Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
goor ie» Jfontag
I
IN HOC SIGNO YINCES
iMo. 3392
ZATERDAG 24 DECEMBER 1927
42STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Het Kindeke.
til;
ÜKOCHT
EKHOUEH ZfflS
ale Proeftuin
tken en
dules
ERKES
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
de enorme
r ons
IE-KAARTJE
e nu reeds
eden kunnen
is geen bestel-
eer worden
en
khandel
ïkend lage
in het oude
Magazijn
TRAAT 73 j
ERDAM
il met meer I
modellen
[KERSTFEEST 1927].
Hoadon- en PeftenmagazIJn
N.V. J. HENIGER Jr.
1 TIMOTHEUS 3 16a.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bi| vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSD1JK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Ldöf. 2. Pd6: mat.
1Le3f. 2. Pe3: mat.
1Pb3. 2. Tb3: mat.
ILd3. 2. Dal mat (matverandering
blokkeering)
1Lb4. 2. Lg7: mat.
Op de andere zetten volgt de dreiging Dd2
Probleem voor den wedstrijd.
No. 39.
M. B. NEUMANN - Leningrad.
Tijdschrift N. S. B. - 1927.
Wit: Kgl, Df4, Tal en g8, Pa8 en e7, pi.
a4, a6, b2, b7, e2 enf5 (12).
Zwart: Kc5, Th2, Le4, pi. b3, g2, g3 en
h3 (7).
Zelfmat in twee (2) zetten.
Oplossingen inzenden vóór Donderdag 5
inuari.
Oplossing over drie weken.
Daar de volgende week geen rubriek zal ver
schijnen, is alles een week later gezet. Dan
is echter dit probleem het laatste December-
probleem. De stand na no. 39 geeft dus den
winnaar aan van de Decemberprijs.
In een zelfmat begint wit en dwingt wit
1„*i:AA..„
1ELSDIJK.
n OVERFLAKKEE te
angeweg) is op eiken
jelangstellenden GRA'
Desgewenscht geeft
inlichtingen, die moch»
instd
In het donkerst der dagen gaat het
licht op boven de velden van Efrata.
Uit 's werelds duistere wolken rees
het Licht der lichten.
Maar het was niet de innerlijke
kracht dier wereld zelve, welke dat
Licht deed opgaan.
Het daalde neer uit den Hemel. God
delijke kracht was er noodig geweest
m over den baaierd van dikke duister-
is de Zonne der Gerechtigheid te doen
lichten.
Van uit den Hemel der heerlijkheid
moest de blijde boodschap tot ons ge
bracht worden, de blijde boodschap, die
straks allen volkeren geworden zal, na
melijk dat heden geboren is de Zalig
maker, welke is Christus de Heere.
Deze Zaligmaker is het middelpunt
der wereld, de Herschepper van de
aarde en hare volkeren.
Maar het teeken, dat Hij gekomen
was uit de eeuwige heerlijkheid van
het onvergankelijk en ontoegankelijk
Licht is het kindeke, in doeken ge
wonden en liggende in de kribbe.
Er is geloof, groot geloof voor noo
dig, om dit wonderteeken te aanvaar
den.
En zij, die het middelpunt der aarde
dan ook zochten in de stad der zeven
heuvelen, het Rome der oudheid, waar
de geweldige Caesars troonden, die het
in hun macht hadden, een geheele we
reld te laten beschrijven, gingen deze
kribbe voorbij, zonder acht te slaan
°P dit teeken.
Er w e r d groot geloof geëischt om
te gelooven.
Maar voor dit armelijk Kindeke heb
ben zich de Wijzen uit het Morgenland
gebogen en reikten Hem hun geschen
ken over, vorstelijke geschenken, wie
rook, myrrhe en goud.
En toch waren ze zooeven aan het
koninklijk hof van Herodes geweest en
kenden dus de schrille tegenstelling
tosschen en schitterend koningshof en
een armelijken veestal van zeer nabij.
Joch zijn ze niet bij het koningshof
"lijven staan.
Evenmin kwam de vraag in hen op,
ze daarom die lange reis moesten
j ®aken door groote vale woestijnen en
°or moeilijke bergketens, om tenslotte
neer te knielen bij het Kindeke van een
k®®erman uit een schier onbekend ge-
Deze eerstelingen uit de heidenen
kobben geloofd.
