Klooster-
balsem en s*'™" ISi
Zaterdag 4 Juni 1927.
No. 3334.
DERDE BLAD
M edezeggenschap.
Marktberichten.
BEIT HO EHJE VOOR T7" 3=5 O TT EU
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
PLUIMVEETEELT.
Hoeden- en Pettenmagazfjn
VII.
Aan het slot van ons voorgaand artikel zeiden
wij nog enkele praktische vragen betreffende
de mede-zeggenschap in het bedrijfsleven te
willen bespreken. Wij bedoelden daarmede nog
iets te zeggen over de practische toepassing van
de mede-zeggenschap, zooals wij die wenschen
ingevoerd te zien. Want al is men het er over
eens, welk soort mede-zeggenschap in het bedrijf
nuttig is, dan is de vraag „hóé zal dit instituut
in de praktijk ingericht moeten worden", nog
voor verschillende antwoorden vatbaar.
Natuurlijk moet bij de mede-zeggenschap on
derscheid gemaakt worden tusschen groot- en
kleinbedrijf. In het kleinbedrijf, waar de patroon
zelf met zijn knechts meewerkt in de werk
plaats, daar is meestal reeds een zeker soort
van mede-zeggenschap te constateeren. Wanneer
de verhouding tusschen dezen baas en zijn ar
beiders goed is, dan zal deze patroon vanzelf
vele dingen met zijn knechts bepraten, zelfs niet
alleen over de arbeidersvoorwaarden, maar ook
wel over het werk en wat daarmede verband
houdt. Had de tchniek dan ook geen groote
verandering gebracht in het bedrijf en had het
stoomwerktuig niet gezorgd, dat de intimiteit
van de kleine werkplaats, in vele gevallen plaats
moest maken voor de groote fabrieken met hun
honderden arbeiders onder één patroon of di
rectie, dan ware dit vraagstuk nimmer zoo
urgent geworden. Dit neemt niet weg, dat vele
kleinbedrijven, nu het vraagstuk der mede
zeggenschap gesteld moet worden, ook wel
degelijk er belang bij hebben in welke richting
deze kwestie wordt opgelost, en mogen deze
bedrijven niet uitgeschakeld worden bij de be
handeling van dit vraagstuk.
In welke richting de toepassing gevonden
moet worden
Het lijkt ons in het belang van een volk,
dat de overheid slechts dan ingrijpt wanneer
het particulier initiatief te kort schiet en te zwak
blijkt. Staatsbemoeiing verzwakt een volk, en
verleert het op eigen beenen te staan. Het ware
daarom zeer gewenscht indien deze zaak ge
regeld kan worden door het particulier initiatief
Maar dit zal met deze materie onmogelijk zijn.
Reeds van ouds bleek de noodzakelijkheid van
overheidsbemoeiing waar het gold sociale rege
lingen. De partijen zijn meestal te verdeeld en
missen de eenheid van inzicht, dan dat er eigen
willig iets tot stand zou kunnen komen, dat
alle belanghebbenden zou omsluiten en dienst
baar zou zijn. De organisatie van het arbeiders
leven is hier ten voorbeeld. Er heerscht onder
arbeiders zoowel als patroons zoo weinig een
heid van inzicht, dat er zelden de noodige kracht
gevonden wordt om het voorgestelde doel te
bereiken.
Zal er ooit sprake zijn, dat het instituut der
mede-zeggenschap, zooals wij dat omschreven
hebben, in steeds ruimer kring ingang vindt,
aan zijn doel zal beantwoorden, dan zal onge
twijfeld de Overheid zich er mede moeten in
laten. Niet echter in dien zin, dat zij zelf op
treedt en de leiding neemt van het instituut,
maar in dien zin, dat zij het initiatief neemt tot
de instelling ervan en zekere organisaties, die er
voor in aanmering kunnen komen, regelende
en wettelijke bevoegdheid geeft. Men dient der
halve te komen tot wettelijke organisaties van
het bedrijfsleven.
