K's :len Antire volutionair Orgaan in hoc signo vinces voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Het Uliegehind. m No. 3399 WOENSDAG 18 JANUARI 1928 42STE JAARGANG )K OE fws UKUÜ-t |T UW leenbank H'Sluncni Üj installaties oor en voor idputten, enz. )orraad, GASSTEL- le kwaliteit BRA- ïtten voor drainage's Telef. no. 16 ieuwe Tong® ichlnes, Wrin- le. tricitelt, Nlkkel- celen. Telef. 2854 I BEU juiehtbis JBENBANK it gelden aan leden 's-jaars. Ze neemt i 3,84 pCt. 's-jaars, Iden. Voorschotten |ijks aangevraagd der leden van het |nheid tot inbreng- van gelden eiken aaU0n0 van 6-8 uur i kassier D. JOPPE CZ. zooals 2 :ompleet Ches- solide 55.00, it bestaands 1st voor den Schrijftafels en kring. Bezoekt alleen de beste bouwerij >leet appa- f 68.50 tfel geplaatst W. BOEKHOVEN ét ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiënen verdere Administratie, franco toe te asenden aan de Uitgevers Land- en Tuinbouw. to»?: IDEL. eurige I] s pond f 1.15 Zondag. t. - ROTTERDAM IMULATOREN TE6III0UER OE 90STESHES1S >DORP.« gelden aan leden teger« neemt gelden op te'' ,rs ook van niet.ledeo. kunnen dagelijks won bij een der leden van 22180 |12 en 26 Jan., der ten huize van den ÏOSTENBRUGGE. ISN dezen Winter !ep. merk Vrucht. |»um «KRIMPEN*, resultaten, feratis brochures over welke U op aanvraag aegezonden. den opdat U verzekert gelegenheid te kunnen de officieele weder» Èoeree en Overflakkee, :|v. d. WENDE Teer producten IMELSDIJK. eren worden franco ation gezonden. l-sommELSDur 29569 '5 - H'daui ÏF. 1005 en 1946 .««O, 4S> Deze Courait veischljnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.— per plaatslag. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. AdvertentlSn worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. De aikomst is niet te loochenen. Naar aanleiding van onz« driestar„Een kwestie van macht", werd van socialistische zijde beweerd, dat de sociaal-democratie niets met de Fransche Revolutie te maken heeft, het nakroost van de Fransche Revolutie zijn wel de liberalen, maar niet de socialisten, zegt men. Een oud praatje en een wel wat versleten argument. Het is zeker waar, dat het liberalisme in de denkbeelden der Fransche Revolutie zijn oorsprong vindt, dat wordt trouwens ook door vooraanstaande liberale mannen als Mr. van Houten en Mr. Cort van der Linden toege geven. En het liberale Handelsblad heeft in de dagen van den wereldoorlog, toen Frankrijk door Duitschland zeer bedreigd werd, de ge denkwaardige woorden geschreven: „Ons Libe ralen, krimpt het hart ineen. Want zooveel meer dan ras- of taalgemeenschap zegt ons de ge meenschap van geest, dat wij, vooral wij libe ralen, geesteskinderen van de Fransche Revo lutie, nu wel bekommerd moeten zijn, om wat er thans van Frankrijk worden kan". Maar het een sluit het andere geenszins uit. Niet minder dan de liberalen vinden de sociaal-democraten hun afkomst in de denk beelden der Fransche Revolutie. Het is ééne lijn die loopt van liberalisme, door socialisme, communisme naar anarchisme. Éénmaal het heilloos standpunt der Fransche Revolutie ingenomen, is er geen redden meer aan, maar loopt het op de uiterste consequentie, zooals we die in Rusland- ontwikkeld zien, uit. Groen van Prinsterer heeft ons dat op mees terlijke wijze in zijn boek „Ongeloof en Re volutie" uiteengezet. Wat wij in onze dage» zien gebeuren in communisme en bolsjewisme, heeft hij al voor driekwart eeuw voorspeld. Niet omdat die revolutionaire menschen zoo