i
G
uur
18,"
24,
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IËRÜ
UL's
Antirevolutionair
Orgaan
|0or hm Jjouöag
IN HOC SIGNO VINCES
Rotterdam,!
[TEN
ZATERDAG 21 JANUARI 1928
42STE JAARGANG
tstraat 12&
eerste blab.
Om de Vrijheid.
ieder ander
keerploegen
irgebroik".
telge Karpetten
7 90
f
EL TABBERS
^BROER, Landbouw]
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Op den Uitkijk.
iel goedkoopste, Het grootste, Het meest gesorteerd
Hoeden- en PeitenmagazIJn
N.V. J. HENIGEH Jr.
III.
verkoop barer
ins volgens de
iederlandsche
tomen, die met
en die met Obl.
of subihoofda
iet recht eigen
|ting volledige
venscht insp.*
29637
■at 16, Delft.
Mo. 3400
onderwerp
^rvoor speciale gemaakte!
Toegang vrij.1
[DDELHARNIS
450
orgen voor de kwaliteit!
oederkalk wenscl
de zakken zijn steedl
enboven met roodj
CALK,
ie verstrekt,
oi
Ie dat op 19 Januari!
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
De Calvinisten en de Politieken.
In het tweede hoofdstuk van zijn
werk handelt de heer De Wilde over
de Calvinisten en de Politieken,
Zooals we in ons voorgaand artikel
aantoonden lag de Calvinistische kerk
in haar eerste periode in de Zuidelijke
Nederlanden bloot voor het Roomsch-
Datheensche gevaar, de heerschappij
van de Kerk over de Overheid. We
hebben gezien tot welke diep-treurige
gevolgen voor de Reformatie het drij
ven van Datheen geleid heeft.
"De strijd tusschen de Calvinisten en
le Politieken speelde zich af tijdens het
Twaalfjarig bestand.
Het lezen van het populair geschre
ven werk van den heer De Wilde ver
schaft ons een helder inzicht in het ka
rakter van dien strijd. In die worste
ling, waarbij Oldenbarnevelt de
hoofdfiguur was, bedreigde de Calvi-
I nistische kerk het gevaar van tegen-
I overgestelde richting: de volstrekte on-
derworpenheid en afhankelijkheid van
de Kerk aan de Overheid.
We gaan stilzwijgend voorbij de be
schrijving van de overgangsperiode
welke er lag tusschen de jaren 1580
en 1618, doch bevelen deze zeer ter
lezing aan.
De politieken oftewel de liberalen,
waren dë vijanden van de Gerefor
meerde religie. De schrijver toont dui
delijk aan dat een Coornhert, een Hugo
le Groot en een Hooft lang zoo on
schuldig niet waren als wel eens be
weerd is. i
Er was een diepgaand verschil tus
schen het Libertinisme en het Calvi
nisme. Een Dirck Volkertsz Coornhert
b.v. zegt van de Gereformeerde kerk:
„De roomsche kerken, hoe besmet,
zijn de kerken van Christus. De vuil
heid kleeft de substantie aan, maar
neemt haar niet weg. De kerken der
Gereformeerden daarentegen zijn niet
dan enkel schuim zonder grond". Voe-
tius zegt van Coornhert, dat hij was
een „halve heiden, halve onnoozele
vloekwaardige banierdrager der predi
kantenhaters en predikantenkwellers".
Wat was het drijven van deze
„Libertinisten"
De heer De Wilde noemt de vol
gende punten, als oorzaak van den haat
uelke de Libertijnen den Gereformeer
den toedroegen: Ten eerste omdat ze
n libertijnen) afkeerig waren van
eiken positieven Godsdienst en vervol
gens omdat het niet kon worden ge
duid, dat er een organisatie, een kerk
van het Gereformeerde volk zou zijn,
die, wat de zuiver geestelijke belangen
etrof, buiten de macht van de Staten,
us van Oldenbarneveldt en zijn aan-
ung, een eigen zelfstandige positie
zou innemen.
