WEG md Antire volutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden, «2)e 6oadm\ |0or 'ëmjmèan >IMONS ndules IN HOC SIGNO VINCES 60 CENT PER 1 POND trale Proeftuin No. 3368 ZATERDAG 1 OCTOBER 1927 42STE JAARGANG enl's MWeMel IERKES SEEREN EERSTE BLAD. Gezag en Vrijheid. Op den Uitkijk. vrouw traat MB singel 173-175 ark M. V. R. of ark M. V. R. 27 euerancier uan Ueeuoeder ïgekend lage! a in het oude f rd. Magazijn S [PSTRAAT 73 fl TERDAMj saai met meer 300 modellen J .-RESTAURANT Alle sttikken voor de Redactie bestexnd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe ie saeaaden aan de Uitgevers itvangt eek het er. r «C vsM 285 ctische euwste dingen Leest ht r goedkoope prijzen. FABRIEK Geen filialen en hebt U nooit gekocht. ÏE en OVERFLAKKEE te (Langeweg) is op eiken >r belangstellenden GRA» elijk. Desgewenscht geeft alle inlichtingen, die moch> verlangd. Dederlng in de weide zonder in aanmerking rondstoffen, In verhou» van b 111 ij k e prijs. TTEROAM ■t gebruiken van niddagmaal, is een zulks in het huis Uw voorouders reeds deden. envischmarkt 12 e Groote Kerk T T E R DAM ions zorgt voor UI Deze Courait veischfjnt eiken WOENSDAG en 1ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN A ZONEN SOMMELSDIJK Telef. ïuterc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die z|] beslaan. AdvertentlGn worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Men zegthet gezag wortelt in de V olkssouver einiteit. Het volk is heer en meester van het Gezag en draagt nu de uitoefening van 't Gezag op aan een Staatscollege, dat voortdurend onder de controle des volks blijft en bij gebleken onbekwaam heid of ondeugdelijkheid wordt ver vangen door een ander. Men gaat hierbij op den schijn af. Men ziet een volksvertegenwoordiging gekozen door het volk en met overwe genden invloed, men ziet wetten, welke niet dan onder goedkeuring van deze vertegenwoordiging tot stand kunnen G^men en een regeering van ministers, die op den duur niet tegen den wil der volksvertegenwoordiging kunnen in gaan en nu zegt menziet ge wel, het volk regeert feitelijk. Men verkeert in den waan, dat de Koninklijke macht op z'n best een over blijfsel uit vroegere toestanden is. Neen zegt men, het volk regeert, het volk is overeengekomen met de Overheid hoe en wat de staatsadministratie zijn zal. Overheid en volk hebben een soort contract aangegaan, een burgerlijk con tract, waaraan beide partijen zich te houden hebben, en het maken van dit contract behoort tot de competentie der burgers, of beter, der kiezers. Toch is deze voorstelling geheel in strijd met de werkelijkheid. Er is in de historie der volkeren nergens een «dstip aan te wijzen, waarop dit con- act is aangegaan. Uit de geschiedenis blijkt van een Sociaal contract niets. Dat het Gezag berust op zulk een over eenkomst is een fictie. De verhouding tusschen Overheid en Volk berust niet op een rechtsbeschikking, doch is van zedelijken aard. En nu moge in onzen tijd het ingewikkelde leven en dus ook de zeer ingewikkelde uitoefening van het Overheidsgezag voortdurende me dewerking van het volk voor de rich- tige volbrenging van de Overheids taak noodzakelijk maken, dit doet niets af aan de zedelijke verhouding, welke tusschen beiden bestaat. Wie het wezen van de Overheid wil leeren verstaan moet in de geschiede nis terug, naar het tijdperk der ontwik keling van het volks- en staatsleven. En uit de oorsprong van het wezen der Overheid zien we dan. wat wij in de voorgaande artikelen betoogd heb ben, n.l. dat het Gezag een gevolg is van mensrhelijke