Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
IN HOC SIGNO YINCES
No. 3343
WOENSDAG 6 JULI 1927
42STE JAARGANG
NIVA TANDPASTA
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
De rapaljaan.
Uit de Pers.
VOORKOMT TANDBEDERF
en poetst 's-morgens en 's-avond^met
75 ets.per V) tube, 25ctyp.'A tube.
Buitenland.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1-
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
bij vooruitbetaling.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
V Het roer
Weer een stukje vrijheidsberooving bij de
wet uitgebreid.
Dat liberalistisch beginselalles uit de staats
kas, Lager, middelbaar en hooger onderwijs,
heeft al wat ellende berokkend.
En dankbaarheid voor het ontvangene is er
niet.
De rug des zots roept om slagen.
Enhelaas om rechtsgelijkheid inzake
lager onderwijs te verkrijgen, hebben de voor
standers vn Christelijk onderwijs ook de subsi
die moeten aanvaarden, in plaats dat het z.g.
netrale onderwijs geleid werd in de banen, dat
de voorstanders gelijk de christenen, eigen on
derwijs betaalden.
Links zit zoo vast aan dat beginsel, dat men
zich daar niets anders denkt dan alleen op
staats-kosten studeeren.
Dat bleek b.v. duidelijk uit het feit dat Ds.
Diemer van Ouddorp van liberale zijde voor
eenigen tijd verwijtend gevraagd werd in ons
zusterorgaan Onz Eilanden of Zijn Eerw. de
kosten voor opleiding tot predikant reeds terug
betaald had.
Verregaande onnoozelheid en onwetendheid
bleek er uit, wijl Ds. Diemer zijn opleiding
genoot te Kampen, waar geen cent subsidie van
rijkswege wordt ontvangen.
Intusschen we zitten nog met dat liberale be
ginsel in ons staatsrecht.
Wij zouden den dag zegenen, als aan dat
leunen op de staatskas paal en perk werd ge
steld en dat het eigen initiatief eerst moest
spreken.
Dat zou millioenen besparen.
Nu zal het zevende leerjaar schatten geld
kosten.
En als de gelijkstelling voor Middelbaar- en
Hooger onderwijs wordt doorgetrokken, wat
toch billijk en recht is, zullen schatten gouds
moeten worden opgebracht.
Enwij zuchten onder de zware belastin
gen.
In plaats van het zevende leerjaar hadden
wij liever gezien, dat er gewerkt was voor ver
mindering en verlaging van belastingen.
De lasten zijn reeds te zwaar om te dragen.
•Als deze ondragelijk worden gemaakt, zullen
de gevolgen treurig zijn. Ons volk wordt het
moede. Het zucht en klaagt. Inplaats van voor
uit op dezen weg, moesten Ve terug. Dus ook
niet blijven staan.
Terug tot het punt toen de Christenen zelf
alles betaalden.
Wij worden dan verlost van de zware belas
tingen. En dat dit kan hebben de Vrije Univer
siteit en de Roomsch-Kath. Universiteit bewezen.
Waarom zou dit ook niet bij Middelbaar- en
Hooger onderwijs kunnen worden toegepast
Het onderwijs zal er wel bij varen, omdat er
mannen van karakter gevormd worden, die
theorie en praktijk beoefenen en leeren een dub
beltje om te keeren, voor dat het uitgegeven
wordt.
Zooals het nu gaat slijt het verantwoordelijk
heidsbesef uit en wordt in practijk gebracht
haal maar 1
Ofzitten we zoo vast, dat het niet meer
mogelijk is het roer te wenden
Y Godsdienst en Socialisme.
