'EG SI
Antirevolufionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
ren
VAN ROSSEM's
IN HOG SIGNO VINCES
Lichte Baaitabak
aak
ile Proeftuin
No. 3366
ZATERDAG 24 SEPTEMBER 1927
42ste JAARGANG
iken en
dules
ERKEs!
Glutenhoehies
uerancier uan
una i u.
HET GEZAG.
Op den Uitkijk.
IS ets. per
gel 173-175
Wc BOEKHOVEN ZONEN
Aile stukken voor de Redactie bestemd, Adverientiëa ea verdere Administratie» franco toe te zenden aan de Uitgevers
ekend lage»
in het oude
d. Magazijn fi
■STRAAT 731
lal met meer 1
modellen 1 w
ïderlng in de weide
jnder in aanmerking
rk M. V.' R.
rk M. V. R. 27
TTERDAM
LD, Zadel- en GareeimaKer,
EERSTE BLAD.
In patent verpakking
Morst niet, scheurt niet
Maakt geen kort
EL EN OLIËN.
eptember. Binnenl.
Tarwe overmatig
Ie prijzen met geheel
itgezochte kwaliteit
oven, overigens naar
jgge weinig getoond
valier kalm gestemd
an f 10—12. Erwten
Ind van f 20—25,50.
,en, tot hoogere prijs
Kg.
ieptember. (Boeren«
f 30—32, maanzaad
11, geel mosterdzaad
6-11.
tember. (Opgaaf van
Voer van vlas250
00 Kg. Groningsch
Kg. Holl. geel.
jELEN.
tember. Heden waren
:n als volgtBrielsche
Zeeuwsche blauwe
lers f 4,25—4,75, id
eigenheimers f 4,50—
-3, per H.L. Westl.
per Kg. Met tamelijk
idkoope prijzen.
jtlEK
Geen filialen
ebt U nooit gekocht.
[bergplaats Oostzeedijk
aande uit: Zware en
n, Ramen, Deuren,
Blauwe en Roode
aeren Schoorsteenman»
100 M3 stophout en
A. DROPPERT, Vre»
Rotterdam. Tel. 13964.
OVERFLAKKEE te
angeweg) is op eiken
Delangstellenden GRA»
k. Desgewenscht geeft
inlichtingen, die moch»
anod
Deze Courait vet schijnt eiken WOENSDAG en 1ATERDAG.
ABONNEM .NTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— bijj vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJÏC
Telef. latere. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zfl beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
erdam
of
ondstoffen, in verhou»
an bllUjl
IS1EIS
ms en platen altijd ruim
in den Boekhandel
3MMELSDIJK
cennis voor noodig. Worden
urreerend geleverd door A.
E. Meer dan 30 jaar ervaren
Aanbevelend,
1EIDE - Middelharnls
LANDBOUWERS 1
■oor Gateelen en alle soot'
ntulgen is en blijft:
'rieslaan 205, Middelharnis.
die reeds van mij betrokken
dt door hen overtuigd, dat
er kunt. Bestellingen worden
n aangenomen door den nee*
JRMAN, welke U geregeld
eken
L..^fl>«a1-ïï"iwrui-nr ,r r-,mW8£i
ui.
In ons eerste artikel bespraken wij
de waarde, die te hechten is aan het
kennen van de juiste bron van het ge
zag en wezen wij op de verschillende
denkbeelden, die er omtrent de bron
van 't gezag bestaan. In ons tweede ar
tikel stelden wij de vraag waar heb
ben wij de bron van het gezag te zoe
ken, zal het gezag moreele waarde er
langen en geplaatst kunnen worden op
een hechten grondslag. En het ant
woord op deze vraag was indien wij
de bron van het gezag zoeken, niet in
de kracht van het geweld, niet in een
sociaal contract, noch het gezag be
schouwen als een product der natuur
historische ontwikkeling, maar indien
wij de bron van het gezag zoeken in
den Maker van alle dingen. In het slot
van dit artikel zeiden wij, van diepere
beschouwing van dit algemeene vraag
stuk thans af te zien en een paar vol
gende artikelen te wijden aan t Over
heidsgezag in ons land.
