RDAIISCI
litmus
1BDEN
f 135.-
Antirevoluiionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
OER
A. HAGT
IN HOC SIGNO VINCES
AAT
A AT
No. 3351
WOENSDAG 3 AUGUSTUS 1927
42ste JAARGANG
175 - R'dam
IDRECHT
24 - R'dam
mhouwerij
iNSWEG 41
ERDAM
idel, Klundert
lefoon 26
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
Uit de Pers.
Officieel Gedeelte.
ÏLEF. 1005 en 1946
OON 13873
algende aanbieding
4 Stoelen
f 125,-
16,-
arderobekast
[piegel f 50,—
|nenkast f 45,—
7eck»Instal
)0 flesschen f 25,—
lelg. Fornuis f 35,—
Tssoirf 39,50
sen Boeken»
45,-
jils, 4 Stoelen
bsse zitting f 47,50
ken Bureau»
.f 65,-
tesbureau f 35,—
Uken 2<pers.
22,50
luffet m. get
Ipkasten f 67,50
aeekast f 10,—
Slaapkamermeubelen,
van» en TafelkleedeD,
apstokken m Kleeden, xD
veel om op te noemer. JU
zelf overtuigen van
|te voorraad en lage
ordt onder garantie
en franco in de stad
eken thuisbezorgd.
dag geopend van 9-9
ig van 10—5 uur.
te goederen worden
vaard.
Is te ontbieden voor
n heele en gedeelten
Bels. 56
leaux, Witte wijner
Spaansche en Portu»'
aen, Rijn» en Moesei»
(euren, Gedistilleerd,
aonades enz.
^N1 OP AANVRAAG
MERVAE fid
BOUaUET IDct
MAAL lüct
ELITE lZrt
:DIG BILLIJK
.NCO TERUG
T PRIJSCOURANT
M AGENTEN
Deze Coura it veischijat eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— b| vooruitbetaling,
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SOMMELSDIJK
Telef. latere. No. 202 Postbus No, 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
De Heer De Wilde over de S. G. P.
De heer v. Houdt heeft in de vergadering der
Staten van Zuid-Holland weer de gewone grie
ven tegen de Anti-Rev. ingebracht.
Op welke wijze de heer de Wilde, ons Anti-
Rev. lid van Ged. Staten, hem terecht wees, zegt
ons de volgende passus uit het verslag
Wat den heer Van Houdt betreft ontzegde
spreker de S. G. P. het recht om als censor
op te treden over de Antirev. partij. Men zou
dat alleen mogen doen, als men zelf in zijn
beginselen sterk staat en zich verwant gevoelt
aan de antirev. Men zegt, dat men zich houden
moet aan art. 36 der geloofsbelijdenis, maar
als er gevraagd wordthoe dan krijgt men
geen of e enveag antwoord. De S.G.P. wil
volgens haar program in vergaderingen niets
toelaten, dat strijdt met de eere Gods. Hoe
wil men dat uitvoeren Trouwens in de S.G.
P. is men het over de beginselen niet eens. Er
is een studiecommissie benoemd, die voor de
vergadering der S.G.P. is gekomen met de ver
klaring, dat zij niet bekwaam was, om een op
lossing te geven van de toepassing van art.
36. De S.G.P. heeft het de antirev. zeer kwa
lijk genomen, dat de antirev. vrouwen naar
de stembus gaan. Maar de staatkundig-ge-
ref. vrouwen gaan bij bosjes naar de stem
bus. Tegen de verzekering heeft men princi-
pieele bezwaren, maar ds. Kersten verklaarde
eens, dat ieder dat met zijn eigen consciëntie
moet uitmaken.
De opvating van de taak der overheid, die
de antirev. voorstaat, is een principieel andere
dan die van den heer v. Houdt. De antirev.
partij geeft de richting aan, door Groen van
Prinsterer en dr. Kuyper gewezen, zij heeft
met de S.G.P. niets gemeen. Deze partijen be-
hooren niet bij elkaar en het wordt hoog tijd
dat de heeren ophouden hun pijlen op de anti
rev. partij af te schieten
V De Heer Warnser op de bres.
Ons AntirRev. statenlid uit Dirksland, de heer
Warnaer, stond, als immer trouw op de bres
voor de belangen van Flakkee.
Met het oog op het vervoer van auto's naar
Flakkee, drong de heer Warnaer er op aan, dat
Ged. Staten het hunne zouden doen om te be
vorderen, dat er een betere, breedere boot komt.
