fnbouuiersn
HU
ioiterdam
A8EIS
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
MIJNHARDTS
OER
iIS
ZEN.
FEUILLETON
No. 3409
WOENSDAG 22 FEBRUARI 1928
42STE JAARGANG
Iharnls
EN
unms
DUIF"
IN HOG SIGNO VINCES
BBLTBEIISFLMT-HBMB-BRABI1IIT
I tabletten
I verstopping
Terug naar Huis
houwerll
illOIIER DE
TERHEIK
raarborg
lam.
?ST.
."KEE de Heer
(briketvorm)
de; laag in
M.V.R.
MEU-
BOER
dam -w
NIS
eiem
een cadeau
eet appa-
f 68.50
W. BOEKHOVEN A ZONEN
Alle stokken voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
De Veerverbinding
tegen
Doos 60 ct. Bij Apothen Drogisten.
To. 1005 en 1946
en is. Een goed
it de gelegenheid
lur, doch laat ze
iling verkoopen.
in zijnen kantore
BESTUUR.
ATOREN
i, Zutphen.
IRIHG
eft u een goed
u, prima licht
Chauffeur
everbaar
BEVELEND
dige kwali»
renbedden,
roopst adres
25.-, en hooger
aten vanaf f 10.—
lige kwaliteiten,.
il geplaat»*
.1120,-
Deze Coura it veischljnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJX
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zQ beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
In Dlacrediet.
Onder de gewichtige dingen, die in onze
dagen kraken, behoort ongetwijfeld het Par
lementaire stelsel.
Ontwikkeld in de vorige eeuw - althans
op het vaste land van Europa, niet in Enge
land, waar het „moeder parlement" reeds dateert
uit de middeleeuwen schijnt het, alsof, nau
welijks voltooid, het einde van het stelsel een
fait accompli is.
Er wordt tegenwoordig allerwege over het
parlementaire stelsel geklaagd.
Er is geen land of men hoort, dat het peil
der volksvertegenwoordiging gedaald is, soms
beneden vriespunt.
De Fransche schrijver Delafosse heeft dit
débacle getracht breedvoerig aan te toonen in
zijn werk: „Psychologie du Député".
Men spreekt in onze dagen over het „failis-
sement van het Parlementaire stelsel".
Eenmaal hoog verheven, schijnt het alsof het
tot in den afgrond moet worden neergestooten.
f/A Eenmaal de bron van alle staatkundige goeds
genoemd, wordt het thans de springader van
alle politieke ongerechtigheid gedoopt.
Er is overdrijving.
Vroeger stelde men de verwachtingen te hoog,
Thans is men te fel in zijn veroordeeling.
Het peil der Parlementen daalt.
Wie zijn oogen open houdt moet dit toegeven.
Maar daarom is er nog geen reden het Par
lementaire stelsel maar op te doeken.
Een ander Fransch geleerde, Roland de
Marès, zei: er is schier geen enkel land in ons
werelddeel, waar het parlement van de natie
nog eerbied inboezemt, nergens heeft men de
overtuiging, dat de volksvertegenwoordiging is
wat ze wezen moet." En de Duitscher Von
Hartmann schreef: „Dat de vrijheid des volks
in den- parlementairen regeeringsvorm gewaar
borgd is, gelooft men sinds lang niet meer. En
Delafopse, reeds eer genoemd, had het over
den uittocht van alle fatsoenlijke lieden uit het
m Parlement.
Bij ons heeft M. J. H. Valckenier Kips in
„De Tijdspiegel" een felle aanval op het Parle
mentaire stelsel gedaan en heeft getracht reeds
in 1908 het „faillissement" ervan aan te toonen.
Ongetwijfeld hebben wij in deze felle aan
vallen op het Parlementaire stelsel een soort
reactie te zien op de vroegere actie vóór het
stelsel.
Het is psychologisch, zielkundig, goed ver
klaarbaar.
Wanneer de verwachtingen op het hoogst
gespannen zijn geweest, is de débacle, wanneer
deze verwachtingen niet beantwoord worden,
ook het grootst.
Toch zijn we het met deze eenzijdige be
schouwers van den schaduwkant van ons Par
lementaire stelsel niet eens.
