Goederen
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
3^1
le verkooping
net Erf
fef ös s
Mo. 3406
ZATERDAG 11 FEBRUARI 1928
mden tie.
III TUIHM
ooping
i-inspaii
JOPING
e Proeftuin
Co MM
HARO 5-7
61 DC
IN HOC SIGNO VINCES
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk*
42STE JAARGANG
- aardbeienplaj1
I oorave© ©n
^werktuigen
1789
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiëm en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Het antwoord aan
Pastoor P. van Dorp.
IA
eke van den heer B. H
VAN DER SLUYS.
ebruari 1928, des
iiblieke verkoopinQ °0r"
ledschappen te 00Hn?'atl
■an den heer Abr'
|e Weespad, aldaar Van
Notaris AKKERMAN
ri 's namiddags half drie
n de „Gouden Leeuw"
i heer H. van A
Ing bij inschrijving na?
4)d van 10 jaren, d9adS
'Tn
Idta dn
itgestelde pacht f 7n
Gemet V. M.Zes
In polder Nieuw-Stel^
pacht voor het eerste
J, respectievelijk 7o
Itweeperceelen weilQ
■r Ouddorp pacht resD
vee Perceelen bouwland
onder Ouddorp, pacht
65— ee° Perceel
VAN DEN BERG.
nrijving voor 4
jaren,
,d*e S'^onshaven in
polder a/d Dwars-Lage.
aldaar, genaamd »de
»eweest bij A. G. Kok
:n vóór of op Woensdae
kantore van onder,
Notaris C. LOEFF.
br. 1928, 's avonds 7 uur
:r«e van H. v. d. Doel
l?a8 15, Febr 1928, des
Mand, ter herberge van
S een huis met schuur
tuin, erf en grond te
[analaan, kad. sectie B.
86 c.A. in één perceel'
|j. de Wed. JP Stolt
|VAN DER SLU1JS.
lezer van onze drie,
laringvliet, danken wij
larvan we te zijner tijd
[Red.
ROODE en WITTE
^n GROENE SAVO'iE
RDAPPELEN RIET,
en billijke prijzen.
Hge prijsopgaaf
ZWIJNDRECHT
bepalen datum zullen
LD de
C. BRUGGEMANte
egen in de gemeenten
immelsdijk en Stellen'
is VAN BUUREN,
n eene
t 5 paarden, 18 stuks
kens, landbouwwerk,
chappen. op Donder*
rl 1928, des voor,
van den heer Th. J.
mmel.
VAN BUUREN.
n het
gemeente Middel»
nsdag 22 Februari
op Woensdag 29
Afslag, telkens des
het Café SMITS te
ngvliet, ten verzoeke
DONK te Middel»
VAN BUUREN.
van
HARINGVLIET, op
7ebruari 1928, des
r, ten verzoeke van
aldaar.
VAN BUUREN»
OVERFLAKKEE te
geweg) is op eiken
angstellenden GRA»
Desgewenscht geeft
lichtingen, die moch»
ad.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco pet post f 1.— b?[ vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
ii.
(Slot).
Wij zeiden, dat we de conclusie van
den heer van Dorp, dat de geloovige
volstaan moet met de eigen feilbare
verklaringen van de H. Schrift, aan
vaarden, doch dat de verdeeldheid, die
dit ten gevolg zou hebben, wordt tegen
gegaan en de eenheid bewaard wordt,
doordat de Heilige Geest in het waar
achtig kind van God werkt, dien
mensch wel niet onfeilbaar maakt,
maar bij alle verscheidenheid van in
zicht toch zorgt, dat de mystieke een
heid bewaard blijft,
f* Dr. Kuyper zegt zoo juist: „De een-
v'eid van de Kerk ligt onwrikbaar vast
in de eenheid van den Heiligen Geest,
maar ze spreidt zich in den geest der
menschen".
Wanneer de heer van Dorp dezen
zin goed begrijpt, zal ons betoog hem
geen aanleiding geven tot de weder
vraag indien dan de eenheid der
Kerke Christi vast ligt in den Heiligen
Geest, hoe kan die werking des H.
