast, men moet hier alles met elkaar in verband zien. en dat verband geeft aan, dat er een verbin ding moet komen van Flakkee met Willemstad en een goede veerverbinding van Willemstad met Numansdorp. Dit is gewichtig en nood zakelijk en ik zou het denkbeeld in overweging willen geven hiervoor een commissie te benoe men, om zoo tot een goede oplossing te komen, zoo mogelijk in samenwerking met Brabant en het Rijk. De Heer VAN BOEIJEN, lid van Ged. Staten van Zuid-Holland heeft hierop geantwoord Mijnheer de VoorzitterIk heb nog enkele opmerkingen te maken naar aanleiding van het geen de heer Ter Laan gisteren gezegd heeft omtrent het vraagstuk van de oeververbinding tusschen Flakkee en Brabant, over Dintelsas of wel Numansdorp. Ik heb mij even verbeeld toen de heer Ter Laan aan het spreken was, dat ik in een veerboot werd overgezet van Oolt- gensplaat naar Willemstad en dat het onheil spellend stormde. Ik werd werkelijk een beetje benauwd, maar toen ik eens goed realiseerde wat er aan de hand was, bleek het meer een booze lucht te zijn dan dat er veel gevaar dreigde. Mijnheer de Voorzitter De heer Ter Laan heeft drie fouten begaan. In de eerste plaats heeft hij veronderstellingen gemaakt, die ab soluut niet juist zijn in de tweede plaats heeft hij onjuist geciteerd, hetgeen ik heb gezegd, en in de derde plaats heeft hij zich zeer slecht op de hoogte gesteld van den werkelijken toestand. Mijnheer de Voorzitterik wil een en ander toelichten. De heer Ter Laan heeft gezegd de Staten moeten een deskundig onderzoek laten instellen naar dezen toestand. Dat hebben Gedeputeerde Staten gedaan en niet eenmaal. Lang voordat de heer Ter Laan over deze kwestie gesproken had, hebben Gedeputeerde Staten hun deskun dige over deze aangelegenheid gehoord en deze heeft, geheel onafhankelijk van wat de heer Ter Laan heeft gezegd OoltgensplaatWillemstad is mis, het moet zijn OoltgensplaatDintelsas. Mijnheer de Voorzitter Toen de heer Ter Laan gesproken had, hebben Gedeputeerde Sta ten gemeend nogmaals een deskundig advies te moeten inwinnen, waarbij rekening kon wor den gehouden met de gegevens door den heer Ter Laan in de zomerzitting verstrekt en onze deskundige heeft opnieuw herhaald, dat de weg OoltgensplaatDintelsas in het belang van het eiland gewenscht is. Wat de heer Ter Laan echter wenscht is niet in het belang van Goe ree-Overflakkee. Ik heb gemeend, deze meening, die tot twee keer toe in deskundige rapporten is neergelegd, nog eens te moeten verifieeren aan de hand van gegevens, die mij door belanghebbenden zijn verstrekt. Ik heb met hen over het onderwerp gesproken en heb op Flakkee niemand gevonden die het met den heer Ter Laan eens is. Allen, unaniem, stemden in met de gedachte van onzen adviseur en met de meening, die door Gede puteerde Staten naar voren is gebracht. Dit omtrent het deskundig onderzoek, dat naar de meening van den heer Ter Laan moet worden ingesteld. In de tweede plaats heeft de heer Ter Laan zich slecht op de hoogte gesteld, want het zijn niet een paar belanghebbenden, die deze actie op Flakkee op touw hebben gezet, die de ver binding OoltgensplaatDintelsas wenschen. In het comité, dat deze zaak behartigt, hebben zitting, ik noem slechts een paar namen, de dijkgraaf van het Waterschap „De dijkring van Flakkee", de burgemeester van Middelharnis, die het openbaar bestuur vertegenwoordigt, de burgemeester van Oude Tonge, die tevens voor zitter is van den Flakkeeschen Boerenbond, en verder diverse vooraanstaande menschen op Flakkee, waartoe ook ons Statenlid Warnaer behoort en andere vooraanstaande personen van dat eiland. Het is dus een comité, dat niet bestaat uit een of twee belanghebbenden, maar dat samengesteld is uit alle groepen van de bevolking van Flakkee. Mijnheer de Voorzitter En ook in Brabant bestaat een groote interesse voor deze zaak. Als