Terecht schreef Buijs, wien we dezer dagen
herdacht hebben
„Dat het Parlementaire stelsel, daar waar
het bestaat, louter goede vruchten brengt, zal
zeker niemand beweren. Veelal sterk, waar het
er om te doen is, de maatschappij te verdedigen
tegen misgrepen va nhet Staatsgezag, toont het
zich zwak en in toenemende mate zwakker bij
het vervullen van de opbouwende taak, voor
denStaat weggelegd. Maar is het nu genoeg
op deze en andere gebreken te wijzen, om het
stelsel te veroordeelen Waarlijk niet, want
feilloos is geen enkel en het komt er slechts op
aan te weten welke feiten het zwaarst wegen.
Om de keuze van een regeeringstelsel te wet
tigen is overal op de wereld de betrekkelijke
meerderheid voldoende, en het antwoord op de
vraag of er zulk een meerderheid ten gunste
van het parlementaire stelsel bestaat, zal wel
afhangen van de zedelijke en intellectueele ei
genschappen der bevolking".
(Buijs, De Grondwet, Deel I, bl. 371).
Wij gelooven, dat, hetgeen Buijs reeds in
de tachtiger jaren der vorige eeuw schreef,
veel waars bevat.
Het Parlementaire stelsel zal over 't algemeen
staan op hetzelfde peil als het zedelijke volks
leven staat.
Wanneer er b.v. reeds jaren terug klachten
vielen over het knoeien met parlementaire zetels
en parlements invloed in Amerika ten bate van
particulier financieel voordeel, dan zien we
daaraan de Amerikaansche volkszonde, zonde
van de dollar-heerschappij.
En wanneer de Duitsche Communiste Ruth
Visscher in den Duifcschen Rijksdag haar in
trede doet en haar eerste redevoering aanvangt
met den aanhef: „Waarde clowns in dit circus",
dan komt dat omlaag halen van het Parlement
niet voor rekening van het stelsel, maar ligt
de oorzaak in het gezonken peil van een volks
gedeelte, dat dergelijke ongure elementen af
vaardigt.
Maar die excessen zijn niet inhaerent aan het
stelsel zelve.
Nu wijzen we er op, dat de meeste klachten
over het Parlementaire stelsel, hierboven aan
gehaald, dateeren uit den voor-oorlogschen tijd.
En hét is er later niet op verbeterd.
Er zijn landen waar het Parlementaire stelsel,
eenmaal hoog gevierd, heeft afgedaan, en waar
het ook nog den vorm heeft van een Parlement,
in wezen niets meer met een volksvertegenwoor
diging gemeen heeft.
Italië heeft de dictatuur aanvaard. Mussolini
heeft er de alleen-heerschappij.
Spanje kwam onder de soldaten-regeering.
De Balkanstaten ontwrichten eveneens dat
Parlementaire stelsel.
Frankrijk gaf de Regeering een soort vrij
mandaat.
En in de landen, waar het Parlementaire
stelsel nog regelmatig werkt, wist de strooming
dit naar het fascistische regime, of de dictatuur
van het proletariaat over winnen veld.
Ons land kende zelfs een aanslag op de
Regeeringsmacht door een groep, die een vijfde
in het Parlement vertegenwoordigde, buiten het
Parlement om.
Zóó staat het er op dit oogenblik met het
Parlementaire stelsel voor.
Waar nog een ander verschijnsel bij komt.
De onmacht van het Parlement.
Een extra-parlementair Kabinet heeft ten
onzent de regeermacht in handen, en het weet
zich sterk, want het kent de onmacht van het
Parlement, om een regeeringsmeerderheid te
vormen.
Feitelijk is het momenteel dus zoo, dat het
parlementaire stelsel op non-actief staat en de
regeering binnen zekere grenzen vrij spel heeft.
Een toestand, die met het oog op het komende
verkiezingsjaar, wel eens grondig onder de
oogen mag worden gezien.
Over deze kwestie heeft derheer TER LAAN
nog het volgende gezegd
De heer van Boeijen, sprekend namens het
College van Gedeputeerde Staten, heeft een
beschouwing gegeven over de verbinding Goe-
ree-Overflakkee met het overige deel van Zuid-
Holland en Brabant. Het onderzoek, dat Ged.
