voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. melen ER DUMB IS waar Antire voluiionair Orgaan 'Q ANGEN ADIO vloek uan nel individualisme. ZATERDAG 22 OCTOBER 1927 42STE JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES ERMOUT INDELAREN EERSTE BLAP. Op den Uitkijk. I n te kleuren). /en winkelier. W. BOEKHOVEN ZONEN ;T KIND** unties nede verschillende Parfums. Middelharnis tratie van del-Mij. *DAG 20 ran Hotel Kaarten den iger chter gelet te worden te voeding, eenige door stoom n dubbel geroosterde s wat het lichaam eft. veemarkt te Sonimels- )EKHOVEN ZONEN e gegevens van de ter >als ouderdom, eigenaar, elk nummer voldoende en te maken, n, wordt het den kooper mogelijk gemaakt. rkt. Bestellingen worden reero/fj- Deze Coura it veischljnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentl6n worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN !0 uur. Alle stukken voor d© Redactie bestemd, Advertentiën en verder© Administratie, franco toe 1® asendeis aan de Uitgevers ttum* ON ten en prijzen. Ie soorten toffers, Bezems in prima Palmolive c cheer ere am met Gillette mesje cadeau sp Af0,25 o cadeau. ■5 Als er iets door onze Gereformeerde vaderen steeds tegengegaan is, dan is het wel het individualisme, het losmaken van het menschelijk geslacht uit zijn organisch verband en het los naast elkander zetten der eenlingen, alsof ze niets met elkander gemeen hadden. Zij deden dat op grond van de Hei lige Schrift. Onze vaderen hielden daarom steeds vast aan het gemeenschappelijk karak ter der zonde, het Werkverbond en ^bovenal kwam het gemeenschappelijk Hprakter der zonde en van het gansche menschelijk geslacht bij hen uit in de belijdenis van de Verzoening door het bloed des Kruises, daar het vanzelf spreekt, dat alléén bij gemeenschappe lijke schuld de mogelijkheid er is, dat Eén voor allen de schuld draagt. In Gods Woord komt dan ook tel kens het organisch karakter van het menschelijk geslacht uit. De Heere be zoekt de schuld der vaderen in de kin deren tot het derde en vierde geslacht. De zonde van David wordt 't gansche volk Israël aangerekend. En zoo kunt ge voort gaan. Er zijn tal van voorbeelden in Oud- en Nieuw Testament. God heeft de solidariteit, de gemeen schap in de schepping gelegd en in- 'divd'ualisme is satanisch. #Dat mag wel eens gezegd worden. Want er zijn er, die dit niet schijnen te beseffen. Tot zelfs in onze kerken dringt die vloek van het individualisme door, ter wijl juist daar het minste sprake van deze zonde zijn mocht. Wat blijkt in sommige plaatsen nog van de kerk als gemeente? Komt zelfs bij Dood en Heilig Avondmaal de individualiteit soms niet uit Het is bij sommigen alsof we nog leven in de dagen vóór den Pinksterdag, toen God de Heilige Geest Geest vaak indivi dueel moest werken. Het is alsof ze nooit van de uitstorting des Heiligen Geestes gehoord hebben, welke zich nu in gemeentelijken vorm openbaart. Zeker is de zaligheid een persoon lijke zaak. Maar dat neemt niet Weg dat allen van één geest doortrokken zijn en dit juist komt helaas zoo weinig tot open baring, terwijl het solidair verband des geestelijken levens toch de hoofdtrek van de kerk des Heeren zijn moet Het ligt buiten ons terrein de oor zaken van deze vloek in ons kerkelijk leven aan te wijzen. Alleen zij opgemerkt, dat waar deze zonde in de kerk openbaar wordt, het geen wonder is dat ons maatschappe lijk leven er geheel van doortrokken is. Het individualisme ligt in het zondig hart der menschen besloten. Kaïn reeds ging zijn eigen weg en sloeg zijn broe der dood toen deze hem in dén weg stond. Liberalisme, socialisme en commu nisme bloeien uit dezen wortel op. Vrijheid voor den enkeling, is de leus, maar men ziet niet in dat deze vrijheidszin een individualisme is waar bij de gemeenschap ondergaat. En nu was het juist de verdienste der Anti-Rev. partij dat zij dit individu alisme