Burgemeester Hooft b.v. achtte het
een eisch, dat niet alleen bij de keuze
van kerkelijke ambtsdragers de Over-
eid moest worden gekend, maar ook
'u-u "^slechting van kerkelijke ge
schillen. Zijn standpunt was: Alle ge
zag in geestelijke zaken daalt af van
en vorst; de kerk vormt eenvoudig
een tak van dienst in den Staat, even
goe als het leger of de Waterstaat
an andere Poilitieken citeert de
c rijver dergelijke uitlatingen.
t Liep tijdens het twaalfjarig bestand
°h er het regime dezer heeren dan ook
oo erg, dat de bijna zeventigjarige
«rnhemsche predikant Johannes Fon-
anus uit den grond van zijn Gerefor-
T 9em°ed aan den Hoogleeraar
oertus, leermeest er van Bogerman,
C riï "Wier en ve ertig jaren ben ik
in de Evangelie-bediening werkzaam
geweest; vijf en dertig daarvan heb ik
te Arnhem doorgebracht, met gevaar
van leven en goed; de overige in de
Rijn-Paltz, onder den Keurvorst Fre-
derik III. Maar nooit heeft de recht-
geloovige kerk mij zulk een aanblik
vertoond als heden ten dage. Hoe nu
De beslissingen over de verhevenste
vraagstukken der godgeleerdheid zal
aan de wereldlijke overheid staan Wij
die te voren herders over de kudde
van den Heere Christus waren, wij zul
len voortaan schapen onder de macht
der Overheid wezen J"
Maar het standpunt der Gerefor
meerde Kerken, geleerd door hun
meester Calvijn hoe een kerk moet
worden ingericht, n.l vrije benoeming
van predikanten, ouderlingen en diake
nen door den Kerkeraad, vrije ver
gadering van kerkeraad, van classis,
van provinciale en nationale Synode
op gezette tijden, tucht, belijdenis enz.,
was niet het standpunt van Oldenbar
nevelt.
De schrijver zegt: „Indien Olden-
barnevlt dit standpunt had kunnen in
nemen, hoe geheel anders zou de ge
schiedenis van ons volk en van de Ge
reformeerde kerken zijn geweest".
Maar berucht is de „Kerkewet" van
Oldenbarnevelt, waardoor bepaald
werd, dat de beroeping van predikan
ten, ouderlingen en diakenen aan een
commissie van vier wereldlijken, door
de vroedschap aan te wijzen, stond.
Opmerkelijk is wat Groen van Prin-
sterer, dezen strijd beschrijvend, er van
zegt: „Ook hier een theologiseerend
volk, Calvinistische beslistheid, puri-
teinsche veerkracht en, om der con
sciëntie wille, onbedwingbaarheid van
vrijheidszin. Ook de eenvoudige chris
ten (aan het geloof en aan het veertig
jarige martelaarschap zijner vaderen
gedachtig) wist, dat aan de politieke
macht geen heerschappij toekomt in
de kerk".
De strijd der Contra-Remonstranten
en de Remonstranten is bekend. De
politieken stonden aan de zijde der
laatsten. Zij kozen in het zuiver ker
kelijk geding partij. Ze gingen zelfs
zoo ver, dat alle Godsdienstoefeningen
der Gereformeerden, zelfs buiten de
stad, verboden werden op een bij lijfs
dwang te verhalen boete van drie hon
derd gulden, voor eiken predikant, die
het woord gevoerd, de sacramenten be
diend of een hoofdstuk uit den Bijbel
zou voorgelezen hebbende; verclarende
voor verbeurt huys, schuyr, berchschip,
schuyt, velt ofte andere plaetsen daer
soodanighe oeffeninghe soude mogen
worden gedaen
De herhaling van Margaretha's plak
katen
Toen vertegenwoordigers van de
Schoonhovensche contra-Remonstran
ten in de Staten zich wilden verdedi
gen, duwde Oldenbarnevelt hun toe:
„hier valt geen repliek"
Ze mochten alleen maar het vonnis
aanhooren
Beide partijen haakten naar de be
slissing van het theologisch geding.
Maar hoe verschillend 1
De Remonstranten met de „Politie
ken" wilden haar in de raadkamer, dus
door de Overheid, doen beslissen, de
Calvinisten door de vergadering der
kerken, dus door de Synode.
Men kent de „Scherpe Resolutie"
van Oldenbarnevelt
le. vergunning tot het houden van
een Provinciale Synode, dus niet van
een Nationale, onder gezag en bestuur
van de Staten; 2e. de steden zijn ge
machtigd om tegenover de krijgsmacht
van den Stadhouder, op eigen kosten
waardgelders in dienst te nemen, ten
einde de Gereformeerden te bedwin
gen en zoo noodig Maurits tegen te
staan; 3e. van nul en geenerlei waarde
te beschouwen een klacht in religie
zaken, tegen de stedelijke regenten tot
de rechterlijke macht gericht".
