voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Antirevolutionair
Orgaan
IN HOC SIGNO VINCES
KINADRUPPELS
No. 3361
WOENSDAG 7 SEPTEMBER11927
42STE JAARGANG
Uit de Pers.
Binnenland.
Buitenland.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Dr. H.MANNING'S
EETLU5T-0PWEKKEND. 1.30 p. fI.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bjj vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc.No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die z^ beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
De Revolutie en het Platteland.
„Het Platteland", orgaan van den Christe-
lijken Boeren- en Tuindersbond, citeert een
artikeltje van den oud-burgemeester van Rotter
dam, Mr. Zimmerman, dat deze in „De Tele
graaf' schreef
Het was dit merkwaardige stukje
„En de laatste les uit het Oosten is mis
schien wel de kostbaarste. Zij wordt ons
gegeven door de houding der Oostenrijksche
provincies, die opnieuw metterdaad getoond
hebben, dat, al i,s het geluid der steden groot,
het laatste woord bij de landbouwbevolking
ligt. De actie in de hoofdstad vond aanstonds
hare reactie op het platteland en in de bergen.
Daar wil men geen sovjetsysteem, geen wan
orde in het centrum, geen verkeersonderbre-
king, geen verstoring van den arbeid en geen
stilstand van het economisch leven. Spontaan
mobiliseerden zich de Heimwehren, gereed
sa op den eersten oproep naar Weenen te trek-
ken. De beweging in de hoofdstad bleek in
het land geen wortel te hebben en als kaar
tenhuizen vielen de stakingen ineen.
En aangezien het land het gemakkelijker
buiten de steden dan de steden buiten het land
kunnen stellen, keerde in het middenpunt de
bezinning als vanzelf terug, trachtten de so-
cialistenchefs van hun figuur te redden wat
er nog te redden overbleef en was de Re
geering weldra den toestand meester.
Wanneer weder eens in de groote centra
de bekende middelen van vreesaanjaging
mochten worden gebezigd en de angstbesmet
ting om zich mocht grijpen, dan moge men
met Oostenrijk in de herinnering be
denken, dat men op het gezond verstand
der landelijke bevolking kan rekenen om
steedsche stoutigheid te stuiten".
Wij doen niet mee met hen, die het platteland
verheerlijken ten koste onzer groote steden.
Het is bekend, dat, helaas, ook op het platte
land het revolutionair element onrustbarend toe-
neemt, en dat niet alleen in moderne streken,
J? maar ook in orthodoxe kringen waarvan men
het niet zou verwachten.
Toch is het een feit, dat de plattelandsbevol
king nog hechtste bolwerk vormt tegen re
volutionaire aanslagen.
In de revolutiedagen 1918 heeft men dat ook
ten onzent kunnen waarnemen.
Bepalen we ons slechts tot Flakkee.
In het gedenkboek van den Flakkeeschen Boe
renbond, vertelt de secretaris wat Flakkee in
November 1918 gedaan heeft
„De bondsvoorzitter (wijlen den heer Over-
dorp) die als het geheele bestuur, een warm
Oranjeklant was, pleegde overleg met zijn col
lega's of in deze spannende dagen onzen Boe
renbond, als voor geheel Flakkee optredend,
niet iets tot behoud van onze staatsinstellin
gen zou kunnen doen. Er werd een bestuurs
vergadering gehouden en hier bleek dat hij
ook een conferentie had gehouden met den
heer Bouman, burgemeester van Sommelsddijk
die verzocht was de vergadering te willen bij
wonen. De heer Bouman deelde daar mede
dat hij een bespreking had gehad met Mr.
Zimmerman, burgemeester van Rotterdam, die
het van groot belang vond .wanneer een groot
eiland als Flakkee, dat van overwegend belang
was gebleken voor de volksvoeding en daar
door groote bekendheid had verworven, zich in
het openbaar uitsprak tegen de Revolutie en
daarvan op de een of andere wijze blijk gaf
aan de Regeering. De woordvoerders der re
publikeinen hadden immers in de Tweede Ka
mer beweerd, dat een hoog percentage veld
wachters en leidinggevende personen de mo
narchie moede waren en dus onbetrouwbaar
waren. Zou nu uit Flakkee bij Min. Ruijs de
Berenbrouk blijken van trouw aan het regee-
rend Vorstenhuis en van medewerking tot het
voorkomen van wanordelijkheden binnenko
men, dan zou dit voor de Regeering behalve
moedgevend, ook van grooten dienst zijn. Zij-
wist dan waar zij geen bijzondere maatregelen
van justitioneelen of militairen aard behoefde
te nemen, en kon de troepen, zoodit noodig
mocht zijn, dirigeeren naar streken, waar
het oproerig was. Dit voorstel vond onmid
dellijk algeheele instemming en op staanden
voet ging een telegram naar den Minister.
