Klooster- balsem en s*'™" ISi Zaterdag 4 Juni 1927. No. 3334. DERDE BLAD M edezeggenschap. Marktberichten. BEIT HO EHJE VOOR T7" 3=5 O TT EU Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. PLUIMVEETEELT. Hoeden- en Pettenmagazfjn VII. Aan het slot van ons voorgaand artikel zeiden wij nog enkele praktische vragen betreffende de mede-zeggenschap in het bedrijfsleven te willen bespreken. Wij bedoelden daarmede nog iets te zeggen over de practische toepassing van de mede-zeggenschap, zooals wij die wenschen ingevoerd te zien. Want al is men het er over eens, welk soort mede-zeggenschap in het bedrijf nuttig is, dan is de vraag „hóé zal dit instituut in de praktijk ingericht moeten worden", nog voor verschillende antwoorden vatbaar. Natuurlijk moet bij de mede-zeggenschap on derscheid gemaakt worden tusschen groot- en kleinbedrijf. In het kleinbedrijf, waar de patroon zelf met zijn knechts meewerkt in de werk plaats, daar is meestal reeds een zeker soort van mede-zeggenschap te constateeren. Wanneer de verhouding tusschen dezen baas en zijn ar beiders goed is, dan zal deze patroon vanzelf vele dingen met zijn knechts bepraten, zelfs niet alleen over de arbeidersvoorwaarden, maar ook wel over het werk en wat daarmede verband houdt. Had de tchniek dan ook geen groote verandering gebracht in het bedrijf en had het stoomwerktuig niet gezorgd, dat de intimiteit van de kleine werkplaats, in vele gevallen plaats moest maken voor de groote fabrieken met hun honderden arbeiders onder één patroon of di rectie, dan ware dit vraagstuk nimmer zoo urgent geworden. Dit neemt niet weg, dat vele kleinbedrijven, nu het vraagstuk der mede zeggenschap gesteld moet worden, ook wel degelijk er belang bij hebben in welke richting deze kwestie wordt opgelost, en mogen deze bedrijven niet uitgeschakeld worden bij de be handeling van dit vraagstuk. In welke richting de toepassing gevonden moet worden Het lijkt ons in het belang van een volk, dat de overheid slechts dan ingrijpt wanneer het particulier initiatief te kort schiet en te zwak blijkt. Staatsbemoeiing verzwakt een volk, en verleert het op eigen beenen te staan. Het ware daarom zeer gewenscht indien deze zaak ge regeld kan worden door het particulier initiatief Maar dit zal met deze materie onmogelijk zijn. Reeds van ouds bleek de noodzakelijkheid van overheidsbemoeiing waar het gold sociale rege lingen. De partijen zijn meestal te verdeeld en missen de eenheid van inzicht, dan dat er eigen willig iets tot stand zou kunnen komen, dat alle belanghebbenden zou omsluiten en dienst baar zou zijn. De organisatie van het arbeiders leven is hier ten voorbeeld. Er heerscht onder arbeiders zoowel als patroons zoo weinig een heid van inzicht, dat er zelden de noodige kracht gevonden wordt om het voorgestelde doel te bereiken. Zal er ooit sprake zijn, dat het instituut der mede-zeggenschap, zooals wij dat omschreven hebben, in steeds ruimer kring ingang vindt, aan zijn doel zal beantwoorden, dan zal onge twijfeld de Overheid zich er mede moeten in laten. Niet echter in dien zin, dat zij zelf op treedt en de leiding neemt van het instituut, maar in dien zin, dat zij het initiatief neemt tot de instelling ervan en zekere organisaties, die er voor in aanmering kunnen komen, regelende en wettelijke bevoegdheid geeft. Men dient der halve te komen tot wettelijke organisaties van het bedrijfsleven. Reeds in 1910 is er in de Tweede Kamer in dezen geest