Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
60 CENT PER i POND
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3364
ZATERDAG 17 SEPTEMBER 1927
42STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
HET GEZAG.
,/©e 6oaden
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Ad ver tentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Op den Uitkijk.
Hoeden- en PöttenmagazIJn
Deze Courait verschijnt eiken WOENSDAG en 7ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franc per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJX
Teief. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zQ beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
II.
In ons voorgaand artikel hebben wij
op drie zaken de aandacht gevestigd:
le. het groote gewicht dat er aan ver
bonden is de bron van het gezag op de
juiste plaats te zoeken; 2e. de plaats
welke het gezag innam, in de de his
torie der menschheid, en ten 3e, het
verschil in inzicht ,dat in onzen tijd
bestaat over de bron van het gezag.
Thans doet zich de vraag aan ons
voor: hoe staan wij ten opzichte van
deze kwestie, waar zoeken wij de bron
van het gezag 1
Laten wij niet lichtvaardig over deze
zaak heenstappen.
Het gezagsvraagstuk is van te groot
gewicht, dan dat we ons in deze ma
terie niet zouden oriënteeren en positief
positie kiezen. Want wij mogen al
trachten het gezag links te laten liggen,
het gezag doet dit ons niet, maar plaatst
zich vlak voor ons op ons levenspad.
Het overheidsgezag toch grijpt diep in
uw persoonlijk leven, zoowel als in
het leven der uwen in. Het Overheids
gezag is gerechtigd van U de grootste
offers te vergen. Het maakt uw inkom
sten cijnsbar, het kan U of uw zoons
wegroepen naar het oorlogsterrein,
wanneer gij terecht of niet terecht be
schuldigd wordt, roept het U op ter
verantwoording en spreekt het een
„schuldig" of „onschuldig" over U uit.
Het gezag is dus wel de moeite waard
„wat nader te beschouwen en er een
V-Zelfstandige meening over te vormen.
En daarom de vraag: is het over
heidsgezag een wilsuiting van den
mensch of heeft een hoogere Macht
het ingesteld
Ziehier tweeërlei standpunt, dat we
nader bezien zullen.
Het gezagsvraagstuk als wilsuiting
van den mensch wordt op drieërlei wij
ze verdedigd.
In de eerste plaats wordt wel aan
gevoerd, dat het overheidsgezag van
oudsher door daden van geweld en
van overmacht zich gevestigd heeft.
Het gezag stond dan gevestigd op de
macht van den sterkste. Natuurlijk was
deze machtsgrondslag vaak ook hecht,
maar toch hield het niet langer stand,
dan den tijd dat er geen andere macht
zich voordeed, die sterker was. Kwam
die sterkere macht dan brak er opstand
oorlog en revolutie uit en was het met
het gezag gedaan, dan regeerde weer
het gezag van den veroveraar. In dit
geval kunnen we dus feitelijk niet van
een grondslag spreken, want het oor
logszwaard beslist hier en daar hangt
het vanaf, bij wien en hoe het gezag
zijn zal.
Heel sterk is 't gezag dan niet geves
tigd en bovendien roept het een toe
stand in het leven die slechts door ijzer
en bloed te handhaven zou zijn en dat
nog niet eens altijd.
Anderen zijn er die de bron van het
gezag in de vrijheid van den mensche-
lijken persoon zoeken.
Elk mensch zoo heet het dan, heeft
de vrije beschikking over zijn persoon.
Gezag over den menschelijken per
soon komt niemand van rechtswege toe.