Vervolgens werd besloten al de 16 af deelingen
van den Bond op te bellen om haar te ver
zoeken een buitengewone algemeene vergade
ring te houden en een motie van instemming
aan te nemen met het besluit van het Bonds-
bestuur. Een model telegram werd aan de
afdeeling verzonden van den volgenden in
houd „De dorpsvereenigingtehe
den in buitengewone vergadering bijeen, geeft
Uwe Excellentie de verzekering, dat zij het
hare wil bijdragen om de orde en regel in
haar gemeente te helpen handhaven en dat
zij als haar overtuiging uitspreekt, dat elke
ongeregeldheid, waar ook voorkomend, van
nadeeligen invloed moet zijn op de levens
middelenvoorziening der groote steden". Naar
ons later bleek, hadden ze allen hieraan ge
volg gegeven. Sn zoo mogen we veronder
stellen, dat ook de Flakkeesche Boerenbond
het zijne heeft bijgedragen tot handhaving
van onze oude en beproefde staatsinstellin
gen".
Aldus de secretaris van deze organisatie in
zijn gedenkboek.
Inderdaad bezit het platteland nog een sterk
element om revolutionaire woelingen, welke
meestal in de groote steden haar haard hebben,
te stuiten.
Moge dat ook in de toekomst zoo blijven
De Maasbode (R.«K.) schrijft:
ABORTUS.
De haat, waarmee de Oostenrijksche so»
ciaabdemocraten mgr. Seipel vervolgen, grenst
aan het fantastische. Het is hun ophitserij
geweest, die eenige jaren geleden een moord'
aanslag op den bondskanselier provoceerde
en degene, die nu de roode Weensche bladen
leest, kan niet anders dan zich verbazen over
de diepte, waarin de socialistische oppositie»
pers is gevallen.
Ons draaiende «Volk*, dat Mgr. Seipel den
eenen dag voorstelt als den handlanger der
vrijmetselaars en hem aan de kaak stelt om.
dat hij persoonlijk weigert zich met echtschei»
dingsprocessen in te laten, maar die natuur»
lijk moet laten behandelen omdat de wet er
eenmaal is, heeft nu opeens ontdekt, datSei»
pel geen medegevoel heeft voor den levens»
nood van de moeders, maar »hun liever allen
laat verrekken, voor hij van zijn klerikale aan»
matiging ook maar een atoom laat vallen.*
Wat is nu het geval?
De «verdedigers van het Leven*, zooals de
heer Kleerekoper zijn partijgenooten noemt,
zijn de pleitbezorgers dergencn, die straffe»
loosheid verlangen, niet slechts voor de zwan»
gere vrouw, die vrij moet mogen beschikken
over het lot van de nog ongeboren vrucht,
maar ook voor den arts, die naar hun mee»
ning vrij moet worden gelaten of hij afdrij»
ving toepast ja dan neen.
De Oostenrijksche sociaaldemocraten zijn
woedend over het feit, dat mgr. Seipel weigert
de dokters in het aborteursgilde op te nemen.
Zij wilden immers den doktoren toestaan,
het ongeboren kind te aborteeren om de moe»
der te redden indien hun dit noodig lijkt.
Deze lieden schijnen niet te begrijpen, dat
moord op het eene leven nooit een door de
medische wetenschap gedicteerd middel kan
zijn om een ander leven te behouden. Hun
standpunt is zuiver opportunistisch het heeft
niets te maken met de rede. Indien een dok»
ter deze medische kunstgreep zou mogen toe»
passen om het leven eener vrouw te redden,
waarom zou hij het dan niet mogen doen
om de eer van een meisje te bewaren
Wat «Het Volk* «vruchtafdrijving* noemt,
is doodgewone moord, met voorbedachten
rade gepleegd aan een onschuldig en weerloos
menschelijk wezen, dat leeft.