gesproken, door een staatsman van naam. De vraag is toen gesteld of ook niet de organisatie van patroons Jpn arbeiders, elk op zichzelf en toch in onderling verband, van over heidswege zoo ware te regelen, dat allen zonder onderscheid er in werden opgenomen en zoo doende de verbittering die al meer en meer de georganiseerden en niet-georganiseerden vaneen scheidde, ja telkens tegen elkander in het harnas joeg, kon komen te vervallen. In verband daar mede is toen besproken het idee van Etienne Martin Saint-Leon, die den voorslag deed om zonder onderscheid alle patroons, naar de on derscheiden vakken van Overheidswege op lijs ten te brengen, desgelijks met de arbeiders in elk vak te doen, alsdan door hen die .blijkens deze lijsten tot eenzelfde catagorie behoorden, hoofden te laten verkiezen, uit de kringen dezer hoofden een centrale vertegenwoordiging te la ten opkomen, tusschen deze centrale van de patroons en de centrale van de afbeiders samen werking in het leven te roepen, doch, altoos zoo, dat beiden geheel afzonderlijk vergaderden en beraadslaagden, en om na afloop hiervan door gedeligeerden beslissingen te doen nemen die vereischt werden. Om drieërlei reden ver diende deze regeling aanbeveling. In de eerste plaats gaf ze een complete organisatie, in de tweede plaats sneed ze alle tergend krakeel met hen die niet tot de organisatie wilden toetreden af en in de derde plaats gaf ze, na volkomen zelfstandige beraadslaging van beide partijen ten slotte toch een beslissing waartoe beide partijen hadden medegewerkt. Werd er door de Overheid in dezen geest een instituut geschapen, dan zou deze overheids bemoeiing niet strekken om de vrijheid van het bedrijf te beperken, maar integendeel, om haar een volledige uitwerking te waarborgen. Feitelijk houdt de Overheid er zich dus buiten. Het van boven af opleggen van een bepaalden vorm aan de maatschappij, aan het bedrijfsleven zou zich wreken. Het maatschappelijk leven is te fijn besnaard en te gecompliceerd dan dat een vooraf pasklaar gemaakt systeem aan het bedrijfsleven kan worden opgedrongen. Door bemiddeling der bedrijfsorganisatie in bovengenoemden geest zou dus de mede-zeggen schap tot stand kunnen komen. Al wat in het bedrijf of bedrijfscomplex regeling behoeft, waar bij de belangen van beide partijen betrokken zijn, zou aan de beslissing dezer organisatie onderworpen kunnen zijn. Hierbij zouden ook ingesteld kunnen worden, plaatselijke comité's, die een of meer uitvoerende en controleerende bevoegdheid hebben. De taak van het aan het hoofd der bedrijfsorganisatie staande college zouden behooren de vaststelling der loonen, de regeling van het leerlingwezen, de vaststelling van den arbeidsduur, verzekering tegen werk loosheid, ziekte, invaliditeit en ouderdom, va- cantiedagen, fabrieks- en werkplaatsreglementen enz. Ook zouden door dit college scheidsgerechten in het leven te roepen zijn, voor de oplossing van gerezen conflicten. Natuurlijk zou dan aan deze bedrijfsorgani satie door de wet bindende bevoegdheid ver leend moeten worden. De grondgedachte van deze idee is, dat er een zelfstandige gemeenschap in het leven ge roepen wordt, welke gemeenschap zelf de rege len bepaalt die in deze gemeenschap gelden zullen. In deze ééne gemeenschap twee op tredende krachten in het productie-procespa troon en arbeider, kapitaal en arbeid, zouden elkaar dan weder vinden niet in een strijd van hard tegen hard, maar in een solidariteit, die