In het Socialistisch dagblad Het Volk be
spreekt Kleerekoper de zonsverduistering van
de vi arige week en voor de eenvoudige geloovige
mensc hen, „het edele gespuis, dat van domheid,
bijgeloof en apekool leven moet", acht hij het
de groo tste strop, dat de verlichte tijd in een
zons ven duistering niet meer een bode van den
onder gai ig van de wereld ziet
Geen t'terveling, die meer benauwd is, dat
de wereld zal vergaan, of die er nog een he-
melsch gericht in ziet donkeren boven onze
leege hoofden. AfgeloopenDe grootste strop
eigenlijk van het edele gespuis, dat van dom
heid, bijgeloof en apekool leven moet. Met
weemoed staren zij den tijd na, toen de lieve
sprookjes de menschheid nog te grazen had
den. En zij probeerden altijd nog zooveel
domheid te redden als met goed fatsoen nog
te redden valt. En daar zij zelf meer geslepen
dan geloovig zijn, gebruiken zij onze lieve
Heer genade loos voor hun doel, en maken
•er een boeman van, die niet gelukkig is als
er niets te ruïneeren valt, en die den eenen
zondaar onder het puin smijt, alleen om den
anderen en nog veel ergeren zondaar nog
tijdig te waarschuwen, wat zijn voorland is
als hij niet tijdig tot inkeer komt. Hier heb
ik weer zoo'n vies papiertje voor me. Een
ruïne van de stormramp staat bovenaan af
gebeeld. En dan volgt de titel„Plotseling
afgesneden"Uit den rijken inhoud „Het
is een leed voor enkelen, het is een roep
stem voor allen: Laat u met God ver
zoenen Neen, niet om te vernielen, maar om
te redden, buigt de Almachtige zich tot
Zijn menschheid neer"„Er is geen twij
fel aan, lezer, of ook nu weer heeft Hij ons
volk willen roepen tot bekeering"
„Ook de stormramp van 1 Juni behoort tot
de wonden, door de zonde geslagen
Nou, is het van zonde gesproken
zonde en jammer of niet, dat iedereen weet
van die maan ti*sschen de aarde en de ver
duisterde zon?
Aldus de verlichte geest van Kleerekoper.
Indien iemand vuil is, dat hij nog vuil worde!
Maar hoe het nog mogelijk is dat iemand zeg
gen kan, dat Godsdienst en Socialisme kunnen
samengaan is ons een raadsel.
Wie lezen in het «Friesch Dagblad® het
volgende
De Gemeenten betalen elk jaar belangrijke
sommen voor de leerlingen der R H.B.S. en
en Gymnas'a voor kinderen van menschen,
die best iets meer konden opbrengen. Terwijl
de pacificatiegeest zóóver is doorgedrongen
in liberale kringen, dat men voor leerlingen
van een Geref. Gymnasium niet een rooden
duit over heeft.
Ons is een gemeente bekend in Friesland
waar de linksche Raad vrijwillig, zonder dat
de wet daartoe dwong, eenige duizenden
guldens uit de gemeentekas beschikbaar stelde
voor de oprichting eener Literair.economische
afdeeling aan een Rij '.s H.B.S. Deze Raad
weigerde echter f 75 voor een leerling van
een Geref. Gymnasium te Leeuwarden. Noch.
tans geeft de Raad daartoe «gelukkig® ge»
dwongen bij de wet jaarlijks f 15000 uit
voor het onderwijs van kinderen van doktoren,
advokaten en dergelijke heeren, die buiten
de gemeente de R.H B.S, of het Openbaar
Gymnasium bezoeken.
Hier kon men door besparing van Over»
heidsgeld meer rechtsgelijkheid scheppen.
Door de ouders, die dit onderwijs begeeren,
meer te laten betalen liefst den kostprijs, en,
zoolang dit niet geheel ging, uit de gemaakte
reserves de fiinancieele gelijkstelling door»
voeren.
Huygens zou zeggen
«Hoe kost ghy 't schooner malen
Te geven wat men krijgt, nogh winnen
[bij 't betalen.
Maar men doet 't niet.
Al weder om het kind van den arbeider)
O, ledige leuzen, die den belastingbetaler
«verrijken® met een ledige beurs.
Lees dit stukje niet één, maar meermalen
en vergeet het niet. 't Is het oude liedje. De
liberalisten alles voor zich, terwijl de chris»
tenen, die van de z.g. neutrale school niet
gediend waren, omdat het heilig beginsel bij
den doop aanvaard, met voeten wordt ver»
treden, maar voor eigen scholen moesten
zorgen, terwijl ze door de belastingpenningen
de liberalistische beginselen moesten betalen.
Tachtig jaar is gestreden en de zege be»
vochten. Ze hebben heel wat moeten verduren.
Het welbekende »subsidievreters« bestierf
op hunne lippen niet. «Raak mij, liberaal,
niet aan. De juridische wet rechtvaardigt mij,
om langs den weg van het juridische recht
He huizen der weduwen en armen op te eten
V>ant ik, liberaal, ben alleen mensch«. Subsi»
dievreters werd den Christenen toegevoegd.
