voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan IN HOC SIGNO VINCES KINADRUPPELS No. 3361 WOENSDAG 7 SEPTEMBER11927 42STE JAARGANG Uit de Pers. Binnenland. Buitenland. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers Dr. H.MANNING'S EETLU5T-0PWEKKEND. 1.30 p. fI. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bjj vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc.No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z^ beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, De Revolutie en het Platteland. „Het Platteland", orgaan van den Christe- lijken Boeren- en Tuindersbond, citeert een artikeltje van den oud-burgemeester van Rotter dam, Mr. Zimmerman, dat deze in „De Tele graaf' schreef Het was dit merkwaardige stukje „En de laatste les uit het Oosten is mis schien wel de kostbaarste. Zij wordt ons gegeven door de houding der Oostenrijksche provincies, die opnieuw metterdaad getoond hebben, dat, al i,s het geluid der steden groot, het laatste woord bij de landbouwbevolking ligt. De actie in de hoofdstad vond aanstonds hare reactie op het platteland en in de bergen. Daar wil men geen sovjetsysteem, geen wan orde in het centrum, geen verkeersonderbre- king, geen verstoring van den arbeid en geen stilstand van het economisch leven. Spontaan mobiliseerden zich de Heimwehren, gereed sa op den eersten oproep naar Weenen te trek- ken. De beweging in de hoofdstad bleek in het land geen wortel te hebben en als kaar tenhuizen vielen de stakingen ineen. En aangezien het land het gemakkelijker buiten de steden dan de steden buiten het land kunnen stellen, keerde in het middenpunt de bezinning als vanzelf terug, trachtten de so- cialistenchefs van hun figuur te redden wat er nog te redden overbleef en was de Re geering weldra den toestand meester. Wanneer weder eens in de groote centra de bekende middelen van vreesaanjaging mochten worden gebezigd en de angstbesmet ting om zich mocht grijpen, dan moge men met Oostenrijk in de herinnering be denken, dat men op het gezond verstand der landelijke bevolking kan rekenen om steedsche stoutigheid te stuiten". Wij doen niet mee met hen, die het platteland verheerlijken ten koste onzer groote steden. Het is bekend, dat, helaas, ook op het platte land het revolutionair element onrustbarend toe- neemt, en dat niet alleen in moderne streken, J? maar ook in orthodoxe kringen waarvan men het niet zou verwachten. Toch is het een feit, dat de plattelandsbevol king nog hechtste bolwerk vormt tegen re volutionaire aanslagen. In de revolutiedagen 1918 heeft men dat ook ten onzent kunnen waarnemen. Bepalen we ons slechts tot Flakkee. In het gedenkboek van den Flakkeeschen Boe renbond, vertelt de secretaris wat Flakkee in November 1918 gedaan heeft „De bondsvoorzitter (wijlen den heer Over- dorp) die als het geheele bestuur, een warm Oranjeklant was, pleegde overleg met zijn col lega's of in deze spannende dagen onzen Boe renbond, als voor geheel Flakkee optredend, niet iets tot behoud van onze staatsinstellin gen zou kunnen doen. Er werd een bestuurs vergadering gehouden en hier bleek dat hij ook een conferentie had gehouden met den heer Bouman, burgemeester van Sommelsddijk die verzocht was de vergadering te willen bij wonen. De heer Bouman deelde daar mede dat hij een bespreking had gehad met Mr. Zimmerman, burgemeester van Rotterdam, die het van groot belang vond .wanneer een groot eiland als Flakkee, dat van overwegend belang was gebleken voor de volksvoeding en daar door groote bekendheid had verworven, zich in het openbaar uitsprak tegen de Revolutie en daarvan op de een of andere wijze blijk gaf aan de Regeering. De woordvoerders der re publikeinen hadden immers in de Tweede Ka mer beweerd, dat een hoog percentage veld wachters en leidinggevende personen de mo narchie moede waren en dus onbetrouwbaar