een zegen zou zijn voor het maatschappelijk leven. Ziedaar in enkele grove trekken geteekend het instituut der mede-zeggenschap, zooals wij die voor het sociale- en maatschappelijke leven heilzaam achten. Tenslotte nog een opmerking. Er zijn er, die bovengenoemde organisatie van het bedrijfsleven bij wettelijken maatregel willen opleggen nu al direct. Dit lijkt ons niet raadzaam. Het instituut der mede-zeggenschap door middel der bedrijfsor ganisatie moet niet „gemaakt" maar geboren worden, 't Mag geen „stokje", maar 't moet een „stekje" zijn. Deze idee moet onder ons volk groeien en vanzelf zich uit ons volk ontwik kelen en wanneer het zoover is, dat ons volk er vatbaar voor blijkt, dan is het tijd. Deze ontwikkeling nu kan door ons bevorderd wor den en ook de overheid kan hieraan helpen. Uit hetgeen thans is moet verder uitgebouwd worden. B.v. kan de collectieve arbeidsovereen komst „bindend" verklaard worden. De elemen ten voor het instituut liggen al in ons maat schappelijk leven, b.v. de organsatie van werk gevers en werknemers, het overleg inzake de arbeidsvoorwaarden, de landelijke collectieve contracten enz. Deze elementen moeten ont wikkeld worden en langzamerhand worden uit gebouwd. Werken wij daartoe in onze omgeving naar de krachten en de invloed waarover wij beschik ken, mede, ons volk tot welzijn. De beteekenis van de pluimveehouderij op de Boerderij. Bij de opening dezer rubriek spreekt het van zelf, dat het in onze lijn ligt, aan te toonen, dat het kippenhouden op de boerderij voor- deelig niet alleen, doch zeer rendabel kan zijn. Nog teveel blijven de landbouwers hier han gen aan hun oude sleur. Door aldoor op het zelfde aambeeld te hameren, is toch bereikt, dat velen reeds gebroken hebben met de oude sleur en hebben hetzij een nieuw hok aange schaft, of zich kippen aangeschaft, welke van zeer goede afstamming zijn. Het is als schoorvoetend, dat de nieuwe methodes om voordeelig kippen te houden wor den toegepast. Het is wel eigenaardig, dat bijna overal de boer de uitgaven heeft, terwijl de boerin de baten in den zak steekt. Hieruit blijkt, dat men zich geen rekenschap geeft van hetgeen op deze tak van bedrijf omgaat. Het gebeurt dikwijls, dat men door verkeerde voorlichting of door het half toepassen dezer er toe komt, het kippenbedrijf geheel te staken. Zoo komt het voor, dat men b.v. wel een goed ingericht hok heeft, doch geen ochtend voeder gebruikt en omgekeerd, dat men wel ochtendvoeder gebruikt, doch de kippen hebben een ellendig nachtverblijf of er loopen een alle gaartje van zware en lichte rassen. Dat men b.v. in Engeland meer waarde en aandacht aan de kippen schenkt, blijkt uit een verklaring van een vooraanstaand pluimvee houder in dat land, Mr. Goode. Hoewel de be rekeningen en waarden niet geheel kloppen met die in ons land, moeten zijn berekeningen ons toch wel tot nadenken stemmen. Mr. Goode dan maakte een vergelijking tus schen de resultaten met koeien en die met kippen op eenzelfde boerderij. Nauwkeurige boekhou ding had hem geleerd, dat van de 15 koeien iedere koe per jaar circa 190.— voordeel gaf en dat dat evenveel was als van 37 hen nen. Maar de koe kostte 624.aan voeding en de 37 hennen slechts 276.—. Daarbij valt dan nog te bedenken, dat de koe aan kapitaal eischte 360.— en de 37 hennen 120.