Geestes in haar openbaring dan zoo
veel tegenstrijdigs te zien geven want
de sleutel op dit antwoord vindt hij
reeds in het tweede gedeelte van den
geciteerden zin.
Dat de heer van Dorp de leer der
pluriformiteit niet juist beziet, blijkt wel
uit de volgende zinsnede, die hij uit
zijn pen laat vloeien. Eigenaardig re
deneert hij toch
i V „Allereerst zij hier geconstateerd, dat de
schrijver de misvatting van dr. A. Kuyper
huldigt over de pluriformiteit der kerk, de
pluriformiteit der Waarheid. Alsof verschil
lende tegen elkander indruischende meeningen
en opvattingen van een en dezelfde zaak
tegelijk waar kunnen zijn. Een misvatting,
welke grondig en afdoende weerlegd is door
wijlen Pater Bensdorp, naar wiens geschrift
„Pluriformiteit der waarheid enz." wij dus
hier kunnen verwijzen. Ook d s. W. A. F.
W i n c k e 1 getuigt in zijn „Leven en Ar
beid van dr. A. Kuyper"„eenmaal heeft
dr. Kuyper het pleit tegen den nu overleden
pater Th. F. Bensdorp verloren. Het
ging over het netelig vraagstuk van de plu
riformiteit of de uniformiteit van de Kerk".
De schrijver vereenzelvigt hier zoo
maar eventjes twee dingen, die niet te
vereenzelvigen zijn. Hij spreekt in één
adem over de pluriformiteit der Kerk
en de pluriformiteit der W a a r h e i d.
De werken van Dr. Kuyper zijn ons
niet geheel vreemd, maar dat Dr. Kuy
per leert, dat er ook een pluriformiteit
der waarheid bestaat, hebben
we nog nergens aangetroffen Trou
wens van een pluriformiteit der waar
heid is ook geen sprake bij Ds. W. A.
F- Windel in zijn aangehaald boek.
Inderdaad, als dat waar was, dan zou
de heer van Dorp r echt hebben tot
zijn conclusie, dat hic :r de ongerijmd
heid wordt voorgestaan, dat tegen el
kander strijdende meeningen en opvat
tingen van een en de: :elfde zaak tege
lijk waar kunnen zijn..
Maar daar gaat het niet over.
De Gereformeerde theologie (de
heer van Dorp moet he t niet voorstellen
alsof het hier maar een persoonlijk
ideetje van Dr. Kuyper geldt) aan
vaardt de pluriformiteit der Kerk, doch
wel te verstaan: -der Kerk als instituut,
natuurlijk niet al s organisme. Dat doet
tij. omdat ze dc >or drong en is van het
reit, dat Christu s den geloovigen door
den Heiligen G' ;est wel slechts van een
uniforme waai heid onderricht, maar
dat het kennen dier waarheid hier al
tijd ten deele b'lijft, omdat ons verstand
en ons hart doior de zonde beschadigd
De heer van Dorp heeft hier dus niet
te doen met een „wijsgeerige dwaling,
welke het objectief karakter der waar
heid loochent", zooals hij zegt, maar
hij heeft te doen met een Schriftuur
lijke belijdenis, dat zelfs het uitnemen-
ste kind van God nu nog ziet door
„een spiegel als in een duistere rede,
nu nog slechts kennis heeft ten deele".
God is wel volmaakt, Zijn Woord
is wel volmaakt, Zijn Geest en Zijn
Waarheid zijn wel volmaakt, maar w ij,
zondige menschen, w ij zijn onvol
maakt, hebben veelszins nog slechts
een klein beginsel der volmaaktheid,
bereiken die volmaaktheid hier nooit,
ofschoon wij er ook naar jagen mogen
en daarom is niet de objectieve waar
heid verdeeld, maar de subjectieve
kennis dier waarheid, die loopt zoo
uitermate uiteen.
Vandaar, dat wij de pluriformiteit
der zichtbare, der geinstitueerde kerk
aanvaarden moeten.
Dit wordt door ieder Gereformeerd
theoloog aanvaard, ook door Ds.
