WEG
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
BRAAK1
HEWOVER C ZO.
SrECIILE MB
P.FEIJE»
IS ets. pet kalf ons
Antire voluiionair
mm
//©e Gouden
VAN ROSSEM's
IN HOG SIGNO VINCES
lokken en
endules
60 CENT PER I POND
Lichte Baaitabak
ZATERDAG 20 AUGUSTUS 1927
42ste JAARGANG
MERKES
ïentrale Proeftuin
de Winter
EERSTE BLAD-
Geen Uniformiteit
i*
oude touge
iren Damhekken
Op den Uitkijk.
lesingel 173-175
No. 3356
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe le «enden aan de Uitgevers
7
en Goedkoop
ïer
ongekend lage
jzen in het oude
>tterd. Magazijn
KIPSTRAAT 73
TTERDAM
onzaal met meer
500 modellen
albums en platen altijd ruim
eerd in den Boekhandel
DEL WEISS"
In patent verpakking
Morst niet, scheurt niet
Maakt geen kort
zeer goedkoope prijzen
ENFABRIEK
Geen filialen
>rijzen hebt U nooit gekocht
Deze Coura it vei schijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bfl vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
3P, Oude Binnenweg 79, R'dam,
i binten 2 bij 33 bij 7
loll, pannenbinnenpuien
bulfdeuren; IJselsteen, enz.
r e g. Te zien op 't werk.
29109
|OEREE en OVERFLAKKEE te
ïarnis (Langeweg) is op eiken
voor belangstellenden GRA<
sgankelijk. Desgewenscht geeft
man alle inlichtingen, die moch»
fden verlangd
ÜSTËK
SOMMELSDIJK
▼oor het behandelen
Uwer WASCH is
nwasch, en Strijklnrichting
SMEDERIJ
gen. Kruiwagens, Speciaal adres
ware Brongasketels, IJzeren pulp»
i. Ijzeren sleepen ijzeren mudden
Een eigenaardige tegenstelling.
's Menschen streven is immer naar
uniformiteit en uit Gods schoone Schep-
ping straalt slechts pluriformiteit ons
tegen.
Het is nuttig, dat wij die scherpe
tegenstelling zien en er uit leeren.
Want het diepste zijn des menschen
is gebonden aan de pluriformiteit.
Uniformiteit of eenvormigheid ein
digt ten slotte in den dood, terwijl in
de pluriformiteit of de veelvormigheid
het leven ontwikkelt, bruist van ener
gie en kracht.
Gansch de schepping in haar won
dere samenstelling leert u dat.
Stel u slechts voor een uniformiteit
in de kleurenwereld. Dat alles wit of
groen of rood of paars was. Ge zoudt
u dood staren, of krankzinnig, in elk
geval blind. Uw oog kon er niet in
leven. Maar nu is er duizenderlei tint
in rijk afwisselende kleurenpracht, dat
uw oog weldadig aandoet, waarin het
leven er genieten kan.
Waar eenvormigheid is, daar
heerscht de stroeve, strakke, stijve
dood.
Zie het op den oceaan, waar niets is
dan het zilte nat. Niet om op te leven,
maar slechts voor den overtocht is zij
geschikt.
Of zie het aan de woestijn, wier
horizonten in 't rond de dorre, droge
doodsche zandzee raakt, zonder dat
uw zoekend oog rusten kan op iets,
dat de eenvormigheid breekt. Ge kunt
net er niet lang houden of 't is uw
dood.
Neen, leven eischt pluriformiteit.
En de schepping is er vol van. Zóó
vol, dat uw waarnemingsvermogen het
niet omvatten kan. Onderzoek de dui
zenden en duizenden bladeren van een
boom en het treft u, dat niet één den
anderen gelijk is. Hoeveel kleuren zou
den er bestaan van het hoofdhaar der
menschen Waar ziet ge twee precies
gelijk
Dezer dagen las ik in een weten
schappelijk werk, dat niet minder dan
zeven honderd vijftig soorten gecon
stateerd zijn alléén onder de
kolibri's
Pluriformiteit in de plantenwereld.
Pluriformiteit in het dierenrijk.
Pluriformiteit onder de menschen.