Maar naast hem staan andere personen
met evenveel recht op vrijheid en onaf
hankelijkheid. Om nu te voorkomen,
dat deze samenleving een chaos wordt,
kiest men een bestuur om de orde te
handhaven. F,n zoo ontstaat dan het
gezag naar keus en vrijen wil van den
mensch Maar zou deze grondslag hecht
2ijn In de e.erste plaats ontbreekt hier
eenig historisch verband. Waar en
wanneer he,eft de vrije me:nsch dat be
stuur over zich aangesteld. En dan in
de tweede plaats: wanneer gezag naar
vrije keus aan een bestuur kan worden
opgedragen, dan eischt deze stelling
de consequentie dat ieder persoon dan
ook vrij is. Dan kiest een vader alleen
voor zich zelf, en zijn kinderen, eenmaal
mondig, moeten die vrijheid hebben ook
zelf weer te kiezen aan wien zij het ge
zag wenscht opgedragen te hebben en
op wat wijze zij dat gezag toegepast en
gehandhaafd willen zien. Wie dus een
vandaag vastgesteld stelsel morgen an
ders wil hebben, moet naar den vrijen
wil van den persoon zijn zin hebben. En
hoe moet het da,n als op een tijdstip de
één voor, de ander tegen een bepaald
bestuur is, wat dan Men begrijpt dat
er zoodoende van de vrije wilsbeschik
king in de practijk weinig of niets te
recht kwam.
Ook hier treft het gemis aan een vas
ten en hechten grondslag.
In de derde plaats zijn er, die zich bij
de eenvoudige verklaring neerleggen
't gezag is vanzelf ontstaan, Zij onder
werpen zich aan een zekere natuur
dwang, die niet wederstaan kan wor
den. Tengevolge van deze natuurlijke
loop, komt er een complicatie van om
standigheden waardoor de een macht
en de ander onmacht erlangt. Zoo ont
staat het gezag.
Dit stelsel heeft dit mee, dat het zich
bij de historie aanpast. Maar het heeft
dit onoverkomelijk bezwaar, dat iedere
zedelijke waarde uitgeschakeld wordt.
Men heeft de dingen dan te aanvaarden
zooals ze zijn en kan ze niet onderwer
pen aan een keur of toetssteen, Het ge
zag is dan willekeurig, heeft geen énke
le grondslag, zweeft eerder in de lucht
en komt nu eens in handen vn een tiran
en dan weer in handen van een wel
doener.
De drie bovengenoemde beschouwin
gen hebben dit gemeen, dat zij aan het
gezag een karakter geven, waarbij de
persoonlijke vrijheid niet de minste
waarborg heeft. Want tenslotte ont
aard het alle drie in een macht van den
sterkste, die vrij is het zwakkere te ver
drukken.
In onze bedorven samenleving blijkt
het toch telkens, dat indien er geen
zedelijk motief is, dat bindt, de sterkere
in woest geweld en bruut egoïsme het
zwakkere uitbuit.
En juist ieder zedelijk motief ont
breekt aan genoemde stelsels. Of het
een kwestie van macht, of van de helft
plus één, of een natuurlijke drang in de
historie is, een moreele sanctie wordt
er niet verkregen. Eerbied, waardigheid
en vastheid kreeg het gezag langs dien
weg niet.
Wil men dus het gezagsvraagstuk in
dezen geest oplossen, het zij dan in den
natuurlijken of in dén natuurhisto-
rischen weg, nooit wordt dan de zeker
heid gesteld, dat rust, vrijheid en recht
gehandhaaft blijven.
Maar vraagt ge, op wat wijs erlangt
men die waarborgen
Door aan het gezag een hooger ze
delijk karakter te geven, dan uit den
aard der zaak, het natuurlijk leven ge
ven kan.
Ten zij men absoluut atheïst is en
geen andere wereld dan dé stoffelijke
kent, is het de eenige weg naar de op
lossing dezer kwestie, de bron van het
gezag te zoeken in den Schepper van
alle dingen. Dit alleen geeft een zedelijk
karakter aan het gezag, en plaatst het
op een vasten grondslag, die nooit ont
zinken kan. De rust, de vrijheid en het
recht zijn dan gewaarborgd. Erkennen
èn gezaghebber èn onderdaan deze
bron van 't gezag, dan is er geen plaats
voor machtswellust en willekeur. Im
mers dan drukt er op overheid en op
onderdaan de verantwoordelijkheid die
er is aan Hem die het gezag instelde.
Er is dan ook een zedelijke band tus-
schen overheid en onderdaan, immers
de een weet dan, dat het gezag haar
werd opgedragen door de hoogste
Macht en de ander, dat het gezag over
hem gesteld is door Hem die de Bron
van het gezag is.