Winckel. Als de heer van Dorp de
door hem aangehaalde noot van
Ds. Winckel goed leest, dan bemerkt
hij dat uit de restrictie welke deze
predikant aan het betoog van pater
Bensdorp maakt. Hij zegt n.l.: „als pa
ter B. gesproken had van „gelijkheid"
en niet van „gelijkvormigheid" van ge
voelen, zouden wij zijn redeneering
kunnen onderschrijven".
Ook Ds. Winckel erkent dus geen
gelijkvormigheid van gevoelen.
Ook hij aanvaardt de pluriformiteit, de
veelvormigheid van gevoelen.
En dit aanvaarden alle Gereformeer
de theologen. Ook een artikelenserie
in De Waarheidsvriend, het orgaan
van d'en Geref. Bond in de Ned. Herv.
Kerk, juist dezer dagen geschreven,
zou den heer van Dorp hiervan kunnen
overtuigen.
Wij hebben dus hier niet met iets
specifieks Kuypers' te doen. Ofschoon
de Kerkhervormers deze consequentie
van hun optreden nog niet doorzien
hadden en nog de scheiding trokken
tusschen ééne ware en ééne valsche
Kerk. (Getuige het in onze dagen zoo-
veetl besproken art. 36 der Ned. Ge
loofbelijdenis), zat toch de pluriformi-
teitsleer in hun dogmatiek.
In zijn „Encyclopaedic der H. God
geleerdheid" (deel II blz. 610) trekt
Dr. Kuyper de conclusie
„Toch i)S het geen oogenblik aan twijfel
onderhevig, of aan Luther komt de eere toe,
aan de valsche uniformiteit der kerk den
doodelijken steek te hebben toegebracht. Toen
Luther den pauselijken bul verbrandde was
die eenheid in beginsel reeds vernietigd. Tot
die daad toch ontleende hij het zedelijk recht
niet aan eenigen canonischen regel, maar aan
de autoriteit Gods, gelijk die hem door Zijn
Woord in het diepst zijner consciëntie be
tuigd werd".
En in zijn brochure „Calvinisme en
Revisie" op blz. 8 zegt dezelfde schrij
ver
„Het diepst gekoesterd ideaal van Gods
kinderen zou dan eerst bereikt zijn, zoo de
Kerk van Christus, gelijk ze één en ondeel
baar in het mystieke Lichaam des Heeren
bestaat, zich zoo ook uitwendig in vol
strekte eenheid openbaarde. Eén be
lijdenis, één vorm van kerkregeering, één
kerkelijke Liturgie, één kerkelijk lied, één
geestesrichting, en één taal zelfs, in alle ker
ken Christi over de geheele aarde. Metter
daad zou zulk een toestand h e m e 1 s c h
zijn en kan daarom ook alleen in den hemel
worden gerealiseerd".
Dit woord onderschrijven wij vol
komen. En daarom nog eens ten over
vloede die eenheid werd door ons in
de driestar welke het uitgangspunt van
deze polimiek werd', niet bedoeld Want
de historie heeft geleerd, dat God in
Zijn oneindige barmhartigheid zelfs de
ze menschelijke tekortkoming en kort
zichtigheid waardoor hij nimmer de ob
jectieve waarheid in haar volle en rijke
ontplooiing omvatten kan, heeft willen
gebruiken om nog onze kennis der
waarheid zoo groot mogelijk te doen
zijn. Op geniale wijze heeft Dr. Kuyper
in zijn Calvinisme en Revisie de ver
dienste en zelfs de noodzakelijk der
pluriformiteit der kerk als instituut ge-
teekend.
We aanvaarden de breking der stra
len van het Licht der objectieve waar
heid in het prisma der menschelijke
subjectiviteit, maar om dat Licht op
des te heerlijker wijze er in te doen
schitteren.
Reeds in het N. Testament treft men
dat subjectieve aan in de Apostelen.
