Ispriizen!
melen.
Idden.
ILE ill
eg 16, B'
DEN
135.-
Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
•em
xacfdè.
fuuicL
PUROL
HAGT
IN HOC SIGNO VINCES
SOER
3333
WOENSDAG 1 JUN11927
42STE JAARGANG
f75.-
f 29.50
f 49.-
f 18.50
f 32.50
f 27.50
8,40.
imaak
Mtr
Ronerdam
Winter
rEiss"
6-18. SCHIEMM
R'dam
n 9967
>3
rel
ROTTERDAM
Klunderf
on 26
EENBANK
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Adverteotlën en verdere Admlnis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
BAZAR
nhojuwerl)
Hoe men de Kiezers
voorlicht.
Ingezonden Stukken.
KEUS IN
OP DE
cent per rol
ehandelen
SCH la
Strijklnrichting
17273
leien cn vierkante
dsioelen.
de»d en onbekleed
ooais Papierman»
Ook verkrijgbaar
Witte wijbetn
ische en Portu«
lijn» en Moesel»
Gedistilleerd»
es enz.
DP AANVRAAG.
OSP.«
len aan leden tegen
emt gelden op te»
ook van niet»leden.
nen dagelijks wor»
een der leden van
22180
en 19 Mei, des
ten huize van den
5TENBRUGGE.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- bfl vooruitbetaling.
BUITENLAND b| vooruitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 - Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.- per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zg beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
No. 1005 en 1946
De verkiezingen in de groote steden.
In de groote steden van ons land brachten de
raadsverkiezingen weinig of geen verandering.
Vrijwel wisten de rechtsche partijen zich te
handhaven. Den Haag bracht het er vrijwel het
slechtste af. Toch viel het ook daar niet tegen.
In Amsterdam verloor de S.D.A.P. één zetel.
De communistische elementen, schoon onderling
verdeeld, wisten zich te handhaven.
Dat Rotterdam zijn rappaljaan verloor is een
gunstig teeken, evenals het dankbaar stemt, dat
de S.G.P. hier een zetel in den Raad kreeg, ge
wonnen op de linksche groepen. De verhouding
wordt hier thans 20 rechts en 25 links, voor
dezen was het 19 rechts en 26 links.
Mogen we in Den Haag de 2 H.G.S.ers ook
tot rechts rekenen, dan wordt de verhouding
daar nu 20 rechts en 25 links, nu was zij 21
rechts en 24 links.
Over het algemeen kan worden vastgesteld
dat het nieuwe kiesstelsel langzamerhand blijkt
doorgewerkt te zijn, de politieke strijd heeft voo
het stembuscijfer aangaat, het karakter
van een positiestrijd aangenomen.
Duidelijk komt hierbij uit dat de S.D.A.P. ter
linkerzijde het overheerschend element is waar
tegen in hoofdzaak de geestelijke worsteling der
rechtsche partijen die zich scharen onder de ba
nier van het evangelie gaan moet.
Wij zeggen gaan moet
Want er blijken er helaas nog maar altijd
velen te zijn. die het gevaar van rood niet zien,
en den vijand nog maar steeds in een anderen
hoek zoeken.
belangrijke mededeeling.
Een lezer van „De Waarheidsvriend", het or
gaan van den Geref. bond in de Ned. Herv.
Kerk doet een belangrijke mededeeling over de
gehouden jaarvergadering der S.G.P. Hij schrijft
naar aanleiding van de serie artikelen over art.
ffiarf h1 hte Waarheidsvriend, welk art. wij hebben
overgenomen het volgende
Naar aanleiding van Uwe artikelen over
Artikel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis, deel
ik U mede, dat door mij als lid van de
Staatkundig Gereformeerde Partij de jaar
vergadering van de S. G. P. is bijgewoond.
Het verslag inzake Artikel 36, voorkomend in
de A.R. Rotterdammer en in „De Banier",
zijn beide juist. Maar wat de een meedeelt
oven „het nieuwe licht" (gezegde van ds.
Kersten) verzwijgt de ander.
Zoo gaat het over en weer.
Toch is aan den verslaggever van de A.R.
Rotterdammer een belangrijk punt m.i. ont
snapt. Naar aanleiding van het artikel van
den heer v. D. uit Zeist deel ik U dat even
mee.
Ds. Kersten heeft aan de vergadering mede
deeling gedaan, dat hij aan ieder commissielid
een onderdeel ter rapporteering had gegeven.
En nu was van één lid een rapport inge
komen. Maar zoo deelde ds. Kersten mede
dat rapport was in strijd met Artikel 36
(de letterlijke mededeeling van ds. K.), waar
om hij dat lid had geadviseerd dat rapport
in te trekken.
