INK AS &Co. rs c illEM, iesjes EIKALK L's voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. :6 - Antirevolutionair Orgaan :len IZEINI MHandel »EL IN HOC SIGNO VINCES No. 3363 WOENSDAG 14 SEPTEMBER 1927 42ste JAARGANG lELUHnCHTEBS D 1) otterdam. Buitenland. NiVA TANDPASTA 1 tl IDE MEU- A. BOER terdam lEfiEKOUER OE OOSTERKERN hjn wij in staat tegen teerhuizen met naar koopers keuze. HARNIS Ischappen ^dekking r h a si d e I iweg 66 SOLIEDE g, IN, MAK- 'E KEUZE a nodel. Wat t kwaliteiten andërs, zij Brabant en fticulieren". kuldens tngera V bereid voor de kwaliteit, erkalk wenscht zakken zijn steeds ven met roode K. rstrekt. 50 W. BOEKHOVEN ZONEN VOORKOMT TANDBEDERF en poetst 's-morgens en Vavond^rnet 73 CU.fr frtutx, V»tut>e. JMULATOREN en Scheepsbouw |ES el. 2141 en 718S Tel. 33242 Imanstraat SB W N B mi B W A WEI Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bfl vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc.No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zQ beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Art. 84 Gemeentewet. In den Raad van Sommelsdijk rees geschil over de benoeming van een tweeden Wethou der. De opvolger van wijlen Wethouder Joppe in den Raad, diende heel laat zijn geloofsbrie ven in, zoodat deze pas nagezien konden wor den in de vergadering waarin de nieuwe raads leden geïnstalleerd werden. De raad was dus niet voltallig. En nu meende de burgemeester dat op dit geval niet art. 83 der gemeentewet, doch art. 84 toegepast moet worden. y Art. 83 zegt, dat de gewone tijd ter verkie zing der Wethouders is de eerste Dinsdag van September, alsdan wordt voorzien in de vervul ling va nde plaatsen van hen, die op dien dag aftreden. Nu redeneerde de burgemeester alduseen der Wethouders is overleden en kan dus op dien dag niet aftreden, vanzelf is art. 83 dan ook niet op dit geval toepasselijk. Art. 84 zegtde verkiezing ter vervulling der plaatsen, die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvallen .geschiedt binnen veertien dagen na dat openvallen. Gaat dit laatste gepaard met het openvallen eener plaats in den Raad, dan beginnen die veertien dagen te loopen van den dag, waarop het ter vervulling benoemde lid is toegelaten". De gemeentewet teekent bij dit art. aan „In het geval, bedoeld bij de 2e alinea ,kan eerst nadat alle nieuwe leden zijn toegelaten, be noeming van een Wethouder plaats hebben". Een soc.-dem. raadslid wa§ het echter met de interpretatite van den voorzitter niet eens en meende dat bij deze verkiezing niet dit, doch art. 83 aan de orde was .zoodat de raad ook als hij onvoltallig toch tot benoeming van beide Wethouders behoorde over te gaan. Hij redeneerde aldusHet geldt hier geen verkiezing ter vervulling van een plaats door overlijden opengekomen, doch men staat voor een geheel nieuwen toestand, door art. 83 ge boden ,dus moet dit art. worden toegepast. Wat is hiervan waar Wij voor ons gelooven dat men met de be treffende artt. der gem.-wet zoo wel den een als dfn anderen kant uit kan. Er bestaat een Kon. Besluit van 30 Dec. 1883, door Min. Heemskerk uitgeloktdat wel terdege moet worden onderscheiden tusschen het aftreden van een Wethouder en het open vallen van de plaats van een Wethouder en dat met „aftreden" in de le zinsnede van art. 83 is gemeend „de afloop va nden ambsttijd van Wethouder" en dat alle andere redenen, waar door de plaats van een Wethouder komt open te vallen in art. 84 zijn saamgevat. Zooals wij zeiden, kan men met het geval te Sommelsdijk beide kanten uit. Men kan zeggen de Wethouder is overleden, kan dus niet aftre den, en men kan zeggen op de le Dinsdag van September stelt de gem.