De tarieven der R. T. M. zijn buitensporig hoog.
maar Ged. Staten hebben er niets over te zeg
gen. Daarom heeft het niet veel zin om zich
te wenden tot de Regeering met iets waarover
alle zeggenschap wordt gemist.
Wat den waterleidingaanleg betreft, merkte
de heer Warnaer op, dat men op Flakkee met
verplichte aansluiting er niet komt. Alles wat
naar dweng gelijkt wekt er afkeer.
Mogelijk zou het echter zijn dat de gemeete-
beptuen de afname van zeker kwantum water
garandeeren. Dan komen we er ook.
Plannen voor electrificatie bestaan ook op
Flakkee. Maar laten Ged. Staten nu eens on
derzoeken of de naar het eiland te leggen ka
bels voldoende bedrijfszekerheid garandeeren.
Mocht die zekerheid niet kunnen worden gege
ven, dan zou het misschien de voorkeur ver
dienen om een eigen centrale op Flakkee te
maken.
Tenslotte bepleitte de heer Warnaer betere
Wegen ook op Flakkee de intensiteit der cultuur
zal daardoor bevorderd worden, wat beteekent
dat een goote bevolking op het eiland zelf zijn
brood zal kunnen blijven verdienen.
De Christelijke Vakbeweging.
In den kring der S.G.P. schijnt een zekere
mate van afkeer tegen de christelijke vakbewe
ging te bestaan.
Uitlatingen als Ds. Kesten op de onlangs ge
houden jaarvergadering bezigde tegenover ge
organiseerde arbeiders geven goeden grond aan
deze veronderstelling.
Het is goed hier tegenover een uitlating aan
te halen van Ds. Nomes, welke van een geheel
andere opinie getuigt
Hij schrijft o.m. het volgende.
„Daar is nog een punt, waarop wel de aan
dacht mag gevestigd worden, omdat het een slag
in het gezicht is van tienduizenden breeders en
zusters ,die zich in de christelijke vakbewegng
gearganiseerd hebben.
Als er gezegd wordt, dat de „christelijke vak
beweging precies hetzelfde wil als de socialis
ten dan worden daardoor niet alleen tot in
het diepst hunner ziel gekrenkt diegenen, -die
uit heilige overtuiging van hun christelijke roe
ping zich aangesloten hebben tegenover het roo-
de gevaar, dat een voortdurende bedreiging van
ons volksleven is, doch dan wordt tevens een
tastbare leugen geponeerd.
Wie de christelijke vakorganisatie kent naar
haar beginselverklaring, zal terstond het onware
der beschuldiging inzien. En wie dan let op de
bestrijding waaraan onze christelijk georgani-
seerden voortdurend blootstaan, wie weet, dat
zij om hun beginsel, als christenen smaad en
schade geleden hebben, zijn vervolgd en be
dreigd, die vraagt zich af of sommige politici,
die zich voor politieke leiders uitgeven, ziende
blind zijn.
Vooral de Chr. Landarbeidersbond is ge
noemd onder degenen, die eigenlijk in niets van
de socialisten verschillen. Ik had het genoegen
in tijden van spanning en dreigende staking
meermalen de hoofdbestuurders van dien bond
te mogen ontvangen in de pastorie. Op de le
denvergaderingen was ik meermalen tegenwoor
dig en het heeft mij steeds verblijd dat deze
bond een principieel ander standpunt inneemt
dan de moderne organisatie. En ik weet, hoe
de practische toepassing van het beginsel tot
strijd met de modernen aanleiding gaf en aller
lei onaangename bejegeningen en schade met
zich bracht.
De christelijke werknemers hebben een roe
ping tegenover God, hun gezin en de maat
schappij. Wanneer zij voor het sociale leven
den eisch van het Woord des Heeren willen
handhaven naar de Schrift, dat gerechtigheid een
volk verhoogt, dan is het meer dan miskenning
van de zegeningen, die mede in den weg der
christelijke organisatie ontvangen zijn, zoo men
zegt„ze willen hetzelfde als de socialisten."
De oogen moeten voor deze dingen open zijn,
niet in de eerste plaats om persoonlijk voordeel.
Hier staan hooger belangen op het spel.
Het gaat om de doorwerking van het chris
telijk beginsel in heel ons volksleven.
Wie den band losmaakt, die onze christelijke
werknemers in hun organisatie verbindt, geeft
een belangrijk stuk volksleven prijs aan macht
en alleenheerschappij van het revolutiebeginsel.