Daarom verzet dr. Seipel en verzet «de
klerus« zich tegen het toestaan van den me»
dischen abortus, «om het leven der moeder te
redden.* Want zij gaan uit van het groote
beginsel«Gij zult niet dooden«. Als men zich
hier op het wankele standpunt der sociaal»
democraten plaatst, kan men de crimineele
en de rest der soorten, waarmee men tegen»
woordig den abortus etiketteert, niet meer
bestrijden, omdat alle ontspruiten aan zuiver
opportunistische beweegredenen.
De sociaal»democraten mogen tieren tegen
den Oostenrijkschen bondskanselierdeze
handhaaft niet alleen de goddelijke wet, maar.
is ook de groote verdediger van het leven en
nog wel van dat leven, wat zich niet weren
kan tegen geweld. Zij weten ook drommels
goed, dat de misdaad zijn weg wel weet te
vinden als er eenmaal onderscheid tusschen
crimineele en medische vruchtdooding ge»
maakt is.
Het verschil tusschen de socialisten en ons
isdat zij de volgelingen zijn eener cultuur,
die het Christendom heeft afgezworen, voor
wie de geweldigste ethische vraagstukken duis»
ter geworden zijn en die de misdaad gaat
verdedigen onder de leuze, dat er eigenlijk
geen kwaad bestaat. Men gaat haar wettigen
als in Rusland en de zaak is in orde.
Dat Mgr. Seipel en zijn politieke vrienden
van deze methode niets moeten hebben, was
te voorzien. En dat de socialisten er hem om
steenigen bewijst opnieuw, hoe slecht gods»
dienst en socialisme samengaan!
NED. CHR. LAND ARBEIDERSBOND.
Wij ontvingen 't jaaroverzicht 1926 van den
Ned. Chr. Landarbeidersbond.
Als vakbeweging, aldus het Verslag, hebben
we over 1926 weer een stuk arbeid verricht.
En niet zonder vrucht, dat blijkt wel uit dit
overzicht. Al het gewenschte werd niet bereikt.
Wij hebben daarvoor in vele plaatsen te maken
met te groote moeilijkheden.
Ook over dit verslagjaar is dat weer gebleken.
Maar ontmoedigen doet het ons niet.
Het is geen materieele kwestie alleen, die
ons drijft tot werken.
Het is 't beginsel, dat de moeilijkheden doet
troljseeren en op Gods tijd ook overwinnen.
Voor sommige bedrijven was er geen reden
tot klagen, althans niet zoo dat het van on-
gunstigen invloed op de loonen was, ofschoon
de werkloosheid groot bleef. Ook hieruit blijkt
wel de beteekenis der vakbeweging.
Wel waren er bedrijven, die regelmatig be
dreigd werden door maatregelen van het buiten
land. Het bleef zelfs niet bij dreigen, het werd
in menig opzicht werkelijkheid.
De bedrijven, waarbij wij betrokken zijn,
hebben in niet geringe mate te maken met inter
nationale toestanden en bepalingen. Vele pro
ducten komen in aanmerking voor export. Ver
der spreken ook mede de prijzen op de inter
nationale markt. Voor het veenbedrijf mag dit
iets minder sterk spreken.
Waar het internationale leven van zoon
groote beteekenis is, spreekt dus de politiek
ook mede. Dat bewijzen trouwens wel de diverse
maatregelen, die het buitenland over 1926 nam.
Een oorzaak te meer, dat we den arbeid
onzer beweging niet al te klein moeten zien.
Er is ook een taak bij de uitvoering van de
sociale wetgeving.
Het is niet voldoende, dat wetten in het leven
worden geroepen. Ook de sociale wetgeving
die van zoo'n enorm groot gewicht is voor de
arbeiders, moet onze aandacht hebben.
De belangstelling neemt toe.
Het betrokken worden bij de uitvoering van
de Land- en Tuinbouw-ongevallenwet heeft de
belangstelling wel bevorderd.
Ook is weer de aandacht gevestigd op een
mogelijke komst van een ziektewet.
Wij willen hopen, dat in de Kamers der
Staten-Generaal, waar de beloften tot vervulling
worden gebracht of bedolven, wordt besloten,
dezen minister te helpen, opdat een ziektewet
tot uitvoering komt.
Aan 't eind van 1926 is de kans op een
gunstigen uitslag wel toegenomen.
Nu, het wachten moet eens ophouden.
En wat de wettelijke beescherming van de
arbeiders aangaat, is nog niet het gewenschte
verkregen. Op 3 November is den minister een
voorstel te dien opzichte toegezonden. De land
arbeidersbonden hebben daarin te kennen ge
geven, dat er huns inziens een regeling mogelijk
is, waarin veel zou kunnen worden overgelaten
aan de organisaties.