-wet ons voor een ge heel nieuwen toestand, waarop alleen art. 83 toepasselijk is. Een feit is het echter, dat de voorzitter voor zijn meening sterken steun vindt in het werk „De Gemeentewet en haar toepassing" door J. W. A. C. van Loenen, die een analoog geval beschrijft en daarbij aanteekent Vaststellende, dat in dit geval geen sprake kan zijn van af treding van een wethouder, nu de plaats reeds eerder is opengevallen en vasthoudende aan het beginsel, dat de wethouderskeuze zoo veel mogelijk geschieden moet uit een vol- talligen raad, kan het antwoord wel niet anders luiden dan dat in dit geval niet art. 83, doch art. 84 van toepassing is". Wanneer de letter der wet hier in den steek laat, dunkt het ons gewenscht met den geest der wet rekening te houden. En dan staat de voorzitter volkomen in zijn recht. Prof. Oppenheim, de man van ons Ned. Ge meenterecht, zegt van art. 84, dat de bepaling allervreemdst in elkaar zit en wie haar uit pluist, wordt bijna vanzelf tot de onderstelling geneigd, een dertig jaren geleden door een onderzoeker, die haar onder het mikroskoop nam, neergeschreven (Mr. C. van Breugel Dou glas), dat wellicht „de redacteur der gemeente wet de gelijkluidende artt. uit de kies- en prov. wet overgenomen had en later op het denkbeeld gekomen om het geval van een onvoltalligen raad te voorzien, de 2e alinea bijgevoegd heeft, zonder op te merken, dat daardoor de beide alinea's naar de letter in tegenspraak kwamen". Prof. Oppenheim zet dan uiteen, dat deze onderstelling geheel juist is en toont dat met de stukken aan. Al is de redactie dan ook wat onmogelijk gesteld, de bedoeling is toch duidelijk, wat blijkt als men deze alinea' historisch belicht. De provinciale staten oordeeldende over het ontwerp gemeentewet in 1851, vonden de termijn van 14 dagen te kort en Zeeland sprak den wensch uit, dat ook om de betrekkingen van den overledene wethouder niet te kwetsen, de benoeming van diens opvolger geen plaats mocht hebben, dan nadat de ontstane vacature in den raad was aangevuld. Thorbecke heeft dit argument aangegrepen. De ontwerper van de gemeentewet zag in, dat hij door van haar partij te trekken, tevens de kansen verhoogde voor het doen geschieden der nieuwe wethouderskeus uit een voltalligen raad en voegde daarom alinea 2 aan het art. toe, met de bedoeling, dat de wethouderskeus wordt verschoven tot na den dag waarop het nieuwe raadslid recht tof aanvaarding van zijn betrekking heeft erlangd. Bij historische interpretatie van het art. blijkt dus dat de wetgever zich op het breede stand punt heeft gesteld, dat zooveel mogelijk raadsleden moeten medewerken aan de wethoudersbenoeming. Dit schijnt ons ook logisch toe. De benoeming van een wethouder geschiedt door den raad, maar die raad wordt door de kiezers gekozen. Niet de raad, maar de kiezers hebben dus feitelijk te beslissen hoe het dagelijksch bestuur in de gemeente er zal uitzien. Nu is het al zeer ondemocratisch om een elfde deel van het kiezerscorps zoo maar even uit te schakelen en in ieder geval in strijd zoo niet met de letter, dan toch met den geest der wet. En het is nu'wel zeer eigenaardig, dat juist een sociaal-dem. raadslid zich tot deze ondemocratische daad wil leenen. Hij moest zich toch wel het allerlaatst aan deze praktijk geven. Het lijkt ons het veiligst toe, dat de voor zitter zich aan het breede standpunt van den wetgever gehouden heeft. DE FRANC.TIREURS. LORD CECIL. Het verhaal over het vriendelijke gebaar van den Belgischen minister van buitenland sche zaken, dat we vorige week begonnen, kan thans reeds worden beëindigd. En he» laas is het wel gegaan, zooals werd ver» moedalleen bet begin van dit verhaal was maar goed. De rest deugt niet en maaikt de zaak eerder slechter dan beter. Het plan van Minister van der Velde toch, om een onpartijdig onderzoek te doen in» stellen naar de kwestie der Belgische franc» tireurs, heeft op de Belgen in het algemeen en op het kabinet in het bizonder een heel slechten indruk gemaakt. Er brak zelfs zoo» iets als een storm van verontwaardiging los toen men begon te beseffen wat er eigenlijk aan dat plan van den socialistischen