CHILE AUKS IIIGZI1E1 leit Jjontaa Antirevolutionair Orgaan voor de Zoidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. eerste blad. 'OH IN HOC SIGNO VINCES ?riD FMo. 3394 ZATERDAG 31 DECEMBER 1927 42ste JAARGANG le Winter raai 1618, schiedmii IT UW Oud en Nieuw. Op den Uitkijk. |r het Een le ge- >pelijk id.de te de ïaken ;ces, weet st ge- illeen- I veel zrom ageh huis iEBODEN s <EENBANK jwira-' -WEISS" •mpleet appa- f 68.50 ie. oestel geplaa,st f 120»- W. BOEKHOVEN ZONEN lie stukken voor d@ Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Admiaistratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers |DRAI5lf!AvANVALKENBURQ'S-- e A -iLEVERTRy ii. Al >eg No. 2 No 1 |e ploeg 2 ■Jo. 2 E 10 haarploeg f 40,- f 30,- f 20,- 15.~ f 10,- f 10,- JDOORP.« it gelden aan leden tegen Zij neemt gelden opte< 'jaars ook van nietdeden, kunnen dagelijks wor< ;d bj| een der leden van 22180 1, 15 en 29 Dec., dei lur, ten huize van den OOSTFNBRITGGE. BBENS - SPEK. INMAAKVAATJES KUIPERIJ 'H. J. BORSTEN mzang 26-28, Rotterdam iet behandelen WASCH Is en Strijklnrichting ouden en controleeren Speciaal voor Midden» Landbouwbedrijven. OOIWEER Co. DELHARNIS. 731 - TELEF. 78. •OMEN dezen Winter ns Gedep. merk Vrucht» Ineum »KRIMPEN«> :ste resultaten. gratis brochures over ng welke U op aanvraag toegezonden, heden opdat U verzekert ;e gelegenheid te kunnen bij de officieele weder» Goeree en Overflakkce, v. d. WENDE ten Teerproducte» OMMELSDIJK. ederen worden franco station gezonden. OezTcourant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bR vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Nog weinige uren en het jaar onzes f Heeren, 1927 heeft zijn kringloop vol- I bracht. Het is goed, dat we de wisseling des Ijaars in gewijde stemming doorbrengen. De tijden zijn in des Heeren hand. Maar met deze belijdenis zijn we er Iniet af, ook dat moet werkelijkheid in Ions leven worden, de taal van 't hart, j dat er naar uitgaat om bij de wisseling Ivan het vergankelijke en veranderlijke heul en troost te zoeken bij den Eenen ■Die onvergankelijk en onveranderlijk at bijzonder bij ons de oudejaars avondstemming weemoedig maakt, is, dat we in 't snel voorbijschietende jaar, het beeld van ons eigen leven zien. Het jaar maakt een kringloop, het keert tot zijn uitgangspunt terug. Het eindigt waar het begon. Het begon in het hart van den winter en het eindigt er in, en als een wervelwind cirkelt het voorbij. Zoo is het ook met den mensch. Gods Woord zegt het ons: de geest van den mensch gaat uit en keert weder tot de aarde. In den oorspronkelijken tekst is mensch Adam en aarde Adama, de adam keert weder tot zijn adama, stof zijt gij en tot stof zult gij weder- keeren. Dat is de kringloop van den mensch. Hij eindigt bij het punt van uitgang, ^jeeld van het jaar, dat als een damp dween. De oudejaarsavondstemming roept >ns dan ook het memento-mori toe, het gedenk te sterven. Er is dus wel reden voor die wee- oedsstemming op oudejaarsavond, tenzij men de heilige kunst verstaat den blik van het vluchtige aardsche op te heffen tot Hem Die boven den tijd roont, tot Hem die de eeuwen acht als ren en alle eeuwigheid verduren zal. Wij zijn gevangenen in den ijzeren f [reep van den tijd, en daarom is onze bel onrustig, totdat zij houvast krijgt aan Hem die de tijden beheerscht, tot dj rust vindt in God, den Almachtige. Het is goed dat we op den oudejaars avond onze ziel opheffen boven het vergankelijk aardsche en het rustpunt toeken in God. Want onze ziel neigt zonder dit eeu- ig vaste rustpunt naar den dood die eeuwig is. Hu is dit het heerlijke troostrijke dat we, dank zij de vleeschwording des Woords het rustpunt in den eeuwig "vergankelijke mogen zoeken. Wanneer we het Kerstevangelie in onze zielen ontvangen hebben en in dat kindeke in de kribbe onzen Borg en Middelaar aanvaarden, mogen wij met volle vrijmoedigheid gaan tot Hem die boven den tijd troont. En dat hebben wij