instellingen, maar van menschelijke hulpbehoevendheid. In gehoorzaamheid en onderwerping aan het gezag ligt slechts de erkenning van de waarheid, dat de maatschappij om te kunnen bestaan regeling en lei ding noodig heeft. Het wezen van het Gezag is dus beschermend op te tre den. Dat is het wezen van het Gezag in het algemeen. Er wordt gezag uitgeoefend door na tuurwetten op de stof en dit gezag be schermd de materie tegen zelfvernie tiging. Ejr wordt gezag uitgeoefend door klimaat en bodem op de planten wereld en in dit gezag ligt de waar borg voor de ontwikkeling van het plantenleven. Er wordt gezag uitge oefend door de natuur op de dieren en in het volgen van dit gezag ligt de bestaansvoorwaarde van het dieren rijk. ïn erkenning van dit gezag en in onderwerping eraan ligt de waarborg van bescherming tegen ontbinding van bét leven. In erkenning van dit gezag ligt dus ware vrijheid, want leven is Vrijheid. Er hangt dus alles vanaf, dat we het Gezag een vasten grond geven en het erkennen in zijn juiste wezen. En daarom is erkenning van de volkssouvereiniteit noodlottig. Eerstens omdat zij historisch niet bestaat, dus een fictie een waan is, tweedens omdat wanneer wij de bron van het gezag toch in die volkssouvereiniteit willen zoeken, we het Gezag ontadelen, het Gezag van zijn vasten grondslag be- rooven en dus het beschermend ka rakter van het gezag ontnemen. Ge lijk de historie heeft aangetoond. Wan neer het Gezag steunt op den vrijen wil des menscen, kan het gezag ook weer door. dienzelfden vrijen wil wor den op zij gezet. Het gezag staat of valt met de mee ning van de helft plus één. Het Gezag krijgt een Rechtswaarde zooals de meerderheid des volks die ziet en wenscht. De zedelijke waarde wordt aön het gezag ontroofd. Het gezag wordt de speelbal van een machts kwestie en ten slotte wordt het Gezag verlaagd tot middel om macht te hand haven, om een minderheid te onder drukken, waardoor dus Gezag en Vrij heid met elkander in conflict komen. Van den fictie ven Grondslag, de volkssouvereiniteit moet het Gezag dus afgebracht worden naar den eenigen vasten grondslag. In de plaats, dat we het gezag, er kennen als product van contract, van Rechtsovereenkomst, hebben we het Gezag te erkennen als een zedelijke factor wortelend in het historisch ge- wordene, buiten 's menschens toedoen gevestigd. En dan moeten we terug tot het be gin der dingen, tot de formatie der stof felijke en geestelijke dingen, tot Hem, die het heelal geschapen en alle dingen aan vaste natuurwetten heeft onder worpen. De overheidsmacht is een onmiddel lijke Schepping Gods geweest. De Zone Gods sprak de waarheid, toen hij voor Pilatus, op diens betui gen: „Weet gij niet, dat ik macht heb U te kruisigen en macht heb U los te laten antwoordde: „Gij zoudt geene macht hebben tegen mij, indien het U niet van b o ve n gegeven ware". De Apostel Paulus bevestigt het la ter met deze woorden: „er is geen macht dan van God en de machten die er zijn, zijn van God verordend". En de Apostel Petrus zegt: „Zijt dus alle menschelijke ordening onderdanig om des Heeren wil". De vaste grondslag voor het gezag is de belijdenis dat het door God ver ordend is. In Hem ligt de bron van het Gezag. En door alleen het gezag als zooda nig te aanvaarden ontvangt een volk de waarborg voor zijn vrijheden. Want en zie hier de z e d e 1 ij k e waarde welke het Gezag dan erlangt wanneer God het Gezag schept, bindt Hij deze aan het absolute Recht. Want God die alles schiep, heeft als eenig doel, die gansche schepping ook in stand te houden. We zien het in de