INK
AS
&Co.
rs
c
illEM,
iesjes
EIKALK
L's
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden.
:6 -
Antirevolutionair
Orgaan
:len
IZEINI
MHandel
»EL
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3363
WOENSDAG 14 SEPTEMBER 1927
42ste JAARGANG
lELUHnCHTEBS
D
1)
otterdam.
Buitenland.
NiVA TANDPASTA
1
tl
IDE MEU-
A. BOER
terdam
lEfiEKOUER OE
OOSTERKERN
hjn wij in staat tegen
teerhuizen met
naar koopers keuze.
HARNIS
Ischappen
^dekking
r h a si d e I
iweg 66
SOLIEDE g,
IN, MAK-
'E KEUZE
a
nodel. Wat t
kwaliteiten
andërs, zij
Brabant en
fticulieren".
kuldens
tngera
V bereid
voor de kwaliteit,
erkalk wenscht
zakken zijn steeds
ven met roode
K.
rstrekt.
50
W. BOEKHOVEN ZONEN
VOORKOMT TANDBEDERF
en poetst 's-morgens en Vavond^rnet
73 CU.fr frtutx, V»tut>e.
JMULATOREN
en Scheepsbouw
|ES
el. 2141 en 718S
Tel. 33242
Imanstraat
SB
W
N
B
mi
B
W
A
WEI
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bfl vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc.No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Art. 84 Gemeentewet.
In den Raad van Sommelsdijk rees geschil
over de benoeming van een tweeden Wethou
der.
De opvolger van wijlen Wethouder Joppe
in den Raad, diende heel laat zijn geloofsbrie
ven in, zoodat deze pas nagezien konden wor
den in de vergadering waarin de nieuwe raads
leden geïnstalleerd werden.
De raad was dus niet voltallig.
En nu meende de burgemeester dat op dit
geval niet art. 83 der gemeentewet, doch art.
84 toegepast moet worden. y
Art. 83 zegt, dat de gewone tijd ter verkie
zing der Wethouders is de eerste Dinsdag van
September, alsdan wordt voorzien in de vervul
ling va nde plaatsen van hen, die op dien dag
aftreden.
Nu redeneerde de burgemeester alduseen
der Wethouders is overleden en kan dus op
dien dag niet aftreden, vanzelf is art. 83 dan
ook niet op dit geval toepasselijk.
Art. 84 zegtde verkiezing ter vervulling
der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om
een andere reden openvallen .geschiedt binnen
veertien dagen na dat openvallen.
Gaat dit laatste gepaard met het openvallen
eener plaats in den Raad, dan beginnen die
veertien dagen te loopen van den dag, waarop
het ter vervulling benoemde lid is toegelaten".
De gemeentewet teekent bij dit art. aan „In
het geval, bedoeld bij de 2e alinea ,kan eerst
nadat alle nieuwe leden zijn toegelaten, be
noeming van een Wethouder plaats hebben".
Een soc.-dem. raadslid wa§ het echter met
de interpretatite van den voorzitter niet eens
en meende dat bij deze verkiezing niet dit, doch
art. 83 aan de orde was .zoodat de raad ook
als hij onvoltallig toch tot benoeming van
beide Wethouders behoorde over te gaan.
Hij redeneerde aldusHet geldt hier geen
verkiezing ter vervulling van een plaats door
overlijden opengekomen, doch men staat voor
een geheel nieuwen toestand, door art. 83 ge
boden ,dus moet dit art. worden toegepast.
Wat is hiervan waar
Wij voor ons gelooven dat men met de be
treffende artt. der gem.-wet zoo wel den een als
dfn anderen kant uit kan.
Er bestaat een Kon. Besluit van 30 Dec.
1883, door Min. Heemskerk uitgeloktdat wel
terdege moet worden onderscheiden tusschen
het aftreden van een Wethouder en het open
vallen van de plaats van een Wethouder en
dat met „aftreden" in de le zinsnede van art.