Ons leven, politiek en sociaal, is in Gods
hand.
Doch dat vraagt evenmin lijdelijkheid en rust
als de belijdenis, dat God al het schepsel spijze
geeft, ons ontslaat van den arbeid.
Tegen een christelijke strooming, al noemt zij
zich gereformeerd, die den vrijen teugel wil
laten aan de anti-christelijke beweging, moet ten
zeerste gewaarschuwd worden.
Zij is een .gevaar, niet voor deze of gene po
litieke partij, maar voor het christelijk volks
leven als zoodanig."
De „Waarheidsvriend" schrijft
Het Partij-Bureau.
De Staatkundig Gereformeerden hebben tegen
woordig als iedere groote politieke organisatie,
hun partij-bureau.
Het is begrijpelijk, dat zij hun best doen om de
gelden bijeen te zamelen poor het knderhoud
van het bureau en tot aankoop van het huis
waarin de partij gevestigd is, maar wat zich
niet laat verklaren, dat zijn de argumenten, die
moeten dienen om de gelden uit de zakken van
partijgenooten en geestverwanten los te krijgen.'
Daarvoor moet het partijbestuur zich den
schijn geven van martelaar voor het beginsel
te zijn.
Het heet toch in den oproep tot het betrach
ten van offervaardigheid bij de lezers van „De
Banier" van 7 Juli„Met zooveel smaad is de
partij overladen zoo geweldig en onrechtvaar
dig zijn de aanvallen geweest Men wil met een
re izenbombardement ons doen vernietiyen. Mo
ge van de andere zijde zulk mede-leven worden
betoond, dat de vijand beschaamd worde."
Die vijand -wie twijfelt er nog aan is
de Antirevolutionair.
Immers is het de A.R. Partij, waaruit de troe
pen voor de gelederen van de Staatkundig Ge
reformeerden moeten worden gerecruteerd. En
dit gaat niet zoo gemakkelijk, omdat van dien
kant der eerstgenoemden de bedoelingen der
laatsten tot in de onderdeelen worden doorzien
en worden openbaar gemaakt
Dat zint natuurlijk- de voormannen der Staat
kundig Gereformeerden ,die eerst het persoonlijk
en onverkwikkelijk geschrijf uitlokken, om dan
de onschuldigen te spelen, niet.
Van welk een tegenzin om geen ander
woord te gebruiken - de Staatkundig Gerefor
meerden jegens de Anti-Revolutionairen bezield
zijn, blijkt ook weer uit een stjik, d.at in hetzelfde
nummer van „De Banier" op een andere plaats
voorkomt.
Daar schrijft een zekere heer Jb. van Zijver-
den Jzn., uit Aalsmeer, dat een A. R. Minister
van Justitie en verschillende A. R. burgemees
ters kans zien om de vrouwen bij duizenden
voor den rechter te sleepen terzake van het
thuis blijven bij de verkiezingen.
Wanneer wij nu deze onware voorstelling
van zaken bestrijden, dan weten wij vooruit,
dat „De Banier" ons opnieuw als vijand van
Staatkundig Gereformeerden zal brandmerken,
uit welken hoofde het dan noodig is, om een
gave in de partijkas te storten.
Is stuitender gedoe haast denkbaar
De schrijver nit Aalsmeer weet heel goed,
althans hij behoort dit, zoo hij daarvan gewag
maakt, te weten, dat in de eerste plaats de Mi
nister van Justitie met de vervolging van hen,
die van de stembus wegblijven, niets te maken
heeft, doch dat het de burgemeester is, die,
wanneer hij oordeelt, dat, voor het niet nako
men van de verplichting van den kiezer om
zich bij het stembureau aan te melden, geen
geldige reden is aangevoard, daarvan kennis
geeft aan den met de vervolging belasten amb-
naar van het Openbaar Ministerie. De burge
meester doet dit niet, omdat hij er een zeker
welbehagen in heeft om vrouwen voor den
rechter te sleepen, maar omdat de Wet
hier de Kieswet, artikel 149 hem dit voor
schrijft. Deed hij het niet, dan handelde hij in
strijd met de Wet, wat zeker niet naar Gere
formeerd beginsel is.
Maar ook is het den heer Van Zijverden be
kend, dat de Antirevolutionairen niet minder
dan de Staatkundig Gereformeerden tegenstan
ders zijn van de stemplicht en dien tegenstand
bij iedere gelegenheid hebben getoond.