toch noodig. Hoe durven wij eigenlijk zonder dat t nieuwe jaar ingaan En hoe zullen We troost vinden als we niet belijden unnen dat alles wat 1927 ons bracht ons uit de Hand onzes Hernelschen Va- üers is toegekomen Wij allen hebben toch onze zorgen, _nze moeiten. Hoevele wonden in dit )aar geslagen, worden op den oudejaars .vond weer opgehaakt. Hoe vele ange zorgen nemen de meeste onzer e e uh het oude jaar in het nieuwe l^ver ]^at zullen we met dit alles doen |het ndien we er niet mede kunnen naderen t Hem die de eeuwen schiep Ben ï!.niet het 9ebed des verdruk- uikf- overstelpt is en zijn klacht lten?°rt V00r het aangezicht des Hee- Lees Psalm 102. Hoor zijn troost als hij zich vastklemt aan den eeuwig Onvergankelijke „Gij hebt voormaals de aarde gegrond en de hemelen zijn het werk uwer han den. Die zullen vergaan maar gij zult staande blijven en zij allen zullen als een kleed' verouden. Gij zult ze veran deren als een gewaad en zij zullen ver anderd zijn. Maar gij zijt de zelfde en uwe jaren zullen niet geëindigd wor den." Heft uwe ziel dan op tot den Onver gankelijke, opdat zij leve in der eeuwig heid. Het is goed dat we zoo het nieuwe jaar ingaan. Want ook de onzekerheid onzer toe komst heeft iets beangstigends als we onzen weg alleen gaan moeten. Wanneer we echter weten dat ons lot in Gods Vaderhand besloten ligt, gaan we vertrouwend verder, wetend dat alles wat ons toekomt, niet bij ge val maar om ons bestwil ons overkomt. Zóó kunnen we zelfs blijmoedig ver der gaan. Wij weten niet wat 1928 ons bren gen zal. Wij gedenken aan land en volk en ziende op onze zonde en de zonden on zes volks, gevoelen wij, dat we allen Gods oordeelen waardig zijn. Ieder jaar weer zien we een verder afdwalen van den weg des geloofs. De anti-christelijke geest wint veld. Het hoofd-orgaan der Sociaal-de mocraten gaf met Kerstmis een hoofd artikel waar boven te lezen stond met groote vette letters „Vrede nóch wel behagen" en welk artikel eindigt met de woorden Buiten in den nacht, zoekt 't kind vergeefs een plaats om geboren te worden. Maar er is geen plaats in de herberg van het kapitalisme. Geen plaats voor de verloochende kribbe van den Bruidegom der Armoede." Dat is de ongeloofstaai van 'n kwart gedeelte van ons volk. Zij brallen hun ongeloof uit van de daken. En hoevelen zijn er nog behalve dezen die eveneens met God en Zijn Woord gebroken hebben Inderdaad het percentage dat nog vasthoudt aan het evangelie des Heils is maar klein. Maar ook dezen verzon- digen alle weldaden des Heeren iede- ren dag. Daarom is er wel reden op den ou dejaarsavond in het stof te buigen en ons voor God te verootmoedigen en den Vader in den Hemel te smeeken „Heere, tenzij uw aangezicht met ons gaat, laat ons van hier niet optrekken." In dezen geest wenschen wij al onze lezers en lezeressen een gezegend nieuwjaar. Nadruk verboden. Oudejaarsavond. Een oogenblik staat de tredmolen des levens stil en worden we opgeschrikt uit den dage- lijkschen sleur van ons leven. Al weer een jaar voorbij. En onze gedachten gaan terug, wij overzien in vogelvlucht alles wat het jaar 1927 ons ge bracht en ontnomen heeft. Maar als het daarbij blijft, is onze oudejaars avond toch wel heel arm Als bij de wisseling der tijden onze blik ho rizontaal blijft en niet verticaal wordt, zich niet naar boven richt, dan eindigen we een jaar in de meest erbarmelijke geestelijke armoede en zetten we een nieuw jaar even arm in. Het „viert uwe vierdagen" geldt ook voor onze jaarwisseling. Gods Woord gaat ons daarin voor. Telkens lezen we het gebod, dat we zullen gedenken en telkens lezen we, dat Gods kin deren gedenken. Dat spreekt haast vanzelf. De Heere van hemel en aarde heeft de tijden in Zijn hand en Hij doet Zijn welbehagen en Gods kind weet, dat zijn leven in die Godde lijke Hand besloten ligt, dat al hetgeen hem overkomt, niet bij geval, maar uit de Vader hand hem wordt toebeschikt. Rijken zegen gaat er dan ook uit