K's
:len
Antire volutionair
Orgaan
in hoc signo vinces
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Het Uliegehind.
m
No. 3399
WOENSDAG 18 JANUARI 1928
42STE JAARGANG
)K
OE
fws
UKUÜ-t
|T UW
leenbank
H'Sluncni
Üj
installaties
oor en voor
idputten, enz.
)orraad, GASSTEL-
le kwaliteit BRA-
ïtten voor drainage's
Telef. no. 16
ieuwe Tong®
ichlnes, Wrin-
le.
tricitelt, Nlkkel-
celen.
Telef. 2854
I BEU juiehtbis
JBENBANK
it gelden aan leden
's-jaars. Ze neemt
i 3,84 pCt. 's-jaars,
Iden. Voorschotten
|ijks aangevraagd
der leden van het
|nheid tot inbreng-
van gelden eiken
aaU0n0 van 6-8 uur
i kassier D. JOPPE CZ.
zooals 2
:ompleet Ches-
solide 55.00,
it bestaands
1st voor den
Schrijftafels en
kring. Bezoekt
alleen de beste
bouwerij
>leet appa-
f 68.50
tfel geplaatst
W. BOEKHOVEN ét ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te asenden aan de Uitgevers
Land- en Tuinbouw.
to»?:
IDEL.
eurige
I] s pond f 1.15
Zondag.
t. -
ROTTERDAM
IMULATOREN
TE6III0UER OE
90STESHES1S
>DORP.«
gelden aan leden teger«
neemt gelden op te''
,rs ook van niet.ledeo.
kunnen dagelijks won
bij een der leden van
22180
|12 en 26 Jan., der
ten huize van den
ÏOSTENBRUGGE.
ISN dezen Winter
!ep. merk Vrucht.
|»um «KRIMPEN*,
resultaten,
feratis brochures over
welke U op aanvraag
aegezonden.
den opdat U verzekert
gelegenheid te kunnen
de officieele weder»
Èoeree en Overflakkee,
:|v. d. WENDE
Teer producten
IMELSDIJK.
eren worden franco
ation gezonden.
l-sommELSDur
29569
'5 - H'daui
ÏF. 1005 en 1946
.««O,
4S>
Deze Courait veischljnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.— per plaatslag.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
AdvertentlSn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
De aikomst is niet te loochenen.
Naar aanleiding van onz« driestar„Een
kwestie van macht", werd van socialistische
zijde beweerd, dat de sociaal-democratie niets
met de Fransche Revolutie te maken heeft, het
nakroost van de Fransche Revolutie zijn wel
de liberalen, maar niet de socialisten, zegt men.
Een oud praatje en een wel wat versleten
argument.
Het is zeker waar, dat het liberalisme in
de denkbeelden der Fransche Revolutie zijn
oorsprong vindt, dat wordt trouwens ook door
vooraanstaande liberale mannen als Mr. van
Houten en Mr. Cort van der Linden toege
geven. En het liberale Handelsblad heeft in
de dagen van den wereldoorlog, toen Frankrijk
door Duitschland zeer bedreigd werd, de ge
denkwaardige woorden geschreven: „Ons Libe
ralen, krimpt het hart ineen. Want zooveel meer
dan ras- of taalgemeenschap zegt ons de ge
meenschap van geest, dat wij, vooral wij libe
ralen, geesteskinderen van de Fransche Revo
lutie, nu wel bekommerd moeten zijn, om wat
er thans van Frankrijk worden kan".
Maar het een sluit het andere geenszins uit.
Niet minder dan de liberalen vinden de
sociaal-democraten hun afkomst in de denk
beelden der Fransche Revolutie. Het is ééne
lijn die loopt van liberalisme, door socialisme,
communisme naar anarchisme.
Éénmaal het heilloos standpunt der Fransche
Revolutie ingenomen, is er geen redden meer
aan, maar loopt het op de uiterste consequentie,
zooals we die in Rusland- ontwikkeld zien, uit.
Groen van Prinsterer heeft ons dat op mees
terlijke wijze in zijn boek „Ongeloof en Re
volutie" uiteengezet. Wat wij in onze dage»
zien gebeuren in communisme en bolsjewisme,
heeft hij al voor driekwart eeuw voorspeld.