bij den wortel afsneed. Zij ging uit van het feit dat het ganschelijke menschelijk geslacht eene eenheid vormt, een organisme is, niet opge bouwd uit individuen maar uit huisge zinnen. Groen ging hier in voor en Dr. Kuy- per bouwde op de grondslagen, door Groen gelegd, voort. En ieder anti-revolutionair zal ter stond dit beginsel als schriftuurlijk aan vaardenmaar beleeft ieder het ook Dat laat nog al wat te wenschen over Er zijn b.v. heel wat anti-rev. pa troons die in de diepste schuilhoeken huns harten omtrent het sociale vraag stuk nog zeer liberale individualistische opvattingen er op na houden. En an derzijds zullen er ook wel anti-rev. ar beiders zijn die de grens der solidairi- teit nog niet eens tot hun mede-arbei ders uitstrekken, laat staan de patroons er in opnemen. Ge ziet het gemis aan solidairiteits- zin ook in de opkomst der vergaderin gen. Algemeen is de klacht dat de verga deringen onzer Kiesvereenigingen zoo slecht bezocht worden. Twintig, der tig procent van het aantal leden is al veel. En dan hoèvele anti- rev. broeders zijn er nog die niet eens lid der kies- vereeniging zijn, zich opsluiten in hun woning in individualistisch welbehagen en meenen dat zij met het uitbrengen van hun stem hun plicht gedaan heb ben Er is een tijd geweest, dat men zei, dat ons Gereformeerde volk in Neder land als een klit aan elkander hing en de oorzaak werd dan wel eens gezocht in de onderdrukking van het volk on der de liberale heerschappij. Wij vreezen dat die tijd voorbij is. Zou ook het optreden van de groep van Ds. Kersten niet voor een deel aan dit zondig individualistisch drijven te wijten zijn Het is bedenkelijk hoe licht men zich soms van de broederen afscheurt. Gebrek aan solidariteitsgevoel, aan gemeenschapszin. Dit zal ons een zonde voor God moe ten worden. In het Gereformeerde en antirevo lutionaire levensbeginsel past geen in dividualisme. Ook al gaat het ons niet altijd naar den zin en overeenkomstig onze individueele verlangens, een christen leert zelfverloochening. Maar ook de onverschilligheid voor het gemeenschappelijk leven moet ons tot zonde voor God worden. Een goed christen stelt belang in de publieke zaak, leeft mee in kerk en school en staatkundig leven. Ook het zich opsluiten in onder ons jes, in conventikels en gezelschappen, met de gedachte, dat God wel voor Zijn kerk, maar niet voor de wereld zorgt, was wel een vrucht van Rome's leer, maar nimmer in het brein van onze Gereformeerde vaderen opgeko men. Men kent wel organisatie als het gaat om eigen stoffelijk belang te die nen, maar als het 't geestelijk welzijn van land en volk betreft, trekt men zich terug. Daar is een vloek van het indi vidualisme. Een satanische geest, die straks in den Anti-christ belichaamd zal worden, wanneer het „Ben ik mijn broeders hoeder weer de algemeene Kaïn's vraag zijn zal. Dan zal deze vloek zich over het menschelijk geslacht uitstrekken. Dan zal het individualisme hoogtij vieren. Als de liefde van velen zal verkil len en verdorren, ieder zichzelf zoeken zal. Dat zal het rijke oogstfeest van den duivel zijn, den individualist bij uit nemendheid. Het moderne leven onzer dagen be gint er al veel op te gelijken. Men eischt alle eerbied voor het individueele leven op. De mensch moet zichzelf uitleven, heet dat. Ieder en alles heeft zich te buigen voor de majesteit van den enkeling. Men maakt zich los van conventie en gewoonte en publiek oordeel. Vooral onze jeugd schijnt hierop zeer aangelegd te zijn. Wat in de litteraire Tachtigers nog te dragen was, toen zij kwamen met de „aller individueelste expressie van de aller individueelste emotie", wil men thans gaan toepassen op de openbaring van het gansche menschelijke leven. Na de eenvormigheid (en er dikwijls mede gepaard) schijnt nu het indivi dualisme de vloek van ons moderne leven te worden. Dat zal straks de hel op aarde zijn. Of