Relaas, voor duizenden en duizen-
5) is dit Kerstevangelie te eenvoudig.
z-eker, men gelooft wel, dat deze
dingen alzoo geschied zijn. Nu men
achter de feiten staat en weet, dat de
levensarbeid van dit kindeke de wereld
gekerstend heeft en deze Galileër de
heidensche wereld heeft overwonnen,
nu men is opgevoed in een Christelijke
sfeer, de heilswaarheden kent, zeker nu
gelooft men.
Maar wat baat ons een historisch ge
loof
't Is beter niet te gelooven, dan met
een historisch geloof dit Kindeke voor
bij te gaan, omdat men nog steeds het
middelpunt der wereld elders dan in de
ze kribbe blijft zoeken. Het doet er niet
toe waar men dit middelpunt zoekt. Het
kan zijn in eigen vleesch, in geld en
goed, in eer en aanzien, in macht over
z'n omgeving, en zooveel meer dat het
best ieder voor zichzelf kan uitmaken.
Men kan leiding geven in ons kerkelijk
leven, in eer en aanzien zijn in de ge
meente, in het ambt staan, ja bij de vie
ring van het Kerstfeest anderen op de
kribbe wijzen en toch zelf niet het mid
delpunt der wereld en van eigen be
staan in dat Kindeke zoeken.
Dat is wel de vreeselijkste positie
waarin de mensch verkeeren kan.
En laat men zich niet verbergen ach
ter eigen onmacht.
Het Evangelie is U gepredikt en gij
hebt te gelooven en gij kunt gelooven
mits ge het middelpunt maar niet blijft
zoeken in U zelf, doch in de kribbe,
waar het Kindeke ligt.
Het is onbegrijpelijk dat er zoovelen
zijn die zeggen niet te durven gelooven
maar volle vrijmoedigheid hebben om
te durven niet te gelooven.
r Inderdaad ook van hen geldt dat in
dien in de heidenwereld de krachten
geschied waren die in hen geschied zijn,
zij zich zouden bekeerd hebben in stof
en asch.
Maar dezen blijven onaandoenlijk.
Ze praten wel over de kribbe en 't Kin
deke, heel vroom soms, maar ze nade
ren niet, ze aanbidden niet, ze gelooven
niet, en ze verschuilen zich achter het
armelijk bedeksel van eigen onmacht,
terwijl inderdaad hun groote zonde is,
dat ze het middelpunt blijven zoeken
in deze wereld, buiten de kribbe van
Bethlehem.
Te gelooven en te aanbidden en
schuil te gaan achter dit kindeke is hun
te eenvoudig, ze gelooven dat het langs
moeilijker weg moet, terwijl ze niet be
seffen dat juist dit het moeilijkste is om
zonder meer het middelpunt van eigen
leven te verleggen naar die kribbe,
d.w.z. eigen vleesh te kruisigen, niet
meer zichzelf te zoeken, maar af te
staan van de begeerlijkheden des le
vens en Hem te volgen van Bethlehem
naar Golgotha.
„De tijd is vervuld geworden en het
Koninkrijk Gods is nabij gekomen, be
keert en gelooft het Evangelie".
Deze woorden zijn de eerste welke
Marcus van den Heiland verhaalt.
Ook bij het Kerstfeest van 1927 heb
ben deze woorden nog hun zelfde be-
teekenis.
„Bekeert U, want het Koninkrijk
Gods is nabij U gekomen".
Het bewijst dat de bekeering een
daad is die van den mensch moet uit
gaan, van hem geen passiviteit, maar
activiteit vordert. Anders zou er ge
zegd zijn Wordt bekeerd.
De groote fout is dan ook dat men
wacht op bekeering, terwijl toch God
de Heere wacht totdat gij U zelf be
keerd hebt.
Of dit Remonstrantsch is
Wie zijn Bijbel kent weet beter.
Waar van bekeering gesproken
wordt, geschiedt dit steeds in den vorm
van een bevel tot den mensch gericht.
En ook onze vaderen hebben het zoo
begrepen.
Als zij in de Catechismus spreken
van het stuk der bekeering spreken zij
van een afsterven van den ouden
mensch en een opstanding van den
nieuwen mensch en dat het gansche
leven door. Dat is de bekeering.
Het is een daad die van U moet uit
gaan.
