voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. PÜROL loor kn Jtmöag Antirevolutionair Orgaan jDztf^ond IN HOC SIGNO VINCES No. 3378 ZATERDAG 5 NOVEMBER 1927 42ste JAARGANG if EERSTE BLAD» Op den Uitkijk,] verwonding dadelijk W. BOEKHOVEN ZONEN 411e stukken voor «le Redactie bestemd, Advertentiëu en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers De geestelijke dwang. SPREUKEN 30 8b, 9. III Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— 'rij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan, Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- ea VRIJDAGMORGEN 10 uur. Wij wezen er op, dat de voorstan ders van art. 36, die der Overheid den plicht willen opleggen dwang in geeste lijke zaken op haar onderdanen uit te oefenen, een zwaard hanteeren, dat in de praktijk tegen hen zelf gekeerd wordt. In dit beginsel schuilt een ontzaglijk groot gevaar. Waarom zit schier iederen prote stant het anti-papisme, als het ware, in het bloed Zeker, de kinderboekjes met allerlei afschuwelijke verhalen van Roomsche Ivervolging in den Reformatietijd heb- in er geen goed aan gedaan. We her inneren ons wel uit onze jeugd al die bloedige tafereelen, in kerkers, op pijn banken en schavotten op de felst ge kleurde wijze beschreven in die kinder boekjes. Gelukkig wordt er in onze dagen een beteren geest in de kinder lectuur gebracht, en wordt aldus de hoop gewettigd, dat er aan die ver wrongen fantasie in het kinderbrein gewekt, alsof aan de eene zijde, allen engelen, en aan de andere zijde, allen duivelen waren, een einde komt. Maar het is toch een feit, dat het bloed der martelaren onzen bodem gedrenkt heeft. Doch hoe komt dit Men stelt het wel eens voor alsof die bloedige vervolgingen voortvloei den uit het specifiek Roomsche stand punt. En aan deze foutieve opvatting "Tbben we het te wijten, dat men nog n onze dagen onder protestant en, soms de zonderlingste opvattingen en voor stellingen aangaande de Roomsche kerk heeft. Ja, men stelt het soms voor alsof het nu nog specif iek Roomsch is, door dwang andersdenkenden des noods met het zwaard tot de leer der Roomsche kerk te dwingen, indien zij er slechts de macht toe bezat. En hier uit ontstaat dan dat anti-papisme. Doch wat men niet inziet is dat het gevaar niet bij Rome als Z'oodanig ligt, doch in het b eg i n s e 1 (dat men ook zelf aanvaardt in art. 36. Wie den Staat opdraagt een zekere leer te verdedigen en alle andere uit te roeien, stelt zich precies, op hetzelfde standpunt en komt tot de Roomsche consequentie. De historie heeft da n oog genoeg zaam aangetoond, dat men in de ge loofsvervolging volstrekt niet als iets specifiek Roomsch he eft te zien. Reeds het Jodendom, bracht Christus aan het kruis om dez,elfde reden, n.l. omda<- hij een andere heer verkondigde. Om dezelfde redenen onderging Ste- fanus den marteldood en werden de eerste christenen vervolgd. Toen de kerk zich in de heidensche staat openbaarde zag men hetzelfde. In haar strijd tegen de Romeinsche Caesars waren de gruwelen der ver volgingen veel wreeder dan onder Roomsche hiërarchie. Het zit niet j,n een zeke.re kerkelijke groep, het zit in het b e cj i n s e 1, in het beginsel van geestelijk en dwang, welk beginsel ook in art. 36 is neer gelegd. Wij mogen onzen vaderen dat niet te hard aanrekenen. Zij waren kinderen huns tijds en de zuurdeesem werkte jt°g na. Maar niet te weerspreken is het feit, dat zelfs de Reformator van Oenève, Calvijn juist uit dit bieginsel niet heeft belet, dat Servet, ilie de eeuwigheid van Gods Zoon looch ende, op den brandstapel het leven lietf. En oor ditzelfde beginsel is het gew eest, at Calvinisten op brandstapels door utherschen opgericht,, het leven, ein digden. Men ziet dus wel, dat allen prin cipieel in dezelfde fout gevallen zijn als de Roomschen. Dat het