Reeds in 1910 is er in de Tweede Kamer in
dezen geest gesproken, door een staatsman van
naam. De vraag is toen gesteld of ook niet de
organisatie van patroons Jpn arbeiders, elk op
zichzelf en toch in onderling verband, van over
heidswege zoo ware te regelen, dat allen zonder
onderscheid er in werden opgenomen en zoo
doende de verbittering die al meer en meer de
georganiseerden en niet-georganiseerden vaneen
scheidde, ja telkens tegen elkander in het harnas
joeg, kon komen te vervallen. In verband daar
mede is toen besproken het idee van Etienne
Martin Saint-Leon, die den voorslag deed om
zonder onderscheid alle patroons, naar de on
derscheiden vakken van Overheidswege op lijs
ten te brengen, desgelijks met de arbeiders in
elk vak te doen, alsdan door hen die .blijkens
deze lijsten tot eenzelfde catagorie behoorden,
hoofden te laten verkiezen, uit de kringen dezer
hoofden een centrale vertegenwoordiging te la
ten opkomen, tusschen deze centrale van de
patroons en de centrale van de afbeiders samen
werking in het leven te roepen, doch, altoos
zoo, dat beiden geheel afzonderlijk vergaderden
en beraadslaagden, en om na afloop hiervan
door gedeligeerden beslissingen te doen nemen
die vereischt werden. Om drieërlei reden ver
diende deze regeling aanbeveling. In de eerste
plaats gaf ze een complete organisatie, in de
tweede plaats sneed ze alle tergend krakeel met
hen die niet tot de organisatie wilden toetreden
af en in de derde plaats gaf ze, na volkomen
zelfstandige beraadslaging van beide partijen
ten slotte toch een beslissing waartoe beide
partijen hadden medegewerkt.
Werd er door de Overheid in dezen geest
een instituut geschapen, dan zou deze overheids
bemoeiing niet strekken om de vrijheid van het
bedrijf te beperken, maar integendeel, om haar
een volledige uitwerking te waarborgen.
Feitelijk houdt de Overheid er zich dus buiten.
Het van boven af opleggen van een bepaalden
vorm aan de maatschappij, aan het bedrijfsleven
zou zich wreken. Het maatschappelijk leven is
te fijn besnaard en te gecompliceerd dan dat
een vooraf pasklaar gemaakt systeem aan het
bedrijfsleven kan worden opgedrongen.
Door bemiddeling der bedrijfsorganisatie in
bovengenoemden geest zou dus de mede-zeggen
schap tot stand kunnen komen. Al wat in het
bedrijf of bedrijfscomplex regeling behoeft, waar
bij de belangen van beide partijen betrokken
zijn, zou aan de beslissing dezer organisatie
onderworpen kunnen zijn. Hierbij zouden ook
ingesteld kunnen worden, plaatselijke comité's,
die een of meer uitvoerende en controleerende
bevoegdheid hebben. De taak van het aan het
hoofd der bedrijfsorganisatie staande college
zouden behooren de vaststelling der loonen,
de regeling van het leerlingwezen, de vaststelling
van den arbeidsduur, verzekering tegen werk
loosheid, ziekte, invaliditeit en ouderdom, va-
cantiedagen, fabrieks- en werkplaatsreglementen
enz.
Ook zouden door dit college scheidsgerechten
in het leven te roepen zijn, voor de oplossing
van gerezen conflicten.
Natuurlijk zou dan aan deze bedrijfsorgani
satie door de wet bindende bevoegdheid ver
leend moeten worden.
De grondgedachte van deze idee is, dat er
een zelfstandige gemeenschap in het leven ge
roepen wordt, welke gemeenschap zelf de rege
len bepaalt die in deze gemeenschap gelden
zullen. In deze ééne gemeenschap twee op
tredende krachten in het productie-procespa
troon en arbeider, kapitaal en arbeid, zouden
elkaar dan weder vinden niet in een strijd van
hard tegen hard, maar in een solidariteit, die
een zegen zou zijn voor het maatschappelijk
leven.
Ziedaar in enkele grove trekken geteekend
het instituut der mede-zeggenschap, zooals wij
die voor het sociale- en maatschappelijke leven
heilzaam achten.
Tenslotte nog een opmerking.
Er zijn er, die bovengenoemde organisatie
van het bedrijfsleven bij wettelijken maatregel
willen opleggen nu al direct.