—. Het grondkapitaal en het bedrijfskapitaal zijn dus bij koeien enorm veel grooter dan bij kippen, zoodat het nog voordeeliger is om 37 hennen te houden dan 1 koe. En rekenen wij dan nog eens het kapitaal na in gebouwen en werktuigen noodig voor een koe of voor 37 kippenIn het daar genomen voorbeeld winnen 37 kippen het verre van 1 koe. De boekhouding ging over een boerderij met 15 koeien en 750 kippen. Zulke voorbeelden moesten wij ook verzamelen, zij zijn leerzaam, schrijft dhr. Burgers verder. Laat ik er dit nog aan toevoegen. Uitbreiding en inkrimping van de pluimveestapel is veel gemakkelijker dan van de rundveestapel en levert nooit zulke kosten. Dat is in deze tijden ook een belangrijk punt. Verder is de noodige arbeid in beide bedrijven zeer verschillend. Bovenstaande cijfers zijn Engelsche cijfers. Zij zijn niet over te nemen voor onze toe standen, maar zij wijzen ook nu ons op zeer merkwaardige landbouwzaken! Zoo zijn de voe dingskosten van een koe hier gelukkig heel wat lager dan 624.— per jaar. Waar zou dat Hoe heerlijk om met mooi weer langs de wegen te rijden, alle beslommeringen te j natuur en de ge- j\ M -fi 'ij' ffif (O' 1 p zonde buitenlucht. UC Maar elke medaille heeft zijn keerzijde. Velen hebben last van zadelpijn en stijve spieren. Wist U niet, dat Kloosterbalsem ook daarvoor prachtig en afdoende helpt? Neem een pot Akkers Kloosterbalsem (60 cent) mee in Uw zadeltaschje en Uw fietstocht wordt een ongestoord genot. En als ge het ongeluk hebt U te bezeeren of te verwonden, doe er dan dadelijk wat Kloosterbalsem op, die de wond zui vert en geneest. Dan zult gij begrijpen, waarom men Van Klooster- /ft jA balsem reeds fjggft gOUd ZOO gO0(l laren lang zegt: II heen moeten met een opbrengst van b.v. 4000 Liter a 10 cent, dus 400.Maar intusschen is 190.— voordeel voor een koe ook voor ons land goed, zoodat wij toch wel eenigszins ver gelijken kunnen. Maar hoe dan ook, op de boerderij wordt nog te weinig acht geslagen op de groote beteekenis van de pluimveeteelt, ook mede door de eco nomische wijze waarop men kippen houdt, heeft men geen goed overzicht over de geldmiddelen welke daarmee gemoeid zijn. En dit kan nu op heel eenvoudige wijze ver anderen, zonder dat men tegen de onkosten behoeft op te zien. Zij, die al een goed kippenhok hebben, heb ben nu nog kans dit te voorzien van tijdig gebroede hennen, dus vooral geen allegaartje van verschillende leeftijden en ook vooral geen lichte en zware rassen door elkaar, dan haalt men er ook niet uit wat er uit te halen is. Waarom, zullen wij later nog wel eens be spreken. Die zich nog geen goed kippenhok aange schaft heeft, hopen wij in het vervolg eenige goede en goedkoope plannen van bouw en in richting te verstrekken. Wanneer dan verder de regels, welke wij in deze rubriek hopen te behandelen, in acht genomen worden, zal men zien op een volgend jaar, dat de resultaten heel anders zijn, dan tot nog toe. Maar, zal wellicht een uwer vragen, is de pluimveeteelt en wat daarmede verband houdt, dan wel van zoo groote beteekenis Wanneer we eenige vergelijkende cijfers mo gen noemen, zult u zien, dat dit wel het geval is. Nemen we b.v. den uitvoer van groenten en van eieren, dan zien we, dat in 1926 aan groenten voor een bedrag van 60.000.000 is uitgevoerd, volgens de statistische gegevens in verslagen en mededeelingen van de Directie van Landbouw. Wanneer we echter zien hoe groot de uitvoer was van eieren, dan zien we, dat dit voor een bedrag is geweest van 70.000.000, dus 10.000.000 meer als van onze landbouwvruchten. Ongeacht nog de enor me som, welke ons land binnenvloeit van deze tak van bedrijf, zien we, dat de uitvoer van dit product nog belangrijker is dan van het Tuin bouwbedrijf, waarvoor men toch zeker veel meer bedrijfskapitaal ngodig heeft. Wat betreft de wekelijksche opbrengst op ons eiland, deze wordt door deskundigen ge schat op ongeveer 40.000 eieren per week, of 2000.