EG!!!
s
I
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
L
EK
AS
&Co.
Antire voluf
Orgaan
a
IN HOC SIGNO VINCES
or
en
K
TICIËIM
dekking
Vrije concurrentie!
I
No. 3354
ZATERDAG 13 AUGUSTUS 1927
42STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
NIVA TANDPASTA
gel 173-175
gsmiddel
2
sommelsdijx
Alle stukken voor de Hedactle bestemd, Ad ver tentlën en verdere Administratie, franco toe 1® zenden aan de Uitgevers
verhooging
I van firma
e waarborg
sterdam.
STRA, Zutphen.
NHORST.
FLAKKEE de Heer
DE JUISTE TIJD
WERKENDE
NIEHOUTEN
SPECIALE
TERDAM
dschappen
rhandel
VOORKOMT TANDBEDERF
en poetst 's-morgens en Vavond^met
Hel goedkoopste, Hei groolsie, Hel meest gesorteerd
Hcaden- en PettenmagazIJn
n op alle in de laatste
en heidegronden,
mpost en kopersuli
•A.) Volgens onder-
moet de genezende
toegeschreven wor.
de bacteriën, en ook
wezig koper. De heer
de«, in ontginnings.
'e, een scheikundige
af te zonderen,
ten houden voor de
hij noemt die stof
zij met kopersulfaat
g vormt, welke niet
worden opgenomen
haden kan. Hiermee
g van 't kopersulfaat,
t ontdekt, doch niet
zijn geworden. Wij
dere onderzoekingen
th zullen bevestigen,
og even meegedeeld,
hooi te Wageningen,
oveerde, negen jaar
eds pl.m. 30 doctoren
en de studenten naar
ul van doctor inde
ijgen.
B-r.
edkoope prijzen.
IEK
Geen filialen
bt U nooit gekocht.
spoedig vermoeid 5
ering; die uitgeput
ienis; last hebben J|
g of lenden, is de
ft daardoor nieuwe V
n eetlust vcroor» rj
ten.
DEN HAAG.
Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLljKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zQ beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
e
en Scheepsbouw
NES
Tel.
2141 en 7188
Tel. 33242
Colbert, een bekend staatsman en
beroemd econoom uit de zeventiende
eeuw vroeg eens aan een koopman,
welk het beste middel was om den
handel te bevorderen, waarop hij ten
antwoord kreeg: „Laissez faire; laissez
passer" (laat gaan, laat doorgaan).
Colbert was n.l. geen voorstander
van den vrijen handel, waartoe trou
wens de omstandigheden van zijn tijd
veel aanleiding toe gaven. In den tijd,
dat Colbert als financier van Lodewijk
XIV optrad zag het er niet al te best
met de schatkist van het Fransche rijk
.lit-
Colbert bemoeide zich veel met de
industrie. Vreemde waren probeerde
hij zoo veel mogelijk buitenslands te
houden, door het heffen van hooge
invoerrechten. Voor handel en land
bouw werkte dit stelsel echter slecht,
temeer toen de andere staten uit weer
wraak de Fransche producten zwaar
belastten.
Wij gevoelen veel voor het stand
punt van dien Franschen koopman. In
menging van de Overheid, waar dit
niet dringend noodzakelijk is, heeft
slechts zelden gunstig gevolg. Er kun
nen omstandigheden zijn, dat de over
heid tot ingrijpen gedwongen wordt,
en dan'is het onverstandig de vrijhan
del als een dogma vast te houden.
Maar dat is dan ook in bizondere
omstandigheden.
Want wat is natuurlijker dan dat
een ieder vrijheid gelaten wordt om te
koopen en te verkoopen hoe en waar
hij wil
Evenals op alle andere terreinen van
het maatschappelijk leven, doodt in
menging van overheidswege de parti
culiere energie, wanneer zij zich met
den handel bemoeit. Maar behalve dit,
bewijst de Overheid ook uit econo
misch oogpunt der maatschappij geen
dienst wanneer zij zich met den handel
inlaat.
Een econoom heeft er eens op ge
wezen, dat vrije handel het beginsel
der verdeeling van den arbeid op de
volken toepast en hun alle weldaden
daarvan verzekert.
Wanneer in het gezin ieder zich be
zig houdt met datgene wat hij het best
doet, dan moet de gezamenlijke op
brengst, en als gevolg hiervan ieders
deel, zoo groot mogelijk zijn. Wanneer
echter daarentegen door wettelijke be
palingen ieder lid van het gezin ge
dwongen wordt om een deel van zijn
tijd te besteden aan arbeid waartoe hij
geen aanleg heeft en waarvoor hij min
der geschikt is dan zullen de schade-
lijke gevolgen hiervan zich op allen
wreken.