Dit lijkt ons niet raadzaam. Het instituut der
mede-zeggenschap door middel der bedrijfsor
ganisatie moet niet „gemaakt" maar geboren
worden, 't Mag geen „stokje", maar 't moet een
„stekje" zijn. Deze idee moet onder ons volk
groeien en vanzelf zich uit ons volk ontwik
kelen en wanneer het zoover is, dat ons volk
er vatbaar voor blijkt, dan is het tijd. Deze
ontwikkeling nu kan door ons bevorderd wor
den en ook de overheid kan hieraan helpen.
Uit hetgeen thans is moet verder uitgebouwd
worden. B.v. kan de collectieve arbeidsovereen
komst „bindend" verklaard worden. De elemen
ten voor het instituut liggen al in ons maat
schappelijk leven, b.v. de organsatie van werk
gevers en werknemers, het overleg inzake de
arbeidsvoorwaarden, de landelijke collectieve
contracten enz. Deze elementen moeten ont
wikkeld worden en langzamerhand worden uit
gebouwd.
Werken wij daartoe in onze omgeving naar de
krachten en de invloed waarover wij beschik
ken, mede, ons volk tot welzijn.
De beteekenis van de pluimveehouderij
op de Boerderij.
Bij de opening dezer rubriek spreekt het van
zelf, dat het in onze lijn ligt, aan te toonen,
dat het kippenhouden op de boerderij voor-
deelig niet alleen, doch zeer rendabel kan zijn.
Nog teveel blijven de landbouwers hier han
gen aan hun oude sleur. Door aldoor op het
zelfde aambeeld te hameren, is toch bereikt,
dat velen reeds gebroken hebben met de oude
sleur en hebben hetzij een nieuw hok aange
schaft, of zich kippen aangeschaft, welke van
zeer goede afstamming zijn.
Het is als schoorvoetend, dat de nieuwe
methodes om voordeelig kippen te houden wor
den toegepast. Het is wel eigenaardig, dat bijna
overal de boer de uitgaven heeft, terwijl de
boerin de baten in den zak steekt. Hieruit blijkt,
dat men zich geen rekenschap geeft van hetgeen
op deze tak van bedrijf omgaat.
Het gebeurt dikwijls, dat men door verkeerde
voorlichting of door het half toepassen dezer
er toe komt, het kippenbedrijf geheel te staken.
Zoo komt het voor, dat men b.v. wel een
goed ingericht hok heeft, doch geen ochtend
voeder gebruikt en omgekeerd, dat men wel
ochtendvoeder gebruikt, doch de kippen hebben
een ellendig nachtverblijf of er loopen een alle
gaartje van zware en lichte rassen.
Dat men b.v. in Engeland meer waarde en
aandacht aan de kippen schenkt, blijkt uit een
verklaring van een vooraanstaand pluimvee
houder in dat land, Mr. Goode. Hoewel de be
rekeningen en waarden niet geheel kloppen met
die in ons land, moeten zijn berekeningen ons
toch wel tot nadenken stemmen.
Mr. Goode dan maakte een vergelijking tus
schen de resultaten met koeien en die met kippen
op eenzelfde boerderij. Nauwkeurige boekhou
ding had hem geleerd, dat van de 15 koeien
iedere koe per jaar circa 190.— voordeel
gaf en dat dat evenveel was als van 37 hen
nen. Maar de koe kostte 624.aan voeding
en de 37 hennen slechts 276.—. Daarbij valt
dan nog te bedenken, dat de koe aan kapitaal
eischte 360.— en de 37 hennen 120.—. Het
grondkapitaal en het bedrijfskapitaal zijn dus
bij koeien enorm veel grooter dan bij kippen,
zoodat het nog voordeeliger is om 37 hennen
te houden dan 1 koe. En rekenen wij dan nog
eens het kapitaal na in gebouwen en werktuigen
noodig voor een koe of voor 37 kippenIn
het daar genomen voorbeeld winnen 37 kippen
het verre van 1 koe.
De boekhouding ging over een boerderij met
15 koeien en 750 kippen. Zulke voorbeelden
moesten wij ook verzamelen, zij zijn leerzaam,
schrijft dhr. Burgers verder.