Het is dan geen overheidsgezag meer
uit menschen over menschen. Maar het
is overheidsgezag uit den Schepper.
En dit is het allesbeheerschende on
derscheid.
Onze gezaghebbers komen hierdoor
in gansch ander licht te staan. De en
kele persoon ziet den overheidspersoon
dan niet meer staan als gevolg van
overmacht en geweld, ook niet als de
afgevaardigde van een meerderheid des
volks noch als een door het toeval be
gunstigde, maar daar gesteld door een
hoogere Macht aan Wien hij verant
woording schuldig is.
Het gezag ontvangt in deze weg dus
sanctie.
Ontneemt deze heilige sanctie aan
het gezag en het gezag is geen gezag
meer.
Geen enkele mensch heeft bevoegd
heid gézag uit te oefenen over mijn
persoon tenzij hem deze bevoegdheid
gegeven is door een Macht die èn bo
ven hem èn boven mij staat.
Daarom is het een juiste consequen
tie öf een geloovige öf een nihilist.
Natuurlijk blijven er nog vele vragen
staan.
Doch wij wenschen het thans bij de
ze algemeene beschouwing over de
gezagkwestie te laten.
In een volgend artikel iets meer over
het gezag in ons land.
Nadruk verboden.
Vader Cats.
Wie is er in ons land van het kind dat nau
welijks schoolgaat af, tot den stokouden grijs
aard toe, die nooit van „vader" Cats gehoord
heeft
Vader Cats als dichter, ieder kent hem, al
is het dezer dagen reeds drie en een halve
eeuw geleden, dat hij geboren werd.
Een merkwaardig man was hij, boer, rede
naar, advocaat, eenvoudig burger, dichter, staats
man, geleerde van alles, en geliefd bij zijn tijd-
genooten en het nageslacht.
Hij was geleerd, sprak vele talen. Op hoogen
leeftijd hield hij nog in het openbaar in het En-
gelsche parlement een redevoering in de La-
tijnsche taal hij heeft in de Latijnsche en
in de Fransche taal gedichten geschreven.
Toch heeft hij noch aan zijn geleerdheid,
noch aan zijn staatkunde zijn bekendheid en po
pulariteit te danken.
Jacob Cats werd te Brouwershaven geboren
en studeerde te Leiden, Parijs, Oxford en
Oreleans. Door inpoldering van enkele Zeeuw
sche polders wist hij zich een vermogen te
verwerven en bracht het tot de hooge be
trekking van raadspensionaris. De bekende,
groote vergadering in 1651 werd door hem
geleid en zijn vromen zin bleek uit zijn ope
ningsrede, waarin hij de Unie der Vereemgde
Nederlanden vergeleek met de Hebreën, die
gedurende 450 jaren geen vaste gouverneur
of Kapitein-Generaal hadden aangesteld, maar
op eiken tocht een veldoverste kozen. Cats
wilde dat de Unie dit voorbeeld der oude
Israëlieten volgen zou
Maar, zooals ik zei, zijn staatsmanskunst
heeft hem evenmin als zijn geleerdheid popu
lair gemaakt.
Wat hem eeuwen lang bij ons volk deed
voortleven waren zijn gedichten.
In zijn dichtwerken leeft Vader Cats voort
Zeker, over de kunstwaarde van zijn poëzie
kan men verschillend oordeelen en er is een
tijd geweest, nog niet zoo heel lang geleden,
dat vader Cats als letterkundige „ontkroosd"
is, maar zijn populariteit heeft dat nimmer ge
schaad.
Eens, langen tijd na zijn dood, stond hij als
dichter hoog aangeschreven.
De Bisschop van Mechelen richtte eens het
woord tot den grooten Vondel, de „prins
onder onze dichters", en zei„Awiel, sinjeur
Vondel, ghij rijmt zeer aardig, maar ghij zijt
nog lang gienen Cats
Dat oordeel is later zeer zeker gewijzigd.