83 is gemeend „de afloop va nden ambsttijd van
Wethouder" en dat alle andere redenen, waar
door de plaats van een Wethouder komt open
te vallen in art. 84 zijn saamgevat.
Zooals wij zeiden, kan men met het geval te
Sommelsdijk beide kanten uit. Men kan zeggen
de Wethouder is overleden, kan dus niet aftre
den, en men kan zeggen op de le Dinsdag van
September stelt de gem.-wet ons voor een ge
heel nieuwen toestand, waarop alleen art. 83
toepasselijk is.
Een feit is het echter, dat de voorzitter voor
zijn meening sterken steun vindt in het werk
„De Gemeentewet en haar toepassing" door
J. W. A. C. van Loenen, die een analoog geval
beschrijft en daarbij aanteekent Vaststellende,
dat in dit geval geen sprake kan zijn van af
treding van een wethouder, nu de plaats reeds
eerder is opengevallen en vasthoudende
aan het beginsel, dat de wethouderskeuze
zoo veel mogelijk geschieden moet uit een vol-
talligen raad, kan het antwoord wel niet anders
luiden dan dat in dit geval niet art. 83, doch
art. 84 van toepassing is".
Wanneer de letter der wet hier in den steek
laat, dunkt het ons gewenscht met den geest
der wet rekening te houden.
En dan staat de voorzitter volkomen in zijn
recht.
Prof. Oppenheim, de man van ons Ned. Ge
meenterecht, zegt van art. 84, dat de bepaling
allervreemdst in elkaar zit en wie haar uit
pluist, wordt bijna vanzelf tot de onderstelling
geneigd, een dertig jaren geleden door een
onderzoeker, die haar onder het mikroskoop
nam, neergeschreven (Mr. C. van Breugel Dou
glas), dat wellicht „de redacteur der gemeente
wet de gelijkluidende artt. uit de kies- en prov.
wet overgenomen had en later op het denkbeeld
gekomen om het geval van een onvoltalligen
raad te voorzien, de 2e alinea bijgevoegd heeft,
zonder op te merken, dat daardoor de beide
alinea's naar de letter in tegenspraak kwamen".
Prof. Oppenheim zet dan uiteen, dat deze
onderstelling geheel juist is en toont dat met
de stukken aan.
Al is de redactie dan ook wat onmogelijk
gesteld, de bedoeling is toch duidelijk, wat blijkt
als men deze alinea' historisch belicht.
De provinciale staten oordeeldende over het
ontwerp gemeentewet in 1851, vonden de termijn
van 14 dagen te kort en Zeeland sprak den
wensch uit, dat ook om de betrekkingen van
den overledene wethouder niet te kwetsen, de
benoeming van diens opvolger geen plaats mocht
hebben, dan nadat de ontstane vacature in den
raad was aangevuld.
Thorbecke heeft dit argument aangegrepen.
De ontwerper van de gemeentewet zag in, dat
hij door van haar partij te trekken, tevens de
kansen verhoogde voor het doen geschieden der
nieuwe wethouderskeus uit een voltalligen
raad en voegde daarom alinea 2 aan het art.
toe, met de bedoeling, dat de wethouderskeus
wordt verschoven tot na den dag waarop het
nieuwe raadslid recht tof aanvaarding van zijn
betrekking heeft erlangd.
Bij historische interpretatie van het art. blijkt
dus dat de wetgever zich op het breede stand
punt heeft gesteld, dat zooveel mogelijk
raadsleden moeten medewerken aan de
wethoudersbenoeming.
Dit schijnt ons ook logisch toe.
De benoeming van een wethouder geschiedt
door den raad, maar die raad wordt door de
kiezers gekozen.
Niet de raad, maar de kiezers hebben dus
feitelijk te beslissen hoe het dagelijksch bestuur
in de gemeente er zal uitzien.