Men zou zeggen dat de liberalen uit de historie
een weinig geleerd hadden. Te meer daar ze
zich zoo gaarne den titel toeëigenden van het
«denkend deel der natie* Helaas, niets geleera.
We zien het op ons eiland in verband met
de H.B.S. De rijken bezoeken de school, doch
het moreele recht lappen ze aan hun laars.
Voor eenige dagen werd ons medegedeeld dat
een liberaal triumfantelijk zeide«Mijn jongen
zal ook naar de H.B.S. En al zal het de ge»
meente f 10.000 kosten, dat laat mij koud. Ik
neem het®.
Of zoo iemand ook een hart heeft voor
de belangen der gemeente I Hij denkt alleen
aan neigen ik®, en zou er geen bezwaar in
zien dat de gemeente te gronde ging, nadat
eerst de armeren het bloedgeld in de belas»
tingen hadden betaald.
Laat, ons waken, opdat personen met der»
gelijke beginselen in den Raad geen zitting
krijgen. We gaan te gronde. «Subsidievreters«
werden we genoemd toen we voor ons
recht opkwamen. Waar het geldt de H.
B.S. en wij wijzen op het zedelijke recht, be»
zingt men ons als »Rapaljaan« Lees het stukje
nog eens over. f 15,000 voor de z.g. neutrale
scholen, f 75,— geweigerd om een Geref.
Gymnasium te bezoeken.
Rapaljanen keert men den rug toe, terwijl
men het geld met handvollen zich toeeigent,
zoodat het «liberalistische ik« zich kon ver»
rijken, ten koste van de christenen. En zeg
er geen woord van, want mijnheer de liberaal
slaat u dood met het juridisch recht en voegt
u in zijn dichterlijke ontboezemingen nog toe:
«Rapaljaangij kent de wet niet. Als gij de
wet hadt gekend, hadt gij mij, liberaal, moeten
bewonderen, dat ik zoo wettisch ben. Pak u
weg, Rapaljaan 1 en kom niet meer onder mijn
oogen, want «ik ben liberaalen neem alles
voor mij zeiven, al is het f 10.000 voor mijn
jongen en gun een ander niets®. X.
't „Friesch Dagblad" doet interessante mede-
deelingen uit „De oude Doos".
Wij laten hieronder een stukje volgen. Onze
bakkers zullen het met belangstelling lezen en
zij zullen er uit zien, dat toch niet alleen de
moderne tijd „Overheidsbemoeiing" kent
Volgens wetboek 1723.
Een tonne boter zal wegen 300 ponden, vrij,
zonder 't hout, desgelijks zal ook het Schip-
pondt kaas wegen 300 pondt.
Botervaten 40 a 44 pond van droogklaphout
zonder spint van binnen glad en egaal ge
schaafd, in den form van de ijzeren banden bij
de Grietluide en Magistraten aanwezig ook
zullen er halve en mindere gedeelten bij de
kuipers aanwezig zijn, en moesten allen voor
3 diten door den gezworen ytigers gebrandt-
merkt worden, met Stad of Grietenijwapen op
beide bodems en in 't midden.
De tijd van het tichelen en het maken van
steen, zal beginnen jaarlijks met den 12 April
en eindigen met den 11 .September deszelven
jaars.
De mappen of dompen zullen moeten lang
zijn 10 duimen hout maat br. 5 dms. min x/s d.
Dik 2duim.
De drielingen lang 9 d. br. 43/s dm. dik
2 duim.
De kleine klinkert Geelen en bonte steen I
8J4 dm lang br. 4 dm dik 1% dm kleine roode
steen lang 7% dm. br. 3% dm. dik l5/s dm.
De mate van de kalk zal over de geheele
provincie even groot zijn in voegen ieder tonne
met dewelken de kalk gemeten wordt zal hou
den 80 kannen. Friescne mate, hhalve ton 40
kan 34 ton 20 kan. Niemand zal als bakker
ingeschreven of toegelaten worden tenzij dat hij
binnen de Steden in teegenwoordigheid van
twee Gecommiteerde uit de Magisraat, en al-
zulke 2 bakkers, als zij bij hun zullen nemen,
en ten plattelande in presentie van den Griet
man en twee bakkers, bij hem daartoe te kiezen,
een geheel bakt roggenbroodt zal weten te
zuuren, en op zijn tijdt op te maken, doch zal,
met behoorlijke hulpe den oven mogen regeeren,
het broodt in de oven brengen, en weder uit
halen, waar te boven hij alle tarwebroodt,
schoonroggen, Mikken, ende weggen, zelfs zal
moeten gesten en mengen en met behoorlijke
hulpe maken, regeren, in en uit de oven brengen.