—, wat voor een eiland als Flakkee geen onbelangrijk bedrag genoemd mag worden. Hoewel het dikwijls gebeurt, dat mij brieven worden toegezonden van personen, die inlichtin gen verlangen, zoo houd ik mij nu nog te meer aanbevolen om deze te ontvangen. Het ligt in mijn bedoeling, om in het vervolg deze vragen in deze rubriek te behandelen. Wanneer men echter persoonlijk antwoord wenscht te ontvangen, gelieve men postzegel voor antwoord in te sluiten. Verder ben ik steeds genegen, om ieder per soonlijk op de hoogte te brengen van datgene, waarover hij of zij inlichtingen wenscht. Dit nu als inleiding op een reeks artikelen, welke ik hoop te leveren over den aanschaf, den opfok en de verzorging van jonge hennen en over die dingen welke hiermeede verband houden. Als eerste stuk zal ik dan nu handelen over den opfok van kuikens, zijnde op het oogenblik het meest actueele onderwerp. Hopend, dat deze artikelen velen tot voordeel mogen zijn en veel misverstand uit den weg mag ruimen. MIDDELHARNIS. Centrale Veiling voor Goeree en Overflakkee. Veiling van Woensdag 1 Juni 1927. Ganseieren f 10,50. Bloemkool le soort f 24,— tot f 31,—. 2e soort f 14,40 tot f 24,—, 3e soort f 11,60 tot f 14,—. uitschot f 2,40 tot f 4,—. Alles per 100 stuks. Sla le soort f 0,90 tot f 1,60 per 100 krop. Sla 2e soort f 0,30 tot f 0,80 per 100 krop. Rabarber f 2,60 tot f 8,70. Radijs f 0,60 tot 3,60, Asperges f 56,—. Sjalotten f 0,50 tot f 3,80. Peen f 26,—. Alles per 100 bos. Spinazie f 15,— tot f 17.60 per 100 K G. Postelein f 15,tot f 22,50 per 100 K.G. Bravo's f 8,— per 100 K.G. Aardbeien f 0,52 tot f 0,56 per pond. Kaas 20 plus f 0,27 tot f 0,31 per pond. Kaas (volvet) f 0,45 per pond. Boter f 1,— tot f 1,03 per pond. ROTTERDAM, 31 Mei 1927 Op de heden in ons Veilingslokaal, War» moezierstraat 37—39, gehouden Veiling, wer» den de volgende prijzen besteed Kipeierenf 4,50 tot f 6,55 Idem (klein)tot Idem extra zwtot Eendeieren4,85 tot 5,30 Aanvoer 225.000 stuks. DE ROTTERDAMSCHE VEILING VOOÖ ELK Z-'IN KDU9 'I u<" Kipstraat 85f87 Rotterdam SST ZIE DE 5 ETALAGES Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, J. HENÏGER Jr. Zondag vieren wij het Pinksterfeest, het laatste feest der reeks Kerstmis, Goede Vrijdag Paschen, Hemelvaartsdag, Het Pinksterfeest is als een sluitstuk van een reeks machtige heils- feiten. Met Kerstmis en Paschen tracht de wereld ook een feest te vieren. Met Kerstmis is het de poësie van het Kindeke in een armelijke stalkrfbbe, met Paschen le opwaking in de Natuur, met Pinksteren evenwel weet de we reld geen raad. Dan is er geen enkel feit, waar aan zij zich kan vastklampen, om een gedachte te leggen in die herinneringsdagen. Het is te begrijpen. Wie Kerstmis en de overige feestdagen niet in zijn ware beteekenis verstaat, kan het Pinksterfeest niet vieren. Toch ook voor hen, die het Pinksterfeest met een geloovig hart vieren, fs het moeilijk in de gedachte iets van het Pinksterwonder te be naderen. De teekenen, die op het feest gezien werden, helpen niet mede om een voorstelling te geven van den Heiligen Geest, die toen is uitgestort op de geloovigen. Dat