Laat ik er dit nog aan toevoegen. Uitbreiding
en inkrimping van de pluimveestapel is veel
gemakkelijker dan van de rundveestapel en
levert nooit zulke kosten. Dat is in deze tijden
ook een belangrijk punt. Verder is de noodige
arbeid in beide bedrijven zeer verschillend.
Bovenstaande cijfers zijn Engelsche cijfers.
Zij zijn niet over te nemen voor onze toe
standen, maar zij wijzen ook nu ons op zeer
merkwaardige landbouwzaken! Zoo zijn de voe
dingskosten van een koe hier gelukkig heel wat
lager dan 624.— per jaar. Waar zou dat
Hoe heerlijk om met
mooi weer langs de
wegen te rijden, alle
beslommeringen te
j natuur en de ge-
j\ M -fi 'ij' ffif (O' 1 p zonde buitenlucht.
UC Maar elke medaille
heeft zijn keerzijde. Velen hebben last van
zadelpijn en stijve spieren. Wist U niet, dat
Kloosterbalsem ook daarvoor prachtig en afdoende
helpt? Neem een pot Akkers Kloosterbalsem
(60 cent) mee in Uw zadeltaschje en Uw fietstocht
wordt een ongestoord genot. En als ge het ongeluk
hebt U te bezeeren of te verwonden, doe er dan
dadelijk wat Kloosterbalsem op, die de wond zui
vert en geneest. Dan zult gij begrijpen, waarom men
Van Klooster- /ft jA
balsem reeds fjggft gOUd ZOO gO0(l
laren lang zegt:
II
heen moeten met een opbrengst van b.v. 4000
Liter a 10 cent, dus 400.Maar intusschen
is 190.— voordeel voor een koe ook voor ons
land goed, zoodat wij toch wel eenigszins ver
gelijken kunnen.
Maar hoe dan ook, op de boerderij wordt nog
te weinig acht geslagen op de groote beteekenis
van de pluimveeteelt, ook mede door de eco
nomische wijze waarop men kippen houdt, heeft
men geen goed overzicht over de geldmiddelen
welke daarmee gemoeid zijn.
En dit kan nu op heel eenvoudige wijze ver
anderen, zonder dat men tegen de onkosten
behoeft op te zien.
Zij, die al een goed kippenhok hebben, heb
ben nu nog kans dit te voorzien van tijdig
gebroede hennen, dus vooral geen allegaartje
van verschillende leeftijden en ook vooral geen
lichte en zware rassen door elkaar, dan haalt
men er ook niet uit wat er uit te halen is.
Waarom, zullen wij later nog wel eens be
spreken.
Die zich nog geen goed kippenhok aange
schaft heeft, hopen wij in het vervolg eenige
goede en goedkoope plannen van bouw en in
richting te verstrekken. Wanneer dan verder
de regels, welke wij in deze rubriek hopen te
behandelen, in acht genomen worden, zal men
zien op een volgend jaar, dat de resultaten heel
anders zijn, dan tot nog toe.
Maar, zal wellicht een uwer vragen, is de
pluimveeteelt en wat daarmede verband houdt,
dan wel van zoo groote beteekenis
Wanneer we eenige vergelijkende cijfers mo
gen noemen, zult u zien, dat dit wel het geval
is. Nemen we b.v. den uitvoer van groenten
en van eieren, dan zien we, dat in 1926 aan
groenten voor een bedrag van 60.000.000
is uitgevoerd, volgens de statistische gegevens
in verslagen en mededeelingen van de Directie
van Landbouw. Wanneer we echter zien hoe
groot de uitvoer was van eieren, dan zien we,
dat dit voor een bedrag is geweest van
70.000.000, dus 10.000.000 meer als van
onze landbouwvruchten. Ongeacht nog de enor
me som, welke ons land binnenvloeit van deze
tak van bedrijf, zien we, dat de uitvoer van dit
product nog belangrijker is dan van het Tuin
bouwbedrijf, waarvoor men toch zeker veel
meer bedrijfskapitaal ngodig heeft.
Wat betreft de wekelijksche opbrengst op
ons eiland, deze wordt door deskundigen ge
schat op ongeveer 40.000 eieren per week, of
2000.—, wat voor een eiland als Flakkee
geen onbelangrijk bedrag genoemd mag worden.