Een geheel roggen brood elf pond, een vie-
rendeels pondt onbegrepen, zal op zoo veel
penningen gesteld worden als een last rogge
Goudt guldens ter plaatse gelden zal, ende
gekocht wordt, waar bij noch zal worden ge-
repen de Import van 't voorz. broodt en zal
daar te boven de bakkers nog een oordt van
de stuivers ten minsten op elk broodt, toege
voegd worden, om dat zij verplicht zijn op
trois gewicht te moeten bakken.
XXX. Niemandt zal deeg mogen laten treden,
al(S door manspersonen bij poene van zes Caroli
guldens ten provijte als voren, (het gerecht en
de keurmeesters ieder J4)
XXXI. Alle Bakkers zullen gelijke Bundelen
moeten gebruiken, die van de keurmeesters ge
haald, of ten minste bij hun gevisiteert moeten
zijn, boete als voren.
XXXII. De bakkers zullen zoowel het roggen
als tarwebrood, klein en groot behoorlijk plat,
moeten bakken, en in de oven behoorlijk van
malkander zetten, ten einde dan hetzelve brood
dus te beter door bakken worden bij poene
van 3 Cor. g. op ieder baksels te verbeuren
ten provijte als voren.
XXXV. Ende om een vaste voet te beramen
op de zitetinge ende het gewicht van het weiten-
brood is gestatueert, dat de grove weitenbolle,
gaar en wel uitgebakken, zullen moeten wezen,
ten minstens 1 pondt en elf lood.
36. Wanneer een loopen weit kost 5 Car. g.
en de Inport bedraagt 2 Car. g. en 15 st. zal
een grove weitenbolle moeten gelden 2 stuivers.
37. Als een grove weitenbolle geit 2 st. zal
een fijne bolle moeten gelden 2 st. 4 pen. en
minstens 28 lood zwaar zijn en een regel weg
gen 24 lood, ook 2 st. gaar en wel gebakken.
Wanneer een roggenbrood in de steden kost
naar de Setetinge 6 stuiversr en 8 penningen,
zal het zeiven alomme ten platte Lande moeten
worden verkogt voor zes stuivers, en zoo altijd
naar advenant bij poene (boete) als voren
vermeld.
De korenmolen vand men in de meeste dorpen
van eenige beteekenis aan, zoo ook in Ferwerd,
die thans afgebroken wordt, men vindt er ge
wag van in 1511 daar Rommert Molenaar 7
pondemaat land aangeeft voor "de belasting.
Deze molens van een gemiddelde groote b.v.
60 tot 65 voet vlugt met 2 paar steenen moest
jaarlijks aan inport betaalen 675 glden, deze
molen mochten niet voor 4 uur 's morgens en
8 uur 's avonds malen, gelijk ook niet op Zon-,
Bede- of feestdagen.
Deze inpost moest in 6 gelijke termijnen be
taald worden.
De stookers moesten hunne granen aan den
Molen brengen in blauw geverfde zakken, met
hunne letters gemerkt, en nooit minder dan
6 lopen tegelijk. Ook mag een stooker die een
half aamsketel gebruikt, ter weeke niet minder
aangeven, dan 6 lopen stokersgoed, en moet
dar den Inpost betaalen, al ware het dat hij
zoo veel niet had verbruikt.
Die graan naar de molen wil brengen moet
het aangeven bij den Kollecteur ter plaateze
zijner inwoning, hij ontvangt dan een cedel
waarop vermeld soort graan, hoeveelheid, naam
van den aangever, en den dag en uur van de
aangeving en moet kontant betalen, moet het
in eens heen, en na gemalen ook in eens terug
halen. Die eenige granen onder den Molen, of
in een van des Molenaars huizen brengt, zonder
vooraf een cedel te hebben gehaald, gelijk ook
die meer in de zakken doet, dan zij volgens des
Kollecteuren cedel behelzen, vervalt in een boete
van hondert daalers.
Een gortmolen door een paard getrokken
moest jaarlijks aan den Lande 800 gulden op
brengen. Een gortmolen mag met de uitstekende
kammen niet wijder zijn dan 19 voet, en de
staart stok daar het paard aantrekt, tot binnen
kant kamrad.