slecht, zoo bloeddorstig zijn. Geenszins. Groen zelf deelt ons mede, dat verschillende leidende elementen der Fransche Revolutie als Danton, Marat en Robespierre in 't geheel geen boos aardig karakter hadden. Robespierre vooral muntte uit door ingetogenheid en onbaatzuch tigheid. En dat zij toch tot de bekende gruweldaden kwamen, zit dan ook niet in hun persoon, maar in de natuur der Revolutieleer, welke zij voor stonden. En de natuur van deze leer is precies de zelfde als de grondslag van liberalisme en so cialisme, het is de loochening va,n God Almach tig als Souverein van alle leven, dus ook van het staatkundige leven, en het verheffen van de menschelijke rede op den troon. Het is de leer der volkssouvereiniteit, eerst gepredikt door de Fransche Encyclopaedisten, en in 1789 in de practijk omgezet, dezelfde leer door liberale denkers ten volle aanvaard, maar evenzeer door een Karl Marx en een Engels tt;n grondslag gelegd aan de socialistische leer. Daarom is het alles ten slotte maar een kwestie van consequentie. De socialisten in Nederland zijn wat betreft hun politieke en staatkundige belijdenis op 't °°genblik inconsequent. Door hun parlementaire arbeid houden ze zich wat in toom. Bovendien 15 hun beweging gematigd door wat men zou kunnen noemen het burgerlijk element. De z.g. salon-socialisten" geven er momenteel de toon aan. Vandaar die strijd in eigen boezem met de meer consequente socialisten. Maar dat huidige beeld in de S. D. A. P. 15 ®aar een phase. Dat kan ieder oogenblik Veranderen. Iets daarvan hebben we gezien in November 1918. En als een socialistisch raads lid spreekt van een „machtskwestie", dan wordt de ware gestalte der so-ciaal-democratie even door de plooien van het „burgerlijk" kleed Achtbaar. 'do geestelijke vader de sociaal-democraten dud Marx, de man van het communistisch ma- n'fest, dat eindigde met de bekende woorden: "Proletariërs aller landen, vereeaigt U 1" heeft 1?2egd: Daar is maar één itniddel om de "loorddadjg^ doodsweeën der oude maatschap- de moedige geboorteweeën der nieuwe te I irkorten, te vereenvoudigen, te concentreeren, '5ar één middel het revolutionaire terro- I "sue". 'Andaar, dat de bolsjewistische leiders zich ens weer „op den stichter der sociaal-demo- Karl Marx, beroepen.. Zif immers zijn de consequente toepassers van de socialistische denkbeelden. Het is dan ook verwonderlijk hoe som mige socialisten, die nog al leiding moeten geven hun kiezersvolk, den revolutionairen aard van het socialisme telkens weer loochenen. In wezen, is het socialisme revolutionair. Dat wordt door ontwikkelde socialistische leiders toegegeven. De bekende socialist R. Kuyper b.v. schreef: „Wij hebben het beginsel der democratie altijd erkend, om dat wij het bewust of onbewust beschouwen als bevorderlijk o.a. voor de spoe dige komst van het socialisme Maar mocht het blijken, dat op ondemocratische wijze het socia lisme beter zou kunnen worden gediend, dan: „Weg met de democratie". In de veranderde maatschappelijke verhoudingen kan het zede lijke tot onzedelijkheid, de weldaad tot plaag worden". Juist omdat de S. D, A. P. geestes kind der Fransche Revolutie is, kan dezelfde socialistische schrijver komen tot het schrijven van zijn geschrift: „Gereed voor de socialis tische revolutie I" Neen, toen ons socialistisch raadslid sprak van een „kwestie van macht", was dat geen vergissing, maar een zuivere openbaring van de revolutionaire natuur van het socialisme. (Nadruk verboden). Wat