Staten naar aanleiding van de hier gevoerde
besprekingen hebben ingesteld, heeft uitgewe
zen, dat de verbinding Hellevoetsluis-Middel-
harnis en Willemstad-Numansdorp niet in orde
zijn: ik zal niet zeggen, dat de eerste slecht
is, maar in ieder geval duur en ongeschikt
voor autoverkeer, terwijl de laatste duur en
slecht is. Namens Ged. Staten is medegedeeld,
dat het ingekomen rapport met de conclusies
van het College zijn medegedeeld aan de Re
geering. Mijnheer de Voorzitter, zooals ik heb
uiteengezet in de zomerzitting, meende ik dat
het tijd was, dat het Provinciaal Bestuur zich
liet gelden. Ik waardeer den loop van zaken:
verder zullen wij thans moeten afwachten wat
de Rijksregeering zal doen. Waar de Provincie
haar druk heeft uitgeoefend, is thans het woord
aan de Regeering. Het is noodzakelijk, dat daar
verandering en verbetering komt.
Hierin kan ik mij dus vereenigen met den
heer van Boeijen; dat kan ik echter niet, waar
hij sprak over de verbinding Goeree-Overflak-
kee-Ooltgensplaat naar Noord-Brabant en ver
der via Willemstad-Numansdorp. De heer van
Boeijen heeft daarvan een voorstelling gegeven
die hij houde mij de uitdrukking ten goede,
maar ze past bij het veer kant noch wal
raakt. Hij heeft uiteengezet dat het er voor
Goeree-Overflakkee en Westelijk Noord-Bra
bant op aan zou komen niet om een verbinding
te krijgen met het vasteland van Zuid-Holland,
maar met België. Mijnheer de Voorzitter, ik
kon moeilijk gelooven, dat wij een dergelijke
uiteenzetting zouden krijgen van een vertegen
woordiger van ons Provinciaal Bestuur. Ik meen
dat het zoo staat, dat wij gerust kunen aannemen
dat de Nederlandsche autoriteiten veel te lang
verzuimd hebben om het zuidelijk deel van ons
land een behoorlijke aansluiting te geven aan
het noordelijke deel en om zoodoende den band
tusschen de verschillende volksdeelen te leggen,
die gelegd moet worden. Er is voor Nederland
geen enkel belang om een verbinding te krijgen
met België en niet tegelijkertijd te zorgen, dat
de communicatiemiddelen met het Noorden vol
strekt in orde zijn. Ik moet deze beschouwing
van Ged. Staten dan ook ten eenenmale wraken.
Noodig is hier allereerst een goede verbinding
van genoemde streken met het vasteland van
onze Provincie. Natuurlijk ben ik ook een voor
stander van een goede verbinding met het bui
tenland, maar men moet den toestand niet zoo
maken, dat het verkeer zich automatisch richt
naar het buitenland met veronachtzaming van
het eigen land.
De heer van Boeijen heeft daaraan vastge
knoopt den drang van de Flakkeeënaars, die
zich niet richt naar de Willemstad maar naar
Dinteloord en Dintelsas. Mijnheer de Voorzitter
ik zou in alle bescheidenheid willen zeggen, dat
het Provinciaal bestuur het eerst aangewezen is
om in dezen een onderzoek in te stellen. Het
College moet zich echter daarbij niet laten lei
den door enkele speciaal belanghebbenden op
Flakkee. Daar zit meer aan vast dan de spe
ciale belangen van een paar personen op Flak
kee. Het is mij bekend,-dat het belang van en
kele grondeigenaren op Flakkee zich richt naar
Dintelsas in verband met het vervoer van bie
ten naar de Suikerfabriek, maar, Mijnheer de
Voorzitter, ik herhaaler zit meer aan vast,
men moet hier alles met elkaar in verband zien.
en dat verband geeft aan, dat er een verbin
ding moet komen van Flakkee met Willemstad
en een goede veerverbinding van Willemstad
met Numansdorp. Dit is gewichtig en nood
zakelijk en ik zou het denkbeeld in overweging
willen geven hiervoor een commissie te benoe
men, om zoo tot een goede oplossing te komen,
zoo mogelijk in samenwerking met Brabant en
het Rijk.
De Heer VAN BOEIJEN, lid van Ged. Staten
van Zuid-Holland heeft hierop geantwoord
Mijnheer de VoorzitterIk heb nog enkele
opmerkingen te maken naar aanleiding van het
geen de heer Ter Laan gisteren gezegd heeft
omtrent het vraagstuk van de oeververbinding
tusschen Flakkee en Brabant, over Dintelsas
of wel Numansdorp. Ik heb mij even verbeeld
toen de heer Ter Laan aan het spreken was,
dat ik in een veerboot werd overgezet van Oolt-
gensplaat naar Willemstad en dat het onheil
spellend stormde. Ik werd werkelijk een beetje
benauwd, maar toen ik eens goed realiseerde
wat er aan de hand was, bleek het meer een
booze lucht te zijn dan dat er veel gevaar
dreigde.