van de oude jaarsavondviering in onze christelijke gezinnen. Ik herinner me levendig hoe het altijd bij ons thuis was. Van kind af aan, toen ik de kunst begon te verstaan „op te blijven", vierde ik in ons groot gezin mede den oudejaarsavond, en dat was een onvergetelijken avond, een intiemen avond, waarop mijn vader steeds het juiste stempel drukte. Reeds in de kerk kwam er de rechte stemmng in en ais we thuis kwamen werd die stemming niet meer door allerlei nietigheden en beslom meringen weggevaagd, maar bleef ze. Zooveel mogelijk waren alle broers en zusters present en ik herinner me, dat ook vrienden en vrien dinnen steeds gaarne den oudejaarsavond bij ons thuis doorbrachten. Tegen twaalf uur begon men buiten op de straten te schieten en lawaai te maken, de booten begonnen te fluiten, het oude jaar werd uit-, het nieuwe jaar ingeluid. Maar dan nam mijn vader z'n bijbel en las Prediker III, waar we lezen, dat alles z'n bestemden tijd heett, maar dat God ook de eeuwen de eeuwigheid in het hart van den mensch gelegd heelt, dat al hetgeen dat geweest is, dat is nu en wat wezen zal dat is alreeds geweest en God zoekt het weggedrevene. Ik weet, dat al wat God doet, dat zal in der eeuwigheid zijn, er is niet toe te doen, er is niet at te doen, en God doet dat, opdat men vreeze voor Zijn Aangezichte. Wat een bekende oudejaarsavond- klanken. En dan Psalm 90 het gebed van Mozes den man Gods. Eer de bergen geboren waren en Gij de aarde en de wereld voortgebracht hadt, ja van eeuwigheid tot eeuwigheid zijt Gij God. Duizend jaren zijn in Uw oogen ais de dag van gisteren. Al onze dagen gaan heen door Uwe verbolgenheid, wij brengen onze jaren door als een ge.dachte. Een gebed van boete, van aanbidding en dankzegging. En dan zongen we het bekende gezang Uren, dagen, maanden, jaren, vliegen als een schaduw heen, waarop men vader voorging in gebed. Dat was steeds onze oudejaarsavondviering. Mijn vader was koning, proleet en priester in zijn gezin. En gelukkig, zoo gaat het in duizenden ge zinnen in ons land en daarbuiten. Welk een rijken zegen is het ^ls God ons in zulk een gezin doet opgroeien, het is een geestelijke schat, die we geheel ons leven mede- nemen, een zegen Gods, waarvoor we heel ons leven lang dankbaar moeten zijn. En toch is de vrees gewettigd, dat de kring, waarin op deze wijze oudejaarsavond wordt gevierd, steeds kleiner wordt. Onze feestdagen worden hoe langer hoe meer opgeëischt voor vermaak en spel en dat nog niet eens van het onschuldigste soort. Ik heb het nu pa,s op tweeden Kerstdag nog meegemaakt. In een overvolle tram hoorde ik een gesprek aan, dat tusschen een paar jongelui gevoerd werd. 't Ging eerst natuurlijk over „het slechte weer", dat de Ktrstdagen „ver galde". Maar dan wist een uit het groepje toch nog een lichtpuntje aan te wij zen. De bioscoop 1 Dat bleef altijd nog een welkom toevluchtsoord. Maar daarop antwoordde een ander, d.at dit met dit slechte weer ook al niet alles was. De bioscoopgelegenheden waren overpropt vol. Wanneer je niet vooraf een plaatsbewijs ge haald had of uiterlijk een half uur voor het aan- vangsuur een kaart haalde, was je er zeker van er niet in te kunnen. Dat werkt minder aangenaam weer uit op onze Kerstdagen. Zoo zal het ook op oudejaarsavond en nieuw jaarsdag zijn. De dagbladen kondigen de gelegenheden van publiek vermaak in groote annonces reeds aan. Schouwburg, concert, dancing, bioscoop, elk wat wils. Zoo wordt het oude jaar weggelachen. En nu is blijdschap zeker geoorloofd. Wie denkt, dat de ware godsdienst bestaat in kniezen en jammeren en weeklagen, kent het dienen van God niet. Prediker III, wat ik zoo even aanhaalde, zegt het ook, dat ieder mensch ete en drinke en het goede geniete van al zijn arbeid, want dit is ook een gave Gods en de Prediker zegt„Dies heb ik gezien, dat er niets beter is, dan dat de mensch zich verblijde in zijn werken, want dat is zijn deel." Blijdschap en het dienen van