Hoewel het dikwijls gebeurt, dat mij brieven
worden toegezonden van personen, die inlichtin
gen verlangen, zoo houd ik mij nu nog te meer
aanbevolen om deze te ontvangen.
Het ligt in mijn bedoeling, om in het vervolg
deze vragen in deze rubriek te behandelen.
Wanneer men echter persoonlijk antwoord
wenscht te ontvangen, gelieve men postzegel
voor antwoord in te sluiten.
Verder ben ik steeds genegen, om ieder per
soonlijk op de hoogte te brengen van datgene,
waarover hij of zij inlichtingen wenscht.
Dit nu als inleiding op een reeks artikelen,
welke ik hoop te leveren over den aanschaf,
den opfok en de verzorging van jonge hennen
en over die dingen welke hiermeede verband
houden. Als eerste stuk zal ik dan nu handelen
over den opfok van kuikens, zijnde op het
oogenblik het meest actueele onderwerp.
Hopend, dat deze artikelen velen tot voordeel
mogen zijn en veel misverstand uit den weg
mag ruimen.
MIDDELHARNIS.
Centrale Veiling voor Goeree en Overflakkee.
Veiling van Woensdag 1 Juni 1927.
Ganseieren f 10,50.
Bloemkool le soort f 24,— tot f 31,—.
2e soort f 14,40 tot f 24,—,
3e soort f 11,60 tot f 14,—.
uitschot f 2,40 tot f 4,—.
Alles per 100 stuks.
Sla le soort f 0,90 tot f 1,60 per 100 krop.
Sla 2e soort f 0,30 tot f 0,80 per 100 krop.
Rabarber f 2,60 tot f 8,70.
Radijs f 0,60 tot 3,60,
Asperges f 56,—.
Sjalotten f 0,50 tot f 3,80.
Peen f 26,—. Alles per 100 bos.
Spinazie f 15,— tot f 17.60 per 100 K G.
Postelein f 15,tot f 22,50 per 100 K.G.
Bravo's f 8,— per 100 K.G.
Aardbeien f 0,52 tot f 0,56 per pond.
Kaas 20 plus f 0,27 tot f 0,31 per pond.
Kaas (volvet) f 0,45 per pond.
Boter f 1,— tot f 1,03 per pond.
ROTTERDAM, 31 Mei 1927
Op de heden in ons Veilingslokaal, War»
moezierstraat 37—39, gehouden Veiling, wer»
den de volgende prijzen besteed
Kipeierenf 4,50 tot f 6,55
Idem (klein)tot
Idem extra zwtot
Eendeieren4,85 tot 5,30
Aanvoer 225.000 stuks.
DE ROTTERDAMSCHE VEILING
VOOÖ ELK Z-'IN KDU9
'I u<"
Kipstraat 85f87 Rotterdam
SST ZIE DE 5 ETALAGES
Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87
Aanbevelend, J. HENÏGER Jr.
Zondag vieren wij het Pinksterfeest, het
laatste feest der reeks Kerstmis, Goede Vrijdag
Paschen, Hemelvaartsdag, Het Pinksterfeest is
als een sluitstuk van een reeks machtige heils-
feiten.
Met Kerstmis en Paschen tracht de wereld
ook een feest te vieren. Met Kerstmis is het
de poësie van het Kindeke in een armelijke
stalkrfbbe, met Paschen le opwaking in de
Natuur, met Pinksteren evenwel weet de we
reld geen raad. Dan is er geen enkel feit, waar
aan zij zich kan vastklampen, om een gedachte
te leggen in die herinneringsdagen.
Het is te begrijpen. Wie Kerstmis en de
overige feestdagen niet in zijn ware beteekenis
verstaat, kan het Pinksterfeest niet vieren.
Toch ook voor hen, die het Pinksterfeest met
een geloovig hart vieren, fs het moeilijk in de
gedachte iets van het Pinksterwonder te be
naderen.
De teekenen, die op het feest gezien werden,
helpen niet mede om een voorstelling te geven
van den Heiligen Geest, die toen is uitgestort
op de geloovigen. Dat is te begrijpen, want de
Hoofdpersoon op het feest is een Geest en van
een Geest kunnen we met onze zinnen geen
voorstelling maken. Zij ,die het zagen in den
Tempel, zij begrepen het ook niet.