liever, een voorsmaak van het helleleven. Want in de plaats der buitenste duisternis, na dén Oordeelsdag, zal het individualisme consequent doorbreken. Daar zal geen solidariteitsgevoel, geen gemeenschapszin zijn. Als dorre takken van den levens boom der menschheid afgehouwen, zul len daar de rampzaligen, los van el kander, en toch eeuwig bij elkander, individueele zonde met individueele smart moeten boeten, van God en van alles verlaten. Laat het onder ons alzoo niet zijn, broeders Laat ons ook hier toonen, dat we het moderne leven eiken voet gronds betwisten. Ook hier moet tegenover het „neen" der zonde, het „ja" der genade gesteld worden. Want, dank zij het kruis van Gol gotha, mogen en kunnen we het ge meenschapsleven smaken. De „Gemeenschap dér heiligen" is een artikel uit onze Geloofsbelijdenis Dat moet beleefd worden. Eerst hier in aanvang, zal het straks kunnen beleefd worden in de stad met paarlen poorten, waar geen plaats zal zijn voor individualisme, maar waar Christus zal zijn alles en in allen. Nadruk verboden. De twee boeken van dezen tijd zijn wel het boek van Mevr. J. v. Ammers—Kuiler, genaamd «De Opstandigen« en het boek van Mevr. Hoogstraten—Schoch, getiteld«Gouden Teugels Twee boeken, die zoo ongeveer over het» zelfde onderwerp handelen. Ik weet niet of Mevr. Hoogstraten-Schoch met haar werk dat eenigen tijd later ver» scheen dan eerstgenoemd hoek bedoeld heeft het probleem door Mevr. v. Ammers— Kuiler gesteld, op te lossen, of zij de opstan» dige de gouden teugels heeft willen aan» leggen om haar tot gehoorzaamheid te brengen. Is het misschien niet bewust, onbewust sluit het boek ongetwijfeld bij het eerst genoemde aan. Wie de opstandige is? De vrouw, of liever het meisje. Opstandig was ze al in 1840, doch toen werd ze nog in bedwang gehouden door den dogmatischen vader Coornvelt, de bekrompen, zelfgenoegzame man met ijzeren wil uit den braven»Hendrikken»tijd, den tijd van degelijk» heid en godsdienstigheid, waaraan echter het echte dienen van God ontbreekt. Toen kon de opstandige nog niet tegen den ijzeren wil van vader op en lag ze nog ge» bonden in de strakke handen van conventie en bekrompen publieke opinie. Anders wordt het al onder Coornvelt's zoon in 1872, toen zij sterker en de vader, die den grond van zijn gezagsleer voelde zinken, zwakker werd. In 1924 heeft ze overwonnen, stelt ze vader het ultimatumals ze meerderjarig is gaat ze haar eigen gang, volgt zij de inspraak van eigen hart. De schrijfster van dit boek is een moderne levensbeschouwing toegedaan, ze is niet «dog» matisch«<christelijk. Vanzelf is ze eenzijdig en komen de dog» matische menschen er slecht af. Dit blijft voor haar rekening. Mevr. Hoogstraten—Schoch behoort tot de positieve Christenen en de oplossing van het moeilijke probleem zoekt ze vanzelf ook in ROODE-STER 1 He<ro&«i*M THEODORUS N IEMEI JE R GRONINGEN 99. Er is heel wat veranderd in de jaren, die achter ons liggen. En veel daarvan verjaagt de rust, welke vroegere tijden kenmerkte. Is het dan niet goed te weten, dat er onder al hetgeen veranderde en nog dagelijks wisselt, één ding is dat bleef en het karakter van het verleden in het heden bewaart? ROODE-STER-tabak vormt dit rustpunt temidden van alles, wat komt en gaat. STER-TABAK was «- goed, is goed en zal goed blijven. Wie daarom waarlijk smakelijk wil rooken, kiest ROODE-STER, die zichzelf gelijk bleef en dus waarborg voor de toekomst biedt. N.V. o.h. THEODORUS N1EMEIJER, Groningen en Rotterdam. 