Bij ieder Molen waren twee opzichters, die
zonder toestemming van den kommies, niet van
hun posten mogten gaan en dubbel boek houden
van alles wat van en naar de molen werd ge-
bragt. Ook moesten zij alle avonden bij zonnen-
ondergang, te zamen de peil der gebroken en
ongebroken granen op de molen doen, en daarna
den molen wel sluiten, zoo dat niemand na dien
tijd, buiten hun kennis, op de molen kan komen
eterwijl zij tot geruststelling van de Molenaar
aan hem laten den sleutel van een tweede slot
op dezelven.
's Morgens moeten zij den Molen met de
Molenaar weder openen, en opnieuw de peil
doen, om te zien of alles in dezelven staat zij,
waarin zij het des avonds hadden gelaten.
DE FRANSCHE KLUCHT.
Hoe Leon Daudef ontvluchtte.
Heel Franrijk lacht.
De geheele wereld moet den Franschen roya
listen innig dankbaar zijn voor het feit dat zij
gezorgd hebben voor een vroolijke afleiding
temidden van de vele en zware politieke pro
blemen, waaronder de tegenwoordige mensch
heid gebukt gaat. Zij zijn er in geslaagd om
met hun guitenstreken een glimlach te tooveren
op 't gezicht van den grootsten nurks en
er zijn slechts een paar menschen die zuur
kijken of met het geval verlegen zitten.
De lezer zal weten, dat de vurige Fransche
royalist Léon' Daudet onlangs terecht moest
staan wegens belastering van een chaffeur. De
zaak had natuurlijk een politieke achtergrond,
maar de laster als zoodanig had niets met po
litiek te maken en daarom werd Daudet, net
als ieder ander in zoo'n geval, veroordeeld tot
eenig maanden gevangenisstraf.
Daudet is echter niet de eerste de beste. Hij
is leider van de zeer rumoerige hoewel niet
zeer invloedrijke royalisten en daarom be
handeld de regeering hem met bizondere onder
scheiding. Toen het tijd werd om de straf te
voltrekken, noodigde de regeering hem beleefd
uit, om zich bij den directeur der gevangenis
aan te melden ten einde in het gebouw met
de tralies eenigen tijd gratis te logeeren. Maar
Daudet wees de vriendelijke invitatie van de
hand. En met de hem eigen grootspraak ver
klaarde hij, dat men slechts bezit kan nemen
van zijn lijk. Hij zou zich tot het uiterste ver
dedigen tegen zijn interneering.
Inderdaad scheen het, alsof het te Parijs tot
bloedige gevechten zou komen. De gebouwen
der Action Frangaise werden door Daudet tot
zijn bolwerk gekozen en in allerijl van prikkel
draadversperringen en afweergeschut voorzien.
Met mannenmoed en doodsverachting zouden
Daudet en de zijnen voor de vrijheid vechten
tot de laatste druppel bloed en de laatste
ademtocht.
De regeering zat er leelijk mee, zooiets was
nog nooit vertoond en hoewel het met aanging
om den misdadiger vrij te laten rondloopen,
schrikte de minister toch ook terug voor de ge
volgen van een belegering en bestorming van
Daudets gebouwen.
Eindelijk werd de knoop doorgehakt. Er
moest dan maar gebeuren wat wilde, doch de
regeering kan zich door een wederspannigen j
burger niet laten kleineeren. Zoo is het geschied
dat een leger van 5000 man, politie, infanterie,
cavallerie, bommenwerpers en brandweerlieden
naar het fort van de royalisten trok om het in
te nemen.
Vóór de strijd begon werd de gebruikelijke
vraag aan den belegerde gedaan, of hij zich
wilde overgeven. En tot groote verlichting van
de regeering bleek Daudet plotseling van in
zichten veranderd. Hij wilde geen bloed ver
gieten en gaf zich op genade en ongenade
aan de Fransche regeering over.
Zoo eindigt het eerste bedrijf van deze co-
medie. De regeering had getriumfeerd en het
gelach der toeschouwers was niet vleiend voor
de royalisten. Deze hadden iets van den ridder
van de droeve figuur en 35 dropen af, terwijl
Daudet en de directeur van zijn krant naar de
gevangenis werden overgebracht.