Het was zoo wonderlijk om te zien.
Er waren daar een honderdtwintigtal bijeen.
Mannen en ook vrouwen. Ze waren eendrach
telijk bijeen om te bidden en te smeeken.
Totdat een wonderlijk geluid het huis vervulde
die anderen van verre deden toekomen. Deze
hoorende het geluid en ziende de vurige tongen,
vroegen :„Wat wil toch dit zijn
Petrus dan, in wien ook de Heilige Geest
was uitgestort, staat op en gaat spreken tot
allen, die naderbij gekomen waren, nieuwsgierig
vragende.
Zij dan, die Petrus' woord gaarne aannamen,
werden gedoopt en er werden op dien dag tot
hen toegedaan omtrent drieduizend zielen.
Verder lezen we van dezen, dat ze dagelijks
eendrachteijk bijeen waren en genade hadden
bij het gansche volk.
Al kunnen we ons van den Heiligen Geest
geen voorstelling maken, de werking er van
zien kunnen we wel. Hij verbindt die velen
tot eenheid tezamen. In liefde en smeeken een.
De Heilige Geest deed een band vormen, die
zooveel verschillende menschen, mannen en
vrouwen, rijken en armen, uit alle landen, tot
een innige eenheid samenhield.
Die eenheid openbaarde zich niet alleen in
het bidden en smeeken, maar ook in de ver
zorging van elkanders stoffelijke nooden.
De vrucht van de uitstorting van den Hei
ligen Geest was ook, dat zij elkander liefhadden
en als broeders en zusteers tezamen levend en
dragend elkanders zorg voor het stoffelijk leven.
En ook, dat zij zich met elkander verblijdden,
„want zij aten tezamen met verheuging en een
voudigheid des harten".
Van deze heerlijke eenheid ging een sprake
uit tot het gansche volk. Het bleef niet ver
borgen wat er geschied was in den Tempel.
Het gansche volk dan ziende, dat er zoo een
eenheid en liefde was bij die menschen, spraken
er met lof over. De nieuwe Pinkstergemeente
vond genade bij het gansche volk.
Nu is de werking van den Heiligen Geest
niet veranderd ook nu nog bindt Hij de ge
loovigen samen in liefde jegens God en elkander.
Dat we zoo dikwijls het tegendeel zien, ligt
er niet aan, dat Gods Geest niet meer werken
wil, maar dat wij, menschen, de werking er van
tegenstaan. In plaats van liefde haat, in plaats
van eenheid tweedracht bevorderen.
Vergeten we niet, dat er dan ook een sprake
uitgaat tot de wereld, maar dan is het een
sprake niet tot Gods eer, maar tot Zijn be
spotting, omdat er verdeeldheid in plaats van
eenheid en liefde is.
In het grootste zijn we het er allen mee
eens. Er moest geen tweedracht zijn tusschen
volk en volk of tusschen verschillende christe
lijke groepen in het volk. We moeten echter
bedenken, dat we nergens voor een eenheid
kunnen strijden, zoo we in onszelf nog niet
gekozen hebben alleen te willen dienen den
Heere dan zal Zijn Geest, toen op het Pinkster
feest uitgestort, in ons werken de liefde tot
de andere geloovigen, opdat er weer een een
heid kome van allen, die God liefhebben, naar
welke eenheid ons de wereld beoordeelt.
CORRESPONDENTIE.
M. L. te Middelharnis. De volgende week
hoop ik aan uw vriendelijk verzoek te voldoen.
Dezen keer heb ik er in ons hoekje geen ruimte
voor. Ik vind het prettig, als men mij even
vraagt, wat men gebruiken kan. Indien het mij
mogelijk is, voldoe ik graag aan zulke verzoeken
Een Moeder te S. Met genoegen heb ik uw
onderschrift gelezen onder aan den brief van
uw jongen. Ja, die jongens kunnen zoo ge
zellig van alles schrijven. Ik lees altijd graag
z n leuke briefjes. Uw belangstelling in ons
Jeugdhoekje wordt door mij zeer gewaardeerd.
M'n beste nichtjes en neefjes,
Nu ga ik het geheim verklappen waarover ik
verleden week al schreef.