waren. Zou nu uit Flakkee bij Min. Ruijs de Berenbrouk blijken van trouw aan het regee- rend Vorstenhuis en van medewerking tot het voorkomen van wanordelijkheden binnenko men, dan zou dit voor de Regeering behalve moedgevend, ook van grooten dienst zijn. Zij- wist dan waar zij geen bijzondere maatregelen van justitioneelen of militairen aard behoefde te nemen, en kon de troepen, zoodit noodig mocht zijn, dirigeeren naar streken, waar het oproerig was. Dit voorstel vond onmid dellijk algeheele instemming en op staanden voet ging een telegram naar den Minister. Vervolgens werd besloten al de 16 af deelingen van den Bond op te bellen om haar te ver zoeken een buitengewone algemeene vergade ring te houden en een motie van instemming aan te nemen met het besluit van het Bonds- bestuur. Een model telegram werd aan de afdeeling verzonden van den volgenden in houd „De dorpsvereenigingtehe den in buitengewone vergadering bijeen, geeft Uwe Excellentie de verzekering, dat zij het hare wil bijdragen om de orde en regel in haar gemeente te helpen handhaven en dat zij als haar overtuiging uitspreekt, dat elke ongeregeldheid, waar ook voorkomend, van nadeeligen invloed moet zijn op de levens middelenvoorziening der groote steden". Naar ons later bleek, hadden ze allen hieraan ge volg gegeven. Sn zoo mogen we veronder stellen, dat ook de Flakkeesche Boerenbond het zijne heeft bijgedragen tot handhaving van onze oude en beproefde staatsinstellin gen". Aldus de secretaris van deze organisatie in zijn gedenkboek. Inderdaad bezit het platteland nog een sterk element om revolutionaire woelingen, welke meestal in de groote steden haar haard hebben, te stuiten. Moge dat ook in de toekomst zoo blijven De Maasbode (R.«K.) schrijft: ABORTUS. De haat, waarmee de Oostenrijksche so» ciaabdemocraten mgr. Seipel vervolgen, grenst aan het fantastische. Het is hun ophitserij geweest, die eenige jaren geleden een moord' aanslag op den bondskanselier provoceerde en degene, die nu de roode Weensche bladen leest, kan niet anders dan zich verbazen over de diepte, waarin de socialistische oppositie» pers is gevallen. Ons draaiende «Volk*, dat Mgr. Seipel den eenen dag voorstelt als den handlanger der vrijmetselaars en hem aan de kaak stelt om. dat hij persoonlijk weigert zich met echtschei» dingsprocessen in te laten, maar die natuur» lijk moet laten behandelen omdat de wet er eenmaal is, heeft nu opeens ontdekt, datSei» pel geen medegevoel heeft voor den levens» nood van de moeders, maar »hun liever allen laat verrekken, voor hij van zijn klerikale aan» matiging ook maar een atoom laat vallen.* Wat is nu het geval? De «verdedigers van het Leven*, zooals de heer Kleerekoper zijn partijgenooten noemt, zijn de pleitbezorgers dergencn, die straffe» loosheid verlangen, niet slechts voor de zwan» gere vrouw, die vrij moet mogen beschikken over het lot van de nog ongeboren vrucht, maar ook voor den arts, die naar hun mee» ning vrij moet worden gelaten of hij afdrij» ving toepast ja dan neen. De Oostenrijksche sociaaldemocraten zijn woedend over het feit, dat mgr. Seipel weigert de dokters in het aborteursgilde op te nemen. Zij wilden immers den doktoren toestaan, het ongeboren kind te aborteeren om de moe» der te redden indien hun dit noodig lijkt. Deze lieden schijnen niet te begrijpen, dat moord op het eene leven nooit een door de medische wetenschap gedicteerd middel kan zijn om een ander leven te behouden. Hun standpunt is zuiver opportunistisch het heeft niets te maken met de rede. Indien een dok» ter deze medische kunstgreep zou mogen toe» passen om het leven eener vrouw te redden, waarom zou hij het dan niet mogen doen om de eer van een meisje te bewaren Wat «Het Volk* «vruchtafdrijving* noemt, is doodgewone moord, met voorbedachten rade gepleegd aan een onschuldig en weerloos menschelijk wezen, dat leeft. Daarom verzet dr. Seipel en verzet «de klerus« zich tegen het toestaan van den me» dischen abortus, «om het leven der moeder te redden.