God is dan ook geen tegenstelling, veeleer gaat het steeds ge paard. Het zijn niet de beste kinderen van God, die steeds al zuchtend en klagend hun weg gaan. Zij stooten anderen af, in plaats, dat ze anderen tot jaloerschheid verwekken en opwekken tot het dienen van God. Gods Woord zegt het ons dan ook andersGods vriendelijk Aangezicht, heeft vroolijkheid en licht, voor alle oprechte harten. Ik heb in mijn jeugdjaren dan ook vele kinderen des Heeren gekend, die in vollen vrede zijn heengegaan en juichen voor Gods troon, maar die hier op aarde in gezelschap van anderen altijd met een lach op het gelaat van den dienst des Heeren spraken, er waren opgeruimde naturen bij, humoristen soms, die op zijn tijd een kwinkslag gaven, waarover hartelijk gelachen werd. Neen, God maakt van Zijn kinderen geen kniezers. Maar we moeten er dan ook op letten dat het licht en de vroolijkheid gezaaid is voor de oprechte harten. Wanneer ons leven versomberd en verdonkerd wordt door onze openbare of heimelijke zonden, dan is het an ders, dan trekt God zich ook van ons terug en zijn rondom Hem woiken en donkerheid. Maar dat ligt dan aan ons zelf, niet aan onzen Hernelschen Vader, die blijdschap in onze harten wil uitstorten. En zoo behoeft dan ook oudejaarsavond niet al zuchtend te worden doorgebracht, wanneer God ons reden geeft tot blijdschap en dank baarheid. Om blijdschap mogen we bidden. Het gebed van Mozes is ook hier tot voor beeld Verzadig ons in den morgenstond met Uwe goedertierenheid, zoo zullen wij juichen en verblijd zijn alle onze dagen. Verblijd ons naar de dagen in welke Gij ons verdrukt hebt. Dat mag ons gebed en onze stemming zijn op oudejaarsavond, wanneer we ons kinderen des Heeren weten. En dat is ook ten slotte de eenige blijdschap die er is. De wereld lacht en danst het oude jaar uit, maar dat lachen en dansen vertolkt nog geen blijdschap. Wanneer we die menschen uit de bioscoop en de danszaal eens volgen konden naar hun wo ning en daar een blik werpen op hun eigenlijk, hun werkelijk leven, welk een wereld van jam mer en ellende, van ontevredenheid en trooste loosheid zou ons openbaar worden. Het is dan ook niet teveel gezegd als we veronderstellen, dat al dat jagen naar genot en ontspanning voor de meesten in den grond der zaak niets anders is dan zoeken naar iets dat gemist wordt, dat de ziel leeg maakt en hon- gerig. En daarom behoeft de blijdschap dezer wereld ons nooit tot jaloezie te wekken, want ze vol doet niet en ook haar oudejaarsavondpret be hoeft ons niet te bekoren, want ze houdt den mensch op het beste tijdstip, waarop hij de vleugels zou kunnen uitslaan om toch eenmaal in het jaar een wijle in hooger sferen te ver toeven, gebonden aan het platvloersche, het alledaagsche ,het horizontale. De oudejaarsavond moet worden doorgebracht in den intiem-huiselijken krng. En waar Gods genade den vader spaarde en hem de oogen opende voor zijn roeping als koning, profeet en priester in zijn gezin, daar wordt de wis seling des jaars tot een zegen voor de huisge- nooten. Dat geeft de echte blijdschap. De dank baarheid voor hetgeen God ons in het afge- loopen jaar deed toekomen, maar ook de rust voor hetgeen dat in het nieuwe jaar komt, want we belijden, dat alles ons uit Zijn trouwe Vaderhand toekomt. Die rust en die zekerheid, dat geloof en dat vertrouwen, ze zijn ook het rijke bestanddeel van onze oudejaarsavond viering. Ik wensch al mijn lezers en lezeressen van harte toe, dat ze zoo den overgang van 1927 in 1928 mogen doormaken 1 UITKIJK. 