Pluriformiteit is het kenmekk der'
Schepping en wel zulk een veelvormig
heid, dat het niet anders kan of bij
eenige nadere beschouwing moet het
nietig schepsel zich vol aanbidding en
verwondering neerbuigen voor een Al
machtige Schepper, die zulk een on-
uitsprekelijken rijkdom van onderscheid
en afwisseling en soorten te voorschijn
te brengen wist uit het niet.
Stél u tegenover deze Goddelijke
rijkdom eens voor de menschelijke
armoede.
Hoe ver rijkt 's menschen plurifor
miteit
Ze is er bijkans niet.
En al is ze er een weinig, de draad
der eenvormigheid loopt er altoos door.
Het grootste genie ontkomt hier niet
aan.
Welk een rijke pluriformiteit is er
in de toonenwereld
Maar toch wordt ze niet dan frag
mentarisch vertolkt, ook door den
meest classieken componist. De muziek
van. Bellini is een andere dan die van
Wagner, van Beethoven een andere
dan die van Mozart. Elke toonkunste-
near legt een eigen cachet op zijn werk,
waardoor het te onderkennen is van
ander werk. Een zekere uniformiteit
valt niet te miskennen.
Met den schilder is het evenzoo.
Noem den naam van Mesdag en ge
denkt aan zijn beroemde zeestudie's,
noem den naam van Bosboom en diens
bekende kerkinterieuren komen u voor
den geest, noem Rembrandt en de
schoone lichteffecten van zijn alom be
kende schilderstukken brengen u in
vervoering, denk aan Jan Steen en de
grappenmaker plooit u een glimlach
om de lippen.
Niet anders is het in de letterkunde
en welke kunst ge u slechts indenkt.
In elk werk van den kunstenaar vindt
ge ten 'slotte één grondtoon, één ach
tergrond en stijl, waaruit de meester
hand te herkennen is.
De geniën, die meester zijn op méér
dan één wapen, zijn groote zeldzaam
heden.
Wij menschen zijn uniform ieder
naar zijn aard.
Probeer het maar eens in kleinig
heden.
Bootst anderer schrift eens na.
Tracht een flinke verscheidenheid van
koppen te teekenen, die niet in het
minste op elkander gelijken en ge zult
gewaar worden hoe de zin voor unifor
miteit u parten speelt.
Let dan nog eens op de fluriformiteit
der schepping. En ge erkent het: slechts
bet Goddelijke genie wist déze mate-
looze rijkdom van variëteiten te
scheppen.
Deze pluriformiteit der schepping
leert ons, dat wij onzen drang naar
uniformiteit moeten intoomen.
Neen, ik doel hier niet op ons parti
culier werk. Het fragmentarische, dat
elk onzer aankleeft en zich in onzen
arbeid openbaart, er een stempel op
drukt, behoeft niet bestreden. Integen
deel. Wat we kunnen is genoeg als we
ons er maar met hart en ziel op toe
leggen, opdat we het goed kunnen
Wie zou staan naar pluriformiteit in
eigen werk lijdt fiasco. Veelvormigheid
kan in geen menschenziel rusten zij
rust in Gods hand.
Wij hebben in onzen arbeid er
slechts naar te staan, dat het goed is
en uit het werk van ons allen 't werk
der menschen al te saam, zal dan die
rijke pluriformiteit ontstan, waarin de
schepper welbehagen schept. Want
we moeten niet vergeten, dat we als
persoon niet een wereld apart vormen,
maar dat het gansche menschelijk ge
slacht, dat het aardrijk vervult, uit
maakt het ééne menschdom.
Een ieder onzer vormt een lid van
dat lichaam. En de arbeid van elk
onzer moet worden saamgevat in het
werk van het menschelijk geslacht en
zoo ontstaat de pluriformiteit.
In dit licht hebben we onzen arbeid
te bezien. s
We doelen op wat anders.
Er is een drang naar uniformiteit
van het maatschappelijk leven in ons.
En dit mag niet. Dat gaat tegen de
natuur in en moet zich dus wreken.
Deze zin voor eenvormigheid is
vooral opgekomen na de Fransche om
wenteling.
Men dacht zich het maatschappelijk
leven zoo in.