Evenzoo is het met de volken. Vrije
verdeeling van den arbeid, naar ieders
keuze komt een land ten goede. Een
land dat alles alleen van zichzelf wil
hebben en zich zou toeleggen op het
vervaardigen van allerlei producten,
waartoe een ander land, 't zij door lig
ging, 't zij door bodemgesteldheid of
volksaard veel beter geschikt is, moet
zichzelf en andere naties hierdoor be-
nadeelen.
Zooals het met den vrijhandel ge
steld is, zoo is het met de vrije con
currentie ook.
Het concurrentie-systeem speelt in
onze huidige maatschappij een groote
rol.
En de belangrijke voordeelen der
vrije concurrentie voor het maatschap
pelijk leven hebben bewezen, dat het
economisch leven er ten zeerste bij
gebaat is,
Niet, dat de vrije concurrentie be
antwoord heeft aan de hooggestelde
verwachtingen uit den tijd dat het op
kwam.
De vrije concurrentie is gebaseerd op
het algemeen beginsel dat ieder indi
vidu vrijheid heeft, om niet alleen te
produceeren wat hij wil, maar ook om
zooveel goederen op de markt te bren
gen als hem maar mogelijk is. Nu dacht
men, dat deze vrije mededinging heel
de distributie automatisch regelen zou.
Men nam het stanpunt in, dat de vrije
mededinging als een bizondere werking
alle maatschappelijke organen op de
juiste wijze zou doen functioneeren.
Aan deze verwachtingen nu heeft
het concurrentie-sensteem niet beant
woord.
Niet, dat wij de belangrijke voordee
len welke het afwerpt willen onder
schatten. Het heeft heel veel goeds ge
bracht in de samenleving. Het prikkelt
het particulier initiatief, het moedigt
den ondernemingsgeest aan, het bevor
dert het internationaal verkeer en het
heeft 't economische leven opgevoerd,
tot een ongekende hoogte. Juist de
scherpe concurrentie bracht het pro
ductieproces tot aan de grens van het
mogelijke.
Maar tegenover deze voor onze mo
derne conjunctuur onmisbare voordee
len staan ook groote nadeelen. En het
is een groot geluk, dat de tijd waarin
men alleen wilde letten op de groote
voordeelen der vrije concurrentie en
de oogen sloot voor de nadeelen, ach
ter den rug raakt. Hoe langer hoe
meer begint men in te zien, dat ook aan
dit systeem, evenals aan alle stelses uit
het verdeden, zooals de gilden b.v.,
fouten kleven.
Zoo zijn er in de eerste plaats de
economische nadeelen. De overproduc
tie en de crisissen, waarvoor men tel
kens staat, bewijzen, dat de verwach
tingen, als zou het evenwicht tusschen
productie en consumptie door de vrije
mededinging bewaard worden, zijn te
leurgesteld. Ook de kwaliteit der goe
deren is vaak minderwaardig en gaat
er over het algemeen nog op achter
uit, doordat ieder in de verleiding
komt, om de mededinging van een con
current met succes te kunnen door
staan, de prijzen zijner artikelen door
minderwaardig goed laag te houden.
Uit dezelfde oorzaak is het ook, dat er
velerlei vervalschingen plaats hebben,
waarom het zelfs noodzakelijk werd,
dat wij een warenwet kregen.
Ook een kwaad is het bonnenstelsel,
het cadeau-systeem. Op de zooveel
ponden boter krijgt men een theeser
vies cadeau Hetzelfde is het met het
dividend, dat men zelf betalen moet
en het toegeven van snoeperij en speel
goed aan kinderen. Allen middelen om
den kooper aan zich te binden, niet
door prima kwaliteit goed, maar door
bijproducten dit toch weer ruimschoots
door den kooper zelf betaald moeten
worden. Ja, men gaat tegenwoordig
zelfs zoo ver, dat men een maatschappij
opgericht heeft, die tot doel heeft cliën
ten gratis te verzekeren tegen de on
kosten van ziektegevallen en tegen de
derving van inkomsten" door overlijden
van den kostwinner. Deze verzekerin
gen worden gedekt door bekende ver
zekeringsmaatschappijen Natuurlijk zijn
er aan deze voordeelen verplichtingen
verbonden. Om deze voordeelen te ge
nieten moet men zich verplichten om
per half jaar minimum 500 te beste
den bij winkeliers, die met de gratis-
verzekering-maatschappij een overeen
komst hebben aangegaan.