* Want zij gaan uit van het groote beginsel«Gij zult niet dooden«. Als men zich hier op het wankele standpunt der sociaal» democraten plaatst, kan men de crimineele en de rest der soorten, waarmee men tegen» woordig den abortus etiketteert, niet meer bestrijden, omdat alle ontspruiten aan zuiver opportunistische beweegredenen. De sociaal»democraten mogen tieren tegen den Oostenrijkschen bondskanselierdeze handhaaft niet alleen de goddelijke wet, maar. is ook de groote verdediger van het leven en nog wel van dat leven, wat zich niet weren kan tegen geweld. Zij weten ook drommels goed, dat de misdaad zijn weg wel weet te vinden als er eenmaal onderscheid tusschen crimineele en medische vruchtdooding ge» maakt is. Het verschil tusschen de socialisten en ons isdat zij de volgelingen zijn eener cultuur, die het Christendom heeft afgezworen, voor wie de geweldigste ethische vraagstukken duis» ter geworden zijn en die de misdaad gaat verdedigen onder de leuze, dat er eigenlijk geen kwaad bestaat. Men gaat haar wettigen als in Rusland en de zaak is in orde. Dat Mgr. Seipel en zijn politieke vrienden van deze methode niets moeten hebben, was te voorzien. En dat de socialisten er hem om steenigen bewijst opnieuw, hoe slecht gods» dienst en socialisme samengaan! NED. CHR. LAND ARBEIDERSBOND. Wij ontvingen 't jaaroverzicht 1926 van den Ned. Chr. Landarbeidersbond. Als vakbeweging, aldus het Verslag, hebben we over 1926 weer een stuk arbeid verricht. En niet zonder vrucht, dat blijkt wel uit dit overzicht. Al het gewenschte werd niet bereikt. Wij hebben daarvoor in vele plaatsen te maken met te groote moeilijkheden. Ook over dit verslagjaar is dat weer gebleken. Maar ontmoedigen doet het ons niet. Het is geen materieele kwestie alleen, die ons drijft tot werken. Het is 't beginsel, dat de moeilijkheden doet troljseeren en op Gods tijd ook overwinnen. Voor sommige bedrijven was er geen reden tot klagen, althans niet zoo dat het van on- gunstigen invloed op de loonen was, ofschoon de werkloosheid groot bleef. Ook hieruit blijkt wel de beteekenis der vakbeweging. Wel waren er bedrijven, die regelmatig be dreigd werden door maatregelen van het buiten land. Het bleef zelfs niet bij dreigen, het werd in menig opzicht werkelijkheid. De bedrijven, waarbij wij betrokken zijn, hebben in niet geringe mate te maken met inter nationale toestanden en bepalingen. Vele pro ducten komen in aanmerking voor export. Ver der spreken ook mede de prijzen op de inter nationale markt. Voor het veenbedrijf mag dit iets minder sterk spreken. Waar het internationale leven van zoon groote beteekenis is, spreekt dus de politiek ook mede. Dat bewijzen trouwens wel de diverse maatregelen, die het buitenland over 1926 nam. Een oorzaak te meer, dat we den arbeid onzer beweging niet al te klein moeten zien. Er is ook een taak bij de uitvoering van de sociale wetgeving. Het is niet voldoende, dat wetten in het leven worden geroepen. Ook de sociale wetgeving die van zoo'n enorm groot gewicht is voor de arbeiders, moet onze aandacht hebben. De belangstelling neemt toe. Het betrokken worden bij de uitvoering van de Land- en Tuinbouw-ongevallenwet heeft de belangstelling wel bevorderd. Ook is weer de aandacht gevestigd op een mogelijke komst van een ziektewet. Wij willen hopen, dat in de Kamers der Staten-Generaal, waar de beloften tot vervulling worden gebracht of bedolven, wordt besloten, dezen minister te helpen, opdat een ziektewet tot uitvoering komt. Aan 't eind van 1926 is de kans op een gunstigen uitslag wel toegenomen. Nu, het wachten moet eens ophouden. En wat de wettelijke beescherming van de arbeiders aangaat, is nog niet het gewenschte