bewinds» man vast zat. De nationalistische pers sloeg alarm en er werd gemompeld over een op handen zijnde minister»crisis. Want het was duidelijk dat iemand die zich zoozeer vergat, dat hij de vroegere vijanden in de kaart ging spelen, niet langer achter de groene regee» ringstafel kon zitten. De andere ministers gingen zich met het geval bemoeien en het slot was dat van der Velde dringend van zijn werk bij den Vol» kenbond te Genève werd afgeroepen om zich voor den ministerraad te komen verantwoor» den. Daar is de minister van buitenlandsche zaken tot de orde geroepen en hem werd aan het verstand gebracht, dat er van zoo'n onderzoek niets kon komen. Daarmee is dit punt afgehandeld en voor de Duitschers de kans verkeken om zich te kunnen rechtvaardigen. Niemand had trou» wens iets anders verwacht en dus is de te» leursteiling zoo groot niet. Maar toch mogen de motieven, die de Belg sche regeering tot dit besluit brachten, op z'n zachtst merkwaar» dig worden genoemd. Door een dergelijk onderzoek zoo zegt het Belgische kabinet zouden de politieke hartstochten weer worden opgezweept en dat zou niet in het belang zijn van de goede betrekkingen tusschen België en Duitschland. Juist in den laatsten tijd wordt alles in het werk gesteld om de vriendschap tusschen beide rijken voortdurend hechter te maken en als men nu weer ging wroeten in de misdaden van de eerste oorlogsdagen, zou de vriend» schap wel eens een ernstige deuk kunnen krijgen. Zoo denkt het Belgische kabinet er over. Men kan niet zeggen dat de logica er dik opligt. Zou de toestand niet veel zuiverder worden wanneer de Duitschers zich konden zuiveren van een ernstige blaam? Neen,zegt België, de vriendschap kan alleen duurzaam zijn, wanneer de Duitschers hun naam van barbaren blijven houden. Of de laatsten er evenzoo over denken, doet niets ter zake blijkbaar. Maar de werkelijke reden zal wel hierin gelegen zijn dat de Belgen een beetje huive» rig zijn voor de waarheid. Mocht namelijk blijken dat er inderdaad door Belgische bur. gers op de Duitscbe troepen is geschoten en Duitschland met zijn repressaille.maatregelen dus volkomen in zijn recht was, dan zou de Belgische regeering een leelijk figuur slaan met haar uit den treure herhaalde verhalen» over het Duitsche schrikbewind gedurende de eerste maanden vaD den oorlog. Met dat al is hier weer een schoone kans onbenut gebleven en minister van der Velde heeft niet veel plezier beleefd van zijn goed bedoelde pogingen. De geest van den tijd schijnt nu eenmaal voor den vrede nog steeds niet gunstig. De Engelsche minister Lord Cecil voelt dat ook en is er moedeloos van geworden. De houding van zijn medeministers bevalt hem niet. Dit is geen wonder, wanf hij is de geest» driftige prediker der ontwapening en wat meer zegt hij wil het niet bij woorden alleen laten. »Ik ben van oordeel (zoo zegt hij) dat algemeene beperking der bewapening noodzakelijk is voor den wereldvrede en dat van dien vrede niet slechts het bestaan af» hangt van het Britsche wereldrijk, maar ook dat van de Europeesche beschaving«. Op dit aambeeld heeft hij gehamerd zoo» lang hij deel uitmaakte van het Engelsche ministerie. Maar zijn woorden vonden geen weerklank bij zijn collega's. Of dit nu komt doordat Cecils ideeën te liberaal zijn voor het streng»conservatieve kabinet van Baldwin, dan wel doordat de achterdocht der verschil» lende naties een ontwapening onmogelijk maakt of wel om beide redenen in ieder geval heeft Lord Cecil er thans genoeg van. Alles wat er in de afgeloopen maanden voor de ontwapening gedaan (of lieverniet gedaan) is, heeft bem tot het inzicht gebracht, dat er van het kabinet»Baldwin niets te verwachten is in het belang van den vrede. En daarom wil hij er niet langer deel van uitmaken. Hij heeft den dienst aan Baldwin opgezegd. Voor Engeland is dit verlies niet zoo ver» schrikkelijk groot, want Cecil bekleedde geen belangrijke