Toen kwam Maurits
En met de inhechtenisneming van
Oldenbarnevelt was het pleit tusschen
Libertijnen en Calvinisten beslist.
De bekende Dortsche Synode heeft
den kerkelijken toestand gezuiverd.
De schrijver zegt: „Om de vrijheid
ging het in de dagen van Willem van
Oranje; om de vrijheid ging het even
eens in de dagen van diens zoon Mau
rits. Oranje heeft, met zijn ver vooruit
ziende, met zijn tolerantie politiek, voor
de Zuidelijke Nederlanden het pleit
verloren, ten gevolge ook en vooral
van Datheen's verwarring en door een
menging van taak en roeping der
Overheid en die der kerk, van de door
diens op de spits drijven der tegen
stelling tusschen roomsche en gerefor
meerde landgenooten. De Calvinisten
waren, veertig jaren later, door den
steun van Maurits overwinnaars in den
strijd tegen Oldenbarnevelt, die even
als Datheen, zij het dan aan den ap-
deren kant, Overheid en Kerk, wat
beider roeping aangaat, niet van el
kander wist te onderscheiden en wiens
streven het was om zelfs inzake leer
en belijdenis, de kerk afhankelijk te
maken van de Overheid".
Jammer, dat de Calvinisten nog niets
geleerd hadden van den tot tweemaal
toe herhaalden strijd, doch zelf weer
gingen doen wat ze van hun vijanden
ondervonden hadden. Zij vergolden
den Remonstranten wat ze van hen ge
leden hadden.
De strijd om de vrijheid, zegt de
schrijver, eindigde ten slotte met de
vrijheid alleen voor de Gereformeer
den.
Aan deze groote fout is het voor
namelijk te wijten, dat het Calvinisme
weer zoo spoedig inzonk. Dat ze Staats
kerk werd is haar grootste fout geweest
daardoor werd ze tot machteloosheid
gedoemd. In gansch de 17e en 18e
eeuw kon het niet meer komen tot een
Nationale Synode, als gevolg van den
drukkenden band, dien de Staat om
de kerk had gelegd. Geestelijk hebben
de Gereformeerde kerken daaronder
ontzettend geleden.
In den tijd der Fransche Revolutie
was ze zouteloos zout, had ze geen
kracht meer, zonder geloof en dies
zonder kracht en zonder invloed.
„Waarom vraagt de schrijver.
Omdat ze nog niet aandurfden het
eenig zuivere beginsel der Anti-Rev.
partijde vrije Kerk in den vrijen Staat
Zoowel het Roomsch-Datheensch
beginsel als het Libertijnsch beginsel
der politieken, was de ondergang der
Kerk.
Laat deze les der historie toch tot
ons doordringen
Nadruk verboden.
Dezer dagen las ik het volgende in een
onzer bladen
„Boter bij de visch" is een gezegde, dat ge
doemd is binnen niet al te langen tijd uit de
reeds kernachtige, specifiek-Hollandsche uit
drukkingen te verdwijnen. De tijd, waarin
idealistische jongelui het overschot van hun
bescheiden salaris niet aan bioscoop en soort
gelijke vermaken besteedden,maar zuinig
ter zijde legden, om te sparen voor wat aar
dige meubeltjes en een bescheiden uitzet, is
reeds lang voorbij. Men trouwt, neemt een
luxueus ameublement in huurkoop, koopt zijn
trouwcostuum op afbetaling, verorbert een
uitgebreid diner met dure wijnen met de be
lofte de kosten in maandelijksche termijnen
te voldoen.
De tijd is niet ver meer, dat we ons doosje
sigaretten van 30 cent de 20 betalen in
dagelijksche termijnen van één cent.
In dit stukske wordt de vinger gelegd op
een wonde plek van onze modernen tijd.
Het zoogenaamde „huurkoop-systeem" is
zéér verderfelijk.
En het neemt hand over hand toe.
Bij schier alle producten wordt het toegepast.
Men kan het zoo gek niet uitdenken of het
wordt in „huurkoop" verkrijgbaar gesteld.
Tot welke ellende dit systeem leidt werd
dezer dagen weer eens duidelijk geïllustreerd
in een geval, dat voor den politierechter be
handeld werd.