verkregen. Op 3 November is den minister een voorstel te dien opzichte toegezonden. De land arbeidersbonden hebben daarin te kennen ge geven, dat er huns inziens een regeling mogelijk is, waarin veel zou kunnen worden overgelaten aan de organisaties. Naast de schriftelijke heeft ook een monde linge uiteenzetting plaats gehad. Voor wat de propaganda betreft, is 1926 een druk jaar geweest. Zeer veel vergaderingen zijn gehouden. En het bezoek op de meejste vergaderingen was goed te noemen, al valt hier nog wel te ver beteren. Ook de schriftelijke propaganda is met kracht aangevat, o.a. werden er 3400 strooibiljetten uitgegeven en verspreid. Wat het ledental betreft, kon weer eenige groei worden geconstateerd. De organisatie schreef echter minder leden in dan in 1925. Doch men vergete niet, dat zij in 1925 alleen in Friesland vooruitging met 726 leden. Het aantal leden bedroeg op 1 Jan. 1926 5646, op 31 Dec. '26 5669, aldus verdeeld over de provinciën Groningen 1033, Friesland 1112, Drenthe 712, Overijsel 494, Gelderland 95, Utrecht 138, Noord-Holland 163, Zuid-Holland 1090, Zee land 459 en Noord-Brabant 400. Helaas moest in Friesland, Zeeland en Noord- Holland achteruitgang geconstateerd worden. Met de financiën ging het in goede richting. De financieele positie van den bond ging voor uit. Een gelukkig verschijnsel. In den landbouw was de toestand zoo on gunstig, dat een voorstel voor loonsverhooging geen practisch resultaat zou hebben, terwijl loonsverlaging evenmin gewettigd zou zijn. Wel konden eenige collectieve contracten afgesloten worden. De beteekenis van het collectief contract is zeer groot in den landbouw. Veel grooter dan alleen in de plaatsen waar het bestaat. Dat is de invloed der vakorganisatie en zeker van de Christelijke vakorganisatie, die steeds voor het collectief contract het pleit voert. Het bloembollenbedrijf mocht zich nog steeds in toenemende welvaart verheugen, hetgeen ook ons in niet geringe mate verheugde. Immers een periode van bloei van het bedrijf biedt voor verbetering van de positie der arbeiders noodige voorwaarden. Door de organisaties is dan ook deze omstandigheid benut: bereikt werd: zeven maanden den vrijen Zaterdagmiddag; de ziekte regeling uitgebreid tot een maximum van 20 weken per jaar; regeling verlofdagen voor losse arbeiders; vorming kindertoeslagfonds. Ook in den tuinbouw en het zuivelbedrijf werd het een en ander bereikt, evenzoo in het veenbedrijf, al behoorde de laatste actie wel tot de moeilijkste acties, die de organisatie had te voeren. Drieërlei factoren zijn tegen ons, n.l. inkrim ping va nhet bedrijf, slechte financieele uit komsten, te veel aan werkkrachten. Ook inzake werkverschaffing heeft de orga nisatie voor haar leden heel wat mogen be reiken. Het verslag besluit Er is veel gewonnen, ook in 1926. Het zijn zegeningen Gods. Dat in ons aller hart de stemming zij om Hem te danken. Van Gods trouw spreekt het verleden, maar ook het heden en in Zijn kracht de toekomst in. Wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen, ziet zich omringd door Zijn weldadigheen. Het beginsel voorop. Belijden en beleven, ook in den christelijk-socialen strijd. Voorwaarts met elkander als leden van den Nederlandschen Christelijken Landarbeidersbond. Wil steeds van Zijn Naam getuigen, Daarin ligt de zaligheid; Leert ook and'ren voor Hem buigen, Zijt tot broederdienst bereid. Toont Zijn beeld in woord en daad, In uw huis en op de straat. Óp uw werk, waar g' ook moogt wezen Zij Zijn Naam in u geprezen. DE GEEST VAN LOCARNO BLIJFT ZOEK. We hebben in den laatsten tijd zooveel ge legenheid gehad om wrijvingen tusschen Frank rijk en Duitschland te constateeren, dat we ons hart vast houden, telkens als er een nieuw punt op het tapijt wordt gebracht, waarnaar men de wederzijdsche gezindheid kan afmeten. Het droeve verhaal dat