ik zie, welke menschen zich daar met dit belang bezig houden, tref ik aan den burge meester van Dinteloord en Fijenoord, ook geen belanghebbende, verder den Dijkgraaf van het waterschap „De Mark en Dintel", voorts den voorzitter van de Noord-Brabantsche Maat schappij van Landbouw, die de verbinding het beste acht, evenals de voorzitter van den Noord Braban^schen Boerenbond. Waar al deze deskundigen de meening deelen van onzen adviseur kunnen Gedeputeerde Sta ten moeilijk eenige waarde hechten aan de mee ning van den heer Ter Laan. Mijnheer de Voor zitter, ik voeg hieraan toe, dat bij dezen stand van zaken de toon van den heer Ter Laan wel iets anders had mogen zijn zijn zeer beperkte gegevens, waarop hij deze zaak hier verde digd heeft, gaf hem niet het recht te spreken, zooals hij sprak. In de derde plaats heeft de heer Ter Laan hetgeen ik gezegd heb grootendeels uit zijn ver band gerukt. Hij heeft het voorgesteld, alsof ik alleen gesproken heb over een uitweg naar België. Niets is minder waar dan dat. Ik heb zeer nadrukkelijk gezegd, dat Flakkee noodig heeft een verbinding naar het Oosten en mid den-Brabant en naar België in verband met het handelsverkeer, wat op het oogenblik reeds bestaat tusschen Flakkee en België. De heer door W, ESTLANDT. 4) „Al is mijn overtuiging omtrent veel ver anderd, daarom is mijn karakter, is mijn hart nog niet veranderd!" Hij liep naar haar toe, op geheel anderen toon vervolgde hij„Mijn liefste, wees toch niet zoo hard tegen mij, maakt me het niet bitter, t Leven is toch al zoo hard en het strijden zoo zwaar, 'k heb veel geleden de laatste weken. Ga nu niet tegenover mij staan, maar naast mij, dicht aan mijn zij, onze liefde blijft toch, Ria mijn?" Marie wilde hem omhelzen, hem troosten en zij dacht aan het woord van Paulus, dat de vrouw den man tot zegen kan zijn en had hij haar juist nu niet noodig Een strijd ontbrandde in haar. Ze kon zonder hem niet leven, maar mocht ze zoo met hem leven Hij was een Godloochenaar geworden, op welken grond moesten zij dan hun huwelijksleven bouwen „Jozei ze, ,,'k heb je lief met alles wat in mij is, je weet het, miaar toch kunnen we niet samen gaan. Gods Woord verbiedt het mij". Het purperlicht in het Westen verflauwde, de avondschemering was Ingetreden en zij doe zelde de scherpe lijnen van Westerwolde weg. De merel was weggevlogen naar haar nest. Ver weg in het Noord-Westen dreigden donkere donderkoppen. Jo Henkema zag zijn verloofde aan, de harde trek om zijn lippen was weer teruggekomen. „Als dat je laatste woord is, scheiden hier onze wegen", zei hij kalm. Lelieblank wap haar gelaat in de schemering van den avond. „In Gods weg zal ik berusten, Jo", sprak ze kalm, „beloof me slechts één ding, buig dezen avond je knieën, en tracht te bidden. Doe het omdat ik je het vraag, Jo Hij schudde het hoofd ,,'k Kan niet Ria." „Laten we dan gaan, Jo Zwijgend liepen ze het smalle pad terug naar huis. Bij de woning van den hoofdonderwijzer on der de linden stonden zij weer stil en zagen el kander aan. Zij rilde en dacht dat het kwam van de avondstilte, doch het was drukkend zwoel. Toen drukte Jo haar hand en hield die even vast, alsof hij haar nog iets zeggen wilde. „Marie, je godsdienst is wreed Snel draaide hij zich om in de duisternis. Kerpstra's dochter ging naar binnen, de trap op naar haar kamer. Daar viel zij op haar kniën en snikte in haar zieleweedom. Het offer, dat zij gebracht had, kostte haar veel tranen en een bloedend hart. Lang lag zij voorover gebogen voor haar ledikant en hield haar hoofd verborgen in haar bedsprei. Maar eindelijk werd een oude bevende hand zacht op haar schouder gelegd. Toen stond ze op. Jo liep de kastanjelaan In van Henkema-State Zijn moeder stond aan de deur, zij wachtte hem. „Jongen, wat ben je laat", vroeg ze, hem groetend. „Ja moeder, 'k ben eerst bij