de Landbouwboekhoudbureaux ons leerden. Reeds in 8 van de 11 provincies van ons land zijn landbouwboekhoud bureaux geves tigd, die de boekhouding van een kleiner of grooter aantal landbouwbedrijven controleerden. In 1925 (over '26 hebben we de volledige cijfers nog niet) werden gecontroleerd: in Groningen 309, Friesland 709, Drenthe 12, Overijsel 159, Noord-Holland 71, Zuid-Holland 15, Zeeland 33 en in Brabant 107 bedrijven. In 't Noorden en 't Zuiden van ons land (Gr., Fr. en Br.) is de deelname dus 't grootst. De uitkomsten zijn uiteraard zeer verschillend, omdat de om standigheden zeer uiteenloopen, niet alleen in de onderscheiden landbouwgebieden, maar zelfs bijna in elk bedrijf. Die verschillen in cijfers uit te drukken, is niet mogelijk. Volgt hieruit, dat men zeer voorzichtig moet zijn met het trekken van conclusies uit de verkregen resultaten, toch geven deze belangrijke aanwijzingen over ver schillende vraagstukken, en die aanwijzingen krijgen gaandeweg méér waarde naarmate het aantal gecontroleerde bedrijven toeneemt. Voor ditmaal wijzen we op het volgende: De pacht of pachtwaarde per Hectare, welke over 1924 aanmerkelijk gestegen was in de prov. Gronin gen, onderging daar geen verandering. In Fries land werden eenigszins hoogere cijfers geno teerd. Het totaal der uitgaven per H.A. on derging door het een en ander eenige ver anderingen. In enkele landbouwgebieden van Groningen is het een paar gulden gestegen, doch in de meeste daalde het eenigermate. De bruto-opbrengst per H.A. in guldens is ech ter aanmerkelijk gedaald. De gemiddelde daling bedraagt in de prov. Groningen ongeveer 60, en in Friesland 25. De landbouwgebieden, waar veeteelt de voornaamste plaats in het be drijf inneemt, hebben het minste van deze al- gemeene daling te lijden. De vermindering der bruto-opbrengst is het grootst in die streken, waar de akkerbouw de grootste uitbreiding heeft. De netto-opbrengst per H.A. in guldens is vanzelfsprekend aanmerkelijk gedaald, door de sterk verminderde bruto-opbrengst, terwijl de totaal-uitgaven per H.A. geen groote verschillen vertoonen met het voorgaande jaar. Over zien we de uitkomsten in een 13-tal landbouw gebieden in verschillende provinciën, waar 25 of meer gecontroleerde bedrijven voorkomen, dan zien we daaronder 4 gebieden, waar ge middeld een verlies werd geleden van ruim 12 tot ruim 43 per H.A. In de andere 9 gebieden was er gemiddeld een netto-opbrengst varieerende van 569 tot 6747 per Hectare. Nadrukkelijke vermelding verdient, dat de ar beid, welke door den bedrijfsvoerder zelf is verricht, niet afzonderlijk onder de uitgaven is gerekend, zoodat deze in de netto-opbrengst is begrepen. De afzet van kleinere houtsorteeringen. Ieder jaar staat menige boschbezitter voor de moeilijke vraag„Waar blijf ik met mijn verschillende verdunningsproducten 7 Op deze vraag tracht de heer C. Houtzagers, hoofd ambtenaar bij de Ned. HeideMij. een ant woord te geven in het Jaarboek 1927 der Bosch- bouwvereeniging In een breed opgezet artikel geeft hij aan de hand van verschillende voor beelden uit de praktijk zijn meening die ons van groot belang toeschijnt en, in 't kort, hierop neerkomt. In de meer boschrijke gebieden, voor al die met veel jonge bosschen, levert de afzet der producten der eerste dunningen vaak groote moeilijkheden op. Raakt men het hout al kwijt, de prijzen zijn minimaal en niet loonend. D« eenige weg om hierin verbetering te brengen, is het zelf verwerken van het