128 de Christelijke richting. De gouden teugel, welke zij de opstandige in haar boek een meisje van zestien jaren aanlegt is dan ook een moeder die haar Christendom beleeft. Toch, al moet ik zeggen dat het boek van Mevr. Hoogstraten—Schoch veel meer in mijn smaak valt dan dat van Mevr. Van Ammers— Kuiler, de oplossing die zij aan de hand doet bevredigt mij niet. Misschien komt het hierdoor, dat ze meer «etisch® dan Calvinistisch in haar werk te voorschijn treedt. De vrome mensch is in haar boek een erooter kracht dan het kruis van Golgotha, ik stel het onderscheid nu maar heel scherp, om duidelijk te laten uitkomen wat ik bedoel, waarbij ik direct wil toegeven dat de schrijfster het lang niet zoo bedoeld heeft als ik het gevoeld heb. Ook de wijze waarop allerlei menschen tot bekeering komen, bevredigt mij niet. De conceptie van haar boek acht ik dan ook niet goed geslaagd. De moderne wereld grenst in haar boek dichter aan het waarachtig Christendom, dan inderdaad het geval is. Zij herleidt het onderscheid tusschen beide be» schouwingen tenslotte tot een kwestie van misverstand. Laat den wereldling het echte Christendom zien en hij is bekeerd, dat is de conslusie waartoe ge bij het lezen van haar boek komt. Ook dat werken met »Nieuwe Testamentjes», dat in meer boeken van onze dagen gebeurt, staat mij niet aan. Gods Woord is de Bijbel en dan hebben we aan het Nieuwe Testament niet genoeg, het Oude gaat er aan vooraf en is er onlos» makelijk aan verbonden. Wilt ge het Evangelie verstaan, dan moet ge eerst de Wet kennen en het karakter van de schending dier Wet. En juist dit mis ik in dit boek. Dat is ook juist de groote kloof tusschen wereldling en Christen, die helaas voor velen onoverbrugbaarschijntom tot het Christendom over te komen. De hartelijke erkenning in Adam gevallen te zijn, doemwaardig voor God, geen Zijner geboden te kunnen houden en het met genade alleen te willen doen. Dat is wel het groote struikelblok voor velen. En juist daar ligt toch de kern van het probleem. Het probleem van de opstandige. Want men moet het niet doen voorkomen alsof de opstandigheid bij uitsluiting heerscht in het hart van het moderne meisje. De moderne jongeman kent dezelfde opstandig» heid en ieder menschelijk hart kent ze. Want al is de vorm waarin het probleem zich in onze dagen voordoet modern, nieuw, het wezen is oud en vindt zijn eerste oorzaak in het opstandig hart van onze stamouders. Nieuw is het probleem dus allerminst en daarom is de oplossing ook niet nieuw, het is de zelfde oplossing aller eeuwen die ook hier het reddend medicijn geven moet; genade alleen, en dan voor het opstandig hart een onderworpen hart, door het verzoenend bloed van Christus. Natuurlijk geeft ook mevr. Hoogstraten- Schoch dit laatste grif toe, maar de fout van haar boek is m.i. dat ze aan het eerste te weinig of geen plaats toekent. Het karakter der opstandigheid komt in haar werk niet tot uiting, wordt zelfs nog wel vergoeilijktook het opstandige meisje wil nog wel goed, be» doeld het nog wel goed, evenals de andere opstandige menschen in haar werk, meest is echter een niet»weten en opleven in verkeerd milieu de oorzaak der opstandigheid. En dat is de mistastinv. De opstandigheid moet gekend worden als een bewust aanranden van Gods Majesteit en Souvereiniteit, het moet het karakter gegeven worden van Adam's opstandigheid in het Paradijs, het is de zonde die tegen de aller» hoogste Majesteit Gods gedaan is en welke dus ook met de hoogste dat is met de eeuwige straf aan lichaam en ziel gestraft moest wor» den, welke straf nu de Zoon van God ge» dragen heeft. Eerst wanneer zóó de opstandigheid onzer dagen gevoeld wordt is redden mogelijk. Mogelijkik zeg niet dat de redding er dan al is. En dan wijs ik op helaas zooveel duizende «dogmatische® christenen, die het stuk der «ellende» dóór en dóór kennen, er met gemak een heele avond bij een kopje koffie en een pijp tabak over redeneeren kunnen, óók wel over zuchten kunnen, maar bij wien het toch nooit tot beleving van dit dogma kwam. En dat is een verfoeisel van onzen tijd, waarover menschen als Mevr. Ammers—Küller en misschien ook Mevr. Hoogstraten-Schoch vallen als over een struikelblok in ons Chris» tendom,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1