post in het kabinet. Maar hij is een man van internationaal ge» zag. In de vergaderingen van den Volken» bond, waar hij de vurige strijder voor ont» wapening was, werd aan zijn woord het grootste gewicht gehecht. Nu hij niet meer in Genève zal verschijnen, verliest Engeland zijn besten vertegenwoordiger. En dat is te betreuren niet zoozeer voor Engeland, dat door zijn slappe houding niet anders heeft verdiend maar in de eerste plaats voor den Volkenbond, die den steun van eerlijke, op» rechte mannen als Lord Cecil niet kan missen. GODSDIENSTVERVOLGING IN MEXICO. DE POLITIE OP PRIESTERJACHT. Het „Nieuws van den Dag" schrijft In mijn vorig artikel vertelde ik, dat Mexico evenals Moskou zijn Loebjanka heeft, een moor denden kerker voor politieke gevangenen; dat het zijn Dzjerzjinsky bezit, die een meedoogen- loos schrikbewind uitoefent op alle tegenstan ders der regeering. Beide heb ik gezien. Beide heb ik zien werken. En ik zag dat het systeem waarnaar zij werkten een mengsel was van moord en afpersing. Evenals in Moskou heeft dit addergebroed .zwelgend in wreedheid en knevelarij, het niet slechts voorzien op de levens der afzonderlijke individuen; het vergiftigt en verlamt het leven der gansche natie. In een zijstraat van de levendige Pasceo de la Reforma te Mexico City staat een geweldig ge raamte van roestige ijzeren balken, als een vreeswekkende spookverschning. Een dronken nachtbraker zouden de haren te berge rijzen, indien hij door dit karkas heen de maan en sterren zou zien schijnen. Het is het stalen ge raamte van het Parlementsgebouw, waarmede door Porfirio Diaz in 1910 een aanvang werd gemaakt en dat nog niet is votooid. Alle arbeid aan dit gebouw werd stopgezet, zoodra de „Constitutionalisten" de teugels der regeering in handen hadden genomen, al had men in tegendeel verwacht, dat hun overwinning de voltooiing zou hebben verhaast, waar zij toch beweren de vurigste aanhangers te zijn van het parlementaire stelsel. Vóór dit onvoltooide ge bouw ligt de Plaza de la Republica, eenzaam en verlaten, begroeid met gras en onkruid, dood als het forum van Pompeji. Evenals in Pompeji zijn op de Plaza de la Republica de sporen van den beitel in de steenen achtergelaten, doch de beitel is nergens te vinden: te Pompeji roestte hij weg, in Mexico werd hij gestolen. Wanneer wij verder de Avenida de la Pala- cio Legislativo doorwandelen dan zien wij, juist waar deze doode straat uitmondt op de drukke Plaza de la Reforma, een somber gebouw staan, waarin echter dag en nacht een groote levendig heid heerscht, een levendigheid, welke een con trast vormt met de stilte des grafs, die over het verlaten Palacio zelf hangt. Voor dit gebouw staan steeds tal van automobielen, groepen menschen en bewapende schildwachten. Ieder oogenblik suizen auto's in en uit de ijzeren hekken; alle hebben zij de gordijnen neer. De chauffeurs wisselen ijlings wachtwoorden met de schildwachten, voor de hekken worden ge opend. Dan verdwijnen zij in de duisternis van het schaduwrijke binnenhof. De zware hekken worden weer gesloten en het gedreun jaagt op onverklaarbare wijze een rilling door de leden van den toeschouwer, een rilling van angst en vreejS. Wederom' gaan de hekken wijd open en een groote auto, er uitziende als een lijkwagen, rijdt naar buiten. Er zijn tal van zulke auto's, somber en onhoorbaar rijdend, wekken zij bij mij de afschuwelijke herinnering op aan de met lijken gevulde wagens, die in de dagen van de terreur vroeg in den ochtend door de straten van Moskou ratelden. Ik hoor het ge luid van kettingen, het gedreun van ijzeren grendels en ik zie onder de schaduw van hoo rnen vrouwen die hysterisch weenen, snikken de kinderen en in gezelschap van soldaten, agenten, officieren en gevangenbewaarders een troep beruchte sletten. Op de omringende ge bouwen zie ik naambordjes, die niet direct be moedigend aandoen; Museo de Criminologia, Escula