Naast de schriftelijke heeft ook een monde
linge uiteenzetting plaats gehad.
Voor wat de propaganda betreft, is 1926
een druk jaar geweest.
Zeer veel vergaderingen zijn gehouden. En
het bezoek op de meejste vergaderingen was
goed te noemen, al valt hier nog wel te ver
beteren.
Ook de schriftelijke propaganda is met kracht
aangevat, o.a. werden er 3400 strooibiljetten
uitgegeven en verspreid.
Wat het ledental betreft, kon weer eenige
groei worden geconstateerd.
De organisatie schreef echter minder leden
in dan in 1925. Doch men vergete niet, dat zij
in 1925 alleen in Friesland vooruitging met
726 leden.
Het aantal leden bedroeg op 1 Jan. 1926
5646, op 31 Dec. '26 5669, aldus verdeeld over
de provinciën
Groningen 1033, Friesland 1112, Drenthe 712,
Overijsel 494, Gelderland 95, Utrecht 138,
Noord-Holland 163, Zuid-Holland 1090, Zee
land 459 en Noord-Brabant 400.
Helaas moest in Friesland, Zeeland en Noord-
Holland achteruitgang geconstateerd worden.
Met de financiën ging het in goede richting.
De financieele positie van den bond ging voor
uit. Een gelukkig verschijnsel.
In den landbouw was de toestand zoo on
gunstig, dat een voorstel voor loonsverhooging
geen practisch resultaat zou hebben, terwijl
loonsverlaging evenmin gewettigd zou zijn.
Wel konden eenige collectieve contracten
afgesloten worden.
De beteekenis van het collectief contract is
zeer groot in den landbouw. Veel grooter dan
alleen in de plaatsen waar het bestaat. Dat
is de invloed der vakorganisatie en zeker van
de Christelijke vakorganisatie, die steeds voor
het collectief contract het pleit voert.
Het bloembollenbedrijf mocht zich nog steeds
in toenemende welvaart verheugen, hetgeen ook
ons in niet geringe mate verheugde. Immers een
periode van bloei van het bedrijf biedt voor
verbetering van de positie der arbeiders noodige
voorwaarden. Door de organisaties is dan ook
deze omstandigheid benut: bereikt werd: zeven
maanden den vrijen Zaterdagmiddag; de ziekte
regeling uitgebreid tot een maximum van 20
weken per jaar; regeling verlofdagen voor losse
arbeiders; vorming kindertoeslagfonds.
Ook in den tuinbouw en het zuivelbedrijf
werd het een en ander bereikt, evenzoo in het
veenbedrijf, al behoorde de laatste actie wel
tot de moeilijkste acties, die de organisatie had
te voeren.
Drieërlei factoren zijn tegen ons, n.l. inkrim
ping va nhet bedrijf, slechte financieele uit
komsten, te veel aan werkkrachten.
Ook inzake werkverschaffing heeft de orga
nisatie voor haar leden heel wat mogen be
reiken.
Het verslag besluit
Er is veel gewonnen, ook in 1926.
Het zijn zegeningen Gods. Dat in ons aller
hart de stemming zij om Hem te danken.
Van Gods trouw spreekt het verleden, maar
ook het heden en in Zijn kracht de toekomst in.
Wie op Hem vertrouwt, op Hem alleen, ziet
zich omringd door Zijn weldadigheen.
Het beginsel voorop. Belijden en beleven,
ook in den christelijk-socialen strijd. Voorwaarts
met elkander als leden van den Nederlandschen
Christelijken Landarbeidersbond.
Wil steeds van Zijn Naam getuigen,
Daarin ligt de zaligheid;
Leert ook and'ren voor Hem buigen,
Zijt tot broederdienst bereid.
Toont Zijn beeld in woord en daad,
In uw huis en op de straat.
Óp uw werk, waar g' ook moogt wezen
Zij Zijn Naam in u geprezen.
DE GEEST VAN LOCARNO
BLIJFT ZOEK.
We hebben in den laatsten tijd zooveel ge
legenheid gehad om wrijvingen tusschen Frank
rijk en Duitschland te constateeren, dat we ons
hart vast houden, telkens als er een nieuw
punt op het tapijt wordt gebracht, waarnaar
men de wederzijdsche gezindheid kan afmeten.
Het droeve verhaal dat wij deze week moeten
beschrijven heeft weliswaar een goed begin,
maar daarmee is dan ook alles gezegd.