bij Rome alleen meer massaal geschiedde, is his torisch te verklaren uit haar opperheer schappij in de middeleeuwen. Er is geen enkele reden de geloofsvervolgin gen als iets specifiek Roomsch te be schouwen. En de anti-papisten van on zen tijd, die art. 36 willen handhaven, dienen wel te bedenken, dat zij princi pieel op hetzelfde standpunt staan. Want wie art. 36 der Ned. Geloofs belijdenis in zijn oude redactie hand haaft, belijdt, dat God de Overheid het zwaard in handen gegeven heeft om de boozen te straffen en de vromen te beschermen en aan haar toekent de macht om den kerkedienst te handha ven en elke afgoderij en valschen gods dienst uit te roeien. Zulks als hande ling met het zwaard. Dit was ook ge heel overeenkomstig het gevoelen onzer vaderen. Zij gaven de Overheid het recht opportunistisch, aan dit art, een uitleg- nen. En die dwang kon de overheid slechts met haar eigen middelen toe passen, dat is het zwaard. En nu heeft men wel getracht, om, opportunistisch, an dit art. een uitleg ging. te geven, die overeenstemt met de nieuwere denkwijze omtrent Kerk en Staat. Maar dat blijft alles slechts tobben. Men aanvaardt het beginsel van art. 36 of men aanvaardt het niet. Men legt der Overheid den plicht op dwang in geestelijke zaken uit te oefenen of men ontkent, dat de Over heid haar scepter ook over het terrein der particuliere genade te zwaaien heeft. Een tusschenweg is er niet. Maar kiest men het eerste, dan leeft men ook uit 'tzelfde beginsel waarmede Rome en zoovele anderen hun vervol gingen verdedigden. Dan heeft men ook de consequenties te aanvaarden. Doch dan zal men ook terugschrikken van die consequenties. Zooals een Cal vinistisch predikant in 1617 terug schrok, toen de Staten van Holland uit hetzelfde beginsel van art. 36, de vrijheid der kerk aantastten en de zijde van de Remonstranten kozen, welke inmenging deze predikant de klacht ontlokte„Vier en veertig jaar ben ik nu in de Evangeliebediening werk zaam geweest, maar nog nooit heeft mij de Kerk een aanblik getoond als heden. Hoe nu De beslissing over de verhevenste vraagstukken der godge leerdheid zal aan de wereldlijke over heid staan En toen was de Overheid nog gods dienstig, toen kende men nog geen Staat zonder God en geen volkssoeve reiniteit en geen liberalisme en geen socialisme met communisme aan den gezichtseinder. Maar hoe moet het in ónzen tijd Hoe denkt men zich n u de praktijk 1 Geestelijke dwang Het is het beginsel, dat in onzen tijd ook door links aanvaardt wordt. Neen, men zegt het tegendeel. In „Liberaliteit" zit het schoone woord „vrijheid", maar het is een vrijheid voor hen, die denken zooals wij, de liberalen, denken. Wij wijzen op de liberale geloofsvervolging in 1834. Wij brengen in gedachten de scherpe re solutie van den liberaal Kappeyne, die ons Christenvolk onder zijn liberalen voet wilde dooddrukken. God heeft recht gedaan. Het liberalis me ging onder. Maar het socialisme, het tweede geesteskind der Revolutie, kwam op. En onder dezelfde bedriege- lijke leuze van gelijkheid, vrijheid en broederschap, zal het de dwang- heerschappij voort zetten. En waar het liberalisme met geeselen kastijdde, zal deze macht het met schorpioenen doen. Zij leeft uit hetzelfde beginsel van gees telijken dwang. Waar z£ de macht krijgt is het met alle vrijqeid gedaan, slechts de losbandigheid t zal hoogtij vieren. Nadruk verboden. «Ik ben in het algemeen een tegenstander van gewetensdwang». Ik geef U te raden wie deze woorden gezegd heeft. Ge zegt al directvast niet uit den hoek der Staatkundig Gereformeerden of der Her» vormd Gereformeerde Staatspartij afkomstig. £n toch hebt ge het mis. Niemand minder dan Ds. Lingbeek heeft ze dezer dagen uitgesproken in den Haagschen Gemeenteraad 1 Inderdaad de wonderen zijn de wereld nog niet uit. In haar Statuten