Vooraf ga echter nog één opmerking
Wanneer wij uitgaan van de stelling
dat de Schepper van Hemel en Aarde
de Bron van het gezag is, er diensvol
gens geen absolute souvereiniteit be
staat bij eenig mensch of kring, doch
dat er slechts van afgeleide souvereini
teit sprake kan zijn houdt dit nog geen
zins in, dat deze afgeleide souvereini
teit, waar zij opgedragen is aan een
staatsbestuur, gebonden is aan één
vorm. Het gezag over een volk kan
berusten, zoowel bij een vorst als bij
een republikeinsch president, m. a. w.
het gezag voortvloeiend uit den Schep
per aller dingen verliest niets van zijn
waarde, of het al wordt uitgeoefend in
een aristocratisch, democratisch, mo
narchistisch of republikeinsch bestuurd
rijk. Onder de meest onderscheiden re-
geeringsvormen blijft de stelling ge
handhaafd het gezag vloeit af uit de
eenige Bron, welke is de absolute Sou-
verein van Hemel en aarde.
En nuhet gezag in ons land.
Wie draagt in ons land de souverei
niteit
De sleutel, welke dit vraagstuk tot
oplossing brengt, vinden wij in de be-
langrijke geschiedenis van het jaar
1813. Men weet, wat er in de gewich
tige jaren die aan dat jaar voorafgaan
gebeurd is. 't Was de overheersching
der Franschen, waardoor ons land ge
knecht was geworden. Dat ijzeren juk,
eenmaal vrijwillig op de schouders ge
nomen, was nu afgeworpen en men
stond voor de vraag Wat nu?
Is ons volk toen in vergaderingen
samengestroomd en besprak het daar
het vraagstuk: aan wien dragen wij nu
het gezag op Is er een deputatie in
het leven geroepen, dat namens het
volk, de wet, de Staten-Generaal, het
ministerie of wat dan ook aan een per
soon of bestuur het gezag opdroeg
Neen, niets van dit alles. Met en
thousiasme en spontaan is in het onaf
hankelijkheidsjaar 1813 de stamhouder
van het huis van Oranje tot Souvereine
Vorst uitgeroepen.
In de grondwet van 1814 heette het:
„De Souvereiniteit der Vereenigde
Nederlanden is en blijft opgedragen
aan den Prins van Oranje-Nassau, om
door zijn wettige nakomelingen te wor
den bezeten erfelijk".
En in de grondwet van 1815 werd
precies hetzelfde uitgedrukt, al ver
anderde men 't woord „Souvereiniteit"
in „Kroon", ter voorkoming van mis
verstand. En deze uitdrukking bleef in
het gewichtige jaar 1848 gehandhaafd.
De grondwet draagt geen souverei
niteit op, zij constateert slechts dat er
souvereiniteit is en bij wien deze sou
vereiniteit berust.
Hoe toch waren de feiten
In de zestiende eeuw berustte de
souvereiniteit bij den landsheer. Na
de afzwering van Filips II, bij de Sta
ten-Generaal en bij de staten der ge
westen. Hierop volgde de periode der
Fransche overheersching. Maar toen
ons volk vrij kwam, was er geen keuze
te doen. Het kordate driemanschap:
Van Hogendorp, Van der Duin en
Van Stierum waren niet in het 'bezit
der souvereiniteit en konden dus niet
naar willekeur aan een der buitenland-
sche prinsen of binnenlandsche aris
tocraten deze souvereiniteit opdragen.
Zij vonden den weg als aangewezen.
De souvereiniteit in ons land was reeds
sedert lang geworteld in ons staatkun
dig feven en wat het driemanschap
deed was niet anders dan een daad
der consequentie, die paste op het
staatsrechtelijk verleden. De Prins van
Oranje was aangewezen de souverei
niteit over ons land en volk te dragen.
Niet de Grondwet was het dus, die
dezen stand van zaken schiep. De
Grondwet vond dezen stand bij haar
wording en kon niet anders doen dan
dezen stand constateeren en bevestigen
Het gezag berust dus historisch juist
bij het huis van Oranje.
Dit gezag draagt niet het karakter
van absolutisme. Nederland is een vrij
volk en de souvereiniteit van het huis
van Oranje is een souvereiniteit over
een vrij volk, dat zijn vrijheden heeft
gewaarborgd in een constitutie.
De Prins van Oranje verklaarde
zelf: „Hij aanvaardt wat Nederland
hem aanbiedt: maar alleen op de waar
borging eener vrije constitutie, welke
de vrijheid der ingezetenen tegen mo
gelijke misbruiken verzekert."