stoffelijke wereld, in het leven van plant en dier, waar alles leeft en ont wikkelt onder het Gezag van de voor hen geschapene natuurwetten. Zoo ook is het in het leven der menschheid. De Overheid moet zich gebonden weten, aan het Recht, dat God voor het menschdom instelde, en dat zij haar Gezag ontleent aan den Eenigen Sou- verein, Die macht heeft Gezag op te dragen. Zoo gevoelt een overheid haar groote verantwoordelijkheid, waarme de natuurlijk in beginsel aan alle wil lekeur en machtswellust den kop wordt ingedrukt. Het Gezag dient dan om de zuivere Rechtsvorm voor overheid en volks leven te handhaven. En daarin ligt de vrijheid des volks, en dus de bescher ming des volks, opdat het zich naar zijn aard en roeping ontwikkelen kan. Dit vinden we weer bevestigt in de uitlating van den Apostel Paulus „Want de Overheid is Gods dienaresse U ten goedezij draagt het zwaard niet te vergeefs, want zij is Gods dienaresse, een wreekster tot straf dergenen, die kwaad doet, daar om betaalt gij ook schattingen, want zij zijn dienaars van God, in ditzelve geduriglijk bezig zijnde". Onder wat regeeringsvorm ook, al is het onder de meest democratische, wie de bron van het Gezag aan God onttrekken wil en deze aan het volk wil toekennen, vergrijpt zich aan het edelst goed en boet er noodwendig alle bestaansvoorwaarden bij in. Zijn vrij heid is verloren en de ontbindings krachten gaan hun luguber werk ver richten. Wie het Gezag erkent als uit God uitgaande, kent en handhaaft de absolute Rechtsnormen, waarin de waarborg ligt der volksvrijheid. Maar wie het Gezag miskent, moet noodwendig de bron van het Gezag in den mensch zelf zoeken, in welken vorm hij dat ook doen wil, maar dan ontbeert hij ook de Rechts zekerheid, want wat het volk dit is de volksmeerderheid uitmaakt, is een betrekkelijk begrip, dat geen en kele waarborg biedt, dat het de hand having is van het Recht. En zien we nu rondom ons Overal trekt het beginsel der Volks souvereiniteit door. Men heeft als we tenschappelijk mensch de „bijlichting" van de bijzondere openbaring Godes niet noodig, en wie zijn beginselen voor het openbare leven afleidt uit Gods Woord, telt in de wetenschappelijke wereld niet mee. Alsof er eenig weten schappelijk systeem is, dat niet op ge loof, geloofs-hypothese, veronderstel ling, is opgebouwd. Maar zie nu de uitkomst. Waar bloeit de ware vrijheid, waar blijkt dat het volksleven zich ontwik kelt in sterke levensharmonie De voorstanders der volkssouvereiniteit bevinden zich in de doodelijke worste ling met hen, die, minder gematigd, de uiterste consequentie dezer leer wen- schen toegepast te zien. Er zijn veel graden en trappen en standen in de belijdenis der Volkssou vereiniteit, maar de consequentie, het noodlottige einde ligt daar waar de ontbindende machten het volksleven verteeren, omdat er geen rechtsnormen zijn, omdat er geen ware vrijheid is. De consequentie der volkssouverei- niteitsleer ligt in de absolute onder drukking des volks, omdat zij eindigt met een niets ontziende worsteling om de m a c h t, om de macht ten koste van enkelen, ten koste van allen. De consequentie der volkssouverei- niteitsleer wordt op de meest droeve wijze gedemonstreerd door het zichzelf verteerend volk, dat zucht onder den onbarmhartigen knoet van enkele bols jewistische machtswellustelingen. Nadruk verboden. Van een belangstellend lezer mijner brieven ontving ik, naar aanleiding van mijn „Uitkijk" over Vader Cats, de mededeeling, dat vader Cats in het laatst der zestiende eeuw te Goe dereede geweest is en het hem als advocaat