is te begrijpen, want de Hoofdpersoon op het feest is een Geest en van een Geest kunnen we met onze zinnen geen voorstelling maken. Zij ,die het zagen in den Tempel, zij begrepen het ook niet. Het was zoo wonderlijk om te zien. Er waren daar een honderdtwintigtal bijeen. Mannen en ook vrouwen. Ze waren eendrach telijk bijeen om te bidden en te smeeken. Totdat een wonderlijk geluid het huis vervulde die anderen van verre deden toekomen. Deze hoorende het geluid en ziende de vurige tongen, vroegen :„Wat wil toch dit zijn Petrus dan, in wien ook de Heilige Geest was uitgestort, staat op en gaat spreken tot allen, die naderbij gekomen waren, nieuwsgierig vragende. Zij dan, die Petrus' woord gaarne aannamen, werden gedoopt en er werden op dien dag tot hen toegedaan omtrent drieduizend zielen. Verder lezen we van dezen, dat ze dagelijks eendrachteijk bijeen waren en genade hadden bij het gansche volk. Al kunnen we ons van den Heiligen Geest geen voorstelling maken, de werking er van zien kunnen we wel. Hij verbindt die velen tot eenheid tezamen. In liefde en smeeken een. De Heilige Geest deed een band vormen, die zooveel verschillende menschen, mannen en vrouwen, rijken en armen, uit alle landen, tot een innige eenheid samenhield. Die eenheid openbaarde zich niet alleen in het bidden en smeeken, maar ook in de ver zorging van elkanders stoffelijke nooden. De vrucht van de uitstorting van den Hei ligen Geest was ook, dat zij elkander liefhadden en als broeders en zusteers tezamen levend en dragend elkanders zorg voor het stoffelijk leven. En ook, dat zij zich met elkander verblijdden, „want zij aten tezamen met verheuging en een voudigheid des harten". Van deze heerlijke eenheid ging een sprake uit tot het gansche volk. Het bleef niet ver borgen wat er geschied was in den Tempel. Het gansche volk dan ziende, dat er zoo een eenheid en liefde was bij die menschen, spraken er met lof over. De nieuwe Pinkstergemeente vond genade bij het gansche volk. Nu is de werking van den Heiligen Geest niet veranderd ook nu nog bindt Hij de ge loovigen samen in liefde jegens God en elkander. Dat we zoo dikwijls het tegendeel zien, ligt er niet aan, dat Gods Geest niet meer werken wil, maar dat wij, menschen, de werking er van tegenstaan. In plaats van liefde haat, in plaats van eenheid tweedracht bevorderen. Vergeten we niet, dat er dan ook een sprake uitgaat tot de wereld, maar dan is het een sprake niet tot Gods eer, maar tot Zijn be spotting, omdat er verdeeldheid in plaats van eenheid en liefde is. In het grootste zijn we het er allen mee eens. Er moest geen tweedracht zijn tusschen volk en volk of tusschen verschillende christe lijke groepen in het volk. We moeten echter bedenken, dat we nergens voor een eenheid kunnen strijden, zoo we in onszelf nog niet gekozen hebben alleen te willen dienen den Heere dan zal Zijn Geest, toen op het Pinkster feest uitgestort, in ons werken de liefde tot de andere geloovigen, opdat er weer een een heid kome van allen, die God liefhebben, naar welke eenheid ons de wereld beoordeelt. CORRESPONDENTIE. M. L. te Middelharnis. De volgende week hoop ik aan uw vriendelijk verzoek te voldoen. Dezen keer heb ik er in ons hoekje geen ruimte voor. Ik vind het prettig, als men mij even vraagt, wat men gebruiken kan. Indien het mij mogelijk is, voldoe ik graag aan zulke verzoeken Een Moeder te S. Met genoegen heb ik uw onderschrift gelezen onder aan den brief