Niet omdat die revolutionaire menschen zoo
slecht, zoo bloeddorstig zijn. Geenszins. Groen
zelf deelt ons mede, dat verschillende leidende
elementen der Fransche Revolutie als Danton,
Marat en Robespierre in 't geheel geen boos
aardig karakter hadden. Robespierre vooral
muntte uit door ingetogenheid en onbaatzuch
tigheid.
En dat zij toch tot de bekende gruweldaden
kwamen, zit dan ook niet in hun persoon, maar
in de natuur der Revolutieleer, welke zij voor
stonden.
En de natuur van deze leer is precies de
zelfde als de grondslag van liberalisme en so
cialisme, het is de loochening va,n God Almach
tig als Souverein van alle leven, dus ook van
het staatkundige leven, en het verheffen van
de menschelijke rede op den troon. Het is de
leer der volkssouvereiniteit, eerst gepredikt door
de Fransche Encyclopaedisten, en in 1789 in
de practijk omgezet, dezelfde leer door liberale
denkers ten volle aanvaard, maar evenzeer door
een Karl Marx en een Engels tt;n grondslag
gelegd aan de socialistische leer.
Daarom is het alles ten slotte maar een
kwestie van consequentie.
De socialisten in Nederland zijn wat betreft
hun politieke en staatkundige belijdenis op 't
°°genblik inconsequent. Door hun parlementaire
arbeid houden ze zich wat in toom. Bovendien
15 hun beweging gematigd door wat men zou
kunnen noemen het burgerlijk element. De z.g.
salon-socialisten" geven er momenteel de toon
aan. Vandaar die strijd in eigen boezem met
de meer consequente socialisten.
Maar dat huidige beeld in de S. D. A. P.
15 ®aar een phase. Dat kan ieder oogenblik
Veranderen. Iets daarvan hebben we gezien in
November 1918. En als een socialistisch raads
lid spreekt van een „machtskwestie", dan wordt
de
ware gestalte der so-ciaal-democratie even
door de plooien van het „burgerlijk" kleed
Achtbaar.
'do geestelijke vader de sociaal-democraten
dud Marx, de man van het communistisch ma-
n'fest, dat eindigde met de bekende woorden:
"Proletariërs aller landen, vereeaigt U 1" heeft
1?2egd: Daar is maar één itniddel om de
"loorddadjg^ doodsweeën der oude maatschap-
de moedige geboorteweeën der nieuwe te
I irkorten, te vereenvoudigen, te concentreeren,
'5ar één middel het revolutionaire terro-
I "sue".
'Andaar, dat de bolsjewistische leiders zich
ens weer „op den stichter der sociaal-demo-
Karl Marx, beroepen.. Zif immers zijn
de consequente toepassers van de socialistische
denkbeelden.
Het is dan ook verwonderlijk hoe som
mige socialisten, die nog al leiding moeten geven
hun kiezersvolk, den revolutionairen aard van
het socialisme telkens weer loochenen.
In wezen, is het socialisme revolutionair.
Dat wordt door ontwikkelde socialistische
leiders toegegeven.
De bekende socialist R. Kuyper b.v. schreef:
„Wij hebben het beginsel der democratie altijd
erkend, om dat wij het bewust of onbewust
beschouwen als bevorderlijk o.a. voor de spoe
dige komst van het socialisme Maar mocht het
blijken, dat op ondemocratische wijze het socia
lisme beter zou kunnen worden gediend, dan:
„Weg met de democratie". In de veranderde
maatschappelijke verhoudingen kan het zede
lijke tot onzedelijkheid, de weldaad tot plaag
worden". Juist omdat de S. D, A. P. geestes
kind der Fransche Revolutie is, kan dezelfde
socialistische schrijver komen tot het schrijven
van zijn geschrift: „Gereed voor de socialis
tische revolutie I"
Neen, toen ons socialistisch raadslid sprak
van een „kwestie van macht", was dat geen
vergissing, maar een zuivere openbaring van
de revolutionaire natuur van het socialisme.