Mocht hij op dit punt onkunde voorwenden,
waarom schrijft hij dan over zaken, die hij niet
kent
Tenslotte nog een enkele vraag.
In het prospectus in „De Baniar" voor den
aankoop van een partij-bureau" deelt het partij
bestuur van de Staatkundig Gereformeerden me
de, dat het bureau noodig is en wij gelooven
dit gaarne om alle vragen, die van de Kies-
vereenigingen binnenkomen, te kunnen beant
woorden. Zulke voorlichting van partijgenooten
schrijft het bestuur is van groot nut.
Zou nu de heer van Zijverden, die ongetwij
feld een vooraanstaand man in de Kiesvereeni-
ging „Aalsmeer" van de Staatkundig Gerefor
meerde partij js, niet eens van zijn recht om
aan het partij-bureau vragen te stellen, kunnen
en willen gebruik maken, om te weten te komen
waarom of Ds. Kersten of Ds. Zandt, de laat
ste emeritus-predikant, en die dus over veel
vrijen tijd beschikt, nog niet een voorstel bij de
Tweede Kamer hebben ingediend om tot af
schaffing van den stemplicht te geraken.
Gaat hij op dit verzoek in, dan is hij misschien
wel bereid om te zijner tijd het antwoord der
beide kamerleden te publiceeren.
Want op dit oogenblik staan èn ds. Kersten
èn ds. Zandt mede verantwoordelijk, „dat vrou
wen bij duizenden voor den rechter worden
gesleept."
Met het tot klaarheid brengen van deze zaak,
zal veel misverstand worden weggenomen en het
algemeen belang worden gediend.
COLIJN IN INDIE.
Hoezeer men in Indië den Heer Colijn waar
deert en wat men van hem verwacht, blijkt uit
het volgende kopstuk in „Het Nieuws van den
Dag" voor Ned. Indië d.d. 13 Juni.
Morgengloren
Onze lezers herinneren zich wellicht dat
wij altijd met name in de laatste lustra
voor den heer Colijn hebben geijverd, als in
de omstandigheden van het tegenwoordig tijd
vak de aangewezen candidaat voor den Bui-
tenzorgschen troon.
De politiek en andere invloeden heb
ben zich tot dusver tegen 's heeren Colijn's
benoeming verzet. En zoo kreeg Indië eerst
den adelijken gaffeur Van Limburg Stirum,
daarna den heer Mr. Fock, die de fouten van
zijn voorganger moest trachten goed te maken
en nu den heer Jhr. Mr. A. C. D. de Graeff,
in wien met stijgende ongerustheid en be
klemming een bewonderaar van het Van Lim
burg Stirum régime wordt aanschouwd.
Terwijl Indië een vuist behoeft, wordt het
geregeerd met een mollig handje terwijl de
uiterste, de meest bedachtzame zuinigheid
noodig is bij den verpletterenden druk der
belastingen, waaronder vooral de Europeanen
gebukt gaan wordt hoe langer hoe meer af
gegleden naar de fune est royaliteit van het
Grafelijke bewind terwijl fermiteit vereischt
wordt tegen Nationalisme en Communisme,
wordt met het eerste gecoquetteerd, Dr. Soe-
toemo en Tjokroaminoto) en het laatste ont
zien, (de voortdurende gratiëeringen van ver
oordeelde moordenaars en rebellen.
Die laatste twaalf jaren zijn dus voor Indië
verloren. En reikhalzend ziet men uit naar
den Morgen, na zóó zwoeldrukkenden, duis
teren Nacht.
Welnu, er schijnt iets te dagen
„De heer Colijn zoo wordt gemeld
heeft het voornemen om eene reis naar Indië
te maken". En ook de Ind. Crt acht dit feit
van voldoende beteekenis om er mede in
verband met Moederlandsche persstemmen
in een hoofdartikel de aandacht op te ves
tigen.
Het blad zegt o.m.
„Wellicht vervult de heer Colijn straks in
de Eerste Kamer dezelfde rol, als indertijd de
heer Fock in de Tweede, toen hij van de
voorzitterszetel neerdaalde om een phillippica
tegen het beleid van den heer Van Limburg
Stirum te houden".
De muziek is er dus reed|S.
Maar het geluid is nog wat dof. Blijkbaar
hanteert de meester nog de sourdine.
Straks Wanneer Colijn van zijn reis naar
Indië is teruggekeerd, zullen de accoorden
wel helderder tot ons doordringen. Het Haag-
sche orkest is tot groote dingen in staat.