van uw jongen. Ja, die jongens kunnen zoo ge zellig van alles schrijven. Ik lees altijd graag z n leuke briefjes. Uw belangstelling in ons Jeugdhoekje wordt door mij zeer gewaardeerd. M'n beste nichtjes en neefjes, Nu ga ik het geheim verklappen waarover ik verleden week al schreef. We hebben, behalve onze gewone raadsels, al een paar extra wedstrijden gehad. Ik wil dezen keer weer een wedstrijd uitschrijven. Ditmaal is het een TEEKENWEDSTRIJD. Alle nichtjes en neefjes mogen meedoen. In de keuze voor je teekening zijn jullie geheel vrij. Je mag bloemen, boomen, huizen, dieren of schepen uitteekenen. Wat je maar het beste kunt. Doch alles moet ALLEEN eigen werk zijn wat wordt ingezonden. Alle inzendingen moeten uiterlijk Vrijdag 10 Juni gezonden zijn aan het bekende adres TANTE TRUUS, Bureau „Maas- en Scheldebode". De teekeningen moge worden gekleurd met 't gewone kleurkrijt of waterverf. Jullie zien wel, je mag kiezen wat je wilt. Voor dezen extra wedstrijd geef ik een paar extra prijzen. Als het nu weer zulk regenachtiig weer is, behoeven jullie niet te klagen, maar ga je een mooie teekening maken. De prijswinners zijn MA KNAPE te Sommelsdijk, een albumen ABRAM WAGNER te Stad aan 't Haring vliet, een boekje. Allebei van mij gefeliciteerd, hoor. Nu kinderen, doe maar goed je best hoor. Veel groeten van jullie TANTE TRUUS. Maarten G. van N. te Sommelsdijk. Eigenlijk kwam je brief te laat in mijn bezit. Maar toen ik las, dat je zoo druk aan 't verven geweest was, dacht ik, voor een keertje zal ik het maar door de vingers zien. Als het noodig is, kom je dan bij mij ook verven 6Jaantje N. te Dirksland. Dat is fijn, als je den brief zelf kunt brengen. Je bent dan dicht bij me in de buurt geweest. Hoe bevalt het je in de zesde klas Marie K. te Dirksland. Het is niet erg hoor, als je voor 't spelen een uurtje afneemt om mij te schrijven, dan rust je meteen weer uit voor nieuwe spelletjes, 't Raadsel kan ik wel eens gebruiken. Jacomina K. te Dirksland. Ja, ik ken 't ook hoor. Ik raad je sterk aan, nichtje, nu vol te houden. Je moet vooral niet ouder zijn om te beginnen. Ik ken een meisje zoo oud als jij, die reeds de moeilijkste stukken spelen kan. Vol houden hoor I Cornelia A. G. te Ouddorp. Wat kreeg ik een gezelligen brief van jou. Makkelijk, dat je zus zoo mooi die schorten naait. Ze mag er voor mij ook wel een komen naaien. Zoolang je nog geen veertien jaar geweest ben, mag je nog gerust meedoen. De groeten van mij aan Moe. Hester K. te Ouddorp. Jij hebt net als je vriendinnetje een echten brief geschreven. Alle bei even keurig. Een aardig gezicht hé, zooveel jonge konijntjes. Doe Moe van mij ook de groeten. Abram W. te Stad aan 't Haringvliet, Wil je Moe van mij nog hartelijk feliciteeren met haar verjaardag. Ik kan me indenken, dat het een feestdag was. Dat was vroeger bij ons ook zoo. Doe allemaal de groeten. Johannes J. K. te Achthuizen. Zoo ik nu ook eens misgeraden. Doe maar flink je best met raden. Elk krijgt wel eens een beurt, hoor. Henk S. te Middelharnis. Wel, wel, er was heel wat gaande eer je een krant had. Doe Betje de groeten maar van mij. Ik denk eiken dag aan haar als ik haar keurig handwerkje gebruik bij theeschenken. Gerrit P. te Numansdorp. Wel jongen, zit je nu al in de derde klas. Je hebt dan wel je best gedaan, hoor. Leuk, dat zus nu ook mee gaat. Pieter B, te Den Bommel. Met de nieuwe pen is de brief keurig geworden. Het wordt zeker een verbazend groote