(Nadruk verboden).
Wat de Landbouwboekhoudbureaux
ons leerden.
Reeds in 8 van de 11 provincies van ons
land zijn landbouwboekhoud bureaux geves
tigd, die de boekhouding van een kleiner of
grooter aantal landbouwbedrijven controleerden.
In 1925 (over '26 hebben we de volledige cijfers
nog niet) werden gecontroleerd: in Groningen
309, Friesland 709, Drenthe 12, Overijsel 159,
Noord-Holland 71, Zuid-Holland 15, Zeeland
33 en in Brabant 107 bedrijven. In 't Noorden
en 't Zuiden van ons land (Gr., Fr. en Br.)
is de deelname dus 't grootst. De uitkomsten
zijn uiteraard zeer verschillend, omdat de om
standigheden zeer uiteenloopen, niet alleen in
de onderscheiden landbouwgebieden, maar zelfs
bijna in elk bedrijf. Die verschillen in cijfers uit
te drukken, is niet mogelijk. Volgt hieruit, dat
men zeer voorzichtig moet zijn met het trekken
van conclusies uit de verkregen resultaten, toch
geven deze belangrijke aanwijzingen over ver
schillende vraagstukken, en die aanwijzingen
krijgen gaandeweg méér waarde naarmate het
aantal gecontroleerde bedrijven toeneemt. Voor
ditmaal wijzen we op het volgende: De pacht
of pachtwaarde per Hectare, welke over 1924
aanmerkelijk gestegen was in de prov. Gronin
gen, onderging daar geen verandering. In Fries
land werden eenigszins hoogere cijfers geno
teerd. Het totaal der uitgaven per H.A. on
derging door het een en ander eenige ver
anderingen. In enkele landbouwgebieden van
Groningen is het een paar gulden gestegen,
doch in de meeste daalde het eenigermate.
De bruto-opbrengst per H.A. in guldens is ech
ter aanmerkelijk gedaald. De gemiddelde daling
bedraagt in de prov. Groningen ongeveer 60,
en in Friesland 25. De landbouwgebieden,
waar veeteelt de voornaamste plaats in het be
drijf inneemt, hebben het minste van deze al-
gemeene daling te lijden. De vermindering der
bruto-opbrengst is het grootst in die streken,
waar de akkerbouw de grootste uitbreiding heeft.
De netto-opbrengst per H.A. in guldens is
vanzelfsprekend aanmerkelijk gedaald, door de
sterk verminderde bruto-opbrengst, terwijl de
totaal-uitgaven per H.A. geen groote verschillen
vertoonen met het voorgaande jaar. Over
zien we de uitkomsten in een 13-tal landbouw
gebieden in verschillende provinciën, waar 25
of meer gecontroleerde bedrijven voorkomen,
dan zien we daaronder 4 gebieden, waar ge
middeld een verlies werd geleden van ruim
12 tot ruim 43 per H.A. In de andere 9
gebieden was er gemiddeld een netto-opbrengst
varieerende van 569 tot 6747 per Hectare.
Nadrukkelijke vermelding verdient, dat de ar
beid, welke door den bedrijfsvoerder zelf is
verricht, niet afzonderlijk onder de uitgaven
is gerekend, zoodat deze in de netto-opbrengst
is begrepen.
De afzet van kleinere houtsorteeringen.
Ieder jaar staat menige boschbezitter voor
de moeilijke vraag„Waar blijf ik met mijn
verschillende verdunningsproducten 7 Op deze
vraag tracht de heer C. Houtzagers, hoofd
ambtenaar bij de Ned. HeideMij. een ant
woord te geven in het Jaarboek 1927 der Bosch-
bouwvereeniging In een breed opgezet artikel
geeft hij aan de hand van verschillende voor
beelden uit de praktijk zijn meening die ons van
groot belang toeschijnt en, in 't kort, hierop
neerkomt. In de meer boschrijke gebieden, voor
al die met veel jonge bosschen, levert de afzet
der producten der eerste dunningen vaak groote
moeilijkheden op. Raakt men het hout al kwijt,
de prijzen zijn minimaal en niet loonend. D«
eenige weg om hierin verbetering te brengen,
is het zelf verwerken van het hout tot diverse
sorteeringen, en dit dus pasklaar te maken voor
den konsument, en daarna rechtstreeks afleve
ren naar die streken, waar een tekort aan dit
hout bqstaat. Dit zal het meest loonend zijn
door hierbij algemeen gebruik te maken van
één Centraïen Verkoopdienst, zooals deze in
ons land sedert 1907 door de Ned. Heide-Mij.