Nu is het al zeer ondemocratisch om een elfde
deel van het kiezerscorps zoo maar even uit te
schakelen en in ieder geval in strijd zoo niet
met de letter, dan toch met den geest der wet.
En het is nu'wel zeer eigenaardig, dat juist
een sociaal-dem. raadslid zich tot deze
ondemocratische daad wil leenen. Hij moest zich
toch wel het allerlaatst aan deze praktijk geven.
Het lijkt ons het veiligst toe, dat de voor
zitter zich aan het breede standpunt van den
wetgever gehouden heeft.
DE FRANC.TIREURS.
LORD CECIL.
Het verhaal over het vriendelijke gebaar
van den Belgischen minister van buitenland
sche zaken, dat we vorige week begonnen,
kan thans reeds worden beëindigd. En he»
laas is het wel gegaan, zooals werd ver»
moedalleen bet begin van dit verhaal was
maar goed. De rest deugt niet en maaikt de
zaak eerder slechter dan beter.
Het plan van Minister van der Velde toch,
om een onpartijdig onderzoek te doen in»
stellen naar de kwestie der Belgische franc»
tireurs, heeft op de Belgen in het algemeen
en op het kabinet in het bizonder een heel
slechten indruk gemaakt. Er brak zelfs zoo»
iets als een storm van verontwaardiging los
toen men begon te beseffen wat er eigenlijk
aan dat plan van den socialistischen bewinds»
man vast zat. De nationalistische pers sloeg
alarm en er werd gemompeld over een op
handen zijnde minister»crisis. Want het was
duidelijk dat iemand die zich zoozeer vergat,
dat hij de vroegere vijanden in de kaart ging
spelen, niet langer achter de groene regee»
ringstafel kon zitten.
De andere ministers gingen zich met het
geval bemoeien en het slot was dat van der
Velde dringend van zijn werk bij den Vol»
kenbond te Genève werd afgeroepen om zich
voor den ministerraad te komen verantwoor»
den. Daar is de minister van buitenlandsche
zaken tot de orde geroepen en hem werd
aan het verstand gebracht, dat er van zoo'n
onderzoek niets kon komen.
Daarmee is dit punt afgehandeld en voor
de Duitschers de kans verkeken om zich te
kunnen rechtvaardigen. Niemand had trou»
wens iets anders verwacht en dus is de te»
leursteiling zoo groot niet. Maar toch mogen
de motieven, die de Belg sche regeering tot
dit besluit brachten, op z'n zachtst merkwaar»
dig worden genoemd.
Door een dergelijk onderzoek zoo zegt
het Belgische kabinet zouden de politieke
hartstochten weer worden opgezweept en dat
zou niet in het belang zijn van de goede
betrekkingen tusschen België en Duitschland.
Juist in den laatsten tijd wordt alles in het
werk gesteld om de vriendschap tusschen
beide rijken voortdurend hechter te maken en
als men nu weer ging wroeten in de misdaden
van de eerste oorlogsdagen, zou de vriend»
schap wel eens een ernstige deuk kunnen
krijgen.
Zoo denkt het Belgische kabinet er over.
Men kan niet zeggen dat de logica er dik
opligt. Zou de toestand niet veel zuiverder
worden wanneer de Duitschers zich konden
zuiveren van een ernstige blaam? Neen,zegt
België, de vriendschap kan alleen duurzaam
zijn, wanneer de Duitschers hun naam van
barbaren blijven houden. Of de laatsten er
evenzoo over denken, doet niets ter zake
blijkbaar.
Maar de werkelijke reden zal wel hierin
gelegen zijn dat de Belgen een beetje huive»
rig zijn voor de waarheid. Mocht namelijk
blijken dat er inderdaad door Belgische bur.
gers op de Duitscbe troepen is geschoten en
Duitschland met zijn repressaille.maatregelen
dus volkomen in zijn recht was, dan zou de
Belgische regeering een leelijk figuur slaan
met haar uit den treure herhaalde verhalen»
over het Duitsche schrikbewind gedurende
de eerste maanden vaD den oorlog.
