voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
goor i>en Joititog
Antire voluiionair
Orgaan
VAN ROSSEM s
No.i;3344
42ste JAARGANG
IN HOC SIGNO YINCES
Lichte Baaitabak
ZATERDAG 9 JULI 1927
Op den Uitkijk.
li tb. Mi ball ops
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stokken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
EERSTE BLAD.
Het leidende Beginsel.
Te kunnen leven uit een rotsvast be
ginsel is een bijzonder voorrecht. Im
mers dat geeft stuur aan onzen levens
gang, dat geeft een doel aan ons wer
ken en handelen.
Wij vreezen dat we een tijd zijn in
gegaan waarin dit voorrecht slechts
weinigen ten deel valt.
Het moderne leven toont ook in dit
opzicht een gansch ander beeld dan
het leven onzer vaderen
Het moderne leven kweekt een op
pervlakkig geslacht
De rust en de kalmte, zoo noodig
voor levensverdieping en levensbelij
ning zijn verdwenen. De strijd om het
levensbestaan eischt zooveel van onzen
tijd, ons denken en onze krachten, dat
er voor ons leven zelf bijna niets
overschiet.
Vroeger was dat zoo geheel anders.
In den gezelligen huiselijken kring
werden toen de Godsdienstige en poli
tieke vraagstukken op ernstige wijze
besproken en onderzocht. Men stelde
zich er niet mede tevreden wat deze
of gene er over zeide, doch men zorgde
er voor dat men zelf een eigen oor
deel over de groote vraagstukken van
de verschillende levensterreinen kon
vormen. Men durfde het nog aan, de
groote standaardwerken onzer voor
mannen te bestudeeren. Men maakte
zich de vaak moeilijke materie tot zijn
eigendom. En zoo werd men een per
soonlijkheid, een man, die wist wat
hij wilde, een mensch die zich niet door
het kleinste stormpje van de been liet
blazen. Men leefde uit een beginsel en
men wist rekenschap te geven van zijn
standpunt.
Zoo was het nog 30 a 40 jaren terug.
Maar dit is veranderd.
Misschien is de algemeene ontwik
keling toegenomen, maar de levensver
dieping en de levensernst kwijnen.
Er is geen tijd meer voor beginsel
studie, voor studie der beginselen van
Kerk, Staat en Maatschappij.
De krant wordt vluchtig „ingezien,
om op „de hoogte" te blijven van zijn
tijd, de romannetjes worden verslon
den in verloren oogenblikjes, en verder
wordt allen tijd ingenomen door een
ware „actenjacht" en door genot van
publiek vermaak.
Het publieke leven heeft ons te pak
ken gekregen. De wereldsche beslom
meringen zijn zoovele dat we geen tijd
overhouden om tot ons zeiven in te
keeren en onze aandacht te vestigen
op dingen die van hoogere orde zijn.
En daarom wordien velen onzer een
gemakkelijke prooi van alle wind van
leer op kerkelijk, maatschaijpelijk en
politiek gebied. Mien gaat af op den
schoonen schijn der dingen, zonder de
innerlijke waarde te taxeeren, en
men komt bedrog<en uit.
Deze onverantwoordelijke oppervlak
kigheid wreekt zcich ook op politiek
gebied.
Er zijn altijd demagogen genoeg die
speculeeren op de onkunde van de
schare die de wet niet kent. En vooral
tegen den verkiezingstijd weet men
handig het volk voor zich te winnen,
door fraaie leuzen en schoon.e beloften,
die den volksgeest in verrukking bren
gen.
En toch, die „leuze-politi.ek" is zoo
uit den booze
Hoe gemakkelijk is een oppervlak
kige schare er door te winnen. Want
uien vraagt zich niet af of kan worden
ingelost wat men belooft. Neen, de
werkelijkheid heeft hier geen invloed,
omdat men de werkelijkheid niet kent.
Een leuze, die bij het volk inslaat,
is voldoende om zich van den volks
geest te verzekeren. Bij den één is die
leuze lagere belasting, bij een ander
ontwapening, bij een derdehet anti
papisme, bij een vierde het prote-
stantsch volkskarakter, bij een vijfde
de socialisatie, enz. enz. Ach men weet
zoo goed welke tendenzen en stroo
mingen ons volksleven beheerschen.
