I s Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IER lesjes |oor kttjjottóag f 28.50 f 32.50 60 CENT PER POND or IN HOC SIGNO VINCES len No. 3352 ZATERDAG 6 AUGUSTUS 1927 42STE JAARGANG K EERSTE BLAD. f f 14.50 I9.90 I.75 I.10 iienuieg 21-23 Op den Uitkijk. igsmiddel W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers •verhoopintj il van firma .ROOIERS. IAN VIS. ingen ir bereid De Invloed van Beginselen op Wetgeving en Bestuur /,2)e Gouden Bel goedkoopste, Bel grootste, Bel meest gesorteerd Hoeden- en PettenmagazIJn 1 JOHANNES 5 t 9—12. Lijst, Lijsten opalle het voordeeligst hi; LIJSTENFABRIEg E R«, Goudschei h. Hoveniersstraat 1645. Geen filialen, en 6-9 uur. mm elen bespeurt van f rm bloed, zenuw» 5 rat aan doen Zijt 9 slecht in wordt V uizingenzijt ge» I UEN HAAU. j |ee(t en de zenuwen een diepen, ge» od in die reeks van ïn neurasthenie lende, bij apothekers DEN HAAG. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling, BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 360 x 4 reed en 2 |g N De vorige week betoogden wij, dat de Staat zich neutraal heeft te houden ten opzichte van ieder Kerkgenoot schap. De staat is godsdienstloos, wat natuurlijk niet zeggen wil dat de Staat buiten de Christelijke sfeer gelegen is. Integendeel. Het besturen overeenkomstig Chris telijke beginselen mag geëischt wor den, wanneer de grondtrek van het Volkskarakter doortrokken is van het Christelijke leven. Het Staatsbestuur wordt niet uit wendig aanbepaalde beginselen ge bonden. Wie dat zou willen, moet de consequentie aandurven van den tyra- nieken staat, en zulk een band zou op den duur toch onmogelijk zijn. Krachtens onze constitutie is voor de beginselen van het staatsbestuur de volksinvloed, geoefend door de ver kiezing van vertegenwoordigende li chamen. beslissend. De invloed van beginselen op wet geving en Bestuur voltrekt zich dus alleen door middel van personen n.l. de kiezers bij de stembus, de leden van Staten en raden en de Regeeringsper- sonen. Nu staat het ontwijfelbaar vast dat ons land krachtens zijn historie en zijn bevolking ook in onzen tijd een posi tief Christelijken grondtrek heeft. Het spreekt dus vanzelf dat de in- j., _vloed van dezen grondtrek ook in wet- !|Clevi19 en bestuur merkbaar is. Ware f dit niet zoo (er is een tijd geweest, dat dit niet zoo was, denk slechts aan dé j periode van 1820=1870) dan zouden we kunnen spreken van een oligar chisch bestuur, waarvan de kern des volks vreemd bleef. Uit den aard der zaak strekt zich het Gezag en de invloed dier Christelijke beginselen verder uit, dan het aantal personen, dat voor deze beginselen op komt. Hierop is van toepassing de leuze van den Duitschen staatsman Stahl „Autorittat, nicht Majoritat." De tegenstanders van de Christelijke beginselen op het staatsbestuur kun nen zich toch niet aan den invloed dier beginselen onttrekken. Er gaat van de Christelijke beginselen een vormende kracht uit op geheel de samenleving, op onze beschaving, onze zeden, onze traditiën en_z. De historie wijst ons hier den weg. Daarom mag ook aan iederen re geerder van welke richting hij zijn mo ge, de eisch gesteld worden, dat hij dien invloed erkenne. Natuurlijk spreekthet vanzelf, dat bij de toepassing der Christelijke be ginselen rekening moet worden gehou den met de plaëitselijke gesteldheid des volks, wat betreft de volksovertui ging en de godsdienstige gesteldheid. Zoo zou een vloekverbod dat op de eene plaats uitmuntend werkt, op een andere plaats het tegenovergestelde van