Van der Velde, de Belgische minister van
buitenlandsche zaken, heeft zich bereid ver
klaard om, met medewerking van Duitschland,
een onpartijdig onderzoek in te stellen naar
de kwestie van de Belgische franc-tireurs en
de deportatie van Belgische arbeiders door de
Duitschers gedurende den oorlog. Deze stap,
die geheel eenig is in de geschiedenis van den
tegenwoordigen tijd, getuigt wel van een groote
welwillendheid jegens den overwonnene en als
zoodanig kunnen wij hiervoor niet anders dan
dankbaar zijn. Dit is nu eens de practische toe
passing van de leer van Locarno. Zoo zal
het moeten gaan, wil de vrede in Europa terug-
keeren.
Maar al heeft de Belgische minister in een
goedmoedige bui zich voor een onderzoek ver
klaard, daarmee is nog niet gezegd, dat dit
onderzoek ook inderdaad zal worden gehouden.
De heele ministerraad zal er zijn goedkeuring
aan moeten hechten en als dat is gebeurd, heeft
Frankrijk altijd nog het laatste woord. En hoe
dit woord zal luiden, valt niet moeilijk te
raden.
Het idee alleen reeds doet de haren der Fran-
sche journalisten ten berge rijzen. Zij zijn na
tuurlijk te beleefd om den kleinen bondgenoot
met eenige krachtige woorden op zijn plaats
te zetten en daarom doen zij alsof minister
Van der Velde zich een beetje heeft vergist.
Dat is nu eenmaal een menschelijke eigenschap
en zelfs Homerus schijnt wel eens een dutje
te hebben gedaan. Bovendien kan de warmte
van de laatste dagen hier een rol hebben ge
speeld.
In ieder geval moet Van der Velde een
zwak oogenblik hebben gehad, want het is voor
de Parijzenaars ondenkbaar, dat een verstandig
mensch zich zulke dingen in het hoofd zou
halen. Het is immers een uitgemaakte zaak,
dat de Duitschers bij het begin van den oorlog
het verhaaltje over de franc-tireurs hebben ver
zonnen om met meer succes op de weerlooze
Belgische burgers te kunnen schieten. Wie het
niet meer weet, moet er de Reuter-telegrammen
uit dien tijd maar eens op nalezen. Daaruit
zal voldoende blijken, dat de Duitschers den
naam van barbaren dubbel en dwars hebben
verdiend. Ten overvloede is door het rapport
van professor Waxweiler officieel de Duitsche
leugen aan de kaak gesteld. Er is dus geen
enkele reden om dit zaakje weer op te rakelen.
En bovendien: waar zou het op deze manier
heen moeten Als je den Duitschers één vinger
geeft, nemen zij de heele hand. Zij zullen het
natuurlijk bij de franc-tireurs niet laten, maar
daarna aankom enmet andere enquêettes en het
eind van het lied zal zijn een onderzoek naar
de schuldvraag. Dat is de consequentie als men
zich eenmaal op dit gevaarlijke terrein heeft
gewaagd.
Zoo iets moet tot eiken prijs worden ver
meden, want hierdoor zou het heele vredes
verdrag op losse schroeven komen te staan.
Artikel 321 bepaalt immers dat Duitschland
de schuld van alles is en den oorlog aan de
anderen heeft opgedrongen. Dit is in de oogen
der Fransche nationalisten het schoonste ge
deelte uit het schoone verdrag, dat door alle
eeuwen heen onaangetast moet blijven. Wellicht
zullen de Duitschers er later ook nog eens zoo
over gaan denken, als zij dit verdrag als voor
beeld kunnen gebruiken na een wraak-oorlog 1
Van een onpartijdig onderzoek naar de waar
heid omtrent de franc-tireurs zal dus voor-
loopig wel niet veel terecht komen. De Duit
schers zullen al tevreden moeten zijn wanneer
enkele andere netelige zaken uit den weg wor
den geruimd om te beginnen de bezetting
van het Rijnland.
Het Rijnland is een goede toetssteen voor de
Locarno-gedachte. Hier immers kregen de over
winnaars de gelegenheid om door een daad
te toonen, dat het gepraat over onderling ver
trouwen geen holle klanken zijn. Het toetreden
van Duitschland tot den Volkenbond maakte
het hen bovendien nog gemakkelijker om door
een mooi gebaar van de nieuwe richting in de
politiek blijk te geven.