mocht gelukken een vrouw uit Goedereede, die ter dood veroordeeld was omdat zij beschul digd werd van tooverij, te verdedigen en haar van een schandelijken en wreeden doodstraf te bevrijden. Ongetwijfeld zullen mijn lezers uit Goederee de met belangstelling van dit feit kennis nemen BI&ClELAAR'S KOFFIE B00PI VOOR BOOn KWALITEIT A.v o. BIGGELAAR 8. C2 ROOSENDAAL omdat er uit blijkt dat ook in hun veste eenmaal de gruwelijkheid van het middel-eeuwsche bij geloof slachtoffers geëischt heeft. „Ken u zelve Een van die wondere uitspraken, die zulk een rijkdom van gedachten, zulk een diepte van beteekenis hebben. Wie eigenlijk kent zichzelf En toch, hoe noodzakelijk is het, dat men zichzelf kent. In vele gevallen zal het nog gemakkelijker zijn een ander te leeren kennen dan dat men zichzelf kennen leert. Bij oppervlakkige beschouwing klinkt dat mis schien wat paradoxaal, maar de zaak wat meer op den keeper beschouwende, dringt de waar heid hiervan toch tot u door. Immers wanneer men een ander tot object van ernstige studie maakt, heeft men in vele ge vallen het voordeel eenigszins objectief tegen over diens persoon te staan, terwijl men bij zelfbeschouwing dit voordeel missen moet en te kampen krijgt met velerlei subjectieve fac toren. Hoe weinigen is het gegeven op een afstand van zichzelve te gaan staan Bij beschouwingen en studie van anderen gaat dit gemakkelijker en soms kunnen wij het ver brengen in het leeren kennen van menschen met wie wij een tijdlang omgaan. En dan kennen wij den één soms spoedig, althans op een ze kere hoogte (want dit kennen blijft altijd heel betrekkelijk), terwijl anderen moeilijk of zelfs nooit hun ziel zoover openen, dat wij een die peren blik er in kunnen werpen. De soorten loopen zoover uiteen. We hebben allen wel eens menschen ontmoet, die na een gesprek of omgang van een half uurtje zich geheel gegeven hebben, en wij onze meening omtrent hen kunnen vaststellen met groote juistheid. Dit zijn vaak oppervlakkige naturen, die geen diepte toonen, omdat zij geen diepte hebben en met een oppervlakte moeten volstaan. Het zijn de kindermenschen, die gedoemd zijn hun leven lang kind te zijn, meestal de veelpraters, die geheel hun hebben en houden bloot leggen, voor degenen, die blijk geven eenige notitie van hem te nemen. Zelden vergist men zich in dit slag menschen. Anders staat het met naturen, die een inhoud hebben, en onder deze is de verscheidenheid ook groot. Ook hier zijn openhartige naturen maar toch meestal meer bereid te ontvangen dan te geven. De vragers weten dikwijls heel wat meer dan de praters Het leeren kennen van de psyche van den mensch is een interessante studie. Maar zooals we reeds zeiden, immer blijft dit kennen be trekkelijk. Na jarenlange omgang met een mensch kunnen we plotseling voor verrassingen komen te staan en een karakter van een geheel nieuwe zijde leeren kennen. Hoe dikwijls hooren wij niet zeggendat zou men nooit van hem gedacht hebben. De materie is dus uiterst moeilijk en men wachte zich wel spoedig een oordeel over een mensch te vellen, en wordt het ons gevraagd te oordeelen, laten wij dan o zoo voorzichtig zijn. Wij zijn zulke slechte menschenkenners Maar moeilijker is het nog zichzelf te leeren kennen. Het is feitelijk een studie, die ons levenslang bezig houdt. Wij komen er nooit mee klaar. En juist omdat we zoo subjectief tegenover ons zelf staan, is het gevaar zoo groot, dat wij ons zelf bedriegen. En dat kan noodlottig voor ons zijn. Zelfbedrog is zoo vreeselijk. We zijn er bijna niet van te genezen, anderen kun nen er ons