Mijnheer de Voorzitter De heer Ter Laan
heeft drie fouten begaan. In de eerste plaats
heeft hij veronderstellingen gemaakt, die ab
soluut niet juist zijn in de tweede plaats heeft
hij onjuist geciteerd, hetgeen ik heb gezegd, en
in de derde plaats heeft hij zich zeer slecht op
de hoogte gesteld van den werkelijken toestand.
Mijnheer de Voorzitterik wil een en ander
toelichten.
De heer Ter Laan heeft gezegd de Staten
moeten een deskundig onderzoek laten instellen
naar dezen toestand. Dat hebben Gedeputeerde
Staten gedaan en niet eenmaal. Lang voordat
de heer Ter Laan over deze kwestie gesproken
had, hebben Gedeputeerde Staten hun deskun
dige over deze aangelegenheid gehoord en deze
heeft, geheel onafhankelijk van wat de heer Ter
Laan heeft gezegd OoltgensplaatWillemstad
is mis, het moet zijn OoltgensplaatDintelsas.
Mijnheer de Voorzitter Toen de heer Ter
Laan gesproken had, hebben Gedeputeerde Sta
ten gemeend nogmaals een deskundig advies
te moeten inwinnen, waarbij rekening kon wor
den gehouden met de gegevens door den heer
Ter Laan in de zomerzitting verstrekt en onze
deskundige heeft opnieuw herhaald, dat de weg
OoltgensplaatDintelsas in het belang van het
eiland gewenscht is. Wat de heer Ter Laan
echter wenscht is niet in het belang van Goe
ree-Overflakkee.
Ik heb gemeend, deze meening, die tot twee
keer toe in deskundige rapporten is neergelegd,
nog eens te moeten verifieeren aan de hand van
gegevens, die mij door belanghebbenden zijn
verstrekt. Ik heb met hen over het onderwerp
gesproken en heb op Flakkee niemand gevonden
die het met den heer Ter Laan eens is. Allen,
unaniem, stemden in met de gedachte van onzen
adviseur en met de meening, die door Gede
puteerde Staten naar voren is gebracht. Dit
omtrent het deskundig onderzoek, dat naar de
meening van den heer Ter Laan moet worden
ingesteld.
In de tweede plaats heeft de heer Ter Laan
zich slecht op de hoogte gesteld, want het zijn
niet een paar belanghebbenden, die deze actie
op Flakkee op touw hebben gezet, die de ver
binding OoltgensplaatDintelsas wenschen.
In het comité, dat deze zaak behartigt, hebben
zitting, ik noem slechts een paar namen, de
dijkgraaf van het Waterschap „De dijkring van
Flakkee", de burgemeester van Middelharnis,
die het openbaar bestuur vertegenwoordigt, de
burgemeester van Oude Tonge, die tevens voor
zitter is van den Flakkeeschen Boerenbond, en
verder diverse vooraanstaande menschen op
Flakkee, waartoe ook ons Statenlid Warnaer
behoort en andere vooraanstaande personen
van dat eiland. Het is dus een comité, dat niet
bestaat uit een of twee belanghebbenden, maar
dat samengesteld is uit alle groepen van de
bevolking van Flakkee.
Mijnheer de Voorzitter En ook in Brabant
bestaat een groote interesse voor deze zaak.
Als ik zie, welke menschen zich daar met dit
belang bezig houden, tref ik aan den burge
meester van Dinteloord en Fijenoord, ook geen
belanghebbende, verder den Dijkgraaf van het
waterschap „De Mark en Dintel", voorts den
voorzitter van de Noord-Brabantsche Maat
schappij van Landbouw, die de verbinding het
beste acht, evenals de voorzitter van den Noord
Braban^schen Boerenbond.
Waar al deze deskundigen de meening deelen
van onzen adviseur kunnen Gedeputeerde Sta
ten moeilijk eenige waarde hechten aan de mee
ning van den heer Ter Laan. Mijnheer de Voor
zitter, ik voeg hieraan toe, dat bij dezen stand
van zaken de toon van den heer Ter Laan wel
iets anders had mogen zijn zijn zeer beperkte
gegevens, waarop hij deze zaak hier verde
digd heeft, gaf hem niet het recht te spreken,
zooals hij sprak.