Met dat al is hier weer een schoone kans
onbenut gebleven en minister van der Velde
heeft niet veel plezier beleefd van zijn goed
bedoelde pogingen. De geest van den tijd
schijnt nu eenmaal voor den vrede nog steeds
niet gunstig.
De Engelsche minister Lord Cecil voelt dat
ook en is er moedeloos van geworden. De
houding van zijn medeministers bevalt hem
niet. Dit is geen wonder, wanf hij is de geest»
driftige prediker der ontwapening en wat
meer zegt hij wil het niet bij woorden
alleen laten. »Ik ben van oordeel (zoo zegt
hij) dat algemeene beperking der bewapening
noodzakelijk is voor den wereldvrede en dat
van dien vrede niet slechts het bestaan af»
hangt van het Britsche wereldrijk, maar ook
dat van de Europeesche beschaving«.
Op dit aambeeld heeft hij gehamerd zoo»
lang hij deel uitmaakte van het Engelsche
ministerie. Maar zijn woorden vonden geen
weerklank bij zijn collega's. Of dit nu komt
doordat Cecils ideeën te liberaal zijn voor
het streng»conservatieve kabinet van Baldwin,
dan wel doordat de achterdocht der verschil»
lende naties een ontwapening onmogelijk maakt
of wel om beide redenen in ieder geval
heeft Lord Cecil er thans genoeg van. Alles
wat er in de afgeloopen maanden voor de
ontwapening gedaan (of lieverniet gedaan)
is, heeft bem tot het inzicht gebracht, dat er
van het kabinet»Baldwin niets te verwachten
is in het belang van den vrede. En daarom
wil hij er niet langer deel van uitmaken.
Hij heeft den dienst aan Baldwin opgezegd.
Voor Engeland is dit verlies niet zoo ver»
schrikkelijk groot, want Cecil bekleedde geen
belangrijke post in het kabinet.
Maar hij is een man van internationaal ge»
zag. In de vergaderingen van den Volken»
bond, waar hij de vurige strijder voor ont»
wapening was, werd aan zijn woord het
grootste gewicht gehecht. Nu hij niet meer
in Genève zal verschijnen, verliest Engeland
zijn besten vertegenwoordiger. En dat is te
betreuren niet zoozeer voor Engeland, dat
door zijn slappe houding niet anders heeft
verdiend maar in de eerste plaats voor den
Volkenbond, die den steun van eerlijke, op»
rechte mannen als Lord Cecil niet kan missen.
GODSDIENSTVERVOLGING IN MEXICO.
DE POLITIE OP PRIESTERJACHT.
Het „Nieuws van den Dag" schrijft
In mijn vorig artikel vertelde ik, dat Mexico
evenals Moskou zijn Loebjanka heeft, een moor
denden kerker voor politieke gevangenen; dat
het zijn Dzjerzjinsky bezit, die een meedoogen-
loos schrikbewind uitoefent op alle tegenstan
ders der regeering. Beide heb ik gezien. Beide
heb ik zien werken. En ik zag dat het systeem
waarnaar zij werkten een mengsel was van
moord en afpersing.
Evenals in Moskou heeft dit addergebroed
.zwelgend in wreedheid en knevelarij, het niet
slechts voorzien op de levens der afzonderlijke
individuen; het vergiftigt en verlamt het leven
der gansche natie.