In verband daarmee doet het ietwat ko
misch aan om iets te voren in hetzelfde artikel
te lezen „dat de Lanlvoogd op de jongste
persconferentie had verzekerd „uitdrukke
lijk verzekerd" dat de regeering het voor
nemen uit de dagbladen vernam en dat het
haar niet bekend is of de heer Colijn voor zijn
komst e enspeciale reden heeft."
Nu, die .reden zal later wel blijken.
Want De Zakenwereld, een invloedrijk,
wèl geïnformeerd handels-orgaan in Neder
land, brengt een artikel„Indië in den ban
van theoretiseerende machten", zegt daarin
„Men vraagt zich af, welke geestesrichting
toch wel aan zijn (des Landsvoogds) dwars
tegen de openbare meening indruischende faits
et gestes ten grondslag ligt en of de mentale
structuur des Landvoogds hem, welke overi
gens zijn capaciteiten mog enwezen, wel den
geschikten man maakt, om in het huidig
tijdsgewricht de teugels van het bewind in
Indië te voeren".
Inderdaad „dwars tegen de openbare mee
ning in." Want er zijn niet veel groepen der
bevolking die den heer de Graeff bijvallen.
De Planters zijn tegen zijn beleid, to a man
de Handel snakt naar het einde daarvande
Financiëele Wereld ziet het met groote be
zorgdheid aan, de Ambtenaren wilden wel
hun gevoelen uiten, maar durven noch kun
nen. Het Leger zwijgten denkt o.a. aan
de Soewardi-geschiedenis. De Rechterlijke
MachtNou, en hoe En de Raad
van Indië, als men Mr. K. F. Creutzberg uit
zondert, prudenter agit et respicit finem.
Vóór den Landvoogd zijn alleen sommige
leden van den Volksraad, en een stuk of wat
krantendie, als de G.-G. morgen ver
trekt, hem vanavond nog opkammen, en over
morgen uitschelden voor al wat leelijk is.
Wij hebben dat reeds vroeger enkele malen ge
zien, woonden zoo eenige Excellenties bij, in
de welhaast dertig jaren van onze journalis
tieke werkzaamheid hier te lande.
En dan, natuurlijk, zijn er een paar Inland-
sche groepen die met zijne Excellentie sym-
pathiseeren. Of doen alsofHet zijn niet
de beste elementen der bevolking, die z.g.
„Indonesiërs", en een werkelijk staatsman zou
er nooit op willen steunen.
„De Zakenwereld" vergelijkt De Graeff
en Colijn, geeft beider portret en vraagt
„wat Indië in dit tijdsgewricht noodig heeft
aan het hoofd der regeering een theoriticus
dan wel een practicus een man van de daad,
die, min of meer beheerscht door een alge
meen richtsnoer, bereid en in staat is om de
theorie prijs te geven voor de eischen van
het oogenblik".
Iet antwoord op deze vraag is duidelijk
genoeg. Onomwonden wordt verder te ken
nen gegeven, dat de heer De Graeff thans
niet op zijn plaats is en dat de Buitenzorgsche
troon moet worden ingeruimd voor een man
die eiken zet van de (Moskou,schen) tegen
stander met eenvaardigen tegenstoot kan be
antwoorden en diemet even groote vir
tuositeit de psyche van de hyper-sugesti-
bele Inlandsche bevolking bespeelt als de be
taalde handlangers van Moskou".
Uit het afdrukken van Colijn's portret en
het prijzend bijschrift kan dan worden afge
leid, wie met dezen man wordt bedoeld. En
het slot brengt de ontknooping„laten de
invloedrijke groepen in Nederland, die dezen
gang van zaken inzien, thans, nu het nog tijd
handelen naar den alouden stelregel„Gou-
verner, c'est prévoir".
Welnu, die invloedrijke groepen hébben
gesproken. Op de laatste vergadering van
den Ondersnemersraad voor Nederlandsch-
Indië verklaarde Prof. Mr. M. W. F. Treub
woordelijk
„Vooral nu onder het bewind van Jhr. de
Graeff opnieuw staat te vreezen, dat de
Indische Overheid zal komen onder de
bekoring eener politiek, die meer geleid
wordt door de inspraken van het goede
hart dan door de werkelijkheidszin, is er
aanleiding om op dit terrein en daarop
niet alleen paraat te zijn. Reeds al
te veel heeft men in Indië in de laatste ja
ren begiftigd met maatregelen instellingen,
welke voor het Moederland passend kun-
send kunnen zijn, maar die weinig bevorde-
Iijk zijn aan een rustige ontwikkeling van
Indië. Waarschuwingen tegen het voort
schrijden op dezen weg zullen zeker bij
verschillende gelegenheden verre van
overbodig blijken".