In de derde plaats heeft de heer Ter Laan
hetgeen ik gezegd heb grootendeels uit zijn ver
band gerukt. Hij heeft het voorgesteld, alsof
ik alleen gesproken heb over een uitweg naar
België. Niets is minder waar dan dat. Ik heb
zeer nadrukkelijk gezegd, dat Flakkee noodig
heeft een verbinding naar het Oosten en mid
den-Brabant en naar België in verband met het
handelsverkeer, wat op het oogenblik reeds
bestaat tusschen Flakkee en België. De heer
door
W, ESTLANDT.
4)
„Al is mijn overtuiging omtrent veel ver
anderd, daarom is mijn karakter, is mijn hart
nog niet veranderd!"
Hij liep naar haar toe, op geheel anderen
toon vervolgde hij„Mijn liefste, wees toch
niet zoo hard tegen mij, maakt me het niet
bitter, t Leven is toch al zoo hard en het
strijden zoo zwaar, 'k heb veel geleden de
laatste weken. Ga nu niet tegenover mij staan,
maar naast mij, dicht aan mijn zij, onze liefde
blijft toch, Ria mijn?"
Marie wilde hem omhelzen, hem troosten en
zij dacht aan het woord van Paulus, dat de
vrouw den man tot zegen kan zijn en had hij
haar juist nu niet noodig Een strijd ontbrandde
in haar. Ze kon zonder hem niet leven, maar
mocht ze zoo met hem leven Hij was een
Godloochenaar geworden, op welken grond
moesten zij dan hun huwelijksleven bouwen
„Jozei ze, ,,'k heb je lief met alles wat
in mij is, je weet het, miaar toch kunnen we
niet samen gaan. Gods Woord verbiedt het
mij".
Het purperlicht in het Westen verflauwde,
de avondschemering was Ingetreden en zij doe
zelde de scherpe lijnen van Westerwolde weg.
De merel was weggevlogen naar haar nest. Ver
weg in het Noord-Westen dreigden donkere
donderkoppen.
Jo Henkema zag zijn verloofde aan, de harde
trek om zijn lippen was weer teruggekomen.
„Als dat je laatste woord is, scheiden hier
onze wegen", zei hij kalm.
Lelieblank wap haar gelaat in de schemering
van den avond.
„In Gods weg zal ik berusten, Jo", sprak ze
kalm, „beloof me slechts één ding, buig dezen
avond je knieën, en tracht te bidden. Doe het
omdat ik je het vraag, Jo
Hij schudde het hoofd ,,'k Kan niet Ria."
„Laten we dan gaan, Jo
Zwijgend liepen ze het smalle pad terug naar
huis.
Bij de woning van den hoofdonderwijzer on
der de linden stonden zij weer stil en zagen el
kander aan. Zij rilde en dacht dat het kwam
van de avondstilte, doch het was drukkend
zwoel. Toen drukte Jo haar hand en hield die
even vast, alsof hij haar nog iets zeggen wilde.
„Marie, je godsdienst is wreed
Snel draaide hij zich om in de duisternis.
Kerpstra's dochter ging naar binnen, de trap
op naar haar kamer. Daar viel zij op haar
kniën en snikte in haar zieleweedom. Het offer,
dat zij gebracht had, kostte haar veel tranen
en een bloedend hart.
Lang lag zij voorover gebogen voor haar
ledikant en hield haar hoofd verborgen in haar
bedsprei.
Maar eindelijk werd een oude bevende hand
zacht op haar schouder gelegd.
Toen stond ze op.
Jo liep de kastanjelaan In van Henkema-State
Zijn moeder stond aan de deur, zij wachtte
hem.
„Jongen, wat ben je laat", vroeg ze, hem
groetend.
„Ja moeder, 'k ben eerst bij Marie aan ge
weest" zei hij.
Henkema kwam juist uit den stal, waar hij de
„beesten" verzorgd had.
Hij was een korte stevige Friesche boer, wat
stug maar oprecht. Hij groette zijn zoon en
keek naar de lucht in 't Noord-Westen.
„Fokke", zei hij tot zijn jongsten zoon, „kijk
een,s of alles goed gesloten is, we krijgen zwaar
weer."