Nederland is dus een historische
staat, d. w. z. ons land is geen product
van een verdrag, van 'n overeenkomst
en het gezag over ons volk is niet naar
willekeur des volks opgedragen aan
het huis van Oranje,
Waarom wij hier zoo nadrukkelijk
op wijzen
Opdat voorons besef levendig komt
vast te staan, dat ons staatkundig le
ven niet door 'n geschreven grondwet
in het aanzijn is geroepen.
Dit toch wordt wel beweerd, maar
is in strijd èn met de geschiedenis én
met de dagelijksche praktijk des levens
Een groot staatkundig man onzer da
gen heeft eens geschreven: „Al heeft
eerst de grondwet van 1814 onze te
genwoordige staatsregeling ingevoerd,
toch steunt èn het gezag van ons Ko
ninklijk Huis èn de plaats, die onze
Staten-Generaal en onze Staatsinstel
lingen innemen op hetgeen aan die
grondwet is voorafgegaan. Wat in
1814 en later is geschied, sluit zich aan
bij historische toestanden en kan ge
zegd worden daarvan de formeele er
kenning te zijn."
De constitutie is geen product van
overeenkomst en van contract, maar
een vrucht der historie.
Het ontstaan onzer volksrechten
danken wij niet aan hetgeen in 1814
geschied is, maar is reeds na te gaan
tot in den grafelijken tijd, toen de vorst
om zich de hulp van het volk te ver
zekeren, aan provinciën en steden pri
vilegiën schonk.
Het was de groote fout van de re
volutie-mannen in 1798, dat zij deze
hoogst gewichtige zaak ontkenden. Zij
braken met de historie en trachtten een
nieuw volksbestaan te scheppen.
„Volkssouvereiniteit", was hun leus,
en in hun hoogst gebrekkige staatsrege
ling van 1789 dachten zij een waar
borg te vinden voor de „vrijheid, ge
lijkheid en broederschap".
Maar hun daden deden denken aan
een despotisme, zooals men dat oud
tijds in de landen van 't Oosten placht
aan te treffen. Het volk was totaal
machteloos en was gedoemd tot sla
vernij.
Thorbecke zeide ervan„Het was
een spel met constitutiën, een spot drij
ven met volk en vertegenwoordiging".
Gelukkig, dat men in 1814 wat ver
standiger was geworden en men inzag
dat een staatsregeling zich heeft aan
te passen bij het historisch gewordene
en een constitutie niet iets schept, maar
slechts het bestaande constateert en
bevestigt.
In 1814 bleek men weer in te zien,
dat Nederland een historie had, die
niet met een pennestreek was uit te
wisschen, maar waarop men slechts
had voort te bouwen.
Daarom, omdat men dit inzag, werd
erkend, krachtens de historie, de sou
vereiniteit van het Huis van Oranje,
regeerende bij de gratie Gods
Wij beschouwen de Grondwet dus
niet als oorzaak van onze staatsinstel
ling, doch slechts als een bevestiging
hiervan.
Wij nemen met deze beschouwing
stelling tegenover hen, die in de
Grondwet de oorzaak van onze staats
rechtelijke gemeenschap zien.
Volgens deze ontleent de staat alle
macht aan de Grondwet. De macht
der overheid vloeit uit haar voort. De
souvereiniteit van het huis van Oranje
wortelt in de Grondwet. Men maakt
de Grondwet als het ware tot een op
permachtig wezen. Het is een vergod
delijking van de Grondwet.
En tochhet is niets anders dan
een stukje beschreven papier. In de
historie is bewezen hoe machteloos het
is. Wanneer er voor de volksvrijheid
geen andere, geen hechter, geen mo-
reelen waarborg is dan dit stukje pa
pier, ziet het er voor een land treurig
uit. Trouwens dat bevestigt de geschie
denis. Het is bewezen, dat in een land,
dat geen grondwet heeft, de constitu-
tioneelen staatsvorm zuiver en hecht
was, terwijl in een ander rijk, dat wel
een Grondwet had, de vrijheden die
bij deze grondwet gewaarborgd waren
met voeten vertreden werden.
Wanneer er geen zedelijke rechten
en gewaarborgde vrijheden bij een volk
bestaan, kan 'n grondwet ze niet geven
En gelukkig ons volk bezit zijn zede
lijke rechten en vrijheden, en bezat ze
reeds lang vóór we de Grondwet ken
den Door de ordinantiën Gods heb
ben wij ze in den weg van een ont
roerend schoone historie verkregen,
een rijk gevolg dezer historische ont
wikkeling is geweest de souvereiniteit
van het Oranjehuis over ons volk.