schuur, dat ze er nog zoo lang aan werken moeten. Ik heb om je brief moeten lachen, jij een koopman, 't Is anders erg gelukkig, dat jij je tante zoo helpen kan. Ma T. te Sommelsdijk. Je hebt je best gedaan op de raadsels, hoor. Welkom in onzen fa miliekring. Teuntje T. te Goedereede. Al kun je de raadsels niet oplossen, daarom mag je wel een brief schrijven. Je krijgt dan natuurlijk ook van mij een brief terug. Hemeelvaartsdag heb ik thuis doorgebracht. Jij ook Marie C. W. te Middelharnis. Dat doet me genoegen, dat je den prijs zoo mooi vond. Ik denk, dat je wel heele avonden zit te hand werken, anders kon je onmogelijk zooveel af hebben. Ja, ik zou 't ook wel willen zien. Simina Z. te Rotterdam. Ik denk, dat het de vorige maal met jou naam een drukfout was, want ik had het goed geschreven. In mijn boek sta je ook goed ingeschreven, hoor. Arendje S. te Middelharnis. Nog gefeliciteerd nichtje. Het spijt me, dat je nu niet meer mee kap doen, maar je mag toch nog wel eens schrijven, hoor Het beste van mij toegewenscht. Misschien hoor ik nog wel eens wat van je. Je kon zoo gezellig brieven schrijven. Marie K. te Achthuizen. Weet jou vrien dinnetje niet hoe ze een brief moet schrijven. Wel dan moet jij het maar eens vertellen. Jij kunt het best hoor, want je stuurde mij een extra langen brief. Dank voor de raadsels. Leendert G. te Dirksland. Zoo neef, geen niews, nu dan ik ook niet. Leer om leer, een andere maal meer. Jaantje W. te Melissant. Neen, als het in Melissant koud is, hebben we hier geen mooi weer hoor. Ik vind het ook wel veel kinderen die er bijkwamen. Is 't breiwerk afgekomen. Leendert W. H. te Dirksland. Jij bent een dappere helper in het raadselopgeven. Zet die ondeugende zus, die de krant te vroeg wegdeed, maar in den hoek, hoor. Hoe is 't met de duiven Lauwrens van R. te Middelharnis. Dank je wel voor je raadsels, hoor. Je zult ze wel eens in de krant vinden. Teuntje H. te Sommelsdijk. Jij gelukkig ook overgegaan. In welke klas zit je nu Dat vergat je nog om te schrijven. Krijg ik ook een portret als het goed uitvalt. Dank voor je raadsels. Ma K. te Sommelsdijk. Ja meisje, in de zesde klasse moeten allema;al knappe kinderen zitten, daarom moet je zooveel leeren. Ik hoop al op een langen brief. Thomas K. te Sommelsdijk. Zoo valt het jou nog al mee in je nieuwe klas. Het zal nog wel moeilijk worden, pas maar op. Baaltje S. te Den Haag. Daar ben ik blij om, dat ik ook een nichtje in Den Haag heb. Nou of ik Den Haag ken. Ik heb er ook gewoond hoor. Jij mag natuurlijk meedoen. Vertel me maar veel van je mooie stad. De oplossingen zijn t I. Steenbakker. II. Wezel ezel. Vos os. III. Eerlijk duurt het langst. Nieuwe raadsels zijns I. Ingezonden door Leendert W. H. te Dirksland. Het eerste gedeelte is een riviernaam. Het tweede gedeelte is een klein woordje. Het derde gedeelte is ook een riviernaam. Het vierde gedeelte is een ander woord voor briefbezorger. Het geheel is een heel bekende naam. II. Ingezonden door Arendje S. te Middel harnis. Waar zijn de eeijste aardappelen ge groeid III. Verborgen plaatsnamen. Waarmee hebt u 't rechtsche laadje geopend Die dame ken ik niet. Je moet je sjaal nog passen, Piet. Hij gooide zijn hengel op het gras. De oplossingen kunnen met vermeelding van naam, voornaam, leeftijd en adres tot Vrijdag 3 Juni worden gezonden aan TANTE TRUUS. Bureau „Maas- en Scheldebode", SOMMELSDIJK.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 5