In een zijstraat van de levendige Pasceo de la
Reforma te Mexico City staat een geweldig ge
raamte van roestige ijzeren balken, als een
vreeswekkende spookverschning. Een dronken
nachtbraker zouden de haren te berge rijzen,
indien hij door dit karkas heen de maan en
sterren zou zien schijnen. Het is het stalen ge
raamte van het Parlementsgebouw, waarmede
door Porfirio Diaz in 1910 een aanvang werd
gemaakt en dat nog niet is votooid. Alle arbeid
aan dit gebouw werd stopgezet, zoodra de
„Constitutionalisten" de teugels der regeering
in handen hadden genomen, al had men in
tegendeel verwacht, dat hun overwinning de
voltooiing zou hebben verhaast, waar zij toch
beweren de vurigste aanhangers te zijn van het
parlementaire stelsel. Vóór dit onvoltooide ge
bouw ligt de Plaza de la Republica, eenzaam
en verlaten, begroeid met gras en onkruid, dood
als het forum van Pompeji. Evenals in Pompeji
zijn op de Plaza de la Republica de sporen
van den beitel in de steenen achtergelaten, doch
de beitel is nergens te vinden: te Pompeji
roestte hij weg, in Mexico werd hij gestolen.
Wanneer wij verder de Avenida de la Pala-
cio Legislativo doorwandelen dan zien wij, juist
waar deze doode straat uitmondt op de drukke
Plaza de la Reforma, een somber gebouw staan,
waarin echter dag en nacht een groote levendig
heid heerscht, een levendigheid, welke een con
trast vormt met de stilte des grafs, die over
het verlaten Palacio zelf hangt. Voor dit gebouw
staan steeds tal van automobielen, groepen
menschen en bewapende schildwachten. Ieder
oogenblik suizen auto's in en uit de ijzeren
hekken; alle hebben zij de gordijnen neer. De
chauffeurs wisselen ijlings wachtwoorden met
de schildwachten, voor de hekken worden ge
opend. Dan verdwijnen zij in de duisternis van
het schaduwrijke binnenhof. De zware hekken
worden weer gesloten en het gedreun jaagt op
onverklaarbare wijze een rilling door de leden
van den toeschouwer, een rilling van angst en
vreejS.
Wederom' gaan de hekken wijd open en een
groote auto, er uitziende als een lijkwagen,
rijdt naar buiten. Er zijn tal van zulke auto's,
somber en onhoorbaar rijdend, wekken zij bij
mij de afschuwelijke herinnering op aan de
met lijken gevulde wagens, die in de dagen
van de terreur vroeg in den ochtend door de
straten van Moskou ratelden. Ik hoor het ge
luid van kettingen, het gedreun van ijzeren
grendels en ik zie onder de schaduw van hoo
rnen vrouwen die hysterisch weenen, snikken
de kinderen en in gezelschap van soldaten,
agenten, officieren en gevangenbewaarders een
troep beruchte sletten. Op de omringende ge
bouwen zie ik naambordjes, die niet direct be
moedigend aandoen; Museo de Criminologia,
Escula Cientifica General de PoliciaDit
is de beruchte Inspeccion General, het hoofd
kwartier der gewone en buitengewone politie.
Het is het Loebjanka van Mexico.
Hier is het bureau van den onmenschelijk-
ruwen Roberto Cruz, den hoofdinspecteur, die
zoo sterk doet denken aan Dzjerzjinsky. Hier
onder mijn voeten liggen de verschrikkelijke
onderaardsche kelders, waar de politieke te
genstanders van het regime-Calles worden ge
vangen gezet en gemarteldLos Sotanos de
la Inspeccion General.
Hier is het punt, waar de groote opmarsch
der revolutie werd gestuit, bij de poorten der
gevangenisDe helden, de generaal, de wel
sprekende redenaars, de Constitutionalisten en
de vurige revolutionairen, zij allen werden daar
heen gesleept. Zij bereikten nooit het Palacio
Legislativo, waarvan een deel thans wordt ge
bruikt als garage voor de auto's der geheime
politie, voor de gevangen- en lijkwagens, lijk
wagens der „Vrijheid". Voorwaar, men had
deze straat de Avennida de la Policia, dat plein
de Plaza de la Tirania Callista moeten doopen.