wat be oogd wordt bewerken. Men onderschatte evenwel de be- teekenis van de Christelijke beginselen op wetgeving en biestuur niet. Op tal van gewichtige punten treedt zij naar voren. W ij nemen sle chts enkele hoofd zaken Gezacf, Vrijheid, Huwelijk, ge zin, Onderwijs, Publieke eerbaarheid, Strafrecht, Zondagsheiliging, enz. Nu wordt ook van de zijde waar aien de invloed der Christelijke be ginselen op wetgeving en bestuur tracht te regeeren, de groote waarde van het Godsdienstig volksleven, wel erkend. Wij noemen, slechts het program van den Vrijheidsbond, waarin te lezen staat„erkenning van de waarde van het geestelijk en van het zedelijke le ven voor maatschapij en staat." Waar mede bedoeld wordt, dat „een maat schappij opgebouwd uit individuen met een levende, persoonlijke Gods overtuiging sterk is boven een maat schappij zonder godsdienst." Wat men echter aan die zijde wei gert te erkennen is dat die „levende persoonlijke Godsovertuiging" nu ook merkbaar moet zijn in het staatsbe stuur. Men zegt daar, dat het stellen van het staatsbestuur onder de be ademing van christelijke beginselen niet anders is dan het opdringen van cub- jectieve meeningen aan het staatsbe stuur. Helder kwam dit aan het daglicht bij 't debat over de weigering van minis ter Heemskerk om de gewijzigde sta tuten van de „Dageraad" goed te keu ren. Mr. Boon verklaarde toen„Die goedkeuring moet onafhankelijk zijn van de luimen of van de Godsdienstige overtuiging van den Minister." En Marchant zeide„Ik zou zeg gen, een regeerder moet eigen beginsel hebben, maar een regeerder mag niet zijn eigen beginsel beschouwen als het eenige dat recht van bestaan heeft en zijn eigen beginsel als maatstaf nemen voor het al dan niet goedkeuren van sta tuten van Vereenigingen, wier begin sel van het zijne afwijkt. En dat doet deze Minister." Ten overvloede voegde Kleerekoper hier nog aan toe„Ik durf de stelling verdedigen dat, wanneer de wetgever spreekt van goede zeden, hij niet an ders kan bedoelen dan datgene, wat wij allen onder goede zeden verstaan, hoe dan ook onze levensbeschouwingen uiteenloopen moge." Interressant was het wat de Minis ter tegenover deze uitlatingen aanvoer de. Zijne Exc. zeide „Er was nog iets eigenaardigs in dit debat. Er is mij door verschillende leden van de lin kerzijde verweten, dat ik een beschik king heb genomen op grond van mijn subjectieve meening. Dit verwijt is mij gemaakt dor de Heeren Boon, Kleere- koperj, Gerhard en Marchant, ieder op zijn eigene wijze. „Die truc kan ik. Wanneer een Anti revolutionair Minister een handeling van hen beredeneert op gronden, aan de antirevolutionaire beginselen ont leend, zegt men aan de linkerzijdegij handelt op grond van subjectieve mee ning. Maar wanneer een antirevolutio nair of Chr.-historisch of Katholiek op de een of andere de zaak beschouwt in denzelfden geest als de linkerzijde danzegt men ziedaar, dat is een man, die nu eens objectief oordeelt. Een zon derlinge aanmatiging dat men aan de linkerzijde meent het monopolie te heb ben van objectiviteit, terwijl men zoo dra iemand aan de rechterzijde zijn be ginselen verkondigt zegt, dat deze een subjective meening verkondigt. Wanneer ik hoor Gij hebt naar Uw eigen beginsel geredeneerd en dat is het subjectieve beginsel van den Mi nister". dan zeg ik dusdie truc ken ik. Ik zou meenen, dat de linkerzijde den politieken strijd zou verhoogen, in dien zij die er toe behooren, eens en voor altijd een verbond met elkander maakten om die truc niet meer toe te