Cientifica General de PoliciaDit is de beruchte Inspeccion General, het hoofd kwartier der gewone en buitengewone politie. Het is het Loebjanka van Mexico. Hier is het bureau van den onmenschelijk- ruwen Roberto Cruz, den hoofdinspecteur, die zoo sterk doet denken aan Dzjerzjinsky. Hier onder mijn voeten liggen de verschrikkelijke onderaardsche kelders, waar de politieke te genstanders van het regime-Calles worden ge vangen gezet en gemarteldLos Sotanos de la Inspeccion General. Hier is het punt, waar de groote opmarsch der revolutie werd gestuit, bij de poorten der gevangenisDe helden, de generaal, de wel sprekende redenaars, de Constitutionalisten en de vurige revolutionairen, zij allen werden daar heen gesleept. Zij bereikten nooit het Palacio Legislativo, waarvan een deel thans wordt ge bruikt als garage voor de auto's der geheime politie, voor de gevangen- en lijkwagens, lijk wagens der „Vrijheid". Voorwaar, men had deze straat de Avennida de la Policia, dat plein de Plaza de la Tirania Callista moeten doopen. Doch hoort, daar nadert het dreunend ge luid van voetstappen, gemengd met scherpe commando's en het gekletter van staal. Om ringd door agenten, die er met hun geweer en bajonet en hun khaki-uniform precies uit zien afs soldaten, komt een groep gevangenen aanstrompelen. Zelfs van verre merk ik op, dat deze groep is samengesteld uit scherp con- trasteerende elementen. Daarloopen jonge meis jes met de witte sluiers en bloemen der Eerste Communie, doch de sluiers zijn gescheurd, de bloemen vertrapt, de jonge oogen rood van het weenen en de zachte wangen met een schaamte blos bedekt. Naast deze reine meisjes slentert het uitschot der Mexicaansche bordeelen, lieder lijke, dronken wijven. En naast de dochters der Hidalgos, naast de jonge zonen der Conquis tadors loopen misdadigers, mannen en vrouwen, wier gelaat alle kenmerken vertoont van ver dorvenheid en perversie. Zij behooren tot die klasse van misdadigers, wier zaken achter ge sloten deuren worden behandeld. En over het algemeen behoort de Mexicaansche schurk tot deze klasse, bloedschande, vadermoord, gif- mengerij en verkrachting. Hoe ter wereld is dit mengelmoes bijeenge komen Ik wend mij om inlichtingen tot een heer, die naast mij staat en met minzaamheid legt hij het mij uit. Het is immers Zondag ochtend en generaal Roberto Cruz maakt er een gewoonte van om zijn trawanten iederen Zondagmorgen in de vroegte er op uit te sturen, ten einde Katholieken te arresteeren, die ter misse gaan. Zonder volmacht en tegen de uit drukkelijke woorden der constitutie in dringen deze agenten particuliere huizen, waar de mis wordt gehouden, binnen en vervoeren alle mis- gangers naar het Inspeccion General. „Maar dan moet de politie ook de bordeelen binnendringen zeg ik, terwijl ik kijk naar de „senoritas de la vida galante". „Neen", antwoordt de heer, „dat doen zij nooit, want dat zou schending der constitutie beteekenen". Hij glimlachte heel even en vervolgde toen: „deze vrouwen zijn waarschijnlijk gearres teerd wegens de een of andere vechtpartij; of wellicht zijn zij betrokken in een roof- of moordzaak. Want roof en moord komen hier eiken nacht voor, vooral 's Zaterdagsnachts". De stoet komt nader. Ik zie duivelsche ge zichten en gezichten van engelen. Niet alle slachtoffers van deze religieuze vervolging zijn jonge meisjes. Sommige zijn oudere vrouwen, sommigen zijn knapen, blijkbaar van zuiver Castiliaan|sche afkomst, met diepliggende glan zende oogen, gebronsde wangen en een vaak trotschen trek om den mond. Anderen zijn oude mannen met fijn gebeeldhouwde koppen en de zeldzame waardigheid van den Spaanschen Grande, zooals wij die zien op de schilderijen van Velaasquez. Vele vrouwen trokken mijn aandacht zoowel door den zachten en waardigen ernst van haar gelaat alsook door haar opvallend slecht zitten de kleeren. Later vernam ik, dat het nonnen waren, voor