wij deze week moeten beschrijven heeft weliswaar een goed begin, maar daarmee is dan ook alles gezegd. Van der Velde, de Belgische minister van buitenlandsche zaken, heeft zich bereid ver klaard om, met medewerking van Duitschland, een onpartijdig onderzoek in te stellen naar de kwestie van de Belgische franc-tireurs en de deportatie van Belgische arbeiders door de Duitschers gedurende den oorlog. Deze stap, die geheel eenig is in de geschiedenis van den tegenwoordigen tijd, getuigt wel van een groote welwillendheid jegens den overwonnene en als zoodanig kunnen wij hiervoor niet anders dan dankbaar zijn. Dit is nu eens de practische toe passing van de leer van Locarno. Zoo zal het moeten gaan, wil de vrede in Europa terug- keeren. Maar al heeft de Belgische minister in een goedmoedige bui zich voor een onderzoek ver klaard, daarmee is nog niet gezegd, dat dit onderzoek ook inderdaad zal worden gehouden. De heele ministerraad zal er zijn goedkeuring aan moeten hechten en als dat is gebeurd, heeft Frankrijk altijd nog het laatste woord. En hoe dit woord zal luiden, valt niet moeilijk te raden. Het idee alleen reeds doet de haren der Fran- sche journalisten ten berge rijzen. Zij zijn na tuurlijk te beleefd om den kleinen bondgenoot met eenige krachtige woorden op zijn plaats te zetten en daarom doen zij alsof minister Van der Velde zich een beetje heeft vergist. Dat is nu eenmaal een menschelijke eigenschap en zelfs Homerus schijnt wel eens een dutje te hebben gedaan. Bovendien kan de warmte van de laatste dagen hier een rol hebben ge speeld. In ieder geval moet Van der Velde een zwak oogenblik hebben gehad, want het is voor de Parijzenaars ondenkbaar, dat een verstandig mensch zich zulke dingen in het hoofd zou halen. Het is immers een uitgemaakte zaak, dat de Duitschers bij het begin van den oorlog het verhaaltje over de franc-tireurs hebben ver zonnen om met meer succes op de weerlooze Belgische burgers te kunnen schieten. Wie het niet meer weet, moet er de Reuter-telegrammen uit dien tijd maar eens op nalezen. Daaruit zal voldoende blijken, dat de Duitschers den naam van barbaren dubbel en dwars hebben verdiend. Ten overvloede is door het rapport van professor Waxweiler officieel de Duitsche leugen aan de kaak gesteld. Er is dus geen enkele reden om dit zaakje weer op te rakelen. En bovendien: waar zou het op deze manier heen moeten Als je den Duitschers één vinger geeft, nemen zij de heele hand. Zij zullen het natuurlijk bij de franc-tireurs niet laten, maar daarna aankom enmet andere enquêettes en het eind van het lied zal zijn een onderzoek naar de schuldvraag. Dat is de consequentie als men zich eenmaal op dit gevaarlijke terrein heeft gewaagd. Zoo iets moet tot eiken prijs worden ver meden, want hierdoor zou het heele vredes verdrag op losse schroeven komen te staan. Artikel 321 bepaalt immers dat Duitschland de schuld van alles is en den oorlog aan de anderen heeft opgedrongen. Dit is in de oogen der Fransche nationalisten het schoonste ge deelte uit het schoone verdrag, dat door alle eeuwen heen onaangetast moet blijven. Wellicht zullen de Duitschers er later ook nog eens zoo over gaan denken, als zij dit verdrag als voor beeld kunnen gebruiken na een wraak-oorlog 1 Van een onpartijdig onderzoek naar de waar heid omtrent de franc-tireurs zal dus voor- loopig wel niet veel terecht komen. De Duit schers zullen al tevreden moeten zijn wanneer enkele andere netelige zaken uit den weg wor den geruimd om te beginnen de bezetting van het Rijnland. Het Rijnland is een goede toetssteen voor de Locarno-gedachte. Hier immers kregen de over winnaars de gelegenheid om door een daad te toonen, dat het gepraat over onderling ver trouwen geen holle klanken zijn. Het toetreden van Duitschland tot den Volkenbond maakte het hen bovendien nog gemakkelijker om door