passen." Uit een en ander blijkt dus, dat het er steeds op aan komt wie er in de meer derheid is om de Christelijke beginse len in wetgeving en bestuur doorgang te geven. Hoewel niet ontkend mag worden, dat deze beginselen in ons land op bijzondere wijze het geheele publieke terrein des levens beheerschen is er toch een belangrijk deel des volks dat deze beginselen als „subjective" meeningen uit wetgeving en bestuur wil terughouden. De gedachte van zekere zijde geuit, dat dë Anti-Rev. partij, de z.g. neutra liteit der overheid propageert, is dus onjuist. Duidelijk zegt het program van be ginselen „De overheid is als dienares se Gods, in een Christelijke, dus niet Godsdienstloze natie, gehouden tot verheerlijking van Gods Naam. Alleen maar, de overheid mist de or ganen en de bevoegdheid om voor ze kere dogmen partij te kiezen. Zij kan zich uit den aard van haar wezen niet stellen op zekere belijdenis, want gees telijke dingen moeten geestelijk bezien en met het zwaard des geestes verde digd worden. En dit zwaard gaf Christus slechts aan de kerk. Zooals wij in ons voorgaand arti kel betoogden, zag Trigland, één onzer Dordtsche vaderen dit duidelijk in, toen hij Maurits slechts vrijheid vroeg om het Calvinistisch beginsel te pre diken. Het zwaard der overheid kan hier slechts kwaad stichten, zooals de his torie duidelijk heeft aangetoond. Nadruk verboden Ik las het dezer dagen in een „bekeeringsge- schiedenis". Nu wil ik vooraf zeggen, dat over het alge meen bekeeringsgeschiedenissen mij maar matig bekooren kunnen. En dat wel om verschillende redenen. In de eerste plaats treft men er vaak onschrif tuurlijke dingen in aan, dingen die niet met Gods Woord te rijmen zijn en het spreekt van zelf, dat deze dingen dan niet de minste waarde hebben. Gods Woord is altijd een zuivere maatstaf voor het geestelijk leven en al wat van de nor men in Gods Woord neergelegd, afwijkt is niet uit God, maar uit den mensch, dus zonden. Dan stoot het mij altijd wanneer ik dozijnen teksten te pas en te onpas zie aangehaald, tek sten die er als met de haren bijgesleept zijn en geheel uit hun schriftuurlijk verband gerukt worden. Dat getuigt van onkunde, niet alleen, maar ook van weinig eerbied voor het Woord van God. Hoe kan het ons niet grieven en tot toorn ver wekken, wanneer onze Woorden worden ver draaid, scheef gezet, uit het verband gerukt, en verkeerd worden weergegeven 1 Maar als we dit nu gaan doen met het heiligste, met de eigene woorden Gods, welk een zonde plegen we dan niet tegen de Majesteit Gods Maar behalve dat is het ook zoo gevaarlijk. Want lichtelijk brengt het ons op een dwaal spoor. Woorden en teksten uit Gods Woord, uit hun verband gezet, kunnen het tegenoverge stelde zeggen dan de bedoeling des Heiligen Geestes was. Laat ons dan uiterst voorzichtig, hoogst eer biedig en met schuchterheid met Gods Woord omgaan. Doch om nog andere redenen voel ik over het algemeen niet zoo heel veel voor bekee- ringsgeschiedenissen. Ze zijn altijd subjectief. Dat wil zeggen, ze worden ons meegedeeld door een mensch, zooals deze ze heeft doorge maakt en doorworsteld. Ze worden dus eenzij dig bezien en weergegeven. En wij weten allen wel, dat zooals wij de dingen zien, ze lang niet zijn. Ons waarne mingsvermogen is gebrekkig, onze toestand is niet altijd tot juiste waarneming geschikt en dan zien wij soms de dingen zooals we ze graag zouden willen zien. Dit is zuiver menschelijk en behoeft aan onze waarheidsliefde nog niets af te doen. Maar het ontneemt toch aan de