En bij dit doorluchtig Huis berust
dan het gezag. Het alles omvattend
gezag. De souvereiniteit van ons Vor
stenhuis is één en ondeelbaaar. De
volle luister van het souvereine gezag
straalt van de kroon af.
Daarmede verwerpen wij de z. g. n.
leer der machten deeling, welke door
den staatsgeleerde Montesquieu in zijn
„Esprit des lois" uiteengezet en verde
digd is, en in onze dagen nog aan
hangers vindt.
Montesquieu leerde n.l. dat er moet
zijn een triaspolitica, drie naast elkan
der staande machten. Montesquieu
leerde dat er in een land moeten zijn
een wetgevende macht, een uitvoeren
de macht en een rechterlijke macht,
gescheiden van elkander elk op zich
zelve.
Van een souvereiniteit van een ge
zaghebbend Huis blijft dan natuurlijk
niets over.
In de grondwet vinden we echter
toch nog iets terug van deze leer der
machtendeeling. Zoo zegt b.v. art. 55
van de grondwet„De uitvoerende
macht berust bij den koning. Dit arti-
tikel is zonder eenigen zin. En de uit
voerende èn wetgevende macht be
rusten bij den koning. De koning is de
wetgever al is hij bij de uitoefening
van deze macht gebonden aan de sta-
ten-generaal. De regeermacht is een
eenheid, een uitvloeisel der souvereini
teit.
Willen wij dan terug naar de abso
lute monarchie 1
Willen wij onze vrijheiden prijsge
ven
In genen deeleEen grondwet be
schouwen wij niet als een Charter,
een wet waarin een absoluut vorst zijn
wil omschrijft. Wij willen de verkre
gen rechten onzes volks handhaven en
om ze vast te houden omschrijven wij
die in een constitutie.
Maar waar wij voor waken willen is,
dat we de begrippen overheid en volk
door één gaan mengen. Zij moeten
gescheiden blijven. De overheid is niet
uhet volk en het volk is niet tevens de
overheid.
En hierin juist zien wij de hechste
waarborg voor onze verkregen rech
ten Valt dit onderscheid weg, dan is
het gevaar groot, dat men vervalt tot
vertreding der rechten.
Daarom geen volksregeering, geen
volkssouvereiniteit, maar een overheid
met afgeleide souvereiniteit van den
Souverein aller dingen.
Wij kunnen ons daarom niet ver
eenigen met een z.g.n. parlementair
kabinet, een regeering van het parle
ment, dat in zijn commissiën en club
vergadering uitmaakt wie en wat de
Regeering zal zijn. De ministers zijn
dan geen dienaren der Kroon, maar
dienaren van het parlement, of beter
nog dienaren van de meerderheid van
't parlement. Dit systeem toch leidt tot
overheersching van een bepaalde po-
tieke groep of groepen. Bovendien ver
liest het parlement zijn eigenlijk karak
ter er door, daar het den rechtmatigen
volksinvloed verliezen moet en vanzelf
is er dan van opkomen voor de rechten
des volks geen sprake meer.
Vandaar ook dat het niet in de lijn
van ons staatsrecht ligt, dat een mi
nister tevens kamerlid zoo zijn. De
grenzen moeten geëerbiedigd blijven,
aan de ééne zijde een regeering en aan
de andere zijde een volksvertegen
woordiging.
Nadruk verboden.
Alles heeft zijn voor en tegen.
Zoo is het ook met den winter.
Wat hij ons aan de eene zijde ontneemt,
geeft hij ons aan de andere zijde weer.
Dit geldt althans voor hen die een eigen
huis en thuis hebben.
Dan kunnen de winteravonden zoo gezellig
zijn
Wanneer we de stormen door de takken der
boomen hooren loeien, of de regen tegen onze
vensters hooren kletteren, kunnen we ons thuis
zoo veilig, zoo op ons gemak voelen, dan voe
len we de waarde van een huis, van een thuis.
Inderdaad naast onze kleeding en ons voed
sel, behoort een huis tot de elementaire behoef
ten van ons leven.
De oudste bewoners der aarde waren in het
bezit van een huis, en alle geslachten hebben
deze behoefte gevoeld en hebben er in voor
zien. Zelfs de nomaden volken, die met hunne
groote kudden geen vaste woonplaatsen beza
ten, doch, overal heentrokken, namen him ten
ten met zich, waarin zij des nachts terugtrokken
voor zoover zij geen nachtwacht bij de kudden
betrokken.