Een juffrouw uit de groote stad, de vrouw
van een werkman, had het op zichzelf lof
waardige denkbeeld in het hoofd gekregen, om
haar huishoudentje eens flink op te knappen.
'k Kan mij voorstellen hoe het gegaan is.
Het paar is een jaar of tien, misschien vijf
tien jaar getrouwd geweest, het huisboeltje raakt
wat versleten en er zijn vrienden of familie,
die netter voor den dag komen en men wil
toch niet voor anderen onder doen.
De firma die in „huurkoop" levert, geeft uit
komst.
Er wordt een prachtig ameublement gekocht
onder conditie, dat maandelijks vijf gulden wor
den afbetaald.
De juffrouw is in de wolken.
Vol verbazing zien de buren wat er wordt
thuisgebracht.
Een paar fijne clubfeuiteuls met chiqut be
kleeding, smaakvolle salonstoeltjes, dito tafel
enz. De buren sloegen de handen in elkander
zóó fijn als het er bij V.'s uitzag.
En waarvan deden ze het
Dat vraagstuk maakte de algemeene verwon
dering nog grooter.
Juffrouw V. en haar man lachten maar es.
Zij hadden hun zin.
Wel kwamen er meer zorgen.
't Weekloon was niet groot en iedere maand
5.— er af, viel niet mee.
Maar als de heer des huizes 's avonds van
zijn werk thuis kwam, vleide hij zich behaag
lijk in zijn diep-veerende chesterfield en daar
mede werden de zorgen toch weer ruimschoots
beloond.
Maar danI
Dan komt de werkloosheid.
En er kwam ziekte en geld overgespaard
had men niet.
Maar op het einde van iedere maand moesten
de 5.— er zijn. En het geld had men niet.
Integendeel, de nood kwam aan den man.
Er moest geld komen voor de allernoodzake
lijkste levensbehoeften.
Ten einde raad verkoopt juffrouw V. haar
mooie meubeltjes aan den een of anderen uit
drager, en dat terwijl ze nog niet eens geheel
afbetaald waren.
Zóó kwam het geval voor den rechter.
Het was verduistering.
Toch was het oordeel van dien rechter zeer
verstandig.
Het gedrag van die al te kooplustige juffrouw
kon hij natuurlijk niet goedkeuren en ze werd
dan ook veroordeeld, maar volgens hem lag
toch de grootste schuld bij de firma, die goe
deren in huurkoop gaf aan menschen van wien
zij kon weten, dat het sluiten van een der
gelijk contract hun financieele draagkracht te
boven gaat.
Inderdaad, zóó is het.
Wanneer men in een onzer groote steden
in de electrische tram stapt, ziet men reclame
bordjes, waarop te lezen staat: „Spreekt met
N. N. en 't komt in orde".
Een bedriegelijke reclame.
In vele gevallen komt 't nooit in orde, worden
de menschen er mee in den afgrond gebracht.
En waar het al lukt alles af te betalen, is het
geheele „huurkoop-systeem" nog boerenbedrog,
want het laat zich op de vingers uittellen, dat
de artikelen ver boven hun waarde verkocht
worden. De risico van dit verderfelijk systeem
wordt afgewenteld op den kooper en de rente
van het geld wordt natuurlijlk dubbel en dwars
betaald. De menschen zijn zoodoende aan alle
zijden het slachtoffer.
Toch hebben de kooplustige menschen zelf
ook schuld natuurlijk. Het schijnt wel alsof
menigeen in onzen tijd de rem en de controle
over zichzelf verloren heeft.
Men leeft bij het oogenblik.
Het is in bovenaangehaald krantenberichtje
juist geteekend.
Men ziet vooral in het groote stadsleven
maar ook ten plattelande 1 de opper
vlakkige levenswijze hoogtij vieren.
Gespaard wordt er niet meer.
Wat er wordt overgehouden, gaat wekelijks
op aan sigaretten, snoeperijen, bioscoop en an
der vermaak.
Maar ook de weelderigheid heeft ons te
pakken.
Standsverschil kent men in de stad niet. De
inrichting van een werkmanswoning mag tegen
woordig niet minder zijn dan van den welge-
stelden burger.
Dat is een kanker, die aan onze samenleving
vreet.