hout tot diverse sorteeringen, en dit dus pasklaar te maken voor den konsument, en daarna rechtstreeks afleve ren naar die streken, waar een tekort aan dit hout bqstaat. Dit zal het meest loonend zijn door hierbij algemeen gebruik te maken van één Centraïen Verkoopdienst, zooals deze in ons land sedert 1907 door de Ned. Heide-Mij. ij ingesteld. Er moet voorts een algemeene ac tie gevoerd worden tot verlaging der vrucht- tarieven voor lichtere houtsorteeringen, afkom stig uit Nederlandsche bosschen. De vele klach ten over de te hooge van het zelf opwerken van dit hout zijn uitsluitend een gevolg van de onbedrevenheid ivan het personeel. Overal, waar de plaatselijke markt overvoerd is, kan deze methode met succes worden toegepast. Door een nauwkeurige bestudeering van de verschillende arbeidsverrichtingen, en van de in gebruik zijnde hulpmiddelen, zal het moge lijk zijn, de bedrijfsresultaten ook verder nog belangrijk op te voeren. Het is, oordeelt de heer Houtzagers ten slotte, dat er meer eenheid komt in de benamingen en afmetingen ook bij de kleinere sorteeringen, en dat gemeenschap pelijk gestreefd wordt naar een algemeene standaardeering der houtmaten. De gemeen schappelijke afzet zal hierdoor zeer worden vergemakkelijkt. Bij den heer Houtzagers staat vast, dat niet alleen een deskundig gevoerde dunning juist in de eerste 2, 3 of 4 dunningen, dus uit de bosschen van 18- tot 30- a 35-jari- gen leeftijd, al heel wat hout brengt, maar dat de combinatie :sterker dunnen, takbemesting en zelf opwerken van het dunsel, de weg is om onze bosschen tot een beduidend hoogere renta biliteit te brengen het hiervoor uit te geven geld komt in veelvouden terug. Wij raden boschbezitters, die op eenigszins grootere schaal dunningen in jonge naaldhoutbopschen moeten uitvoeren, aan, om hierover vooraf bij de Heide- Mij. advies in te winnen. Wenken en mededeelingen. De Directie van den landbouw publiceerde de resultaten van monsternemingen ter bepaling van gewicht en gehalte der suikerbieten. Er kwamen 221 berichten daarover bij haar in. De monsters zijn genomen in alle deelen des lands. Opmerking verdient, dat de uitkomsten op^verschillende tijdstippen verschillend waren. Zoo steeg het gewicht der bieten tsschen 15 Augustus en 7 Sept. van gemiddeld 306 tot 545 gram, en het suikergehalte van gem. 12.48 pCt. tot 14.83 pCt. Voor N.-Holland en noor delijk Z.Holand heeft men nog te weinig gege vens. Voor zuidelijk Z.-Holland werd gevon den 595 gram per biet en 14.23 pCt. suiker gehalte voor de Zeeuwsche eilanden 592 gram en 15.27 voor Zeeuwsch-Vlaanderen 522 gram en 14,5%, voor Noord-Brabant en eenige monsters uit Gelderland gemiddeld 521 gram en 15.05 suikergehalte. Ter vergelijking ver melden we nog de uitkomsten bij de 3 onder zoekingen, welke in 1926 zijn ingesteld: 1 Sep tember gewicht 621 gram, gehalte 15.89 15 Sept.: gewicht 720 gram, gehalte 16.15 Weet gij 7 Weet gij: dat al lang geijverd wordt voor een Instituut ter bestrijding van het mond- en klauwzeer; dat ook de 3 Centrale landbouw organisaties met dit denkbeeld hun sympathie hebben betuigd aan de Regeering; dat zij echter aan den Minister te kennen hebben gegeven, dat de bestrijding van genoemde ziekte niet slechts een boerenbelang, maar een zeer groot algemeen belang is omdat ons geheele land groot belang heeft bij een gezonden veestapel en bij een onbelemmerden uitvoer van vee en zuivel Weet gij, dat die Organisaties om genoemde redenen verklaard hebben: „Zulk een Instituut is zeer gewenscht, maar niet de boer, doch de Staat zal voor de totstandkoming moe ten zorgen Weet gij voorts, dat als de taak van zulk een instituut genoemd is: het practisch behulpzaam zijn bij de bestrijding der ziekte, waarbij een Commissie van Toezicht zal fun- geeren, bestaande uit vertegenwoordigers van de belangrijkste organisaties van landbouwers veehouders Zóó opgevat, zal bedoeld Instituut zeker door alle veehouders worden toegejuicht. B-r. DE BISAM-RAT. Een dreigend .gevaar. De heer J. H. Jurriaanse te Rotterdam schrijft aan „De Maasbode". Alvorens over het gevaar, dat ons land be dreigt door een invasie van de Bisam-rat, te spreken, zal het noodig zijn een korte beschrij ving van dezen vijand te geven. De Bisamrat, Fiber zibethicus, L., behoort tot de knaagdieren. Het zijn in hun soort zeer groote dieren, die 55 a 60 centimeter lang zijn, gemeten van den neus tot het eind van den staart De staart is 25 a 27 centimeter lang. Het lichaam heeft dus de afmeting van een wild konijn. De kop is breed, rond en stomp, de neus dik en kort, de bovenlip is gespleten en laat de eenigszins oranje gekleurde snijtanden in de bovenkaak zien. Snorharen zeer lang en stijf. De oogen zijn naar verhouding klein. De oaren klein en bijna geheel onder de haren van den kop verborgen. De wangen zijn dik en even als de geheele kop met itzondering van het gedeelte rond den neus, zwaar behaard. De hals is kort, waardoor heft-dier een meer of minder gedrongen model heeft. De voorpooten hebben vijf normale teenen, die gedeeltelijk door een zwemhuid verbonden zijn. Alle teenen zijn voorzien van krachtige kromme scherpe nagels, die aan de achterpooten het grootst zijn, De staart is zijdelings afgeplat en aan den boven- en onderrand voorzien van sterke haren, overigens is de staart vrijwel kaal en geschubd. De kleur van de huid is op den rug bruin achtig tot bruingeel, onderkant en zijden over gaand in grijs, staart zwart. Het vaderland van de Bisam-rat is Noord- Amerika en Canada. Zij leeft daar vrijwel over al waar water is. Haar voedsel bestaat uit wor tels van waterplanten, schelpdieren, doch zij schijnt ook visch, eieren, kleine vogels en zoog dieren niet te versmaden. De huid van de Amerikaansche Bisam-rat is een gezocht artikel, en vormt na bereiding en tal van verdere bewerkingen, het zooge naamde Bisambont, maar ook „Sabelbisam, Skunkbisam, Seal-bisam", enz. In de uitgestrekte wildernissen van Noord- Amerika en Canada schijnt het dier weinig of geen schade aan te richten, en niettegenstaande de jacht, die er op wordt gemaakt, niet aan merkelijk in aantal te verminderen, dank zij haar vruchtbaarheid. De dieren passen zich, wat betreft den bouw van hun nesten, geheel aan de omstandigheden aan. Zijn de oevers hoog, dan graven zij een hol op vrij grooten afstand van den oever, welk hol verbonden is door een hoofdingang naar buiten, die onder den waterspiegel uitmondt. Behalve deze uitgang zijn er nog andere die dikwijls blind zijn en ver weg loopen. Het hol wordt gevormd door een vrij ruime kamer, die bekleed is met bladeren, riet enz. en tevens dient als voorraadkamer voor den winter. Op plaatsen intusschen, waar de waterspie gel ongeveer gelijk met de landoppervlakte ligt, maken zij half-bol-vormige heuveltje van tak ken en ijlei. Deze heuveltjes bevatten een kamer van 40 a 60 centimeter middellijn, welke kamer als eenige uitgang heeft een lange gang, die ook onder den waterspiegel uitmondt. Boven