Gij moet niet op God wachten, God
wacht op U. Hij staat aan de deur en
klopt. Gij moet open doen. Gij moet ge
looven. Op grond van ervaring Op
grond van wonderlijke leiding
Neen, op grond alleen van het
Woord van God.
Dat is de eisch welke ook op dit
Kerstfeest weer tot u komt. Het geloof
is eenvasten grond der dingen die men
niet ziet, niet van dingen die gezien
worden, want daarvoor is geen geloof
noodig.
En als ge dan zegt dat toch de eerste
daad van God moet uitgaan, dan ant
woord God Woord u dat dit juist is.
Maar de eerste daad is niet de bekee
ring maar de wedergeboorte. Lees er
Gods Woord maar ernstig op na. On
derscheid dan tusschen wedergeboorte
en bekeering.
Hoe weet men nu dat er leven, dat
er wedergboorte is Al weer zegt Gods
Woord het u, alleen uit het feit dat er
activiteit is, behoefte aan geestelijke
spijze en drank, aan dat zonlicht der
genade, aan een afkeer van de duis
ternis der zonde. Dus uit de vruchten
der wedergeboorte, niet uit het feit der
wedergeboorte zelf. Daarin is het
kind Gods passief, lijdelijk, zooals het
natuurlijk kind, passief en onbewust
van zijn geboorte is.
Christus zegt„de tijd is vervuld,
het Koninkrijk Gods is nabij u gekomen,
bekeert u en gelooft het Evangelie."
Laat deze woorden van den Heiland
op dit Kerstfeest tot u doordringen,
laat het uw hart ingaan en u veront
rusten, totdat gij u bekeerd hebt.
Want meerdere krachten dan dit tee
ken het Kindeke is de kribbe zullen
in u niet geschieden.
Nadruk verboden.
Het woord democratie schrikt velen af.
En toch is het een heel onschuldig woord.
Maar men moet weten wat democratie is.
Democratie staat niet gelijk met socialisme,
noch met anarchisme of bolsjewisme, zooals
blijkbaar wel eens gedacht wordt.
Het woord beteekent niets anders dan dat
het volk deel heeft aan de regeering, dat er
niet bij hen, noch zonder hen over hen besloten
wordt.
Dat is trouwens een verderfelijk systeem.
De wrange vruchten hiervan hebben we ge
plukt tijdens de oude Republiek.
De stedelijke regeeringen, vroedschappen ge
noemd, meenden, dat het volk geregeerd kon
worden, zonder dat het volk zelf erkend werd.
Het werd als onmondig beschouwd, en zooals
de heeren het wezen hadden zij het te prijzen.
Van eenigen invloed op de stedelijke bestu
ren door het volk uitgeoefend, was geen sprake.
Verkiezingen hadden niet plaats. Men nam
nog het standpunt in, dat het volk er was voor
de overheid, in plaats van te begrijpen, dat het
precies andersom was.
Van daar, dat men kreeg wat wel eens ge
noemd wordt „de regentenkliek".
Het werd een „onder onsje", de zaken werden
onder elkander bekonkeld en het ging maar al
te vaak als de zonen van Eli, den Hoogepries-
ter, deden, het vetste en beste van de offe
randen des volks was voor hen. Zij bezetten de
vette baantjes en als parasieten tierden ze op
de welvaart des volks.
De heeren regenten konden dat gemakkelijk
doen, want ze waren de baas en bleven de
baas, want ze vulden hun college zelf aan.
Verkiezingen werden niet gehouden. Kwam er
een plaats open, dan zochten ze zelf uit wie
ze de vacature zouden doen vervullen.
Zoo zagen onze vroedschappen in de oude
Republiek er uit.
Zie, dat was nu geen democratie, doch een
aristocratische regeeringsvorm. Maar het was
een regeeringsvorm, waartegen de Calvinistische
levensbeschouwing lijnrecht ingaat.
Het Calvinisme is in zijn wezen democratisch.
Calvijn zelf heeft het nooit verbloemd, dat
een democratische regeeringsvorm zijn voor
liefde had. Hij verkoos de gezonde republiek,
waarbij het volk invloed op de regeeringszaken
had, boven de monarchie, het koningschap.
En dit ligt ook in de Schriftuurlijke lijn.
De mensch is naar Gods beeld geschapen en
behoort vrij en zelfstandig te leven. Iets van
het beeld Gods, hoe verduisterd ook door de
zonde, draagt de mensch toch nog altijd mede,
en de mensch met de slavenziel, de mensch
zonder gevoel voor eigenwaarde, zonder on
afhankelijkheidsbesef is wel de treurigste ver
schijning welke men zich denken kan.