Ook hier moet de consument ten
slotte zelf de premie betalen .Dit ligt
voor de hand, of de waren zijn minder
waardig of d'e prijzen zijn hooger dan
in andere zaken. In beide gevallen
wordt de premie allicht te duur.
Maar ook de handelaar kent het
spreekwoord„De wereld wil bedro
gen zijn".
Behalve de vermindering van het ge
halte der goederen door bedrog is men
er ook in geslaagd d'e kwaliteit der
producten te verminderen door allerlei
surrogaat te maken, namaak van zuive
re producten, maar van minderwaardig
grondstoffen, iets wat de volksgezond
heid niet ten goede komt.
Een ander economisch nadeel is dat
men gekomen is tot het vormen van
groote cartels en trusts, waardoor vele
kleine bedrijven worden opgeslokt in
een lichaam, die met zijn groot kapitaal
in staat is de vrije concurrentie te ver
moorden. De kapitaalkrachtige werkt
met lokmiddelen en verkoopt eenigen
tijd tegen of beneden inkoopsprijs en
drukt daardoor den kleinen handelaar
dood.
Maar behalve economische zijn er
ook sociale nadeelen verbonden aan de
vrije mededinging.
Om met succes te kunnen concur-
reeren werden de arbeiders, de nood
zakelijke schakel in het produc
tie-proces, maar al te vaak uitgebuit.
Zij werden het slachtoffer. Waardoor
de regeering zich genoodzaakt zag be
schermend op te treden.
Doch hoe werd de verhouding
vaak tusschen de concurrenten onder
ling Zij zagen in elkander eikaars
natuurlijke vijanden. Het werd een
scherpe strijd tegen elkander, waarbij
helaas maar al te vaak middelen wer
den gebruikt, die niet in orde waren.
En hoe werd de consument be
schouwd door den verkooper Bijna
uitsluitend als winstobject, op wien dik
wijls praktijken werden toegepast, die
de toets der critiek niet konden
doorstaan.
Terwijl in de laatste plaats de vrije
concurrentie den concurrent zelf tot
slachtoffer maakte. Hij werd de slaaf
van het publiek. Als zijn buurman z'n
winkel tot 's avonds 10 uur open hield,
deed hij het tot 11 uur.
Bij deze bezwaren zullen we het nu
maar laten, ze toonen genoeg dat ook
de vrije concurrentie groote schaduw
zijden heeft.
Natuurlijk nemen deze schaduwzij
den het bestaansrecht- der vrije con
currentie niet weg. Maar wel dient het
oog voor de bezwaren geopend' te
blijven.
In de eerste plaats moet de regeering
voor zoover zij kan waken voor uit
wassen en in de tweede plaats dient
het particulier initiatief zelf de velerlei
nadeelen der vrije concurrentie tot een
minimum te beperken. Hoe actiever en
doelmatiger men zelf optreedt, hoe
minder de regeering zal in te grijpen
hebben.
Veel is er dan ook al gedaan door
corporatiën en vakbonden.
Jammer maar ,dat de organisatie van
dien stand waar de nadeelen der vrije
concurrentie het zwaarst drukken, de
minste levensvatbaarheid schijnt te heb
ben. We bedoelen den middenstand.
De middenstander, meer in eng eren
zin de industrieele en de handeldrij
vende middenstander, beseft nog maar
steeds in veel te geringe mate, het nut
en de noodzakelijkheid van een eigen
organisatie, waardoor het hem mogelijk
wordt in zijn concurrent minder den
vijand en meer den collega te zien.
De geest der organisatie moet ook
in den middenstand vaardig worden,
ook in den middenstand ten plattelande
Gelukkig komt er verbetering, maar
men is nog lang niet waar men wezen
moet. Want de organisatie van den
middenstand moet alle middenstanders
omvatten en zij moet haar heilzaam
werk verrichten niet alleen ten bate
van het economische, maar ook van
het sociale leven.
Wanneer het zoover in voldoende
mate komt, laat dan de vrije concurren
tie zich maar ontwikkelen
Nadruk verboden.
Dezer dagen heeft een bekend Duitsch phi-
losoof, daartoe uitgenoodigd door een Neder-
landsch instituut voor lichamelijke opvoeding
in een onzer groote steden een rede gehouden
over„Lichaamsoefening als grondslag voor
een nieuwe cultuur".