En dan gaat men er op uit, op mee
tings en vergadeeringen, in de courant
en in de brochure, het volk bewerken,
d. w. z. ophitsen, warm maken, op-
zweepen in bepaalde richting, en
men wint er wellicht een zeteltje bij.
Deze lugubere praktijk is mogelijk
bij een volksmassa, die niet gefundeerd
staat op een eigen levensbeginsel. En
dat dit kiezersvolk zoo gruwelijk bij
den neus genomen wordt is dus feite
lijk zijn eigen schuld.
Het weet zelf de dingen niet en laat
zich door anderen die er belang bij
hebben de dingen wijs maken
Zal ons politieke leven weer ge
zond worden dan zullen we weer terug
moeten tot de goede gewoonte onzer
vaderen.
Wij moeten de dingen zelf on
derzoeken, opdat wij een eigen
meening krijgen, een meening, die rots
vast staat, omdat zij staat op den vas
ten bodem der persoonlijke overtuiging.
En dat waait ons niet zoo maar aan
dit kost moeite en kracht en soms strijd
Maar deze moeite en strijd en kracht
worden dan ook beloond met een rijk
dom die we niet meer missen willen.
Wat strijdend en worstelend ons eigen
dom wordt, wordt ons dierbaar en dit
geldt vooral ook van een persoonlijke
overtuiging.
Als zulk een persoonlijke overtuiging
ons eigendom is geworden, dan krijgt
ons leven stuur en evenwicht, gaat er
kracht van ons uit op onze omgeving,
heeft ons woord invloed in onzen kring,
ja worden we bruikbaar voor het doel
waarvoor God ons geschapen heeft.
En wij beseffen dan, dat het leven
zich niet laat beheerschen door een
„leuze". Integendeel, ons oog gaat open
voor de werkelijkheid. Wij worden
nuchter en zakelijk in ons oordeel, zien
den achtergrond der dingen en aan
schouwen het verband en de samen
hang der feiten, die zich aan ons voor
doen. We zien dan dat het leven, ook
het politieke leven, gecompliceerder is
dan men ons wil voorstellen en dat
het zwaartepunt op een geheel andere
plaats ligt dan men ons aanwijst
Maar wij herhalen hetdaartoe is
onderzoek en studie noodig. Wij moe
ten iets afweten van de historie en de
beginselen die het leven beheerschen,
iets afweten van de boeken en geschrif
ten der ware volksleiders en der groote
denkers.
Zóó vinden we een leidend beginsel
voor ons leven.
Nu gaat het er zoo vaak om of eigen
idee, voordeel, groep of partij zal zege
vieren, maar wanneer ons leven be-
heerscht wordt door het ééne groote
leidende Beginsel, n.l.dat de ordinan
tiën Gods in Staat en Maatschappij
richtsnoer zullen zijn, dan komen wij
anders, meer reëel, meer nuchter, meer
als waar Christen tegenover Staatkun
de en politiek te staan. Maar dit laat
ste bereiken we niet door ons te laten
leiden door „leuzen", doch alleen
slechts, wanneer wij bezitters zij van
een onwankelbare, persoonlijke over
tuiging.
Een overtuiging, die ons eigendom
geworden is, in strijd en gebed, in wor
steling en zelfovergave.
Aan zulke menschen heeft onze tijd
behoefte.
Men klaagt over veel in Staat en
Maatschappij, maar men zal weer moe
ten beginnen met de cellen der
maatschappij gezond te maken en dan
komt de rest vanzelf terecht.
in patent verpakking
Morst niet, scheurt niet
Maakt geen kort
HANDELINGEN 3 1—10.
II.
(Vervolg).
Gaan wij nu na, hoe de kreupel gebo
rene genezen wordt.
Ter zelf der ure, dat Petrus en Johan-
nis naar den tempel op gaan, bevindt
zich daar de ongelukkige. Of hij de
apostelen kende, weten wij niet. Maar
als hij ze ziet, steekt hij de hand uit,
om een aalmoes te ontvangen. De ge
dachten van den bedelaar gaan slechts
naar het aardsche. Bedelen is zijn hand
werk geworden, hetwelk hij werktui
gelijk verricht. O, wat doet een mensch
niet voor het aardsche brood. Hij slooft
zich af, getroost zich de diepste verne
dering, en peinst zich dag en nacht moe.