be- keeringsgeschiedenissen, die natuurlijk dingen weergeven welke in bizondere omstandigheden in toestanden van bizonder subjectieven aard, worden doorgemaakt, een groot deel van hun waarde voor anderen. En tenslotte beloopen velen het gevaar be- keeringsgeschiedenissen van anderen op zichzel- ven toe te passen. Zij worden dan tot maat staf en voorbeeld aangenomen. Hoogst verder felijk voor het zieleleven. Want God de Heere is vrijmachtig in het toebrengen van Zijn kin deren. En met ieder Zijner uitverkorenen heeft Hij weer een bijzonderen weg. Gods daden zijn souverein en Hij wil zichzelven in de veelheid Zijner leidingen met den mensch verheerlijken. Laten we dus nimmer afgaan op het geen an deren zeggen ondervonden ent doorgemaak hebben. Het heeft voor ons geen nuttigheid. Slechts één maatstaf, één gids is er die ons BiaaELAAR-5 KOFF[£ BOOn VOOR BOOM KWALITEIT A.v O. BIGGELAAR 8. CÊ ROOSENDAAL helpen kan, dat is het Woord van God zeif, de Bijbel welke door den Heiligen Geest is inge geven om ons den weg der zaligheid te leeren. Laat ons dat genoeg zijn. Natuurlijk wil dit alles niet zeggen, dat ik alle bekeeringsgeschiedenissen verkeerd acht. Zeer zeker niet Mits men ze met oordeel des onderscheids leest en rekening houdt met de gevaren welke hierboven omschreven zijn. Zoo, onder dat voorbehoud, kan er wel de gelijk in sommige geschiedenissen stichting te halen zijn en ons onderwijzen. Maar nog eens, men zij voorzichtig. Gods Woord zelf is ook schaarsch met het geven van bekeeringsgeschiedenissen. Tegen over een enkele, als van Manasse, in het Oude Testament, een moordenaar aan het kruis, een hoofdman over honderd, een Paulus en enkele uit de eerste Christengemeente meer, staan de vele mannen en vrouwen, helden en heldinnen des geloofs, waarvan niets omtrent eenige be keering geschreven staat. Denk slechts aan een Noach, de drie aartsvaders, een Jozef, een David, een Samuel, een Salomo, vele pro feten uit het oude en onderscheidene personen uit het Nieuwe Testament De bekeering is tenslotte niet de hoofdzaak. Christus zegt tot Nicodemus „tenzij iemand wederom geboren wordt Dat is het voornaamstede wedergeboorte. Hierop komt het aan. De bekeering is hiervan de vrucht, het gevolg. En deze vrucht wordt op duizenderlei wijze ge zien. Maar de rijkste vrucht der wedergeboorte is dat we een dagelijksche bekecring ondergaan, telkens weer een afkeeren van den ouden mensch en een terugkeeren tot God. Zie als we van deze bekeering mogen getui gen, niet zoo zeer door onze woorden, als wel door onze daden, door geheel ons leven, dan zijn wij tot rijken zegen voor onze naasten en wordt God door ons verheerlijkt, dan zijn we ook in den schriftuurlijken weg. Doch ik wijk af. Ik zei dat ik een bekeeringsgeschiedenis las. En over iets wat mij daarbij trof, wilde ik het eigenlijk hebben. Een vrouwtje vertelde daarin haar weg en hoe zij tot God bekeerd werd. Dat deed zij op hoogst eenvoudige en ongekunstelde manier. Inderdaad, ik heb wel z.g. bekeeringsgeschiede nissen gelezen die heel wat minder waren Doch dat tot daaraan toe. Dit vrouwtje vertelde dan o.m. dat toen zij van haar staat verzekerd was, grooten lust kreeg om zich bij het volk des Heeren te voegen. Zij openbaart haar weg aan een buurman. Maar o, wee, dat pakte verkeert uit. Dieman stond al direct met een domper klaar om het licht Gods er onder te verbergen. „Vrouwtje", zeide hij, „wees voorzichtig, want het is nog niets met je. Saul was ook een gezalf de des Heeren en is toch verloren gegaan." Zie