De mensch is oorspronkelijk geschapen om
als koning te leven, als heer der schepping.
In deze gedachtengang nu past wel de de
mocratie, maar niet de aristocratie van vroeger
eeuwen, met haar regentenkliek en gekonkel
in onder onsjes.
Natuurlijk ligt de democratie bloot voor het
gevaar van ochlocratie, de regeering van het
gepeupel, maar hierover spreken we nu niet.
Wanneer de democratie zich wil laten leiden
door den Christus der Schriften, zal ze ook
voor dit kwaad bewaard blijven.
Waar ik op wilde wijzen is, dat die voor
liefde voor het behandelen der publieke dingen
in onder onsjes ook in onze dagen nog niet
is uitgestorven.
Wij allen kennen uit onze omgeving nog
wel de kleinere of grootere pausjes, die of
alleen of in kleinen kring heerschen willen
over een grootere groep. Dat kan gebeuren op
allerlei gebied. Zoowel op het terrein van de
school als van de politiek en de kerk.
Erger nog wordt dit kwaad in onze christe
lijke actie, wanneer we iemand in ons midden
hebben, die door den Heere met vele aardsche
goederen gezegend is en een zwak heeft naar
zekere heerschzucht. Zoo lang alles naar zijn
pijpen danst, gaat het goed, maar zoo spoedig
staat er een wil tegenover de zijne en het is af-
geloopen met zijn royaliteit en de beurs gaat
dicht.
Ik heb vroeger ook zoo iemand gekend. Een
schatrijk man, die veel gaf aan kerk en school.
Maar hij deed ongeveer ook alsof de school
van hem alleen was. De ouders werden niet
erkend. Hij regeerde volgens eigen inzicht.
Doch daarin kwam al spoedig verandering,
toen in dat dorpje een nieuwe predikant kwam,
die „niet boog voor het gouden kalf", maar de
zaken recht zette, den menschen onder de oogen
bracht, dat de school van hen niet van één
persoon was.
Deze dominé was een man met karakter en
plichtsbesef, hij deinsde er niet voor terug om
verkeerde toestanden in zijn gemeente op te
ruimen. Men waarschuwde hem wel, dat „de
gemeente financieel zoo afhankelijk was", maar
dat riep hem niet terug van zijn plicht. Het
slot was, dat de rijke man het te benauwd
kreeg, naar elders verhuisde en de school een
bloeitijd inging als nooit te voren.
Ik wil maar zeggen, dat hieruit te leerên
valt, dat we ook om het voordeel de zonde
volstrekt niet mogen dulden.
Want zonde was het.
Christus leert onswie van u de meeste
wil zijn, die zij uw aller dienaar.
Heerschzucht komt in de gemeente des Heeren
volstrekt niet te pas. Arm en rijk, we staan
allen naast elkander en hebben dezelfde rechten.
Streng keurde de Heiland het dan ook af, dat
men den man met den gouden ring de voor
aanzitting schonk.
Zoo is het ook in de kerk.
Onze vaderen hebben de Schriftuurlijke ge
dachte zoo goed gevat, toen ze in de Dordtsche
kerkenordening vaststelden de verplichte af
treding der opzieners en diakenen.
Van kerkbestuur mag bij ons geen sprake
zijn.
Het kerkelijk ambt is een dienend ambt en
zonder zeer hooge noodzaak is het ongeoorloofd
langer in het ambt te blijven dan strikt nood
zakelijk is.
Trouwens, wie werkelijk van de groote ver
antwoordelijkheid dat dit ambt op de schouders
legt doordrongen is, blijft niet langer in het
ambt staan dan noodig is.
Die zoo vast aan het baantje kleven zijn
doorgaans de besten niet.
En helaas doen zich ook hier veel verkeerde
praktijken voor.
De zelfaanvulling is ook hier niet vreemd
en menschelijke berekening spelen soms een
groote rol. Er worden dan tegen-candidaten
genomen, die niet serieus te nemen zijn, waar
van men weet, dat ze of nooit gekozen zullen
worden of eenmaal gekozen, zullen weigeren
(ook als iets dat in de Kerk des Heeren niet
mocht voorkomen).