We hebben, behalve onze gewone raadsels, al
een paar extra wedstrijden gehad. Ik wil dezen
keer weer een wedstrijd uitschrijven. Ditmaal
is het een
TEEKENWEDSTRIJD.
Alle nichtjes en neefjes mogen meedoen. In
de keuze voor je teekening zijn jullie geheel
vrij. Je mag bloemen, boomen, huizen, dieren
of schepen uitteekenen. Wat je maar het beste
kunt. Doch alles moet ALLEEN eigen werk
zijn wat wordt ingezonden.
Alle inzendingen moeten uiterlijk Vrijdag 10
Juni gezonden zijn aan het bekende adres
TANTE TRUUS,
Bureau „Maas- en Scheldebode".
De teekeningen moge worden gekleurd met
't gewone kleurkrijt of waterverf.
Jullie zien wel, je mag kiezen wat je wilt.
Voor dezen extra wedstrijd geef ik een paar
extra prijzen.
Als het nu weer zulk regenachtiig weer is,
behoeven jullie niet te klagen, maar ga je een
mooie teekening maken.
De prijswinners zijn
MA KNAPE te Sommelsdijk, een albumen
ABRAM WAGNER te Stad aan 't Haring
vliet, een boekje.
Allebei van mij gefeliciteerd, hoor.
Nu kinderen, doe maar goed je best hoor.
Veel groeten van jullie
TANTE TRUUS.
Maarten G. van N. te Sommelsdijk. Eigenlijk
kwam je brief te laat in mijn bezit. Maar toen
ik las, dat je zoo druk aan 't verven geweest
was, dacht ik, voor een keertje zal ik het maar
door de vingers zien. Als het noodig is, kom
je dan bij mij ook verven
6Jaantje N. te Dirksland. Dat is fijn, als je
den brief zelf kunt brengen. Je bent dan dicht
bij me in de buurt geweest. Hoe bevalt het je
in de zesde klas
Marie K. te Dirksland. Het is niet erg hoor,
als je voor 't spelen een uurtje afneemt om mij
te schrijven, dan rust je meteen weer uit voor
nieuwe spelletjes, 't Raadsel kan ik wel eens
gebruiken.
Jacomina K. te Dirksland. Ja, ik ken 't ook
hoor. Ik raad je sterk aan, nichtje, nu vol te
houden. Je moet vooral niet ouder zijn om te
beginnen. Ik ken een meisje zoo oud als jij, die
reeds de moeilijkste stukken spelen kan. Vol
houden hoor I
Cornelia A. G. te Ouddorp. Wat kreeg ik
een gezelligen brief van jou. Makkelijk, dat
je zus zoo mooi die schorten naait. Ze mag
er voor mij ook wel een komen naaien. Zoolang
je nog geen veertien jaar geweest ben, mag je
nog gerust meedoen. De groeten van mij aan
Moe.
Hester K. te Ouddorp. Jij hebt net als je
vriendinnetje een echten brief geschreven. Alle
bei even keurig. Een aardig gezicht hé, zooveel
jonge konijntjes. Doe Moe van mij ook de
groeten.
Abram W. te Stad aan 't Haringvliet, Wil
je Moe van mij nog hartelijk feliciteeren met
haar verjaardag. Ik kan me indenken, dat het
een feestdag was. Dat was vroeger bij ons ook
zoo. Doe allemaal de groeten.
Johannes J. K. te Achthuizen. Zoo ik nu ook
eens misgeraden. Doe maar flink je best met
raden. Elk krijgt wel eens een beurt, hoor.
Henk S. te Middelharnis. Wel, wel, er was
heel wat gaande eer je een krant had. Doe
Betje de groeten maar van mij. Ik denk eiken
dag aan haar als ik haar keurig handwerkje
gebruik bij theeschenken.
Gerrit P. te Numansdorp. Wel jongen, zit
je nu al in de derde klas. Je hebt dan wel je
best gedaan, hoor. Leuk, dat zus nu ook mee
gaat.
Pieter B, te Den Bommel. Met de nieuwe
pen is de brief keurig geworden. Het wordt
zeker een verbazend groote schuur, dat ze er
nog zoo lang aan werken moeten. Ik heb om
je brief moeten lachen, jij een koopman, 't Is
anders erg gelukkig, dat jij je tante zoo helpen
kan.