En zoo bleef het alle eeuwen door. De
Methodist legt het zwaartepunt in de
redding van den zondaar, de Baptist in
het mysterie der wedergeboorte, de
Lutheraan in de rechtvaardiging door
het geloof, de Hernhutter in de wonden
van Christus, de Griek in de mystiek
des Heiligen Geestes. Het zijn allen
één zijde der Waarheid. Geen kan ge
mist worden. En alle deze kerken heb
ben ook iets van alle zijden der Waar
heid, alleen legt de een het zwaarte
punt elders dan de andere. Maar juist
daardoor wordt de objectieve waarheid
het beste bewaard en tot volle ont
plooiing gebracht.
En dat is nu de fout van Rome. Door
haar uniformiteitsleer heeft zij die ont
wikkeling tegen gehouden.
Zeker zij handhaaft haar eenheid,
maar het was een mechanische, een
doode eenheid, welke men tenslotte ook
aantreft in het Mohammedanisme en
het Boeddisme.. Het is een organisatie
een hiërarchische eenheid, die ons in de
Kerk des Heeren niet bekoren kan.
En als we schreven dat die eenheid
bij Rome het een en het al is, maar er
overigens ook verscheidenheid van
geestesstrooming bestaat, dan bedoe
len wij daarmee niet zooals de heer
Van Dorp concludeert, dat Rome in
wendig vol verdeeldheid is. Maar daar
mede bedoelden we dat ook bij haar
de potenties tot de verscheidenheid in
kiem aanwezig zijn. Ook bij haar gaan
de geestesstroomingen in mystieke, in-
tellectueele en practische richting, al
leen maar Rome zet er den domper op
en heeft daardoor de krachtige onwik-
keling van den volkerengeest ten on
der gehouden. Men vergelijke slechts
den nationalen geest in Roomsche en
Calvinistische landen. En dat in de
middeleeuwen in Rome's Kerk wel een
geestesrichting als het Humanisme
werken kan, bewijst weer, dat die dom
per alleen dan te pas kwam wanneer
het kerkgezag» de kerkleer werd te na
gekomen en niet wanneer tegenschrif-
tuurlijke stroomingen openbaar werden
En nu loopt de heer Van Dorp wel
wat oppervlakkig over deze zaak heen
en vindt het Humanisme blijkbaar nog
zoo kwaad niet, maar dan verwijzen
wij hem weer naar Kuyper's Encyclo
pedie der H. Godgeleerdheid het in
leidend deel bldz. 124, waar hij het
karakter van het Humanisme weten
schappelijk omschreven vindt, en daar
zal' hij het afdoend antwoord vinden
op de vraag of het Humanisme door
een christelijke dan wel door een hei
dens che levensbeschouwing gedragen
werd.
Zeker wij erkenen het, wat Rome
wil is gemakkelijk en zooveel eenvou
diger. Maar die weg is, niet altijd de
juiste. De weg van Gods volk en Gods
Kerk gaat schier altijd door groote
moeilijkheden. En daarin juist ligt haar
zegen.
Wij denken hier aan het woord van
Dr. J. C. de Moor, toen hij zijn schoo-
nen zwanenzang zong aan den voor
avond van den Asserschen Synode,
welke ook den vooravond van zijn
eeuwigen Dag, die hij tegemoet trad,
geworden is. In zijn gebedsredeTe
gen en voor de waarheid, sprak hij o.m.
„Wanneer wij ons afvragenwaarom
heeft de Heere toch niet een onfeilbaar
leergezag ingesteld, zooals Rome meent
en waarom heeft Hij niet verhinderd
dat onder ons zoo velerlei tegenstrij
dig gevoelen wordt gevonden, dan
moet het antwoord luiddenOmdat
Hij in Zijn souverein welbehagen ons
wilde laten worstelen om Zijn waar
heid, opdat ze ons eigendom zou wor
den in een Jacobs-nacht aan den Jab-
bok, waarin wij Hem niet loslaten, ten
zij Hij ons zegent."
Inderdaad: per aspera ad astra, door
lijden tot heerlijkheid, het is niet slechts
de wet voor ons persoonlijk leven maar
evenzeer voor de Kerke Christi.