Want er is haast geen ongelukkiger leven
denkbaar, dan het zoogenaamde leven „boven
zijn stand". Dat brengt allerlei ellende met zich
mede. Pijnlijke zorgen, innerlijke armoede,
ontevredenheid, ten slotte ondervoeding en ge
brek. Want het meer uitgeven dan ontvangen
wordt al is het maar één dubbeltje wreekt
zich vast en zeker en vaak op bittere wijze.
Nu is het ook weer niet billijk, die grenzen-
looze oppervlakkige levenswijze van onzen tijd
en dat leven boven zijn stand alleen op de
schouders van de enkelingen te leggen.
Geheel onze maatschappelijke inrichting, onze
samenleving heeft er schuld aan.
Met minder dan het luxueuse is men niet
tevreden.
Ik wijs b.v. op de inrichting van velen onzer
scholen.
Waarom is hier niet gestreefd naar het een
voudige en sobere?
Zag onlangs een foto van het interieur
eener bewaarschool, waar dus kindertjes van
4—6 jaar enkele uren daags geborgen worden.
Al juich ik het toe, dat er gestreefd wordt naar
ruimte, lucht en licht, wat ik hier zag en wat
ik hiervan las, ging alle perken te buiten. Er
was hier geen geld bespaard.
Op zulk een wijze worden onze kinderen
al heel vroeg bedorven en verleerd wat een
voud is. Op vele scholen voor lager en middel
baar onderwijs is het niet beter. Er wordt in
onze dagen veel gesproken en veel geschreven
over de paedagogie, maar wat men hier bestaat,
gaat tegen de eerste regels der opvoedkunde in.
Voldoende en doelmatige leermiddelen is noodig.
Maar weelde en overdaad aan en in
Kipstra&t, hoek Pannekoekstraat
Rotterdam.
3SF" ZIE DE 5 ETALAGES
Geen Filialen. Telefoon 11309
onze scholen drukt niet slechts het staatsbudget,
maar schaadt de kinderziel.
Als het kind straks in de maatschappij treedt,
wordt het er niet beter op.
De winkel-etalages in onze groote steden
spreiden de grootste chique en weelde ten toon.
Wat men in honderden uitstalkasten ziet, is
er op berekend de begeerte te prikkelen en de
kooplust zoo hoog mogelijk op te voeren.
Ook dat is een kwaad, dat slechte invloed
heeft op de volksziel.
In het onderlinge verkeer is het precies zoo.
Overal treft men weer die pijnlijke, angst
vallige bedekking van wat men is en dat einde-
looze streven in conversatie en gedragingen
om meer te lijken dan men is.
Dat kwaade, dat in onze samenleving dreigt
algemeen te worden, zal ons geslacht karakter
loos maken. Men durft niet meer zichzelf te zijn.
Op het gelaat van menig jonge man mist men
dan ook de uitdrukking van een vast karakter,
wel ziet men het geaffecteerde lachje en de
uitdrukking van het verslapte wezen, product
van onzen modernen tijd.
En dat alles omdat de schijn ons te pakken
heeft. Het geeft niet meer wat of wie men is,
als men voor het oog van anderen maar iets
s c h ij n t te wezen, is men tevreden.
En op deze ziekelijke trek van ons modern
geslacht, wordt natuurlijk op allerlei wijze ijve
rig gespeculeerd, net zoo lang tot het laatste
halve centje uit de zak geklopt is.
Inderdaad, de afgod van den schijn heeft ons
moderne leven te pakken en onze dierbaarste
goederen als eenvoud, tevredenheid, soberheid,
waarheid en spaarzaamheid vallen er aan ten
offer.
UITKIJK.
EXODUS 33 14, 15.
„Hij dan zeide Zou mijn aangezicht
moeten medegaan, om u gerust te
stellen
Toen zeide hij tot Hem Indien Uw
aangezicht niet mede gaan zal, aoe ons
van hier niet optrekken".
(Slot).
Het is een onschatbaar voorrecht,
wanneer wij in de gunst des Heeren
mogen deelen. Maar wanneer kunnen
wij verwachten, dat Zijn aangezicht
met ons medegaat Wie mag op goe
den grond hopen op Zijn gunst?
Op die vraag komt 't voor ons aan.
Op Gods gunstrijke tegenwoordigheid
mag hij rekenen, die ze van harte be
geert en daaraan behoefte gevoelt; die
er van doordrongen is, dat hij Gods
gunst verbeurd heeft en ze daarom als
een genade afsmeekt; die gansch hul
peloos Zich aan de leiding van zijn God