Fokke verwijderde zich en de anderen gin
gen naar binnen.
Bij de kamerdeur wachtte de blinde dertien
jarige Bouke haar broer, wien ze bizondere
liefde toedroeg, en ze zocht hem toen ze hem
hoorde.
Maar Jo omhelsde haar niet zooals anders,
hij liep haar voorbij. Dat maakte haar bedroefd
en zij taste naar haar moeder.
Toen Jo het avondeten, dat men voor hem
bewaard had, genuttigd had, bleef hij somber
kijken naar den rand van het tafelkleed. Tel
kens wierp moeder terluiks een blik op hem,
niemand zeide iets en er was een gedrukte
stemming.
Henkema ging nog even buiten de lucht
bezien, ,,'t Zal wel loslopen," zei hij toen hij
terugkwam, 'k geloof dat de bui afdrijft, we
kunnen wel naar bed gaan."
Jo keek op de klok. 't Was al laat geworden.
Henkema nam den Bijbel van den schoor
steenmantel en hij las Mattheus 10, waarin
voorkomt
„Meent niet dat ik gekomen ben om vrede
te brengen, ik ben niet gekomen om vrede te
brengen maar het zwaard.
„Want ik ben gekomen om den mensch twee
drachtig te maken tegen zijn vader en de doch
ter tegen hare moeder en de schoondochter
tegen hare schoonmoeder en zij zullen des men
schen vijanden worden, die zijn huisgenooten
zijn.
„Die vader of moeder liefheeft boven Mij,
is Mijns niets waardig en die zijn kruis niet
op zich neemt en Mij navolgt, is Mijns niets
waarjdig'j.
Jo kende dit gedeelte goed, maar nooit had
hij zich geërgerd als nu.
De godsdienst die dit predikte, was een gods
dienst des bloeds, hem had die godsdienst ont
nomen het liefste wat hij op aarde bezat en de
opstand rees op in zijn ziel.
„Vader, ik heb afgedaan met dien godsdienst
des bloeds, die de liefde scheurt".
Henkema had zich vergist toen hij meende
dat de onweersbui zou afdrijven. Snel kwam
het nader en de lucht was zwanger van elec-
triciteit.
Als een bliksemschicht waren Jo's woorden
in de kamer gevallen.
„Jongen, wat zeg je riep zijn moeder en
zij greep zijn arm vast.
„Wat bedoel je vroeg zijn vader.
„Ik kan niet meer gelooven, vader, eigenlijk
sedert maanden niet, maar 't is nu in mij tot
rijpheid gekomen, 'k Heb in Leeuwarden wat
aneds leeren kennen, vader".
„Zoo jongen, is dat de vrucht van mijn toe
stemming, om in plaats op de boerderij, een
„mijnheer" te worden Henkema sprak deze
woorden kalm, maar 't was geen gewone kalmte.
I„'t Kan zijn, vader", zei Jo, „dat ik in
Leeuwarden veranderd ben en dat ik, wanneer
ik als Fokke thuis gebleven was, ,,'t geloof
der vaderen" behouden had.
Maar ik ben dankbaar en blij, dat ik in
Leeuwarden met iets anders kennis gemaakt
heb, want mijn oogen zijn voor de waarheid
open gegaan, 'k Heb de praktische waarde
van den godsdienst gezien en ik heb gecon
stateerd, dat godsdienst in de maatschappij en
het sociale leven van nul en geener waarde
is. 'k Neem slechts mijn patroon tot voor
beeld. Hij is ouderling in de kerk te Leeuwarden,
hij geniet de vooraanzittingen in alle orthodoxe
kringen, maar wanneer zijn knecht oud en ge
brekkig wordt, zet hij hem aan den kant als
een afgedankte machine".
„Jongen, je verwart beginselen met personen",
zij zijn vader.
„Neen, vader, dat doe ik niet; ik wil er
alleen maar mee aantoonen, dat het godsdienstig
beginsel de kracht mist in de praktijk door te
werken, 't Is mooi, zoolang 't bij woorden
blijft
„Je vergeet, Jo, dat onze ouders ook Chris
tenen zijn", zei Fokke zacht.
Jo ging door, zonder op zijn broer te letten.
„Dat beginsel", sprak hij, „kan ik niet meer
aanvaarden."
(Wordt vervolgd).