Een stuk land, bevolkt met een aan
tal zielen, dat bestuurd moet worden.
Om dit bestuur te vergemakkelijken,
deelt men het land in arrondissementen
en districten, waarover men ambte
naren aanstelt. Over het geheele land
staat een centraal bestuur. Als een spin
in het hart van haar webbe, beheerscht
nu dat centraal bestuur het gansche
land. Het geeft zijn bevelen aan de
ondergeschikte beambten, die slechts
te gehoorzamen hebben.
Zie daar de Zin voor uniformiteit,
maar dat de dood is voor het maat
schappelijk leven.
't Zou wel gaan, wanneer 't waar
was, dat een hoop zielen op een stuk
land samen een accoord gevormd had
den om een centraal bestuur in het
leven te roepen en dat we naar wille
keur een regeling van bestuur over 't
gansche land land treffen kunnen. In
dit geval beschouwt men de maat
schappij als mechanisme. De radertjes
en veertjes zijn gemaakt elk op hun
plaats en nu luistert alles slechts naar
een handbeweging aan het hoofdrad
om in harmonische werking te treden.
Maar dat is een verkeerde voorstel
ling van het maatschappelijk leven.
De maatschappij is geen mecha
nisme, doch een organisme. Ge
gevoelt het verschil, 't Is niet in elkaar
gemaakt, doch in elkaar g e-
g r o e i d'. En dat is niet hetzelfde.
Wat ik ma-ak kan ik onderwerpen
aan wetten, die ik stel althans in be-
trekkelijken zin, maar wat buiten
mij om gegroeid is, luistert naar
wetten, die ook buiten mij om aan dat
organisme zijn opgelegd.
Die wetten zijn voor het maatschap
pelijk leven ontstaan in het historische
gewordene.
De maatschappij is gegroeid. Van
niets werd ze iets, van iets werd ze
grooter, totdat ze werd wat ze nu ge
worden is. Wij beschikken dus niet
over het maatschappelijk leven, maar
de wetten van 't maatschappelijk leven
uit het historisch gewordene ontstaan,
beschikken over ons. We kunnen dus
niet van boven af, uit een centraal punt
dat gansche maatschappelijke leven be-
heerschen, maar door verstandig d é-
centralistisch bestuur hebben
wij, ons houdende aan de wetten, die
er reeds bestaan, dat rijke leven
zóó te leiden, dat elk deel zich naar
zijn aard in goeden zin ontwikkelen kan
En dan ontstaat de pluriformiteit.
Let wel, we zijn niet tegen staats-
éénheid. Zeker, er moet een centraal
gezag zijn. Maar waar we slechts voor
waarschuwen willen is, dat het centraal
gezag zich wachte alles aan zich te
trekken en alles zelf te regelen. Er
moet suimte blijven voor autonomie
der onderdeelen. Zelfs zooveel ruimte
als slechts even mogelijk is. Dat eischt
het maatschappelijk leven.
En we vreezen dat dit in den laat-
sten tijd wel wat uit het oog verloren
raakt.
Slechts onbelemmerde veelvormig
heid van het maatschappelijk leven,
waarborgt een krachtige groei en een
schoone harmonie.
De schepping leert het ons en de
geschiedenis is daar om deze veel in
houdende les te illustreeren.
Nadruk verboden.
Op bedenkelijke wijze neemt het zeden»
bederf in onze samenleving toe. Van jaar tot
jaar treedt het driester en onbeschaamder op.
Wie een vergelijking trekt tusschen de jaren
voor den oorlog en dezen tijd, merkt boe in
die luttele jaren het bederf op schrikwekkende
wijze is toegenomen.
Deze snelle achteruitgang doet denken aan
den tijd die aan den val van het Romeinsche
rijk voorafging en men vraagt zich af, of de
verwildering en het bederf der zeden in onzen
tijd een zelfde voorspel zijn van een naderen»
den ondergang.
't Lijkt wel of deugd en ondeugd stuivertje
gew sseld hebben Men schaamt zich niet meer.