een mooi gebaar van de nieuwe richting in de politiek blijk te geven. Maar Frankrijk zit nog steeds vast in het moeras van wantrouwen en durft zijn troepen niet naar huis te halen uit angst voor het Duitsche gevaar. De Engelschen denken er over het algemeen heel anders over. Daardoor is het meer dan eens tusschen de beide vrienden tot heftige botsingen gekomen en nu zij samen de vermindering der bezetting bespraken, bleek datzelfde meeningsverschil nog onveranderd te bestaan. De Engelschen wilden liefst zoo gauw mogelijk hun troepen van den Rijn weghalen en Frankrijk wil er hen 'zoo lang mogelijk laten blijven de eensgezindheid op dit punt was dus verte zoeken. Na veel loven en bieden hebben zij eindelijk het verschil gedeeld, zoo dat er waarschijnlijk binnenkort 10.000 soldaten uit het Rijnland zullen verdwijnen. Het valt den Duitschers niet mee, al troosten zij zich met de gedachte, dat een half ei beter is dan een leege dop. Maar bovendien zijn de andere partijen ook slechts matig met dit resul taat ingenomen. De Franschen vinden de ver mindering veel te groot, terwijl vele Engelschen de blijvende rest veel te groot vinden. Onder de laatsten is het vooral minister Cecil, dit het met den tegenwoordigen gang van zaken niet eens is. De ontwapening gaat hem lang niet vlug genoeg en hij maakt er zijn mede- ministers een ernstig verwijt van, dat de geest van Locarno zoo lang werk heeft om zich van de Europeesche diplomaten meester te maken. Hierdoor schijnt hij zelfs zóó teleurgesteld, dat hij met de heele zaak niets meer te doen wil hebben en zich uit het Britsche kabinet zal terugtrekken. OCEAANVLUCHTEN BLIJVEN EEN HACHELIJK WERK. De St. Raphael. Van de St. Raphael, het vliegtuig, dat vorige week in Engeland opsteeg met het doel naar Canada te vliegen, is nog steeds niets bekend. Weliswaar hebben geruchten de ronde gedaan volgens welke het toestel bij Labrador zou zijn gezien, doch er bestaat weinig reden aan deze geruchten geloof te hechten. Canadeesche vlie gers, die te Londen vertoeven, hebben meege deeld, dat in dit seizoen het land achter de kust van Labrador geheel is verlaten, behalve door een paar stroopers en eenige Indianen. Men acht het echter onwaarschijnlijk, hoewel niet volstrekt onmogelijk, dat het vliegtuig de kust is gepasseerd zonder te zijn gezien of ge hoord. Het schijnt derhalve, dat de vliegers ge dwongen zijn geweest op den Oceaan te dalen, alvorens de Amerikaansche kust te bereiken, of dat zij van him koers zijn afgeweken, en in het uitgestrekte gebied ten Zuiden van New- Foundland tekort aan benzine hebben gekregen. Het laatste authentieke bericht blijft derhalve, dat van de „Josiah Marcy", die het vliegtuig om 9 uur 44 Woensdagavond heeft waarge nomen. Dit komt overeen met de snelheid, die de „St. Raphaal" kon ontwikkelen. De afstand van 1900 K.M., die de vliegers nog moesten afleggen en de tijd, 15 uur 44 minuten na hun vertrek, kloppen eveneens met de snelheid der „St. Raphaël". Het s.s. „Josiah Macy" heeft via het s.s. „Mont Royal" nog de volgende bijzonderheden gseind aangaande het gesignaleerde vliegtuig: De machine was misschien een eendekker. De registratie-cijfers waren niet te zien, omdat het te donker was. De eendekker passeerde de Josiah Macy" boven het voorste deel van het schip op een hoogte van ongeveer 300 M. De snelheid waarmede de machine vloog, werd op ongeveer 80 mijl geraamd. De wind was West- Zuidwest; het was bewolkt en het zicht was ongeveer tien mijl. In weerwil van de pessimistische meening van alle luchtvaartdeskundigen blijft mevrouw Ha milton hopen en vertrouwen op het behoud van haar echtgenoot, kapitein Hamilton, die te zamen met Minchin de „St. Raphaël" bestuurde. Het tengere donkere vrouwtje verliet drie weken geleden Engeland en spoedde zich van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1