Onze lezers herinneren zich misschien nog wel
iets over een artikel, dat wij indertijd sshreven
naar aanleiding van het bekende boek van
Oswald Spengler „Der Untergang des Abend-
landes". In dit werk wordt geschreven over
het oude Europa en de ondergang van de
beschaving van dit werelddeel wordt hierin
voorspeld. Spengler ziet de ineenstorting van
de Europeesche cultuur. Zooals het met vroe
gere wereldrijken gegaan is, zoo zou het met
Europa thans ook afloopen. Zijn tijd heeft
uitgediend en zijn vernietiging is bezig zich te
voltrekken.
Op ditzelfde standpunt stelt zich de geleerde,
wiens rede wij hierboven noemden. Maar dezen
philosoof schijnt reeds over de ontzaglijke be-
teekenis van dit wereldgroote feit heen te zijn,
want reeds roept hij uit„Wij moeten bouwen
een nieuwe cultuur 1" Lang treuren over een
vergane wereld doet zijn Hooggel. dus blijkbaar
niet. En welke die nieuwe cultuur zal zijn
De lichaamscultuur 1 „Op de puinhoopen van
geculmineerde vergeestelijking, op sophisme en
pessimisme moeten wij bouwen de nieuwe cul
tuur, die van optimisme, van lichaamsverzor
ging". Aldus deze Duitsche philosoof.
Van Christus-cultuur en lichaamscultuur
maakt deze Duitsche geleerde een tegenstelling.
„Het Christendom leidde in zijn uitwassen tot
7ö d*.pr VtU/be, 25<hp. tube.
totale verwaarloozing van het lichaam, tot on
reinheid en zelfkastijding". In de ineenstorting
van Europa ziet deze philosoof het bewijs dat
het Christendom niet bij machte was de mensch-
heid gelukkig te maken, met den val van de
Westersche cultuur valt het Christendom. En
de nieuwe cultuur neemt den draad der wereld
geschiedenis weer op, zooafs die bij het oude
Hellas is gebroken. „Het oude Griekenland
toch beschouwde het lichaam als het hoogste
goed. Zij, de optimisten, wisten dat het leven
eerst dan te genieten was als het lichaam har
monieus gebouwd, gezond en krachtig was. Hun
Gymnasia waren de paleizen der lichaamsont
wikkeling. Hun beeldwerken waren niet althans
het kunstideaal, maar de nabootsing van de
werkelijkheid. Dat was de tijd van de eerste
lichaamscultuur". Tegenover deze cultuur stelt
de Duitsche geleerde dan het opkomend Chris
tendom.
„God is een geest, en schiep den mensch
naar Zijn Beeld. De Griek leefde op de
wereld. Christus was der wereld vijandig en
het beste wat den mensch kon geschieden, was
zoo gauw mogelijk het aardsche tranendal te
verlaten, maar zoolang hij nog leefde moest het
lichaam ondergeschikt zijn aan den geest".
Het Christendom is dus feitelijk een nood
lottige onderbreking geweest in de ontwikke
lingsgang der wereld. Vanaf het classieke hei
dendom is de wereld geen stap verder ge
komen. En nu haar kracht uitgeput is, nu is het
de tijd de oude draad weer aan te knoopen. Te
doen alsof die twintig eeuwen niet bestaan
hebben.
De taak der nieuwe wereld zal zijn het werk
dat het oude heidendom door het Christendom
uit de hand is geslagen, weer op te vatten, en
de lichamelijke oefening als het hoogste goed
in eere te herstellen. Natuurlijk kunnen wij daar
bij het goede, dat de twintig voortgesnelde eeu
wen ons nalieten eigenlijk wel vasthouden. De
geestelijke conjuctuur, voor zoover die in de
nieuwe levensbeschouwing past kan wel behou
den blijven, philosophie, natuurwetenschappen,
techniek, enz., kunnen ons van dienste zijn.
Maar voorts weg met deze twintig eeuwen 1"
Is deze beschouwing juist
Inderdaad was tijdens de opkomst van het
Christendom, de lichaamscultuur bij het Griek-
sche volk de hoogste wijsheid en zocht de
mensch daarin geluk en bevrediging.
Maar hieraan was iets voorafgegaan.
Ook deze lichaamscultuur was een tijd van
reactie. Zien we slechts het tijdperk daarvoor,
dat der oude wijsgeeren, zooals Socrates, Plato
en Aristoteles. In deze denkers had zich een
streven geopend om de laatste oorzaak der
dingen te vinden. Het hoogste waartoe de
natuurlijke mensch komen kan hadden zij be
reikt. Zij hadden gegrepen en getast naar den
oorsprong, het wezen en het doel van alle ding.
Maar in zijn natuurleven kon de mensch niet
vinden wat hij moest hebben om te kunnen
rusten en vrede te hebben.