ij ingesteld. Er moet voorts een algemeene ac
tie gevoerd worden tot verlaging der vrucht-
tarieven voor lichtere houtsorteeringen, afkom
stig uit Nederlandsche bosschen. De vele klach
ten over de te hooge van het zelf opwerken
van dit hout zijn uitsluitend een gevolg van de
onbedrevenheid ivan het personeel. Overal,
waar de plaatselijke markt overvoerd is, kan
deze methode met succes worden toegepast.
Door een nauwkeurige bestudeering van de
verschillende arbeidsverrichtingen, en van de
in gebruik zijnde hulpmiddelen, zal het moge
lijk zijn, de bedrijfsresultaten ook verder nog
belangrijk op te voeren. Het is, oordeelt de
heer Houtzagers ten slotte, dat er meer eenheid
komt in de benamingen en afmetingen ook bij
de kleinere sorteeringen, en dat gemeenschap
pelijk gestreefd wordt naar een algemeene
standaardeering der houtmaten. De gemeen
schappelijke afzet zal hierdoor zeer worden
vergemakkelijkt. Bij den heer Houtzagers staat
vast, dat niet alleen een deskundig gevoerde
dunning juist in de eerste 2, 3 of 4 dunningen,
dus uit de bosschen van 18- tot 30- a 35-jari-
gen leeftijd, al heel wat hout brengt, maar dat
de combinatie :sterker dunnen, takbemesting en
zelf opwerken van het dunsel, de weg is om
onze bosschen tot een beduidend hoogere renta
biliteit te brengen het hiervoor uit te geven
geld komt in veelvouden terug. Wij raden
boschbezitters, die op eenigszins grootere schaal
dunningen in jonge naaldhoutbopschen moeten
uitvoeren, aan, om hierover vooraf bij de Heide-
Mij. advies in te winnen.
Wenken en mededeelingen.
De Directie van den landbouw publiceerde
de resultaten van monsternemingen ter bepaling
van gewicht en gehalte der suikerbieten. Er
kwamen 221 berichten daarover bij haar in.
De monsters zijn genomen in alle deelen des
lands. Opmerking verdient, dat de uitkomsten
op^verschillende tijdstippen verschillend waren.
Zoo steeg het gewicht der bieten tsschen 15
Augustus en 7 Sept. van gemiddeld 306 tot
545 gram, en het suikergehalte van gem. 12.48
pCt. tot 14.83 pCt. Voor N.-Holland en noor
delijk Z.Holand heeft men nog te weinig gege
vens. Voor zuidelijk Z.-Holland werd gevon
den 595 gram per biet en 14.23 pCt. suiker
gehalte voor de Zeeuwsche eilanden 592 gram
en 15.27 voor Zeeuwsch-Vlaanderen 522
gram en 14,5%, voor Noord-Brabant en eenige
monsters uit Gelderland gemiddeld 521 gram
en 15.05 suikergehalte. Ter vergelijking ver
melden we nog de uitkomsten bij de 3 onder
zoekingen, welke in 1926 zijn ingesteld: 1 Sep
tember gewicht 621 gram, gehalte 15.89
15 Sept.: gewicht 720 gram, gehalte 16.15
Weet gij 7
Weet gij: dat al lang geijverd wordt voor
een Instituut ter bestrijding van het mond- en
klauwzeer; dat ook de 3 Centrale landbouw
organisaties met dit denkbeeld hun sympathie
hebben betuigd aan de Regeering; dat zij echter
aan den Minister te kennen hebben gegeven,
dat de bestrijding van genoemde ziekte niet
slechts een boerenbelang, maar een zeer groot
algemeen belang is omdat ons geheele land
groot belang heeft bij een gezonden veestapel
en bij een onbelemmerden uitvoer van vee en
zuivel Weet gij, dat die Organisaties om
genoemde redenen verklaard hebben: „Zulk een
Instituut is zeer gewenscht, maar niet de boer,
doch de Staat zal voor de totstandkoming moe
ten zorgen Weet gij voorts, dat als de taak
van zulk een instituut genoemd is: het practisch
behulpzaam zijn bij de bestrijding der ziekte,
waarbij een Commissie van Toezicht zal fun-
geeren, bestaande uit vertegenwoordigers van
de belangrijkste organisaties van landbouwers
veehouders Zóó opgevat, zal bedoeld Instituut
zeker door alle veehouders worden toegejuicht.