En wanneer de heer Van Dorp aan
het slot van een zijner artikelen zijn
waardeering uitspreekt over wat onze
kerken, vooral de Geref. kerken, nog
doen tegen den wassenden stroom van
ongeloof en revolutie dan willen we
onzerzijds gaarne verklaren dat alle
antipapisme ons vreemd is, en wij we
derzijds in navolging van Calvijn en
Groen van Prinsterer in onze Room
sche landgenooten gaarne een bond-
ge.noot zien tegen den gemeenschappe-
lijken vijand, in wien de geest van den
Antichrist zoo duidelijk openbaar
wordt. Want ook wij zijn overtuigd,
dat bij alle verschil en hoe ver de
meeningen ook uiteengaan, wij beiden
toch vasthouden aan den apostolische
geloofsbelijdenis, waaruit ons beider
staatkundig en politiek program is op
gekomen.
Nadruk verboden.
Een gewichtige vraag, kort na het beëindigen
van den wereldoorlog was Hoe zal de wereld,
hoe zal voornamelijk Europa op dit afgrijselijk
werelddrama reageeren
Wat zullen de gevolgen voor het geestelijk
en zedelijk leven der volkeren zijn
Alle eeuwen door is het bewezen, dat gewel
dige, massale gebeurtenissen, hetzij van gods
dienstige, hetzij van economische, hetzij van
wijsgeerigen aard, een kentering brachten in
het geestelijk volksleven.
Het sprak haast vanzelf, dat dit nu ook
zeker het geval zou zijn na het werelddrama,
dat zich tusschen de jaren van 1914-1918 heeft
afgespeeld.
Er werd gehoopt en er werd gevreesd.
Dat het leven der volkeren niet zijn ouden
gang, zijn gang van vóór 1914 zou vervolgen,
maar een geheel nieuwe phase zou intreden,
stond wel vast, maar in welke richting het zou
gaan, en welk karakter het zou dragen, bleef
vooralsnog een vraag.
Thans zijn we tien jaar verder.
En ongeveer kunnen we nu wel zeggen welk
krakter de reactie heeft en in welke richting
het zich verder voortbewegen zal.
Ik zeier werd gehoopt en gevreesd.
Degenen, die bij het heldere Licht der Gods
openbaring leefden, zagen in den wereldoorlog
de tuchtende hand des Heeren, de geesel Gods,
die de oordeelen over de aarde uitstortte, en
er werd gehoopt, dat de mensch der verlichte
twintigste eeuw zijn dwaasheid zou inzien, dat
het bankroet der moderne beschaving tot inkeer
brengen zou, ja er werd gehoopt, dat het tot
een reveil komen zou en jeugdig enthousiasme
wees er reeds op, dat de kerk een wereldtaak
zou hebben, om de scharen, die door het ge
weldig fiasco tot vertwijfeling gebracht werd,
den weg te wijzen naar het kruis van Golgotha,
dat immers ook voor de twintigste eeuw het
Offer bleef, dat een wrekend God met een
gevallen menschdom verzoenen kon.
Is deze hoop niet beschaamd 7
Ik hoop bewaard te blijven voor de dwaling
om overal en altijd maar te generaliseeren. Ik
behoor niet tot de pessimisten, die wij helaas
ook onder ons godsdienstig volk tellen, die
niet anders dan duisternis zien.
Er zijn lichtpunten en de religieuse ontwaking,
hoe verkeerd van karakter ook, is er een van.
Want in het erkennen van het bestaan van
een zieleleven ligt reeds iets goeds en maakt
de verkondiging van het Waarachtig Evangelie
gemakkelijker, dan wanneer de ziel verstrikt
en verstikt is in het plat materialisme, waardoor
de vorige eeuw zich zoo bij uitstek gekenmerkt
heeft.
Ik heb dus een open oog voor het goede,
dat er gekomen' is. Hoe weinig dit ook moge
zijn.
Ltke<
21
Maar toch, de hoop is beschaamd.
Het geestelijk en zedelijk volkerenleven werd
door de tuchtiging niet in betere banen geleid.
De reactie kwam, inderdaad 1
Maar niet de reactie, die door Gods Volk
gehoopt werd.