zelden van afhelpen. We weten het zelf immers zoo goed wie en wat en hoedanig wij zijn. Blind zijn wij dan en wij vergaan in die ontzettende verblinding. Onderschat het gevaar van zelfbedrog niet. Wij komen er zoo licht toe ons zelf te bedriegen, juist omdat we zoo subjectief tegen over ons zelve staan. Want we hebben ons zelf zoo lief. En die eigenliefde is het struikel blok, waarover wij vallen. Wij durven, wij kunnen, wij willen niet hard voor ons zelf te zijn en we denken zoo graag het beste van ons zelf. De neiging tot eigengerechtigheid speelt ons parten en we verstrikken in ons zelf, stumpers, onmachtigen, die wij eigenlijk met al onze gewaande grootheid toch zijn. Dat zelfbedrog kan heel ver gaan, zóóver, dat die zelfbedriegers wandelende raadsels voor andere menschen worden. Er zijn menschen die in hun omgeving door en door bekend zijn, wier geschiedenis een aaneenschakeling van ongerechtigheid, valsch- heid, laagheid en gemeenheid was, maar die zichzelf niet kennen. Hun eigenliefde is zoo geweldig groot, dat waar andere, minder groote eigenliefhebbers in hun plaats, alle zelfrespect verloren zouden hebben, zij daarentegen zich nog de verpersoonlijking der gerechtigheid en der waarheid achten, zich nog steeds een au reool van menschenmin en waardigheid en goed heiden liefde om de slapen denken. Arme zielen, bedriegers van zichzelve, waar gaat het met u heen Ken U zelveMaar hoe zal hij zich zelve leeren kennen Zijn hart is in hem vreemd, een geheimenis met zeven zegelen gesloten. Aan zich zelve vreemd leeft hij, aan zich zelve vreemd sterft hij. Omdat zij zich zelve te lief hadden. Hun eigenliefde was hun levensvloek Waarom hebben wij ons zelf zoo verkeerd lief Waarom brengen we ons zelf niet wat meer onder het ontleedmes, waarom zijn wij niet wat harder voor ons zelf, ons zelf tot welzijn. Ken U zelve. Het is een noodzakelijke levens les, die helaas door te weinigen geleerd worden. Wij bemoeien ons wel eens te veel met anderen en dan zien we den splinter, maar den balk in ons eigen oog zien wij niet. Wachten wij ons, dat onze eigenliefde ons den weg verspert in welken wij ons zeiven moeten leeren kennen. Want niet wat wij ons zeiven schijnen te zijn, maar wat we w e r k e 1 ij k zijn, beslist over ons levensgeluk van heden envan de toekomst. UITKIJK. RUTH 1 16, 17. „Maar Ruth zeide: Val mij niet tegen, dat ik u zoude verlaten, om van achter u weder te keeren: want waar gij zult heengaan, zal ik ook heengaan, en waar gij zult vernachten, zal ik vernachten: uw volk is mijn volk, en uw God is mijn God. Waar gij zult sterven, zal ik ster ven, en aldaar zal ik begraven worden; alzoo doe mij de Heere, en alzoo doe Elij daartoe, zoo niet de dood alleen zal scheiding maken tusschen mij en tusschen u". I. Het was voor Naomie een pijnlijk oogenblik, toen zij aan Ruth voorsloeg terug te keeren. Orpa is heengegaan, en 't heeft haar diep gesmart. Zal Ruth hetzelfde doen Naomie wordt tus schen hoop en vrees geslingerd. In spanning wacht zij de beslissing van haar schoondochter af. Welk een blijd schap vervult haar hart, als zij uit den mond van Ruth verneemt, dat deze vast besloten is haar schoonmoeder te volgen. Wat ons hier allereerst treft, is de groote liefde van Ruth tot Naomi. Zou zij de moeder van haar overleden man niet liefhebben, aan wie zij zich zoo innig verbonden gevoelde en met wie zij zulke gelukkige dagen had door gebracht Wie anders dan zij, zou voor de hulpelooze weduwe zorgen Neen, Ruth kan niet.van haar scheiden,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1