B-r.
DE BISAM-RAT.
Een dreigend .gevaar.
De heer J. H. Jurriaanse te Rotterdam schrijft
aan „De Maasbode".
Alvorens over het gevaar, dat ons land be
dreigt door een invasie van de Bisam-rat, te
spreken, zal het noodig zijn een korte beschrij
ving van dezen vijand te geven.
De Bisamrat, Fiber zibethicus, L., behoort
tot de knaagdieren. Het zijn in hun soort zeer
groote dieren, die 55 a 60 centimeter lang zijn,
gemeten van den neus tot het eind van den
staart De staart is 25 a 27 centimeter lang.
Het lichaam heeft dus de afmeting van een
wild konijn.
De kop is breed, rond en stomp, de neus dik
en kort, de bovenlip is gespleten en laat de
eenigszins oranje gekleurde snijtanden in de
bovenkaak zien. Snorharen zeer lang en stijf.
De oogen zijn naar verhouding klein. De oaren
klein en bijna geheel onder de haren van den
kop verborgen. De wangen zijn dik en even
als de geheele kop met itzondering van het
gedeelte rond den neus, zwaar behaard. De
hals is kort, waardoor heft-dier een meer of
minder gedrongen model heeft. De voorpooten
hebben vijf normale teenen, die gedeeltelijk
door een zwemhuid verbonden zijn. Alle teenen
zijn voorzien van krachtige kromme scherpe
nagels, die aan de achterpooten het grootst zijn,
De staart is zijdelings afgeplat en aan den
boven- en onderrand voorzien van sterke haren,
overigens is de staart vrijwel kaal en geschubd.
De kleur van de huid is op den rug bruin
achtig tot bruingeel, onderkant en zijden over
gaand in grijs, staart zwart.
Het vaderland van de Bisam-rat is Noord-
Amerika en Canada. Zij leeft daar vrijwel over
al waar water is. Haar voedsel bestaat uit wor
tels van waterplanten, schelpdieren, doch zij
schijnt ook visch, eieren, kleine vogels en zoog
dieren niet te versmaden.
De huid van de Amerikaansche Bisam-rat
is een gezocht artikel, en vormt na bereiding
en tal van verdere bewerkingen, het zooge
naamde Bisambont, maar ook „Sabelbisam,
Skunkbisam, Seal-bisam", enz.
In de uitgestrekte wildernissen van Noord-
Amerika en Canada schijnt het dier weinig of
geen schade aan te richten, en niettegenstaande
de jacht, die er op wordt gemaakt, niet aan
merkelijk in aantal te verminderen, dank zij
haar vruchtbaarheid.
De dieren passen zich, wat betreft den bouw
van hun nesten, geheel aan de omstandigheden
aan.
Zijn de oevers hoog, dan graven zij een hol
op vrij grooten afstand van den oever, welk
hol verbonden is door een hoofdingang naar
buiten, die onder den waterspiegel uitmondt.
Behalve deze uitgang zijn er nog andere die
dikwijls blind zijn en ver weg loopen.
Het hol wordt gevormd door een vrij ruime
kamer, die bekleed is met bladeren, riet enz.
en tevens dient als voorraadkamer voor den
winter.