Marie aan ge weest" zei hij. Henkema kwam juist uit den stal, waar hij de „beesten" verzorgd had. Hij was een korte stevige Friesche boer, wat stug maar oprecht. Hij groette zijn zoon en keek naar de lucht in 't Noord-Westen. „Fokke", zei hij tot zijn jongsten zoon, „kijk een,s of alles goed gesloten is, we krijgen zwaar weer." Fokke verwijderde zich en de anderen gin gen naar binnen. Bij de kamerdeur wachtte de blinde dertien jarige Bouke haar broer, wien ze bizondere liefde toedroeg, en ze zocht hem toen ze hem hoorde. Maar Jo omhelsde haar niet zooals anders, hij liep haar voorbij. Dat maakte haar bedroefd en zij taste naar haar moeder. Toen Jo het avondeten, dat men voor hem bewaard had, genuttigd had, bleef hij somber kijken naar den rand van het tafelkleed. Tel kens wierp moeder terluiks een blik op hem, niemand zeide iets en er was een gedrukte stemming. Henkema ging nog even buiten de lucht bezien, ,,'t Zal wel loslopen," zei hij toen hij terugkwam, 'k geloof dat de bui afdrijft, we kunnen wel naar bed gaan." Jo keek op de klok. 't Was al laat geworden. Henkema nam den Bijbel van den schoor steenmantel en hij las Mattheus 10, waarin voorkomt „Meent niet dat ik gekomen ben om vrede te brengen, ik ben niet gekomen om vrede te brengen maar het zwaard. „Want ik ben gekomen om den mensch twee drachtig te maken tegen zijn vader en de doch ter tegen hare moeder en de schoondochter tegen hare schoonmoeder en zij zullen des men schen vijanden worden, die zijn huisgenooten zijn. „Die vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mijns niets waardig en die zijn kruis niet op zich neemt en Mij navolgt, is Mijns niets waarjdig'j. Jo kende dit gedeelte goed, maar nooit had hij zich geërgerd als nu. De godsdienst die dit predikte, was een gods dienst des bloeds, hem had die godsdienst ont nomen het liefste wat hij op aarde bezat en de opstand rees op in zijn ziel. „Vader, ik heb afgedaan met dien godsdienst des bloeds, die de liefde scheurt". Henkema had zich vergist toen hij meende dat de onweersbui zou afdrijven. Snel kwam het nader en de lucht was zwanger van elec- triciteit. Als een bliksemschicht waren Jo's woorden in de kamer gevallen. „Jongen, wat zeg je riep zijn moeder en zij greep zijn arm vast. „Wat bedoel je vroeg zijn vader. „Ik kan niet meer gelooven, vader, eigenlijk sedert maanden niet, maar 't is nu in mij tot rijpheid gekomen, 'k Heb in Leeuwarden wat aneds leeren kennen, vader". „Zoo jongen, is dat de vrucht van mijn toe stemming, om in plaats op de boerderij, een „mijnheer" te worden Henkema sprak deze woorden kalm, maar 't was geen gewone kalmte. I„'t Kan zijn, vader", zei Jo, „dat ik in Leeuwarden veranderd ben en dat ik, wanneer ik als Fokke thuis gebleven was, ,,'t geloof der vaderen" behouden had. Maar ik ben dankbaar en blij, dat ik in Leeuwarden met iets anders kennis gemaakt heb, want mijn oogen zijn voor de waarheid open gegaan, 'k Heb de praktische waarde van den godsdienst gezien en ik heb gecon stateerd, dat godsdienst in de maatschappij en het sociale leven van nul en geener waarde is. 'k Neem slechts mijn patroon tot voor beeld. Hij is ouderling in de kerk te Leeuwarden, hij geniet de vooraanzittingen in alle orthodoxe kringen, maar wanneer zijn knecht oud en ge brekkig wordt, zet hij hem aan den kant als een afgedankte machine". „Jongen, je verwart beginselen met personen", zij zijn vader. „Neen, vader, dat doe ik niet; ik wil er alleen maar mee aantoonen, dat het godsdienstig beginsel de kracht mist in de praktijk door te werken, 't Is mooi, zoolang 't bij woorden blijft „Je vergeet, Jo, dat onze ouders ook Chris tenen zijn", zei Fokke zacht. Jo ging door, zonder op zijn broer te letten. „Dat beginsel", sprak hij, „kan ik niet meer aanvaarden." (Wordt vervolgd).

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1