Het ging een geheel andere richting uit.
Een onzer groote dagbladen gaf dezer dagen
een beschrijving van het leven van Josephine
Baker.
Ik denk, dat 90 van mijn lezers niet weten
wie dat is.
Een goed teeken 1
Het bewijst, dat wij in de danswereld niet
thuis zijn.
Maar de wereld, de „groote wereld", de
„bon ton", de „upper ten" en hoe zij zich
meer noemen mag, kent haar wel.
Want de wereld is vol van haar.
In October 1925 was ze nog onbekend.
In Januari 1928 had ze een wereldnaam.
En dien wereldnaam heeft ze in Parijs, het
Babel van Europa, gemaakt, in de hoofdstad
van het land, dat in het brandpunt van den
grooten wereldoorlog stond.
Waarom ik verband leg tusschen deze we
reldberoemde danseres en den wereldoorlog
Dat verband leg ik niet deze eer komt
mij niet toe, het wordt gelegd door den Pa-
rijschen correspondent van het dagblad, dat ik
las. Iemand van de wereld dus, iemand, die
de wereld kent.
Straks zal ik zeggen hoe hij dat verband
legde.
Eerst moeten m'n lezers iets meer weten
van deze danseres.
Josephine Baker is een negermeisje. „Haar
leven is dansen", zegt de Parijsche correspon
dent. Alles wat ze wedervaart, wat ze op
merkt en wat haar treft, zet ze in dansen om.
De dans is voor haar, wat voor den schilder
het doek en het palet, voor den musicus het
klavier, voor den dichter het woord is, n.l. de
eenige uitdrukkingsmogelijkheid van het inner
lijke zieleleven.
Zij danst met haar voeten, haar beenen, haar
heupen, haar armen, kortom met haar geheele
lichaam. Ze heeft een „nieuwe vormenspraak
geschapen".
Oorspronkelijk werkte ze in soort negerver-
tooningen in Amentha. Tot ze werd „opge
merkt".
„Opgemerkt", niet door haar medenegers en
negerinnen, maar opgemerkt door de „blanke
beschaving", door „high life" van het Parijsche
volk, al waar de wereldbeschaving culmineert.
Zoo kwam de „negerkunst" in eere. Ze sprak
geen gewoon Fransch, was eigenlijk een halve
wilde en heele heidin, maar „dank zij haar
aapachtige bewegelijkheid en plastisch-musicale
gaven sloeg de reveu in. Haar onstuimige, door
humor getemperde, door spot met zichzelf en
iedereen beheerschte levenskracht, gaf aan de
vertooning zoo'n rythmische vaart, dat het
storm liep en wie aan traditie, melodie en
harmonieuse vormen hecht, er schande van
sprak".
In minder omhaal van deftige woorden wil
dit zeggen, dat deze wilde negerdansen, die
geen kunst kende, het hart van Parijs stal, en
niettegenstaande over haar optreden door wat
nog aan Europeesche beschaving overbleef, den
banvloek werd uitgesproken.
Avond aan avond vierde ze in het Parijsche
leven haar triumfen. Het jeugdige negermeisje,
dat twee jaar geleden nog geen woord Fransch
kende, honger had, zich tegen de deuren wreef
en op de meest ongelegen oogenblikken on
gearticuleerde kreten uitstootte, bewoont thans
in een der deftigste wijken van Parijs een
paleis met veel marmer en heeft een weelderige
automobiel en talrijk personeel. Straks gaat ze
naar de andere hoofdsteden van Europa, Wee-
nen, Berlijn, Boedapest, Rome en Milaan.
Het afscheid van Parijs was roerend.
De correspondent vertelt het volgende van
haar laatste negergrimassen
„Zij trad in verschillende kostuums op, eerst
in een bloedrood jak en iets als een witten
handdoek, later in uitwaaierende en heel luch
tige rokjes vol loovertjesglinsteringen. Ze haal
de haar dolste snakerijen van koffiekleurig
enfant terrible uit, stapte nu eens als
een haan en dan haast op handen en voeten,
liet haar schouders beurtelings „kogelen" en
m