In later tijd is Cats zelfs bijna den naam van
„dichter" ontzegt, en als kunstenaar kan hij
in de schaduw van Joost van den Vondel niet
staan.
Zijn gedichten zijn „leuningstoelachtig" ge-
e>l&Ci£LAAR'5 KOFFIE BOOn VOOR hOOM KWALITEIT
1 A.V-O. EJIQGELAAR 8. CS ROOSENDAAL
noemd, „zonder verwikkeling van knoop".
De letterkundige Jonckbloet zegt er van:
„schoone dichterlijke plaatsen zijn slechts oa-
zen in de onmetelijke woestijn van maar al
te dikwerf beuzelachtige of langwijlige stich
telijke bespiegelingen".
De bekende letterkundige, Buskens Huet, ver
oordeelde zijn dichtwerken op vinnig scherpe
wijze.
Maar - toch ondanks alles vader Cats is
Vader Cats gebleven en er is nooit een
Nederlandsch dichter geweest, die dat alles
zeggend woordje „vader" voor zijn naam kreeg.
Waaraan dankte Cats zijn populariteit?
Zeker aan zijn afdalen tot het volk.
Hij wist volmaakt den volkstoon te treffen en
het volk zag in Cats' verzen zichzelf, zijn
eigen zwakheden, hartstochten, dwaasheden,
gevoelens enz. Vader Cats hield het volk een
spiegel voor en een getrouwe spiegel en ieder
weet dat de mensch een zwak heeft voor
zijn spiegelbeeld.
Maar behalve dat deelde Vader Cats met
zijn tijdgenooten en het nageslacht, langen tijd
na hem dezelfden vroomen zin.
Een historicus zegt, dat onze vaderen de
gedichten van vader Cats een plaats gegeven
hadden naast den Bijbel.
Cats wilde naar zijn eigen zeggen: „Zijn
landgenooten met vermakelickheid wat zoets
doen lezen en daardoor bekwamer maken tot
het huyselick en burgerlick leven en een ge-
lucksaligh sterven".
En dat ondanks alle critiek Cats is blijven
voortleven, bewijst wel het feit, dat hij in vele
plattelandsstreken in hooge eere is. Vooral in
het Zuiden en in Vlaanderen, wordt Cats nog
veel gelezen. En het is nog niet zoo heel lang
geleden, dat men Cats poogde na te doen en
gedichten in den trant van Catp' verzen lever
de, welke den naam van „Catsiaantjes" kregen.
Het spreekt echter wel vanzelf, dat in onze
dagen vader Cats niet meer die plaats inneemt
welke hij bij zijn tijdgenooten en langen tijd
na hem bij het nageslacht bezat.
Onze tijdgenooten vinden zich natuurlijk niet
meer in de verzen van Cats terug andere
tijden, andere zeden bovendien zijn wij ont
wend aan de platheid waarvan onze vaderen
zich in hun taal maar al te vaak bedienden, en
waarbij zich vader Cats nog weer onder
scheidde
Toch is er ook weer veel onbillijks in de
critiek, die op Cats uitgebracht is.
Onder den invloed der tachtigers de
nieuwere dichtkunst is men helaas een ge
woonte gaan maken van de onhebbelijkheid
alles wat niet met deze letterkunde overeen
kwam, te verwerpen. Vooral de ouderen moes
ten het ontgelden. Hieraan ontkwam een Bil-
derdijk niet en zeker ook vader Cats niet.
Ik herinner mij, dat een onzer christelijke
schrijfsters in dit algemeene koor meezong en
niets van vader Cats hebben moest ofschoon
ze Cats niet eenskende
Het was Dr. Kuyper, die haar van deze
kwaal genas.
Hij had een andere opinie over Cats en
vertelde op zijn eigene wijze iets over de be-
teekenis van Cats' werken voor ons volks
leven en raadde haar aan Cats eens te bestu-
deeren. Wat zij deed en zij is vader Cats gaan
waardeer en.
Misschien zijn er zoo meer 1
Evenwel doet dit alles niets af aan de popu
lariteit die Cats nog heeft.