schrijft deze Partij dat ze ook van de Overheid eischt dat ze de tien geboden handhaaft, uitdrukkelijk wil ze in overeenstemming met art. 36 der Ned. Geloofs» belijdenis ons volk geregeerd zien en ijvert er voor dat in de Grondwet tot uitdrukking te brengen. Hier dus wèl gewetensdwang. Alles weren en uitroeien wat niet gereformeerd is. Maar dan komt Ds. Lingbeek, dè man van de Herv. Geref. Staatspartij in den Haagschen Raad even heel nuchter opmerken dat hg in het algemeen tegen gewetensdwang is, ja, dat hij er een tegenstander van is. Dus dan toch weer op de Anti-Rev. lijn? Dan zou de A.>R. Partij toch gelijk krijgen als ze opkomt voor de vrije Kerk in de vrije natie Omdat ze de Kerk immers te goed acht om onder curateele van den staat te zetten Maar het gekste komt nog! Bij welke gelegenheid kwam Ds. Lingbiek met zijn wonderlijke verklaring dat hij in het algemeen tegen gewetensdwang is? Het ging over het dansen. Er was een voorstel om een localiteit aan een dansinrichting te verhuren en toen zei hij letterlijk deze woorden «Ik ben in het algemeen een tegenstander van gewetensdwang en ben er ook een tegen> "stander van om anderen mijn liefhebberijen op te dringen of liefhebberijen te verbieden, omdat het de mijne niet zijn. Ik ben geen groot danser, maar wanneer iemands gemoed hem tot dansen dringt, danse hij, dat gaat mij niet aan. Er zijn liefhebberijen, die altoos ongeoor loofd zijn, maar dat kan ik niet van het dansen in het algemeen zeggen. Daarin moet ik iedereen vrij laten. Leg naast deze verklaring eens het program van de H. G. S. waarvan Ds. Lingbeek zoo'n beetje de »ziel« is. Zoo bij het 5de gebod b.v. dat deze partij door de Overheid gehandhaafd wil zien, staat: «Tuchteloosheid onder de jeugd worde te gen» K Doos30en 60 Ju be 80ct. Bij Apoth.en Drogisten. gegaan, lijfstraffen en kinderrechtbanken wor> den overwogen.» En bij het 7e gebod«Zedelijkheidswetten worden uitgebreid en verscherpt, ook op 't gebied van tooneel en bioscoop, door welke de volkszeden omlaag worden gehaald.« En bij het 10e gebodde landswet zette zich tegen al wat de begeerlijkheid prikkelt; bevordere soberheid en eenvoudga over» dadigde weelde in levenswijze en kleeding tegen.« Men zou zoo zeggen, dat ziet er op het eerste gezicht heel aardig uit. Een groote vraag is hoe dit alles «zonder gewetensdwang» en zonder andere «haar lief» hebberijen op te dringen», door de Overheid klaar te spelen is, doch dit nu daargelaten. In zijn blad, zijn blad van de confessioneele richting, De Gereformeerde Kerk, komt Ds. Lingbeek op de dans»kwestie terug en gaat er wat »dieper« op in. Hij maakt onderscheid tusschen dansen en dansen. Ds. Lingbeek begint er mee met er aan te herinneren, dat voor een Christen het wet» tische standpunt niet geldt. Men dient niet te vragen mag een christen dit of dat doen maar: zkl een christen, als hij in het geloof blijft, dit of dat doen? Want alles wat in het geloof geschiedt is geoorloofd. Wat niet in het geloof geschiedt, al is het het ploegen van een akker, is zonde. Wat verstaat ds. Lingbeek nu onder iets doen in het geloof? Men doet iets in het geloof, als men het doet «ziende op den LiCHTEfSeuftiGe ROOKTABAK R00DE-STER 1 hcCTOOU» THEODORUS MIE MEI JE R GROrsiMGEM Vrijwillig conservatiefdat zij'n zij, die zich jaar in' jaar uit toeleggen op het produceeren van pijptabak, zóó onovertroffen van kwaliteit en zóó gelijkmatig van samenstelling dat ROODE-STER welhaast het woordje „tabak" zal hebben vervangen. Vrijwillig conservatiefzijn ook zij, die jaar in jaar uit STER-TABAK rooken omdat de ervaring hun geleerd heeft, dat er geen betere tabak bestaat Vrijwillig conservatiefdeze richting werd door fabrikant en rookers geschapen en krijgt dagelijks nieuwe aanhangers. N.V. o.h. THEODORUS NIEME1JER, Groningen en Rotterdam. 