Het was tevergeefs geweest.
En de denkkracht was uitgeput.
Men was niet meer in staat tot het scheppen
van nieuwe stelsels.
En toen zonk men terug.
De geest gaf het op en toen sprak het vanzelf
dat het lichaam naar voren trad. Bij de vertwij
feling van den geest kwam het epicurisme naar
boven.
Zat van het zoeken naar het geestelijke
goed, zonk de geest neer in doffe onverschillig
heid of stoïcijnsche lijdelijkheid.
De ziel werd voor sterfelijk verklaard en
het hoogste goed begon men te zoeken in de
genieting van het stoffelijke leven. Het product
van dit tragisch verloop der Grieksche Cultuur
was, de door den Duitschen philosoof zoo hoog
geroemde lichaamsoefening.
Maar men denke niet, dat bij deze inzinking
een gevoel van voldaanheid heerschte. De ziel
bleef hunkeren, bleef vragen, en bleef haar
rechten eischen.
on nu was het het Christendom, dat voor
deze vragende ziel des volks het antwoord in
zich droeg. „Komt gij vermoeiden en Ik zal u
rust geven I" „Dorstigen Komt tot de wateren,
die geen geld hebt, komt koopt en eet, ja komt,
koopt zonder geld en zonder prijs, wijn en
melk I"
En men luisterde en men dronk en men at
de geestelijke vruchten en dranken van het
Christendom.
Toen is der wereld nieuwe kracht ingestort.
Men begon een nieuwe cultuur te bouwen.
Welke cultuur Die van de tegenstelling
tusschen geest en lichaam Neen, die van de
harmonie tusschen ziel en lichaam. Het was de
cultuur der vrijmaking, der verlossing. Slechts
uit deze Christus-cultuur is het mogelijk ge
weest, dat de mensch zijn rechten herkreeg. De
vrouw werd in het maatschappelijk leven en
haar eere-positie hersteld. Het gezin kreeg een
vasten bodem, waarop het ontwikkelen kan en
waarin het kind de plaats kreeg waarop het
recht had. De sociale verhoudingen bracht het
in evenwicht. De kunst, de wetenschap, zij
kregen nieuw voedsel. Het scepticisme, het stoï
cisme en het pessimisme werden uitgebannen.
Nieuw levens-elixter stroomde de wereld door
de aderen. En voor dit leven, dit nieuwe rijke
leven had het slechts één voorwaarde, deze
„God lief te hebben boven alles en zijn naaste
als zichzelve". Werd aan deze voorwaarde
voldaan dan zou het leven voortgegaan zijn
van kracht tot kracht, van heerlijkheid tot heer
lijkheid.
Maar aan deze eene voorwaarde, die van
het liefhebben wilde de mensch niet voldoen.
Vandaar het fiasco in de twintigste eeuw. Een
fiasco, waarvan de eerste oorzaken te vinden
zijn in de leerstellingen der Fransche encydopae-
VOOO ELK Z'[N KBUS
Kipstraat 85#87 S Rotterdam
SB" ZIE DE 5 ETALAGES
Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87
Aanbevelend, «J» HENIGER «JF,
disten en in de dogma's der latere Duitsche
Aufklarung-mannen.
Nu slechts één vraag. Is het Christendom
daar nu de schuld van Immers neen, of was
zijn voorwaarde zoo onaannemelijk Mocht het
't gebod der liefde niet stellen Maar daarin
schuilde toch juist de kracht van het hoogste
geluk
Neen, laat men van de beginselen, van de
kracht van het Christendom afblijven. Nooit
beeft het iemand teleurgesteld, die er waarlijk
zijn levensgeluk in zocht. En ook nooit zal bet
de wereld ongetroost wegzenden wanneer het
't Christendom in zich wilde nemen.
En nu praat men wel eens van reactionair
en conservatief. Maar niets zou zoo grenzeloos
reactionair en zoo oer-conservatief zijn dan
terug te keeren tot het oude Hellas. En als
men het deed, het epicurisme, het stoïcisme en
het scepticisme zou er onverbiddelijk het gevolg
van zijn. Want de Schepper aller dingen heeft
den mensch de eeuwigheid in het hart gelegd,
en het rust niet totdat het een Rustpunt ge
vonden heeft, smoren kan men een tijdlang dit
verlangen wel, maar de levensmoed en de
levensdurf bluscht men er mee uit.
Niet terug. Maar wat dan
Voorwaarts, want het Christendom heeft
ook voor de toekomst nog beloften in zich 1
UITKIJK.