Op plaatsen intusschen, waar de waterspie
gel ongeveer gelijk met de landoppervlakte ligt,
maken zij half-bol-vormige heuveltje van tak
ken en ijlei. Deze heuveltjes bevatten een
kamer van 40 a 60 centimeter middellijn, welke
kamer als eenige uitgang heeft een lange gang,
die ook onder den waterspiegel uitmondt.
Boven in den koepel van de woning bevindt
zich een opening voor de luchtverversching,
die listig aan het oog onttrokken is door riet,
bladeren en takjes. Deze woningen worden zoo
mogelijk gebouwd aan water, dat niet aan groo
te niveau-verschillen is blootgesteld, dit tenein
de onderloopen van het hol te voorkomen.
Hoewel de Bisam-rat in hoofdzaak nachtdier
is, kan men ze toch zeer dikwijls overdag waar
nemen.
Het zijn gezellige dieren, die steeds in vrij
groot aantal bij elkander wonen. Op stille
avonden kan men ze op het land en in het
water met elkander zien spelen. Bij het minste
onraad intusschen, wordt een waarschuwings
signaal gegeven, door een harden klap met den
platten staart op het water, welke klap dikwijls
op grooten afstand hoorbaar is. Bij dit signaal
heerscht plotseling groote verwarring. Alles
spoedt zich naar het water, om bliksemsnel
onder te duiken.
In 1906 hebben een paar adellijke personen
in Bohemen het noodig geoordeeld eenige le
vende Bisam-ratten uit Canada te importeeren,
in de hoop, dat de dieren zich in Bohemen
flink zouden vermenigvuldigen en daar ook een
bron van inkomsten zouden vormen voor hen,
die zich van de huiden meester maakten, om
dan op de bontmarkt te worden gebracht.
Deze hoop i^s gedeeltelijk in vervulling ge
gaan. De Bisam-rat heeft zich, dank zij het
zachte klimaat en overvloed van voedsel, ont
zettend vermenigvuldigd, maarhet bleek
dat de pels van de in Europa geboren dieren
vrijwel waardeloos was, tenminste niet in de
schaduw kon staan van die van zijn Amerikaan
sche neefjes.
Intusschen, het kwaad was eenmaal geschied
en de dieren verspreidden zich langs de ver
schillende waterwegen langzaam, voornamelijk
in Westelijke en Noordwestelijke richting, met
het resultaat, dat zij enkele weken geleden aan
de oevers van den Rijn zijn gesignaleerd.
Het is een merkwaardig feit, dat dieren die
naar andere werelddeelen worden overgebracht
om daar voort te telen, dikwerf sommige eigen
schappen hunner ouders verliezen en andere
daarvoor in de plaats krijgen, met het resultaat
dat de verandering van vaderland niet altijd
een gunstigen invloed schijnt uit te oefenen.
De Bisam-rat heeft zich nu geworpen op onze
cultuurgewassen, als graan, groenten, voeder-
planten, aardappelen, bieten enz. Maar ook
visch, tot zelfs groote karpers, worden niet
versmaad, ook eieren, watervogels, kikvorschen
enz. vormen een welkome afwisseling in haar
menu.
Het ergste is intusschen haar vernielzucht.
Van weilanden wordt de bodem ondergraven,
zoodanig dat het vee er in verzinkt en dreigt
de pooten te breken. Bouwland wordt doorgra
ven, de wortels afgeknaagd en de planten ge
heel uitgetrokken. Boomen worden afgeknaagd
enz.
Maar het allerergste is zijn graafwoede in de
dijken. Waterkeeringen, dijken, spoorwegdam-
men, worden aangetast en doorgraven met al
de vreeselijke gevolgen daaraan verbonden.
Men gelieve niet uit het oog te verliezen wat
het beteekent een gang van 15 a 20 centimeter
middellijn, dwars door den voet van een dijk.
Het gevolg is natuurlijk dat het water er door
stroomt, naar het lager gelegen land. Het water
spoelt vrij snel zand en klei uit dit gat, waar
door het snel grooter wordt. Hoe meer water
erdoor gaat, hoe meer piateriaal wordt wegge
spoeld, met het gevolg, dat in uiterst korten
tijd een dijkbreuk volgt.