En dat voor een korten tijd. 't Is zeker
een zaak van groot belang, hoe wij
door de wereld komen. Maar dit is toch
niet waard, dat wij ons daar geheel in
verdiepen. Hoe menigeen zwoegt voor
het tijdelijke en denkt niet aan de eeu
wigheid en bekommert zich niet om het
heil zijner ziel. Dwaas zijn wij, indien
wij hem gelijken, door niet eerst het
te zoeken. Wat baat het ons dat wij de
Koninkrijk Gods en Zijne gerechtigheid
wereld gewinnen, maar onze ziel ver
liezen.
Petrus en Johannis blijven staan, als
zij den man zien. Niet gelijk een voor
bijganger, die even stilstaat om een
gave te zoeken. Neen, die ongelukkige
trekt hun aandacht, zoodat zij hem
met opmerkzaamheid beschouwen. De
Heilige Geest wijst hun dien man aan
als een, aan wien de Heere door hen
Zijn wondermacht wil betoonen. „Zie
op ons", zegt Petrus tot hem, om zijn
aandacht te trekken. Waarschijnlijk
heeft de bedelaar hem niet aangezien
maar werktuigelijk zijn hand uitgesto
ken. „Zie op ons" dat zegt Petrus niet,
alsof hij en Johannis de macht hadden
te genezen. Het eog van den man moest
op hen als apostelen van Jezus, in wiens
naam zij optraden, gericht. Zoo ook
moet het oog op God zijn als dengerie
die ons helpen kan. Bij den mensch is
geen heil te vinden. Alleen de Heere
stelt niet teleur, 't Wordt van Hem niet
tevregeefs verwacht. Alleen in zoover
mogen wij op menschen zien, als zij ons
van God gezonden worden tot hulp en
instrumenten in Zijn hand.
In gespannen verwachting ziet de
man op, verwachtende iets buitenge
woons, een rijke aalmoes te ontvangen.
En hij ontvangt ook iets, dat zijn ver
wachting verre overtroffen heeft.
Wat Petrus eerst zegt, klinkt teleur
stellend „Zilver en goud heb ik niet".
Ik heb geen geld om u te gevenver
wacht van mij geen aalmoes.
Dat woord van Petrus kan de kerk
steeds op zichzelf toepassen. Ja ,er be-
hooren ook rijken tot haar. Maar van
de kerk in 't algemeen moet getuigd
niet vele edelen en rijken. Ze blinkt
niet uit door pracht en praal. Veelszins
is ze veracht, niet geteld door de we
reld. Gelukkig echter, dat gemis van
zilver en goud geen beletsel is om wel
te doen. Wij kunnen ook zonder geld
ten zegen zijn voor anderen, door ons
woord door geestelijke gave, door lief
debetoon. Aldus kunnen wij de be
langen behartigen van hen, die de
Heere op onzen weg zendt.
Petrus heeft wat grooters te geven
dan zilver en goud. Hoort, wat hij ver
der zegt„Maar hetgeen ik heb, dat
geef ik uin den naam van Jezus
Christus, den Nazerener, sta op en
Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJX
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f I,— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Nadruk verboden.
Vol moed en idealen was hij naar de hooge-
school gegaan.
De trots van zijn ouders 1
Straks zou hij afgestudeerd zijn en dan de
pastorie betrekken.
Prediker zou hij zijn van de oude beproefde
waarheid.
Maaraan die hoogeschool was een pro
fessor die in geen God en Bijbel geloofde, een
moderne geleerde, die met groote scherpte en
scherpzinnigheid de letterknechterij der ortho
doxen hekelde.
Hier werd de twijfel in het jonge gemoed als
een weerhaak vastgelegd.
Het werd een worstelen en een strijd, om de
waarheid.
Bij zekere gelegenheid toen de Bijbel weer
onder het ontleedmes kwam, richtte de hoog
leeraar zich rechtstreeks tot den jongen man,
die blijk gegeven had van andere gezindheid en
voegde hem sarcastisch toe „Ja, ja, mijnheer,
je bijbeltje gaat er aan vandaag.''