als ik daar nu eens bij gestaan had, zou ik grooten lust gevoeld hebben om dien man eens een flinken draai om zijn ooren te verkoopen. Misschien was het niet de meest geschikte methode om hier den toestand te redden, maar er zijn toch van die gevallen .waarbij de handen gaan jeuken, en niet waar, Salomo zegt zelf dat de rug des zots roept om slagen. Helaas er zijn nog al wat van die dompers die er altijd als de kippen bij zijn, om waar ze maar een glimpje van het licht zien dat direct onder de korenmaat te stoppen. Dat zijn van die elementen die altijd hang zijn dat de hemel te klein zal wezen en niets liever doen dan wanneer ze iemand uit de put zien kruipen met beide voeten tegen de grijpen de handen schoppen, opdat zoo'n stumpert weer op den bodem van de put terecht komt. Laat ons onszelf toch voor zulke elementen wachten. Teekent ze, opdat iedereen ze kenne en er voor uit de weg blijven. Ze staan het werk des Heiligen Geestes tegen. Natuurlijk werd ook dit vrouwtje er bijzonder door getroffen. Letterlijk schrijft zeDit gaf mij een groote stuiting in mijn gemoed, en nam al mijn vrij moedigheid weg. Doch ze was verstandig. Ze liep niet van buurman A. naar buurman B. om te hooren wat die er wel van zeggen zou, maar ze deed het allerbeste wat ieder kind van God in zulke gevallen doen kan, ze sloeg Gods Woord in haar eepzaanmheid op. Ze onderzocht veel, schrijft ze. En ook hier liet Gods Woord haar niet in het onzekere. Luister wat ze verder schrijft „Maar de Heere gaf mij licht. Saul werd im mers gezalfd voor een aardsch koninkrijk 1 Wij hebben de zalving van den Heiligen Geest noodig, en gij hebt niet van noode, dat iemand u leere. O, Welk een troost voor mijn hart en welk een vastigheid in mijn keuze 1" Zie ondanks zijn trappen en slaan, vermocht deze buurman niet het vrouwtje weer in de put te helpen. Zij had een Helper 1 Mochten er soms onder mijn lezers en le zeressen zijn die ook met zulke buurlui te kam pen hebben, ik heb een goeden raad doe als dit vrouwtje, gaat in uw huisje met uw Bijbel en God alleen en laat uw buurlui buiten de deur Praat er niet mee, want ze zijn moeilijke ver troosters. Laat uw Bijbel uw trooster zijn. Daarmee is nog nooit iemand bedrogen uit gekomen 1 UITKIJK. VOOB CLK Z'IN KDU9 Kipstraat 85*87 - Rotterdam 8T ZIE DE 5 ETALAGES Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, J. HENIGER Jr. „Indien wij de getuigenis der men- schen aannemen, de getuigenis van God is meerderwant dit is de ge tuigenis van God, welke Hij van Zijn Zoon getuigd heeft. Die in den Zoon gelooft, heeft de getuigenis in zichzelvendie in God niet gelooft, heeft Hem tot een leuge naar gemaakt, dewijl hij niet geloofd heeft de getuigenis, die God getuigd heeft van Zijn Zoon. En dit is de getuigenis, namelijk, dat ons God het eeuwige leven gegeven heeften ditzelve leven is in Zijn Zqon. Die den Zoon heeft, die heeft het levendie den Zoon van God niet heeft, die heeft het leven niet". II. (Vervolg). Wij moeten gelooven de getuigenis van God aangaande Zijn Zoon, dat n.l. in Hem het leven is. Maar welke is nu de grond, waarop ons geloof steunt Die grond wordt ons genoemd in het lste tekstvers, waar de apostel zegt, dat dit de getuigenis van God is. God zelf verzekert, dat er is een eeuwig leven, vrede, gemeenschap met Hem door Christus. In hetgeen God getuigt komt Zijn nedérbuigende goedheid uit. Hij heeft zich over ons ontfermd. Ofschoon Hij ons niet noodig had, heeft Hij toch

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1