Doch hoort, daar nadert het dreunend ge
luid van voetstappen, gemengd met scherpe
commando's en het gekletter van staal. Om
ringd door agenten, die er met hun geweer
en bajonet en hun khaki-uniform precies uit
zien afs soldaten, komt een groep gevangenen
aanstrompelen. Zelfs van verre merk ik op,
dat deze groep is samengesteld uit scherp con-
trasteerende elementen. Daarloopen jonge meis
jes met de witte sluiers en bloemen der Eerste
Communie, doch de sluiers zijn gescheurd, de
bloemen vertrapt, de jonge oogen rood van het
weenen en de zachte wangen met een schaamte
blos bedekt. Naast deze reine meisjes slentert
het uitschot der Mexicaansche bordeelen, lieder
lijke, dronken wijven. En naast de dochters der
Hidalgos, naast de jonge zonen der Conquis
tadors loopen misdadigers, mannen en vrouwen,
wier gelaat alle kenmerken vertoont van ver
dorvenheid en perversie. Zij behooren tot die
klasse van misdadigers, wier zaken achter ge
sloten deuren worden behandeld. En over het
algemeen behoort de Mexicaansche schurk tot
deze klasse, bloedschande, vadermoord, gif-
mengerij en verkrachting.
Hoe ter wereld is dit mengelmoes bijeenge
komen Ik wend mij om inlichtingen tot een
heer, die naast mij staat en met minzaamheid
legt hij het mij uit. Het is immers Zondag
ochtend en generaal Roberto Cruz maakt er
een gewoonte van om zijn trawanten iederen
Zondagmorgen in de vroegte er op uit te sturen,
ten einde Katholieken te arresteeren, die ter
misse gaan. Zonder volmacht en tegen de uit
drukkelijke woorden der constitutie in dringen
deze agenten particuliere huizen, waar de mis
wordt gehouden, binnen en vervoeren alle mis-
gangers naar het Inspeccion General.
„Maar dan moet de politie ook de bordeelen
binnendringen zeg ik, terwijl ik kijk naar de
„senoritas de la vida galante".
„Neen", antwoordt de heer, „dat doen zij
nooit, want dat zou schending der constitutie
beteekenen".
Hij glimlachte heel even en vervolgde toen:
„deze vrouwen zijn waarschijnlijk gearres
teerd wegens de een of andere vechtpartij;
of wellicht zijn zij betrokken in een roof- of
moordzaak. Want roof en moord komen hier
eiken nacht voor, vooral 's Zaterdagsnachts".
De stoet komt nader. Ik zie duivelsche ge
zichten en gezichten van engelen. Niet alle
slachtoffers van deze religieuze vervolging zijn
jonge meisjes. Sommige zijn oudere vrouwen,
sommigen zijn knapen, blijkbaar van zuiver
Castiliaan|sche afkomst, met diepliggende glan
zende oogen, gebronsde wangen en een vaak
trotschen trek om den mond. Anderen zijn oude
mannen met fijn gebeeldhouwde koppen en de
zeldzame waardigheid van den Spaanschen
Grande, zooals wij die zien op de schilderijen
van Velaasquez.
Vele vrouwen trokken mijn aandacht zoowel
door den zachten en waardigen ernst van haar
gelaat alsook door haar opvallend slecht zitten
de kleeren. Later vernam ik, dat het nonnen
waren, voor wie in der haast wereldsche kleeren
zijn gemaakt en dat generaal Cruz er een dui-
velsch plezier in heeft, om deze nonnen te zamen
met prostituees en misdadigers op te sluiten.
Dit is niet maar zoo een onbevestigde, losse
bewering mijnerzijds. Het ministerie van Bui
tenlandsche Zaken der Vereenigde Staten heeft
tal van gedocumenteerde bewijzen omtrent soort
gelijke gevallen gekregen van den gezant Shef
field en van consulaire agenten. Het heeft er
de bewijzen van, dat deze nonnen in beeste
wagens opgesloten en te zamen met misdadigers
vervoerd zijn naar Manzanillo, waar zij per
schip zijn gedeporteerd naar Meico's Duivels
eiland in de Stille ZuidzeeLas Islas Marias.