Hoe onheilig zulke actie is, blijkt al direct
als men even bedenkt, dat men voor de verkie
zing in het gebed gaat om van. den Koning der
kerk wijsheid af te smeken bij de ernstige taak
van verkiezing van de opzieners en diakenen.
Dat hier gespot wordt met de heiligste verrich
tingen behoeft geen betoog.
Laat het onder ons alzoo niet zijn.
Waar zulke praktijken heerschen trekt de
Heere zich met Zijn Geest terug. En als men
zich beklaagt, dat men zoo moeilijk andere
opzieners vinden kan, geen menschen kent, die
in het „openbaar bidden" durven, vrage men
zich allereerst eens af of het soms ook aan
onze eigen praktijken liggen kan.
Ook hier geldt, dat wie zijn weg wel aanstelt,
de Heere Zijn heil zal doen zien.
Machtsbegeerte en aanzien voor de menschen
mogen het kind des Heeren geen parten spelen.
Nederigheid gaat voor de eere en waar genade
is, daar leert men een ander uitnemender achten
dan zichzelve.
Zoo hebben het ook onze Dordtsche vaderen
begrepen en zij hadden daarbij de verderfelijke
gevolgen, waartoe deze praktijken bij Róme ge
leid hebben, scherp voor oogen gehad.
Wat heeft de voetwassching van onzen
Heiland ons toch nog veel te leeren
UITKIJK.
VOOR1 CUK Z'IN KDU8
■l uul ¥loulBlul
Klpsiraih hoek Pannekoekstraat
Rotterdam.
w ZIE DE 5 ETALAGES "M
Geen Filialen. Telefoon 11309
„En buiten allen twijfel, de ver
borgenheid der godzaligheid is groot
God is geopenbaard in het vleesch".
I.
Er is geen heilsfeest, waar zóó de
nadruk op valt, als de geboorte van
onzen Heere Jezus Christus. Zijn komst
in het vleesch is het middelpunt der
Godsopenbaring in de Schrift. De vro
men des Ouden Verbonds hebben er
verlangend naar uitgezien en zijn in de
verwachting daarvan zalig gestorven.
Als Hij komt, wordt de vurige wensch
van Zijn volk vervuld en bezingen de
engelen het heil, dat Hij aanbrengt.
Geen geboortedag heeft ooit zooveel
stof tot blijdschap gegeven.
4 Geen wonder. De dag Zijner geboor
te is de dag van heil voor een verloren
wereld. Bij wiens' geboorte heeft een
diep gezonken menschheid zooveel be
lang Wie heeft meer zegen verspreid
Daar zijn er geweest, wier geboorte
verheuging bracht, maar van wie later
moest getuigd worden het ware beter,
dat zij nooit geboren waren mannen
en vrouwen, wier geboortedag ver
vloekt werd, waar zij anderen ten ver-
derve waren kinderen, die met innige
blijdschap ontvangen, maar om wie la
ter heete tranen door de ouders ge
schreid werden. De geboorte van onzen
Heiland daarentegen is vanwege haar
heilrijke gevolgen voor millioenen een
oorzaak van volkomen, van eeuwige
blijdschap.
God geopenbaard in het vleesch. Dat
is de korte inhoud van het Kerstevan
gelie. God heeft zich in Christus ge
openbaard, is ons verschenen in de
menschelijke natuur. In de volheid des
tijds heeft dë Vader Zijn Zoon uitge
zonden, en de Zoon is gekomen, ons
vleesch en bloed aannemende uit de
maagd Maria. „Het Woord is vleesch
geworden, en het heeft onder ons ge
woond en wij hebben Zijn heerlijkheid
aanschouwd, een heerlijkheid als des
Eeniggeborenen van den Vader, vol
van genade en waarheid".
In het vleesch geopenbaard. Een
ware menschelijke natuur nam Gods
Zoon aan. Hij werd, mensch worden
de, ons in alles gelijk, uitgenomen de
zonde. Hij heeft geen onrecht gedaan
en in Zijn mond is geen bedrog gevon
den. In heiligheid ontvangen en ge
boren deelde Hij niet in onze schuld
en kleefde Hem geen smet der zonde
aan. Maar toch nam Hij aan ons
vleesch, gelijk dat na onzen val gewor
den is niet een heerlijke menschelijke
natuur, maar een verzwakte, onder
worpen aan den dood. Hij was geen
mensch, verheven boven lijden. Inte-