Wat een dijkbreuk beteekent weten wij hier
te lande maar al te goed.
Het zal nu duidelijk worden, waarom wij
spraken van een dreigend gevaar.
Zooals wij hierboven zeiden is de Bisamrat
nu reeds aan de oevers van den Rijn waarge
nomen.
De Rijn is lang, dus is het niet omnogelijk
dat er nog eenigen tijd zal verstrijken voordat
de vijand over onze grenzen komt.
Het is daarom nu tijd, dat maatregelen wor
den genomen. Het is dus noodig dat ons gou
vernement zich in verbinding s'telt met de ver
schillende overstaten aan den Rijn, ten einde
zich regelmatig op de hoogte te houden van
den voortgang van den vijand. Intusschen moet
hier te lande de bevolking goed en grondig op
de hoogte worden gesteld van den aard en
eigenschappen van dit dier.
Niet alleen dijkbesturen, maar ook jagers
en vooral de jeugd moet weten wie en wat de
Bisam-rat is. Op de scholen, in publieke loka
len, postkantoren enz. moet nu reeds een goede
afbeelding met korte beschrijving hangen. Een
flinke premie moet worden gesteld op het ont
dekken van het dier en een nog grooter premie
op het dooden er van.
Het voorttrekken van den vijand moet over
al worden gesignaleerd en in deze worde de
hulp van de Pers ingeroepen.
En nu ten slotte de bestrijding zelve.
Met een goed jachtgeweer kan in sommige
gevallen voor en enkel exemplaar veel wor
den bereikt, maar met het oog op het buiten
gewoon snelle duiken van het dier, zal het
gebruik van een kogel-geweer m.eer aanbe
veling verdienen, omdat een «kogel uit een
modern geweer geschoten, veel sneller loopt dan
hagel uit een jachtgeweer. Intusschen is een
moderne karabijn geen gereedschap, dat veilig
is in veler handen en de jager moet een prima
schutter zijn en tevens een goed jager, hetgeen
niet altijd samen gaat.
Klemmen kunnen misschien worden toege
past, doch zoodanig, dat deze te water vallen
als het dier er in zit. Dit om snel verdrinken
te bevorderen. Weliswaar loopt men de kans,
dat het doode dier door zijn kameraden wordt
opgegeten, maar allicht zal er nog genoeg over
blijven, om den vanger zijn premie te doen
verdienen.
Het werken met gift is steeds gevaarlijk en
alleen vrij veilig in geoefende handen.
Met treffen en gedresseerde honden heeft
men in Duitschland goede resultaten bereikt.
Het is dus ook hier te probeeren.
Rest dus nog Het vangen met fuiken, ver
vaardigd van sterk ijzergaas, welke fuiken
men plaatst voor de opening van de pijp onder
water
Niet onmogelijk is het nog, dat men de die
ren in hun hol zal kunnen dooden door het
gebruik van cyanamide.
Dit is een poeder- of korrelachtige stof, die
in een vochtige atmosfeer het daarin gebonden
cyaan (blauw-zuur gas) loslaat. Het wordt in
Amerika toegepast tot het dooden van alle mo
gelijke ongedierte als schildluis en andere in
secten, ratten, konijnen, krabben, schildpadden
enz. De moeilijkheid intusschen is, dit poeder
in de pijp of gang, boven den waterspiegel in
te spuiten. Heeft men de gang eenmaal ont
dekt, en is men in staat deze gedeeltelijk bloot
te leggen, dan kan men met een soort blaas
balg het poeder in dien gang blazen. De
vochtigheid van de wanden doet het ontbinden,
het giftige gas komt vrij en de dieren zijn na
inademing daarvan in enkele seconden dood.
Intusschen mag dit cyanamide alleen door
geoefende menschen worden toegepast. Evenals
het.cyaangas voor de dieren absoluut doodelijk
is, zoo is het dat ook voor den mensch.
Zoolang een kind nog in de wieg
ligt, zal de huid van de kleine op
sommige plaatsen vaak rood en
branderig zijn en zelfs stuk gaan. Dit
verzacht en geneest men met PUROL
11
kif
I?
'l
1 U
VÏH