Ik ben de eerste niet-Rus geweest, die het
doodshuis van den Tsaar, zijn vrouw en kin-
deren te Jekatarinenburg heb aanschouwd. Ik
sprak met hun beul Joerofski. Hun behandeling
was barmhartig in vergelijking met hetgeen
deze vrouwen van Robert Cruz te verduren
hebben.
Onder degenen, die ik in het hoofdbureau
van politie zag, waren ook mannen en vrouwen
van zuiver Indiaansch type, werklieden in hun
blauwe kielen, bruin getinte dienstmeiden, for-
sche oude marktvrouwen. Hun aanwezigheid
bewijst, dat Mexico katholiek is in merg en
been, evenals Ierland en België. Doch doorgaans
worden deze arme lieden niet gearresteerd,
deels omdat de President beweert de vriend te
zijn der armen en vertrapten, doch meest van
al omdat ze geen geld hebben.
Deze religieuze vervolging heeft een zeer
belangrijke financieele zijde. Personen die de
mis bijwonen, worden (volkomen onwettig) ge
straft met zware boeten en generaal Roberto
Cruz arresteert deze lieden iederen dag en
vooral op Zondag ten einde zooveel mogelijk
geld uit hen te persen. Een deel van dit geld
gaat naar de Mexicaansche regeering, die op
het oogenblik hopeloos slecht bij kas is; een
deel van dit bloedgeld dient om den interest te
betalen op Mexico s buitenlandsche schuld aan
Amerikaansche bankiers, die elke gelegenheid
schijnen te baat te nemen om deze gemeene
clique te steunen, ten einde hun eigen namen
op de Mexicaansche obligatian volwaardig te
houden. Doch het meeste vloeit in de zakken
van Senor Roberto, van wien men zegt, datjuj
pinds den aanvang der godsdienstvervolgingen
op deze wijze maandelijks 25.000 heeft ge-
empocheerd.
Cruz kapitaliseert den angst der ouders en
hun begrijpelijk heftig verlangen om hun jonge
zonen en dochters uit de volle kerkers met hun
smerige besmettelijke ziekten te redden. En
over het algemeen zijn zijn berekeningen juist,
want doorgaans slaagt hij er in, een losgeld
van 500 pesos of 250 voor de vrijlating van
eiken gevangene los te krijgen. Waar het pries
ters en nonnen betreft, is zijn vast tarief 1000
pesos of 500.
In de moderne zakenwijk der hoofdstad kan
men een heelen dag voor een winkel staan
zonder dat men er een enkelen klant ziet bin
nengaan; doch men behoeft de Inspeccion Ge
neral niet lang gade te slaan, of men ziet er
voortdurend dozijnen politieke gevangenen bin
nenbrengen. De politie heeft het met hun ar
restaties zoo druk, dat zij den gewonen mis
dadiger verwaarloost, wiens brutaliteit met den
dag toeneemt. Overal zwerven zakkenrollers
rond. Terwijl ik aan het postkantoor een post
zegel kocht, werd mijn portemonnaie gerold en
toen ik mij hierover beklaagde, vertelde men
mij, dat het hier vol was van deze heeren, die
thans pas recht in hun element zijn, dank zij
het feit, dat de geheele politie op de priester-
jacht is (hetgeen beter betaalt).
De heuvels rond de stad zijn thans zoo on
veilig door bandieten, dat het gevaarlijk is zich
in welke richting ook tien mijlen buiten de stad
te begeven; de jongelui van de Britsche en Ame
rikaansche kolonies hebben hun picnics moeten
opgeven en twee maanden geleden moest de
gezant Sheffield afzien van zijn partijtje golf
in een club gelegen in een der voorsteden.
i