120 Heere, Hem voor oogen houdende, van Hem afhangende, liever alles latende varen dan Hem en Zijn gunst te verliezen». Kan een christen nu aldus «in het geloof» dansen? Voorshands drukt ds. Lingbeek zich nog zeer voorzichtig uit, als hij antwoordt: «In sommige gevallen misschien wel«. «Het dansen behoort niet tot die dingen, die in Gods Woord absoluut onder alle omstandig» heden worden verboden», erkent hij. «Even» min tot die dingen, die alleen geoorloofd waren, als er een bijzondere roeping toe kwam». En dan herinnert hij aan zoovele Bijbelsche personen, die óók gedanst hebben. Mirjam b.v. en Jephta's dochter, David en het volk Israël. Ook dansten onze vaderen soms met de overheden op de straten. Het is geen wonder dat de grenzelooze oppervlakkigheid waarmede ds. Lingbeek over deze moderne volkszonde heenglijdt, in on» geloovige kringen de lach» en spotlust opwekt. Het onderscheid maken in den modernen dans tusschen een goede en een kwade en daarbij als maatstaf aannemen het huppelen en het zingen in rijen der geloovigen onder het oude Verbond is ook al te gek. De Kerknieuws»redacteur van de N. Rott. Crt. spot er mee, en zegt, dat wanneer de mate waarin men onder het dansen «op den Heere ziet« het criterium moet uitmaken van den goeden dans, het onderscheid tusschen zedelijke en onzedelijke dansen opgeheven wordt. Het blad zegt: «Wie «in het geloof» kan walsen, kan ook «in het geloof« charlestonnen. Slechts de danser zelf, hierin heeft ds. Lingbeek vol» komen gelijk, ervaart, inhoever hij door een bepaalden dans «den verzoeker als in den mond loopt« en de buitenstander vergist zich ten opzichte van den invloed van sommige dansen op het gemoed vaak schromelijk. Men vergete niet, dat ook het thans als onschuldig gewaarmerkt walsje, toen het een nieuwigheid was als allerverschrikkelijkst onzedelijk is uitgekreten. Het dunkt ons inmiddels allerminst vast te staan, dat de gereorganiseerde kerk als kerk het oordeel over het aan het indivi» dueele christelijke geweten zal overlaten. Zelfs al zou zij meegaan met de opvatting van den confessioneelen leider, dan toch bleef voor de verleiding groot, bij de char, lestonnende en black»bottommende gemeen» teleden een gemoedsonderzoek te doen instel» len, in hoever dezen dansende «in het geloof» zijn gebleven en dit onderzoek op te dragen aan den hiervoor opzettelijk te benoemen dans«ouderling.» Natuurlijk neemt de Kerknieuw.redacteur van het liberale blad deze zaak niet ernstig. Hij steekt er den spot mee. Maar is Ds. Lingbeek zelve niet de aanleiding tot deze spottaal, wanneer hij zijn wonderlijk pleidpoi in de Haagsche Raadzaal vóór het toestaan van een danszaal op zulk een wijze tracht te motiveeren. UITKIJK. «Armoede of rijkdom geef mij nietvoed mij met het brood mijns bescheiden deels Opdat ik, zat zijnde, U dan niet verloochene, en zegge Wie is de Heere? of, dat ik, verarmd zijnde, dan niet stele, en den naam mijns Gods aantaste«. (Slot.) Zoo bidt Agur, dat hij bewaard mag blijven voor uitersten. Hij begeert niet te veel en niet te weinig. Zulks bidt hij, omdat hij weet aldus voor vele verzoe kingen beward te zullen blijven. Juist in dien middenstand wordt onder Gods ze gen 't meeste geluk gesmaakt. Daarmee is echter niet gezegd dat ons geen ge varen dreigen en geen verzoekingen tot ons komen, als wij het noodige hebben. Alle zonden liggen in kiem in ons hart. In alle omstandigheden hebben wij ge nade noodig om recht tegen God te staan. Mor in den middenstand zijn de gevaren niet zoo groot als bij nijpende armoede of bij overvloed. Ook in de hut van den arme, in wien de vreeze Gods heerscht, wordt waarachtig geluk gevonden, Gods kind, dat in kommer volle omstandigheden verkeert, weet ook van de goedertierenheden en trouw

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1