Was het wonder dat de jonge man het onder
spit moest delven
Zijn studie werd een fiasco.
Rampzalig, zonder geloof, vol van twijfel, als
een wrak vluchtte hij naar huis.
Gelukkig later, veel later kwam het terecht.
Als het God is die in ons werkt, dan is de
overwinning ons en zullen de poorten der hel
niet kunnen overweldigen.
Maar toch, toen ik deze geschiedenis las,
greep ze mij aan.
Want zoo hebben duizenden kinderen des
gebeds hun geloof verloren.
Vreeselijk is het voor een land en volk, waar
de Universiteiten, vestingen des Satans zijn.
Daar staat de zaak van 's menschen zij voor
staat, school en kerk schier hopeloos.
Daar triumpheert de geest uit den afgrond.
Daar hebt ge onze Leidsche Universiteit.
Zij was een geschenk van den Vader des
Vaderlands.
Toen Leiden het in de mogendheid des Hee-
ren had uitgehouden tegen de Spanjaarden,
ontworstelde aan den ijzeren greep van dien
geweldenaar, werd deze burgerij een hooge
school beloofd.
Onze voortreffelijke Gereformeerde vaderen
hebben daar college's gegeven en gestudeerd,
eens was zij het bolwerk van onzen Gerefor
meerden godsdienst, het wapentuighuis voor de
Gereformeerde waarheid.
Toen was er nog geen sprae van een „moder
ne richting'' waarin het ongeloof zich op eenige
religieuse wijze openbaart, gelijk mijn lezers nog
wel voor in hun Statenbijbel vinden kunnen,
waar de Staten-Generaal de overzetting van den
Bijbel uit de oude talen gelasten„teneinde dat
deselve in de Kercken ende publijcke scholen
der Vereenighde Nederlanden, ende andere
Rijcken ende Lantschappen onder onse gehoor-
saemheit resorteerende, moge worden aenge-
nomen ende gebruickt, ende dat dienvolgens
elle Kerckelijke Vergaderingen, Kerckendiena-
ren, Professoren ende Doctoren in de Heilige
Theologie, Regenten van Collegiën, ende voorts
allen ende egeichen, die dit eenighsins aengean
mogh, in 't exerceeren van de selver diensten
ende bedieningen haer daer na mogen requleeren,
omme alsoo de eenighe.t, welstant ende dienst
der gemelte Nederlandsche gereformeerde kerc
ken ende scholen meer ende meer te bevorderen"
Hoe is het sindsdien veranderd
Zooals zoovele hooge scholen in de richting
dezer school omgezet en werd zij instrument
van het ongeloof.
En welk een gevaarlijk instrument I
Daar worden de apostelen van het o:ngeloof
gekweekt die straks het land ingaan om de
geesten te bewerken en het volk stelselmatig
af te voeren van het pad der waaheid.
De kerk heeft er onder geleden, en vele kan
sels, waarop voorheen de bron des levenden
waters ontsloten werd werden nu misbruikt om
die Bron toe te stoppen.
Vele eenvoudige menschen blijken het groote
gevaar, dat deze bolwerken van het ongeloof
voor het geestelijk leven des volks zijn, niet te
beseffen.
Ze zijn de voorloopers van den geest die
straks het volk beheerschen zal.
Wat eerst in de studeercel is uitgedacht, van
den catheder gepredikt wordt, zal binnen een
halve eeuw gemeen goed des volks zijn.
Duidelijk komt dit uit bij de Hervorming,
maar ook bij de Revolutie van 1789.
Het volk volgt zijn denkers en priesters op
den voet.
Jaren voor de Hervorming een feit werd, wa
ren de feilen van Rome door geleerde mannen
inhun kring van discipelen aangetoond.
Lang voor de Fransche revolutie uitbrak, was
de volkssouvereiniteit in de boeken der geleer
den en aan de universiteiten verkondigd, en
jaren voor het volk er aan dacht de opstanding
van Christus te loochenen en den Bijbel men-
schenwerk noemde werd de moderne richting
aan onze hooge scholen onderwezen.