Men staat soms verstomd met welke vrij»
moedigheid sommige uitgevers van tijdschriften
de gemeenste vuiligheden en de liederlijkste
onzedelijkheid onder de oogen van het publiek
durven brengen. En deze viezigheden worden
helaas in allerlei kringen en door allerlei slag
van menschen maar al te graag onvangen.
Men denke niet dat het bederf hoofdzakelijk
in de achterbuurten en donkere plaatsen der
groote steden schuilt. Alle standen, de een
misschien op fijnere wijze dan de andere,
zijn aangetast. Men las dezer dagen wellicht
in de pers, van de in beslag genomen on»
zedelijke filmen, die in 't geheim vertoond
werden. De entré's van f 50,— en hooger die
voor de bijwoning geheven werden bewijzen,
dat de gegoede standen evenzeer aan dit bederf
zijn overgegeven.
sisaa-aar's nopFie soort voor boom kwaliteit
A.v.d. BIGGELAARS.es ROOSENDAAL
Trouwens het mondaine leven in de wereld»
steden en de badplaaten zijn hiervoor het
duidelijkste bewijs.
En het treurigst is dat vooral ook vrouwen
door het zedenbederf zijn aangetast. Het
schaamtegevoel, dat haar sieraad uitmaakt,
schijnt geheel verloren te gaan. En het bederf
van het beste wordt het slechtste.
Dezer dagen schreef een reiziger in de pers
over hetgeen hij gezien had van het zeden»
bederf het volgende
»Het mondaine leven werkt altijd onder»
mijnend. Wat men in de treinen, in de hotels
en op de straat zooal ziet, vooral van de
vrouwen, is eigenlijk walgelijk. Dat noemt
zich «gekleed», als men voor een groot deel
ontkleed is. In de badplaatsen schijnt alle
schaamtegevoel verdwenen te zijn. Oude
vrouwen gedragen zich als jonge deerns van
slecht allooi. Zij rooken heel den dag door.
Ik zag in den trein vele mannen in de niet
rook«coupe's, vele vrouwen in de rookappar»
tementen en geregeld met de sigaret in den
mond. Meer dan eens zijn de rollen omgekeerd.
In een tea»room zag ik een heer en een dame
zitten. De heer bestelde een porsie ijs en
lepelde daar langzaam aan van. De dame be»
stelde een kop koffie en rookte de eene sigaret
na de andere«.
Niemand, die eenigszins bereisd is, zal zeggen
dat hier een overdreven beeld geteekend wordt
van het moderne leven. In vele opzichten
zijn vrouwen nog brutaler en schaamteloozer
in het vertreden der goede zeden dan de
mannen.
En dit voorspelt een donkere toekomst,
een toekomst waarin de vrouw zelf het zwaarste
te lijden zal krijgen.
Voor een gedeelte draagt van deze verruwiDg
der zeden de z.g. vrouwen-emancipatie de
schuld. Het Feminisme heeft de ontaarding
in de hand gewerkt. De zucht naar gelijk»
stelling tusschen man en vrouw heeft de eere»
positie der vrouw niet onaangetast gelaten
De vrouw, die den man wil nabootsen, ver»
heft zich niet, maar haalt zichzelf neer. Alle
nabootstng wordt naaperij, en daarom maakt
de vrouw zich tot een caricatuur, wanneer zij
als de man wil zijn. En dat kan ook niet
anders, want in de plaats van den man kan
zij nooit treden en bovendien schaamt ze zich
baar eigen soort en daarmede verliest ze
haar eer.
En in de zucht naar andere goederen, zijn
de heilige goederen van het echt»vrouweIijke
leven niet veilig bewaard gebleven. Het teedere
kiesche, moreele en religieuse leven is er bij
verloren gegaan.
De plaats der vrouw is in de binnenkant
van het leven. Haar geestelijke en lichamelijke
gesteldheid is er op aangelegd het gezinsleven
te verzorgen. En in de handhaving van deze
roeping bewaart zij haar heilige goederen.
Maar wanneer dit leven in valschen waan
haar te benauwd wordt, zij het ontvlucht om
zich in het openbare leven te werpen, kan het
niet anders of dit leven met zijn ruwe zijden
en scherpe kanten vermoordt het vrouwelijke
in haar.