1 TIMOTHEUS 3 16a. „En buiten allen twijfel, de ver borgenheid der godzaligheid is groot God is geopenbaard in het vleesch". (Slot). De boodschap, welke het Kerstfeest ons brengt, is een evangelie, dat in de gedachten van menschen nooit had kunnen opkomen. Wij hoor en dat in onzen tekst uitgedrukt, waar de apostel dat evangelie noemt de verborgen heid der godzaligheid. God geopenbaard in het vleesch, dat is een verborgenheid. Vleesch en bloed leeren ons dat niet, maar dat heeft God bekend gemaakt. Toen de mensch ge vallen was, zag hij geen weg om weer tot God te komen. Hoe zou er nog een weg zijn ter ontkoming aan het ver derf met handhaving van Gods waar heid en recht Zoo gaat 't nog den mensch, die door den Geest aan zich- zelven ontdekt is 't is alles even duis ter voor hem, 't schijnt reddeloos ver loren te zijn. Maar wat voor den mensch verbor gen was, heeft God ontdekt. In Zijn woord heeft Hij ons het licht in de duisternis doen opgaan. In Christus heeft Hij een weg ten leven ontsloten, waarin recht en genade elkander ont moeten. Zijn raad was eenverloren wereld te redden. In menschen had Hij een welbehagen. En om dien raad uit te voeren, heeft Hij Zijn Zoon ver ordineerd en gegeven, om in de men- schelijke natuur de zonde te verzoenen. Wat geen engel kon uitdenken, wat de mensch niet kon verwachten, dat heeft God geopenbaard in de zending van Zijn Zoon. Maar er is nog iets meer noodig, dan een bloote bekendmaking, zal die ver borgenheid door ons verstaan worden 't Is niet genoeg, dat het heil, hetwelk in Christus Jezus is, wordt uitgeroepen. Wie zal die stem verstaan Wij hebben geen oor om te hoorefi. Het licht is wel over ons opgegaan, maar 't moet ook in ons schijnen. Zoo wij niet geboren worden uit water en Geest kunnen wij het Koninkrijk Gods niet zien. Voor den natuurlijken mensch is het verbor gen. Hij hoort het Kerstevangelie, maar zijn oog is gesloten voor zijn ellende, voor Gods liefde en genade. Hij mist het gezicht in Gods recht. Er is geen klachtik heb gezondigd, er is geen verlangen naar Jezus. De mond jubelt op het Kerstfeest, 't Is echter niet ge noeg Kerstliederen te zingen. Het hart moet jubelen. En dat kan niet, tenzij wij bekommerd zijn geworden vanwege onze zonden. Bethlehem is niet te ver staan zonder te gevoelen wat wij in het Paradijs verloren hebben. Zonder zondekennis wordt geen genade be geerd. Wij kunnen Gods barmhartig heid niet roemen, zonder dat wij eerst zijn recht erkennen. Bij het licht des Geestes krijgen wij inzicht in de ver borgenheid, die God heeft bekend ge maakt. En dan vallen wij in aanbidding voor Hem neer en zeggen ja, buiten allen twijfel, de verborgenheid der god zaligheid is groot. O, wonder, God is geopenbaard in het vleesch. Hoe groot is Zijn genade, hoe diep heeft Hij zich tot ons neergebogen. Ons heeft Hij lief gehad, zich over ons, in onderscheiding van zoovele anderen, ontfermd. Ook voor den ingeleide is dat evan gelie nog veelzins een verborgenheid. Hij kent nog maar ten deele; het hoe begrijpt hij niet; het waarom kan hij niet vatten, de diepte van Gods liefde niet peilen. Waarlijk, de verkondiging van het Kerstevangelie dringe ons tot het ge bed om meer licht. Dat hebben wij te bidden, zoolang als wij op aarde zijn. Als het gordijn wordt weggeschoven, dat de heerlijkheid des hemels nog voor ons bedekt houdt, dan zullen wij den rijkdom van Gods liefde en genade kennen zooals nooit te voren. Maar toch zal 't nooit zoo zijn, dat wij Gods heilgeheim zullen doorgronden, en in al de gedachten Gods zullen kunnen inkomen. Zelfs de engelen vermogen dat niet. Het mysterie van het Kerst evangelie zullen wij nooit tot op Zijn diepsten grond kunnen peilen. Hier is 't ons een wonder, maar ook in den hemel zal 't ons een wonder, een eeuwig wonder zijn, dat God geopenbaard is in het vleesch. Wanneer wij door genade dat als een evangelie leeren kennen en aan nemen, dan zal de gezegende uitwer king daarvan niet uitblijven. De apostel spreekt van de verborgenheid der god zaligheid, d.i. dë verborgenheid, die godzaligheid kweekt, die een godzali gen wandel tot vrucht heeft. Wanneer die vrucht nog gemist wordt, kennen wij de kracht van het Kerstevangelie nog niet. 't Moet ons een groote zaak worden, dat God is geopenbaard in het vleesch om ons te redden van den

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1