En de Ind. Crt., in het licht stellend dat de
De Zakenwereld nauwe relaties met de on
dernemers-corporatie onderhoudt, wijst op dit
artikel eene eerste waarschuwing.
Wij" voor ons gelooven dat de quaestie
reeds verder gevorderd is en dat, na de re
devoering van Prof. de Savornin Lohman, en
de houding der Katholieke Partij in de Kamer,
er niet zooveel „waarschuwingen zullen ko
men.
Nog enkele gratiëeringen, vervolgens het
debat over de Volksraad-meerderheid en dan
zal de zaak wel zoowat voor elkaar zijn.
Wij gelooven niet dat de Minister van Ko
loniën zich het gevaar ontveinst. Z,Ex ver
zekerde ons 'woordelijk, toen wij onze bezorgd
heid over eene herhaling van het funeste Lim-
burg-Stirum regime te kennen gaven „Daar
is geen kans op.»En, ware het zoo, dan zal de
openbare meening zich spoedig genoeg daar
tegen verklaren en eene beslissing brengen".
Dat die beslissing spoedig moge komen, is
de wensch van ieder die inziet hoe elke
maand ons verder van den rechten weg af
brengt. K. W.
„Handelt voorzichtelijk en denkt aan
het einde"
Maar, van isolement gesproken, Meneer
Zentgraaff, hier is er een.
Vgl. het gevalletje met den oproe-
rigen schavuit Mohammed Hatta c.s., waarvan
de telegrammen dezer dagen gewagen. Alle
maal luidjes, die „op kosten van het Gouver-
vernement", lees op ónze kosten, „studeeren"
hoe zij ons het gemakkelijkst zullen kelen.
K. W.
Twee buurvrouwen in gesprek over het
gedicht van M. J. N. in »Onze Eilandenvan
30 Juli j 1.
Ie Buurvrouw
Ha, buvrouw, bin je daer,
'k Wou es eve mit je praete,
Mar 'k bin in 'n wipje klaer,
Want 'k hou er niet zoo van op straete.
'k Wou je mar es effen vraege,
Wie die riempjes in de krante maekt,
'k Stae d'r dichte van verslaege
Dat 'n ze zoo lekker raekt.
De leste keer, verleje weeke,
Had 'n 'tover 'tzwaere preeke,
Bie ons in de groate kaark,
In oak over 't beroepingswaark.
'k Zaaggewat zal dat weer weze
Wat heit 'n noe weer op z'n staert?
Mar toen 'k 't had geleze,
Zei 'kdas de moeite waerd.
Hie schreef»'t wil hier mar niet vlotte,
'tis net of ze Sommerdiek niet motte,
Want negene hawe d'r al bedankt
In nummer tien staet in de krant.«
Jae maansch, toen heit 'n zitte prakkezeere,
Wat er wel an kon mekeere.
Want ten slotte vroeg ie nog
»Kriege ze wel poen genog
2e Buurvrouw
Ik geloave, buvrouw oal m'n leven,
Dat 't niet deur eentje is geschreven,
Die d'r zelf belang bie heit.
Mar 't is louter in alleen veniecigheit.
'tSchient weer waer, wat't spreekwoord zeit
»Elk vat geeft uut, wat 't in z'n heit.®
S. B.
LOTING VOOR DEN DIENSTPLICHT
De Burgemeester van Sommelsdijk maakt
bekend, dat de loting voor de lichting van
1928 voor deze gemeente zal plaats hebben
te Middelharnis in de Raadzaal van het Ge»
meentehuis, op Woensdag den 10 Augustus
1927, des namiddags te 2,30 uur.
Wie aan de loting deelnemen.
Aan de loting nemen deel alle voor de
lichting ingeschreven personen, met uitzon»
dering van hen, omtrent wie vóór den dag
van aanvang der loting blijkt, dat zij
a. bij onherroepelijk geworden uitspraak
voorgoed ongeschikt verklaard of uit»
gesloten zijn;
b. zijn overleden
c. hebben opgehouden Nederlander te we»
zen en ook geen ingezetene zijn
d. als niet«Nederlander hebben opgehou»
den ingezetene te zijn
e. als ingezetene, niet-Nederlander, behoo»
ren tot een Staat, waard'Nederlanders