'k Heb een ouden man gekend, gemoedelijke
baas, een rustend landbouwer, die Cats op zijn
duimpje kende, rijmpjes en spreekwoorden aan
Cats ontleend, bracht hij overal bij te pas.
En zoo zijn er nog velen.
En zelfs wij allen gebruiken zegswijzen aan
Cats ontleend, dikwijls zonder dat we het zelf
weten.
Want Cats heeft onze taal verrijkt.
Denk slechts aan de volgende spreekwoor
den „Krepel wil altijd voordansen", „Een
rijk van dwang en duurt niet lang", „Past ook
den wijzen in de mouw, daar zit een gekje in
de vouw", Veel geschreeuw, luttel wol", „Al
leit de waarheid in het graf, al wat haar drukt
dat moet er af", „Die aan den weg timmert,
heeft veel berichts", „Een schip op zand, een
baken in zee".
Zoo zou ik kunnen doorgaan.
Het spreekt vanzelf, dat Cats met zijn po
pulaire gedichtjes, nog verlucht met plaatjes,
kostelijk van humor, de volksziel greep.
En zeer zeker heeft hij opvoedend gewerkt.
Op scherpe wijze hekelde hij volkszonden en
gebreken, prees de deugd, de huiselijkheid, de
ijver, den godsdienstzin.
Een vers waarin ge Cats als dichter, als
humorist, als volksopvoeder, ten voete uitge-
teekend vindt, is het volgende, dat we dezer
dagen nog in een onzer dagbladen geciteerd
vonden.
Het is de beschrijving van den toestand van
den gast, die genood is in een huis, waarvan
de meesteres een gierige „zuurmuil" is. Let eens
op de toepassing van het keerrijm
„Daarop ontsluit de waard zijn vriend het
[serviët,
Te voren nog gebruikt en daarom niet te net.
Dat speet den goeden man en wilde, dat het
[meissen
Zou bij de vrouwe gaan en ander lijnwaad
[eischen.
Maar schoon hij veel gebood, helaas, hij
[tastte mis:
„Wat baat een vlijtig man, als 't wijf een
[zuurmuil is
Toen riep men om den kost, die kwam ten
[langen lesten,
Maar 't is geweldig blauw, al wat er is
[ten besten:
Geen vet omtrent de soep, geen boter op
[de visch.
„Waat baat een vlijtig mem, als 't wijf een
[zuurmuil is
Die waard, die ellek ding wou met den mond
[verschoonen,
Riep dikwijls „hier en ginds" om zijn gezag
[te toonen,
Riep, breng hier spek en moes, breng eiers
[versch en nis.
„Wat baat een vlijtig man, als 't wijf een
[zuurmuil is
VOOR CLK Z'JN KBU8
T u>"
Kipstraat 85«87 - - Rotterdam
(W ZIE DE 5 ETALAGES
Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87
Aanbevelend, J. HEN1GER Jr.
Daar kwam niets voor den dag; dus ging er
[op een kijven,
De gast riep even-staag: ik bid u, laat het
[blijven;
Ik weet, gij meent het wèl; des ben ik wel gewis.
„Wat baat een vlijtig man, als 't wijf een
[zuurmuil is
Men schonk er geenen wijn, dus riep de waard
[te feller;
Maar schoon hij deftig sprak: de wijn bleef
[in de kelder;
Ten leste kwam er wat, maar ros en niet
[te fris.
„Wat baat een vlijtig man, als 't wijf een
[zuurmuil is
Daar zit de man en kijkt met twee beschaamde
[kaken.
Hij barst Van enkel spijt, onzeker wat te maken,
O wijf van vilsen aard en taai gelijk een
[wisch
„Wat baat een vlijtig man, als 't wijf een
[zuurmuil is
Ten lesten kwam de vrouw; daar is het al
[bedorven,
De gast die zit en zweet, de waard geheel
[bestorven.
Het wijf zag bijster grauw, de roe lag in
[de pis.
„Wat baat een vlijtig man, als 't wijf een
[zuurmuil is?"