wie in der haast wereldsche kleeren zijn gemaakt en dat generaal Cruz er een dui- velsch plezier in heeft, om deze nonnen te zamen met prostituees en misdadigers op te sluiten. Dit is niet maar zoo een onbevestigde, losse bewering mijnerzijds. Het ministerie van Bui tenlandsche Zaken der Vereenigde Staten heeft tal van gedocumenteerde bewijzen omtrent soort gelijke gevallen gekregen van den gezant Shef field en van consulaire agenten. Het heeft er de bewijzen van, dat deze nonnen in beeste wagens opgesloten en te zamen met misdadigers vervoerd zijn naar Manzanillo, waar zij per schip zijn gedeporteerd naar Meico's Duivels eiland in de Stille ZuidzeeLas Islas Marias. Ik ben de eerste niet-Rus geweest, die het doodshuis van den Tsaar, zijn vrouw en kin- deren te Jekatarinenburg heb aanschouwd. Ik sprak met hun beul Joerofski. Hun behandeling was barmhartig in vergelijking met hetgeen deze vrouwen van Robert Cruz te verduren hebben. Onder degenen, die ik in het hoofdbureau van politie zag, waren ook mannen en vrouwen van zuiver Indiaansch type, werklieden in hun blauwe kielen, bruin getinte dienstmeiden, for- sche oude marktvrouwen. Hun aanwezigheid bewijst, dat Mexico katholiek is in merg en been, evenals Ierland en België. Doch doorgaans worden deze arme lieden niet gearresteerd, deels omdat de President beweert de vriend te zijn der armen en vertrapten, doch meest van al omdat ze geen geld hebben. Deze religieuze vervolging heeft een zeer belangrijke financieele zijde. Personen die de mis bijwonen, worden (volkomen onwettig) ge straft met zware boeten en generaal Roberto Cruz arresteert deze lieden iederen dag en vooral op Zondag ten einde zooveel mogelijk geld uit hen te persen. Een deel van dit geld gaat naar de Mexicaansche regeering, die op het oogenblik hopeloos slecht bij kas is; een deel van dit bloedgeld dient om den interest te betalen op Mexico s buitenlandsche schuld aan Amerikaansche bankiers, die elke gelegenheid schijnen te baat te nemen om deze gemeene clique te steunen, ten einde hun eigen namen op de Mexicaansche obligatian volwaardig te houden. Doch het meeste vloeit in de zakken van Senor Roberto, van wien men zegt, datjuj pinds den aanvang der godsdienstvervolgingen op deze wijze maandelijks 25.000 heeft ge- empocheerd. Cruz kapitaliseert den angst der ouders en hun begrijpelijk heftig verlangen om hun jonge zonen en dochters uit de volle kerkers met hun smerige besmettelijke ziekten te redden. En over het algemeen zijn zijn berekeningen juist, want doorgaans slaagt hij er in, een losgeld van 500 pesos of 250 voor de vrijlating van eiken gevangene los te krijgen. Waar het pries ters en nonnen betreft, is zijn vast tarief 1000 pesos of 500. In de moderne zakenwijk der hoofdstad kan men een heelen dag voor een winkel staan zonder dat men er een enkelen klant ziet bin nengaan; doch men behoeft de Inspeccion Ge neral niet lang gade te slaan, of men ziet er voortdurend dozijnen politieke gevangenen bin nenbrengen. De politie heeft het met hun ar restaties zoo druk, dat zij den gewonen mis dadiger verwaarloost, wiens brutaliteit met den dag toeneemt. Overal zwerven zakkenrollers rond. Terwijl ik aan het postkantoor een post zegel kocht, werd mijn portemonnaie gerold en toen ik mij hierover beklaagde, vertelde men mij, dat het hier vol was van deze heeren, die thans pas recht in hun element zijn, dank zij het feit, dat de geheele politie op de priester- jacht is (hetgeen beter betaalt). De heuvels rond de stad zijn thans zoo on veilig door bandieten, dat het gevaarlijk is zich in welke richting ook tien mijlen buiten de stad te begeven; de jongelui van de Britsche en Ame rikaansche kolonies hebben hun picnics moeten opgeven en twee maanden geleden moest de gezant Sheffield afzien van zijn partijtje golf in een club gelegen in een der voorsteden. i

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1