Ma T. te Sommelsdijk. Je hebt je best gedaan
op de raadsels, hoor. Welkom in onzen fa
miliekring.
Teuntje T. te Goedereede. Al kun je de
raadsels niet oplossen, daarom mag je wel een
brief schrijven. Je krijgt dan natuurlijk ook van
mij een brief terug. Hemeelvaartsdag heb ik
thuis doorgebracht. Jij ook
Marie C. W. te Middelharnis. Dat doet me
genoegen, dat je den prijs zoo mooi vond. Ik
denk, dat je wel heele avonden zit te hand
werken, anders kon je onmogelijk zooveel af
hebben. Ja, ik zou 't ook wel willen zien.
Simina Z. te Rotterdam. Ik denk, dat het
de vorige maal met jou naam een drukfout
was, want ik had het goed geschreven. In mijn
boek sta je ook goed ingeschreven, hoor.
Arendje S. te Middelharnis. Nog gefeliciteerd
nichtje. Het spijt me, dat je nu niet meer mee
kap doen, maar je mag toch nog wel eens
schrijven, hoor Het beste van mij toegewenscht.
Misschien hoor ik nog wel eens wat van je.
Je kon zoo gezellig brieven schrijven.
Marie K. te Achthuizen. Weet jou vrien
dinnetje niet hoe ze een brief moet schrijven.
Wel dan moet jij het maar eens vertellen. Jij
kunt het best hoor, want je stuurde mij een
extra langen brief. Dank voor de raadsels.
Leendert G. te Dirksland. Zoo neef, geen
niews, nu dan ik ook niet. Leer om leer, een
andere maal meer.
Jaantje W. te Melissant. Neen, als het in
Melissant koud is, hebben we hier geen mooi
weer hoor. Ik vind het ook wel veel kinderen
die er bijkwamen. Is 't breiwerk afgekomen.
Leendert W. H. te Dirksland. Jij bent een
dappere helper in het raadselopgeven. Zet die
ondeugende zus, die de krant te vroeg wegdeed,
maar in den hoek, hoor. Hoe is 't met de
duiven
Lauwrens van R. te Middelharnis. Dank je
wel voor je raadsels, hoor. Je zult ze wel eens
in de krant vinden.
Teuntje H. te Sommelsdijk. Jij gelukkig ook
overgegaan. In welke klas zit je nu Dat vergat
je nog om te schrijven. Krijg ik ook een portret
als het goed uitvalt. Dank voor je raadsels.
Ma K. te Sommelsdijk. Ja meisje, in de zesde
klasse moeten allema;al knappe kinderen zitten,
daarom moet je zooveel leeren. Ik hoop al op
een langen brief.
Thomas K. te Sommelsdijk. Zoo valt het
jou nog al mee in je nieuwe klas. Het zal nog
wel moeilijk worden, pas maar op.
Baaltje S. te Den Haag. Daar ben ik blij om,
dat ik ook een nichtje in Den Haag heb. Nou
of ik Den Haag ken. Ik heb er ook gewoond
hoor. Jij mag natuurlijk meedoen. Vertel me
maar veel van je mooie stad.
De oplossingen zijn t
I. Steenbakker.
II. Wezel ezel. Vos os.
III. Eerlijk duurt het langst.
Nieuwe raadsels zijns
I. Ingezonden door Leendert W. H. te
Dirksland.
Het eerste gedeelte is een riviernaam.
Het tweede gedeelte is een klein woordje.
Het derde gedeelte is ook een riviernaam.
Het vierde gedeelte is een ander woord
voor briefbezorger.
Het geheel is een heel bekende naam.
II. Ingezonden door Arendje S. te Middel
harnis.
Waar zijn de eeijste aardappelen ge
groeid
III. Verborgen plaatsnamen.
Waarmee hebt u 't rechtsche laadje
geopend
Die dame ken ik niet.
Je moet je sjaal nog passen, Piet.
Hij gooide zijn hengel op het gras.
De oplossingen kunnen met vermeelding van
naam, voornaam, leeftijd en adres tot Vrijdag
3 Juni worden gezonden aan
TANTE TRUUS.
Bureau „Maas- en Scheldebode",
SOMMELSDIJK.