Dr. Kuyper schreef eens:
»De vrouw is niet armer maar rijker dan
de man begiftigd. Zij vindt haar deel in de
perelen en robijnen, fonkelend uit een oog
dat den man ontvonken en boeien kanin
een lach om de lippen, die verteedert en
veroverthaar zielsuiting, zoo ze zuiver trilt,
is onweerstandelijk. Doch schudt ze nu haar
vrouwennatuur uit, om zich in 't harnas van
den man te gespen en met den maliënkolder
van zijn denkkracht en vuistspier zich een
plaats in het leven te verzekeren, dan klimt
ze Diet, maar daalt ze als vrouw, verbreekt
't evenwicht, waarin haar overwicht lag, en
eindigt met haar hooge eerepositie voor altoos
te verspelen."*
En men denke niet, dat een zoodanige
vrouw nog achting en liefde vinden kan hij
een man.
Integendeel, de ontaarding der vrouw heeft
tengevolge dat zij aan de verachting van den
man wordt prijs gegeven.
Geloove niemand, dat een vrouw met kort
geknipt haar, een sigaret1 tusschen de lippen
en in geëmancipeerde houding een begeerlijke
vrouw voor een man zou zijn. Dandies en
individuen mogen met de dergelijke vrouwen
willen spelen, meer dan een speelpop zien ze
niet in deze vrouwen.
Wanneer het zedenbederf van onzen tijd
blijft toenemen, zal bet in de toekomst een
ontzettende samenleving worden. Voor den
man, want hij zal de vrouw in zijn leven
moeten ontberen, maar meer nog voor de
vrouw zelve, die geschapen werd om liefde
te wijden en liefde te wekken.
Op roerende wijze teekent Dr. Hepp dit,
in zijn boeiend werk »De Antichrist"*.
Na geschetst te hebben hoe Nietzsche aan
zijn vrouwenverachting lucht gaf, vervolgt
deze geleerde schrijver: »Dit geeft er ons
eenig begrip van, hoe er ten tijde van den
Antichrist over de vrouw zal worden geoor»
deeld. Thans belooft de leuze «emancipatie,
vrijverklaring der vrouw» een land met gouden
bergen, doorsneden met rivieren vol schui»
mende champagne. Maar geen profetie liegt
wreeder dan die van het feminisme. Want als
de vrouw zich zal hebben vermand, zal de
man haar niet langer als vrouw respecteeren.
Hij zal tegen haar geldig maken het recht
van den Antichrist en dat is het recht van
den sterkste. En de vrouw zal het moeten
afleggen. De vrouw zal van haar eerepositie
zijn beroofd, zij zal er erger aan toe zijn dan
Ibsens Nora, die haar man verweet, dat zij
voor hem slechts een speelpop was. Zij zal
hem bepaaldelijk dienen als speelpop van
wellust
Het is noodig dat in onze dagen van toe»
nemend zedenbederf, op deze consequentie
van de ontaarding der vrouw gewezen wordt.
En gelukkig is in ons land de vrouw nog
niet zoo diep gevallen als in vele andere
landen, waar men het begrip «huPmoeder»
ter nauwernood meer kent, maar toch, ook
in ons land doen zich bedenkelijke symp»
tomen voor, en het is zoo moeilijk den geest
des tijds het hoofd te bieden.
Moge daarom de gouden woorden van een
onzer groote voormannen in breeden kring
in het hart gegrift staan
»Niet den man tot in kleeding en manieren
na te doen, maar al den heerlijken rijkdom
van de vrouwelijke natuur, van de vrouwelijke
gaven, van de vrouwelijke wezenheid te hel»
pen ontplooien door die ontplooiing van haar
vrouwelijke wezen een zegen aan haar gezin
en haar volk te brengen en mocht 't zijn,
in de volle ontluiking van de lelie der vrouwe»
lijke natuur, haar God, die ook de vrouw
schiep te verheerlijken. Plaats in uw gedachten
naast elkander de geëmancipeerde Hetaire van
Parijs, de suffragette van Engeland en de nog
steeds zoo éénige Huisvrouw uit Nederlands
burgerlijk leven, en we klagen niet meer, en
we pleiten niet meer, maar laten aan uzelf de
keuze«.
UITKIJK.
h I
wf
I