Zoo de barbaarsche en wilde volken als de
meest beschaafde hebben hun woning, ook al
loopen zij wat bouw en inrichting betreffen zoo
ver uiteen als de wigwams der roodhuiden en
de marmeren paleizen der goudmagnaten.
Onze woning is onze sterkte.
In onze woningen ligt onze kracht.
Zoolang we een woning hebben bestaat de
mogelijkheid, dat wij kracht ontwikkelen, dat
we ous doen gelden en invloed uitoefenen naar
buiten. Zijn we dakloos dan boeten we deze
kracht en invloed in. Dakloozen zijn de kracht-
loozen van ons maatschappelijk leven, die ne-
geeren we, omdat ze zonder macht en invloed,
afhankelijke wezens zijn.
Ons huis kunnen we niet missen in geen en
kel tijdperk van ons leven.
Toch wordt de behoefte aan onze woning
in het eene tijdperk meer gevoeld dan in het
andere.
Behoefte aan onze woning hebben we als
kind, wanneer we door ouderlijke zorg omringd
zijn, en straks als de ouderdom daar is en het
publieke leven ons niet meer noodig heeft ge
voelen we ons aangetrokken tot ons huis, waar
in we de laatste dagen onzes leven in rust kun
nen doorbrengen. In de volle kracht van ons
leven kunnen we ons huis soms korter of lange-
ren tijd ontberen, kunnen we in den vreemden
of in het hotel leven ons schikken zonder dat
we direct van onze kracht en energie inboeten.
Toch zouden we op den duur ons huis missen.
Ons huis is onze sterkte, onze burcht. Dat
ondervinden we vooral in onze zieke dagen,
in dagen van zwakte, van leed en smart.
En zoo ook gevoelen we de behoefte aan
een huis in den langen kouden en vaak don
keren wintertijd meer dan in den zonnigen en
lichten zomertijd.
Tot haar volste recht komt onze woning in
de winteravonden.
Maar laten we dan ook den rijkdom en het
voorrecht dat het bezit van ons huis ons geeft
op prijs stellen en er ook dat genot van trek
ken wat er van te trekken is.
Niet ieder blijkt deze kunst te verstaan en
waar, dat zoo is tracht men elders te krijgen
wat alleen thuis inderdaad te krijgen is.
En zoo ontstaat wat in den volksmond ge
noemd wordt de uithuizigheid, een zeer donke
ren kant van ons modern maatschappelijk
leven.
Want de uithuizigheid verzwakt ons mensche
lijk gesiacht.
Het huiselijk leven, het gezinsleven is de
bron van onze kracht en van onze energie. En
wanneer we nu dat huiselijk leven gaan ont
vluchten stoppen we deze levensbron dicht of
verwijderen we er ons van, terwijl er geen en
kele plaats in de geheele samenleving is, die
er ons iets voor terug kan geven, dat er op
lijken kan.
Men denkt het soms wel eens dat men ook
elders vinden kan wat het thuis geeft maar
wat men er voor krijgt is op z'n best erzats,
surrogaat.
De pret, welke men in de avonden buiten
eigen huis op doet laat den geest verhongeren
en mergelt het lichaam uit.
En men tracht zijn uithuizigheid te vergoe
lijken met een schouderophalendoch, een
mensch mag wel wat ontspanning hebben. Doch
wat men voor ontspanning aanziet, of er voor
houdt, is in wezen niets anders dan geest en
lichaam slopende inspanning. Daar zijn de dans
avondjes, de bioscopen, de theaters, de schouw
burgen, de café's, de diverse vereenigingen voor
„ontspanning'' te veel om op te noemen. En
na den beker van het genot tot den bodem ge
ledigd en volop pret gemaakt te hebben, keert
men vermoeid huiswaarts, meer vermoeid vaak
dan na uren ingespannen arbeid.
En dan klaagt men, wat is het tegenwoordige
geslacht toch zwak Wat zijn er toch tegen
woordig een hoop zenuwachtige menschen
Doch veelal zocht men een der grootste oor
zaken niet in de gekweekte uithuizigheid.
Wij zijn hiermee van een goede gewoonte on
zer vaderen afgeweken. Zij verstonden de
waarde van het huiselijk leven en zij bevonden
zich er wel bij. Van publieke vermakelijkheden