in den koepel van de woning bevindt zich een opening voor de luchtverversching, die listig aan het oog onttrokken is door riet, bladeren en takjes. Deze woningen worden zoo mogelijk gebouwd aan water, dat niet aan groo te niveau-verschillen is blootgesteld, dit tenein de onderloopen van het hol te voorkomen. Hoewel de Bisam-rat in hoofdzaak nachtdier is, kan men ze toch zeer dikwijls overdag waar nemen. Het zijn gezellige dieren, die steeds in vrij groot aantal bij elkander wonen. Op stille avonden kan men ze op het land en in het water met elkander zien spelen. Bij het minste onraad intusschen, wordt een waarschuwings signaal gegeven, door een harden klap met den platten staart op het water, welke klap dikwijls op grooten afstand hoorbaar is. Bij dit signaal heerscht plotseling groote verwarring. Alles spoedt zich naar het water, om bliksemsnel onder te duiken. In 1906 hebben een paar adellijke personen in Bohemen het noodig geoordeeld eenige le vende Bisam-ratten uit Canada te importeeren, in de hoop, dat de dieren zich in Bohemen flink zouden vermenigvuldigen en daar ook een bron van inkomsten zouden vormen voor hen, die zich van de huiden meester maakten, om dan op de bontmarkt te worden gebracht. Deze hoop i^s gedeeltelijk in vervulling ge gaan. De Bisam-rat heeft zich, dank zij het zachte klimaat en overvloed van voedsel, ont zettend vermenigvuldigd, maarhet bleek dat de pels van de in Europa geboren dieren vrijwel waardeloos was, tenminste niet in de schaduw kon staan van die van zijn Amerikaan sche neefjes. Intusschen, het kwaad was eenmaal geschied en de dieren verspreidden zich langs de ver schillende waterwegen langzaam, voornamelijk in Westelijke en Noordwestelijke richting, met het resultaat, dat zij enkele weken geleden aan de oevers van den Rijn zijn gesignaleerd. Het is een merkwaardig feit, dat dieren die naar andere werelddeelen worden overgebracht om daar voort te telen, dikwerf sommige eigen schappen hunner ouders verliezen en andere daarvoor in de plaats krijgen, met het resultaat dat de verandering van vaderland niet altijd een gunstigen invloed schijnt uit te oefenen. De Bisam-rat heeft zich nu geworpen op onze cultuurgewassen, als graan, groenten, voeder- planten, aardappelen, bieten enz. Maar ook visch, tot zelfs groote karpers, worden niet versmaad, ook eieren, watervogels, kikvorschen enz. vormen een welkome afwisseling in haar menu. Het ergste is intusschen haar vernielzucht. Van weilanden wordt de bodem ondergraven, zoodanig dat het vee er in verzinkt en dreigt de pooten te breken. Bouwland wordt doorgra ven, de wortels afgeknaagd en de planten ge heel uitgetrokken. Boomen worden afgeknaagd enz. Maar het allerergste is zijn graafwoede in de dijken. Waterkeeringen, dijken, spoorwegdam- men, worden aangetast en doorgraven met al de vreeselijke gevolgen daaraan verbonden. Men gelieve niet uit het oog te verliezen wat het beteekent een gang van 15 a 20 centimeter middellijn, dwars door den voet van een dijk. Het gevolg is natuurlijk dat het water er door stroomt, naar het lager gelegen land. Het water spoelt vrij snel zand en klei uit dit gat, waar door het snel grooter wordt. Hoe meer water erdoor gaat, hoe meer piateriaal wordt wegge spoeld, met het gevolg, dat in uiterst korten tijd een dijkbreuk volgt. Wat een dijkbreuk beteekent weten wij hier te lande maar al te goed. Het zal nu duidelijk worden, waarom wij spraken van een dreigend gevaar. Zooals wij hierboven