Daar moesten zij hun straf uitzitten. Maar
men kan moeilijk zeggen, dat zij „zuchten in
den kerker", want de regeering bleek niet wraak
gierig. De beide gevangenen mochten net zoo
veel bezoek "hebben als zij wilden. Hun be
wonderaars zorgden er voor, dat de cel steeds
rijk was voorzien van bloemen en champagne
ontbrak niet bij de maaltijden.
Zoo zaten zij op een goeden dag weer aan
de koffietafel, toen plotseling de directeur der
sombere inrichting verscheen met de boodschap
dat de heeren zoo spoedig mogelijk het gevang
moesten verlaten
Daudet keek verbaasd, nam nog een slok
champagne en zei dat het vertrek zoo'n haast
niet had. Hij had met groot genoegen in dit
staatshotel gelogeerd. Maar de directeur bleek
wel groote haast te hebben. De minister had
gezegd, dat de heeren binnen een half uur de
deur uit moesten zijn. Er was gratie verleend
aan de beide royalisten en aan Semard, den
leider der communisten. En daar de minister
bang was voor betoogingen moesten de drie
heeren zoo gauw mogelijk verdwijnenvóór
het nieuws van de vrijheid in de stad bekend
werd.
De directeur voegde er nog aan toe, dat hij
de heeren met geweld de deur uit zou gooien,
als zij niet goedschiks wilden vertrekken. Bij
deze bedreiging hield Daudet zijn pas verwor
ven reputatie van man des vredes hoog en
vertrok, terwijl ook de beide andere heeren
het gebouw verlieten.
De directeur wreef zich in de handen. Van
die politieke lui had hij een hoop last gehad en
hij was danig in zijn schik, dat hij ze zoo netjes
de deur uitgewerkt had. Maar zijn gezicht be
trok, toen hij een paar uur later door den
Minister van binnenlandsche zaken ter ver
antwoording werd geroepen. En voor de arme
directeur gelegenheid had om van zijn verbazing
te bekomen, kreeg hij te hooren, dat hij een
uilskuiken was en dat de drie vrijgelatenen hee-
lemaal geen gratie hadden gekregen. Bovendien
werd hij op staanden voet ontslagen.
De loslating der gevangenen berustte dus
blijkbaar op een misverstand. En toch was de
directeur volkomen zeker van zijn zaak geweest.
Iedereen zou er ingeloopen zijn, want de heele
geschiedenis bleek achteraf een handig in elkaar
gezette truc van Daudets vrienden.
De directeur werd namelijk 'p ochtends op
gebeld door iemand, die zegt te spreken namens
het ministerie van binnenlandsche zaken en
die vertelt, dat de drie heeren gratie hebben
gekregen. Zqo'n boodschap kan natuurlijk ieder
een verzinnen en daarom belde de directeur even
later zelf het ministerie op om naar de waarheid
van het bericht te informeeren. Het antwoord
stelde hem volkomen gerust, want de man aan
het andere einde van den draad begon op
weinig vriendelijke manier te vragen, of het be
vel van den minister nu nog niet uitgevoerd
was. Als de directeur prijs stelde op het behoud
van zijn baantje, moest hij een beetje vlugger
de instructies opvolgen
De man kon ook niet weten, dat een der
ro.alisten het kabinet van den minister was
binnengedrongen en daar de telefoon bediende,
alsof hij zijn heele leven minister was geweest.
Ondertusschen zocht de politie stad en land
af naar Daudet, die volgens de royalistische
bladen „in veiligheid" is en voorloopig geen
plan schijnt te hebben om terug te komen. Ook
naar den handigen telefonist wordt ijverig ge
zocht. De communist, die door een zonderlinge
gril van de royalisten eveneens op vrije voeten
is gekomen, zal zich evenwel weer aangeven,
omdat hij geen gunsten van zijn tegenvoeters
wil aannemen.
Het laatste bedrijf van deze comedie moet
nog gespeeld worden, maar voorloopig lacht
heel Parijs om de manier waarop de regeering
bij de neus genomen is.
Nadere Bijzonderheden.
Hoe het gebeurde.
Léon Daudet is nergens te vinden, althans
voor de politie. De „Action Francaise" heeft
wel het volk van Parijs met vreugde kond ge
daan, dat de camelots Daudet, Delest en Semard
in vrijheid hebben gesteld, maar laat niets uit
over de schuilplaats van Daudet.
Toen een der camelots den stem van minister