Voor dat de worsteling der geesten onder het
volk plaats greep is het pleit aan de universi
teiten reeds beslist.
De geestelijke stroomingen die het volk be
roeren vinden hun oorsprong aan de hoogescho-
len vandaar uit gaat hun bedding.
Zie als de beteekenis onzer hooge scholen
voor ons besef wat levendiger wordt dan wordt
van zelf ook onze belangstelling grooter.
Want het is opmerkelijk hoe gering deze is.
Er bestaat schier niet het minste contact tus-
schen onze hoogescholen en ons volk en toch
die scholen zijn van veel meer beteekenis voor
ons volk dan de gewone lagere scholen.
Daarom is het zoo noodig dat ons volk tel
kens weer bij de beteekenis zijner hoogescholen
bepaald wordt dat het leert zien, dat die scholen
de centra zijn van waar uit het geestelijk leven
des volks beheerscht wordt, het hart der natie
zijn.
Wordt dat voor ons besef duidelijk, dan be
grijpen wij ook, dat op die plaatsen de groote
geestelijke worstelingen plaats hebben.
Dat op die burchten de satan zijn grootste
geestelijke aanvallen doet en juist daar de gees
ten beproefd te ziften als de tarwe en af te
voeren van het geloof der vaderen.
Wordt de beteekenis dezer scholen voor ons
duidelijk, dan gaan we ook iets voelen van
de waardeeigen hoogescholen, een eigen uni
versiteit te bezitten.
Maar dan ook zal in vele opzichten onze
houding tegenover deze hoogescholen anders
worden.
Want wij gaan dan iets begrijpen van de
geestesworsteling die aan die scholen moet plaat
sen. Hoe veel meer nog dan aan de andere
hoogescholen Satan zijn peilen juist op die
inrichtingen afschiet, en met man en macht
bezig is deze vestingen te veroveren.
Dat is voor hem van de hoogste waardij.
En zooals het kind des Heeren, dat het
nauwst bij God leeft, vaak de felste bestrijdin
gen te bekampen heeft, zoo is ook de geeste
lijke strijd tegen Satans macht aan die hooge
scholen het heetst.
Want hij begrijpt dat als hij die vestingen
heeft overwonnen de strijd zoo goed als be
slecht is en hij triumfeert.
Zie, als we zóó deze dingen leeren bezien,
dan wordt ons toch wel veel duidelijker en dan
zal er ook in ons veel veranderen.
Onze critiek wordt dan wel wat gematigd,
want wij begrijpen dan dat op ons eenvoudig
boerendorpje het leven bij God en het leven
voor God toch wel wat gemakkelijker is, dan
daar, waar Satan zijn geweldigste machten con
centreert.
Er komt dan ook liefde.
En waar liefde komt, daar komt gebed.
En juist dat is het wat onze scholen noodig
hebben.
Het gebed van Gods kerk.
Want die gebeden moeten de wacht vormen
om de hoogleeraren en de studenten, waarop
de pijlen van Satan afstuiten.
Dat gebed van Gods volk moet de muur zijn
om onze scholen.
Dan verstomt onze critiek wel, want wij
voelen hóé misplaats ze is.
Wij kunnen in ons rustig hoekje zoo gemak
kelijk redeneeren en zulke hooge eischen stellen!
Maar als we deze dingen leeren zien, zooals
ze zijn, dan breekt er wel eens iets in ons en
er komt iets anders voor in de plaats.
Ik denk vaak aan dien strijd van Israel in
de woestijn tegen zijn vijanden, terwijl Mozes
op den berg is en zijn handen biddend ten
hemel heft.
Wat die Mozes deed, moet ook Gods volk
doen.
Als daar een feilen, bitteren strijd gevoerd
wordt met Satans legermachten, dan klimmen
wij op den berg en heffen de handen in gebed
op tot God en dan komt het altijd terecht.
Wanneer er dan aan onze hoogescholen iets
niet goed gaat, laat dan toch altijd onze eerste
vraag zijnbidden wij wel?
UITKIJK.
„Petrus en Johannes gingen tezamen
op naar den tempel, omtrent de ure
des gebeds, zijnde de negende ure",
enz.