zeiden is de Bisamrat nu reeds aan de oevers van den Rijn waarge nomen. De Rijn is lang, dus is het niet omnogelijk dat er nog eenigen tijd zal verstrijken voordat de vijand over onze grenzen komt. Het is daarom nu tijd, dat maatregelen wor den genomen. Het is dus noodig dat ons gou vernement zich in verbinding s'telt met de ver schillende overstaten aan den Rijn, ten einde zich regelmatig op de hoogte te houden van den voortgang van den vijand. Intusschen moet hier te lande de bevolking goed en grondig op de hoogte worden gesteld van den aard en eigenschappen van dit dier. Niet alleen dijkbesturen, maar ook jagers en vooral de jeugd moet weten wie en wat de Bisam-rat is. Op de scholen, in publieke loka len, postkantoren enz. moet nu reeds een goede afbeelding met korte beschrijving hangen. Een flinke premie moet worden gesteld op het ont dekken van het dier en een nog grooter premie op het dooden er van. Het voorttrekken van den vijand moet over al worden gesignaleerd en in deze worde de hulp van de Pers ingeroepen. En nu ten slotte de bestrijding zelve. Met een goed jachtgeweer kan in sommige gevallen voor en enkel exemplaar veel wor den bereikt, maar met het oog op het buiten gewoon snelle duiken van het dier, zal het gebruik van een kogel-geweer m.eer aanbe veling verdienen, omdat een «kogel uit een modern geweer geschoten, veel sneller loopt dan hagel uit een jachtgeweer. Intusschen is een moderne karabijn geen gereedschap, dat veilig is in veler handen en de jager moet een prima schutter zijn en tevens een goed jager, hetgeen niet altijd samen gaat. Klemmen kunnen misschien worden toege past, doch zoodanig, dat deze te water vallen als het dier er in zit. Dit om snel verdrinken te bevorderen. Weliswaar loopt men de kans, dat het doode dier door zijn kameraden wordt opgegeten, maar allicht zal er nog genoeg over blijven, om den vanger zijn premie te doen verdienen. Het werken met gift is steeds gevaarlijk en alleen vrij veilig in geoefende handen. Met treffen en gedresseerde honden heeft men in Duitschland goede resultaten bereikt. Het is dus ook hier te probeeren. Rest dus nog Het vangen met fuiken, ver vaardigd van sterk ijzergaas, welke fuiken men plaatst voor de opening van de pijp onder water Niet onmogelijk is het nog, dat men de die ren in hun hol zal kunnen dooden door het gebruik van cyanamide. Dit is een poeder- of korrelachtige stof, die in een vochtige atmosfeer het daarin gebonden cyaan (blauw-zuur gas) loslaat. Het wordt in Amerika toegepast tot het dooden van alle mo gelijke ongedierte als schildluis en andere in secten, ratten, konijnen, krabben, schildpadden enz. De moeilijkheid intusschen is, dit poeder in de pijp of gang, boven den waterspiegel in te spuiten. Heeft men de gang eenmaal ont dekt, en is men in staat deze gedeeltelijk bloot te leggen, dan kan men met een soort blaas balg het poeder in dien gang blazen. De vochtigheid van de wanden doet het ontbinden, het giftige gas komt vrij en de dieren zijn na inademing daarvan in enkele seconden dood. Intusschen mag dit cyanamide alleen door geoefende menschen worden toegepast. Evenals het.cyaangas voor de dieren absoluut doodelijk is, zoo is het dat ook voor den mensch. Zoolang een kind nog in de wieg ligt, zal de huid van de kleine op sommige plaatsen vaak rood en branderig zijn en zelfs stuk gaan. Dit verzacht en geneest men met PUROL 11 kif I? 'l 1 U VÏH

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1928 | | pagina 1