Maar Frankrijk zit nog steeds vast in het
moeras van wantrouwen en durft zijn troepen
niet naar huis te halen uit angst voor het
Duitsche gevaar. De Engelschen denken er over
het algemeen heel anders over. Daardoor is
het meer dan eens tusschen de beide vrienden
tot heftige botsingen gekomen en nu zij samen
de vermindering der bezetting bespraken, bleek
datzelfde meeningsverschil nog onveranderd te
bestaan. De Engelschen wilden liefst zoo gauw
mogelijk hun troepen van den Rijn weghalen
en Frankrijk wil er hen 'zoo lang mogelijk laten
blijven de eensgezindheid op dit punt was
dus verte zoeken. Na veel loven en bieden
hebben zij eindelijk het verschil gedeeld, zoo
dat er waarschijnlijk binnenkort 10.000 soldaten
uit het Rijnland zullen verdwijnen.
Het valt den Duitschers niet mee, al troosten
zij zich met de gedachte, dat een half ei beter
is dan een leege dop. Maar bovendien zijn de
andere partijen ook slechts matig met dit resul
taat ingenomen. De Franschen vinden de ver
mindering veel te groot, terwijl vele Engelschen
de blijvende rest veel te groot vinden.
Onder de laatsten is het vooral minister Cecil,
dit het met den tegenwoordigen gang van zaken
niet eens is. De ontwapening gaat hem lang
niet vlug genoeg en hij maakt er zijn mede-
ministers een ernstig verwijt van, dat de geest
van Locarno zoo lang werk heeft om zich van
de Europeesche diplomaten meester te maken.
Hierdoor schijnt hij zelfs zóó teleurgesteld, dat
hij met de heele zaak niets meer te doen wil
hebben en zich uit het Britsche kabinet zal
terugtrekken.
OCEAANVLUCHTEN BLIJVEN EEN
HACHELIJK WERK.
De St. Raphael.
Van de St. Raphael, het vliegtuig, dat vorige
week in Engeland opsteeg met het doel naar
Canada te vliegen, is nog steeds niets bekend.
Weliswaar hebben geruchten de ronde gedaan
volgens welke het toestel bij Labrador zou zijn
gezien, doch er bestaat weinig reden aan deze
geruchten geloof te hechten. Canadeesche vlie
gers, die te Londen vertoeven, hebben meege
deeld, dat in dit seizoen het land achter de
kust van Labrador geheel is verlaten, behalve
door een paar stroopers en eenige Indianen.
Men acht het echter onwaarschijnlijk, hoewel
niet volstrekt onmogelijk, dat het vliegtuig de
kust is gepasseerd zonder te zijn gezien of ge
hoord. Het schijnt derhalve, dat de vliegers ge
dwongen zijn geweest op den Oceaan te dalen,
alvorens de Amerikaansche kust te bereiken, of
dat zij van him koers zijn afgeweken, en in
het uitgestrekte gebied ten Zuiden van New-
Foundland tekort aan benzine hebben gekregen.
Het laatste authentieke bericht blijft derhalve,
dat van de „Josiah Marcy", die het vliegtuig
om 9 uur 44 Woensdagavond heeft waarge
nomen.
Dit komt overeen met de snelheid, die de
„St. Raphaal" kon ontwikkelen. De afstand van
1900 K.M., die de vliegers nog moesten afleggen
en de tijd, 15 uur 44 minuten na hun vertrek,
kloppen eveneens met de snelheid der „St.
Raphaël".
Het s.s. „Josiah Macy" heeft via het s.s.
„Mont Royal" nog de volgende bijzonderheden
gseind aangaande het gesignaleerde vliegtuig:
De machine was misschien een eendekker. De
registratie-cijfers waren niet te zien, omdat het
te donker was. De eendekker passeerde de
Josiah Macy" boven het voorste deel van het
schip op een hoogte van ongeveer 300 M. De
snelheid waarmede de machine vloog, werd op
ongeveer 80 mijl geraamd. De wind was West-
Zuidwest; het was bewolkt en het zicht was
ongeveer tien mijl.
In weerwil van de pessimistische meening van
alle luchtvaartdeskundigen blijft mevrouw Ha
milton hopen en vertrouwen op het behoud van
haar echtgenoot, kapitein Hamilton, die te zamen
met Minchin de „St. Raphaël" bestuurde.
Het tengere donkere vrouwtje verliet drie
weken geleden Engeland en spoedde zich van