Nu weet U dus van deze zaak nog iets
meer, dan U blijkbaar al wist. En dat vind
ik goed, dat U dat weet, omdat de zaak
waarom het gaat belangrijk genoeg is om er
volle aandacht aan te schenken en er niet
mee te scharrelen. Ik kan mij met Uw laatste
artikelen best vereenigingen. Men heeft, zoo
als uit bovenstaande blijkt, ook in den kring
der S. G. P. moeilijkheden, maar men stopt
die in den doofpot 1
Ik wil U wel eerlijk bekennen, dat ik wel
voor 80 genezen ben van de hooggeroemde
Staatkndig Gereformeerde Partij van ds. Ker
sten en ds. Zandt. Als men leden der partij
heeft, candidaten en vooraanstaande mannen,
die zegeltjes plakken (of het nu pas hebben
nagelaten) die voor hun pensioen zorgen, die
vrouwen opwekken om te gaan stemmen en
het anderen laten doen hier en overal dan
hoort men uit den mond van den partijleider
„jwe moeten niet heerschen over anderer
consciëntie
Als ds. Kersten zóó de vragen oplost en
de moeilijheden voorbijloopt en zoo met be-
ginselvragen scharrelt dan vind ik het
nog zoo verkeerd niet van de Gereformeerde
Kerken om die 21 woorden uit Artikel 36 er
maar uit weg te latenWant als ik dan lees
de woorden„het rijk van den antichrist ter
neder te werpen", dan denk ik aan die ge
meenten in onze Ned. Hervormde Kerk, waar
een predikant staat, die loochent het
Zoonschap van onzen Borg en Middelaar
en dan denk ik aan Johannes, die ons leert
„die loochent, dat Jezus is de Zone Gods, dat
is de antichrist".
En als ik dan zie de hooghartige houding
en beluister den toon van de S. G. P. Kamer
leden, dan vraag ik aan ds. Zandt, wat hebt
gij gedaan om het rijk van den antichrist ter
neder te werpen Gjj hebt de Kerk ook al
verlaten, om nu den splinter uit uws broeders
oog te halen. Ziet gij den balk, die in Uw
oog is, niet
Ds. v. Grieken schrijft hieronder Wij zijn blij
dat de oogen van onze menschen opengaan
Hetgeen ook wij van harte instemmen
V Niet juist.
De schrijver van deze belangrijke mededeeling
„De Waarheidsvriend" vervolgt zijn beschou
wing met het volgende
Ik hoop, dat over 2 jaar voor de Tweede
Kamerverkiezing ook een Hervormde A.R. lijst
mag komen, evenals thans b.v. in de ge
meenten Middelharnis en Veenendaal is ge
schied. We hebben wel Hervormde mannen
van Gereformeerde belijdenis en van A.R.
beginsel, die we op zoo'n lijst kunnen plaat
sen, en dan zult U zien, dat een groot deel
van de Hervormd-Gereformeerden, die nu
Christelijk-Historisch stemmen en bij de Ethi-
schen verzeild raken, alsook een groot deel
van de Staatkundig Gereformeerde Partij, dan
zeker Antirevolutionair zullen stemmen. Want
de menschen van de Gereform. Kerken nemen
nu een veel te groote «plaats in op de lijsten
van de A.R. om met Hervormde stemmen
gekozen te worden, en dat moet toch niet.
Met dit stukske zijn wij het niet eens.
De verdeeling van onze Gereformeerde men
schen die politiek één zijn in Ned. Herv. en Ge
ref. is irrationeel, is onlogisch.
Het voorbeeld van Veenendaal en Middelhar
nis moet niet aangeven hoe het wel moet, maar
hoe het niet moet zijn.
Ook al zou uit praktische overweging een der
gelijke scheiding misschien aanbeveling verdie
nen zij is zondig.
Onze Gereformeerde menschen moeten samen
werken en als zij het niet kunnen, moeten zij
het leeren.
Dr. Severijn heeft ten onzent voor eenigen
tijd zeer terecht opgemerkt, dat er voor het
Geref. volk geen kerkmuren mogen zijn, zij
staan op denzelfden grondslag, hebben dezelfde
belijdenis, dienen denzelfden Koning.
Daar mag geen scheiding zijn, daar moet
solidariteit zijn.
Scheiding en scheuring moeten aan beide
zijden als zonden worden gevoeld.
Zij moeten één zijn, volgens het Hoogepries-
terlijk gebed en uit dat één zijn moet de wereld
getrokken worden tot Christus.
In deze dagen vóór de herdenking van het
Pinksterfeest mag dat wel eens bijzonderlijk
doordacht worden.
Op dat gescheiden naast elkander, helaas ook
wel tegenover elkander leven, rust de vloek,
nooit de zegen.
De vondst van Glozel.
Een eenvoudige boer in Frankrijk ontdekte
in zijn land een zeer oud graf, dat volgens ver
schillende voorwerpen die er bij waren, moet
dateeren uit het z.g. neolithische tijdvak. Het
merkwaardigste hierbij was, dat er een stuk
aardewerk bij was, waarop letterteekens waren
ingegrift, die sterke overeenkomst vertoonen
met het Phoenicische alphabeth.
Het neolitisch tijdvak (schatte de wetenschap
op een 20.000 jaren voor Christus
Maar het Phoenicische alphabeth kan niet
ouder zijn dan 2000 jaar voor Christus 1
Wat merkt de „Haagsche Post" nu hierbij op?
Luisterhet blad der moderne beschaving
meent dat
„we tengevolge van deze vondst onze op
vattingen omtrent den ouderdom der neo
lithische beschaving totaal zullen moeten her
zien in dien zin, dat onze schatting als zou
deze een 20.000 jaar oud zijn, geheel onjuist
is". En niet alleen, dat men „dit neolithische
tijdperk, dat men vroeger op 20.000 voor
Christus stelde, nu terug zal moeten brengen
tot 2000 voor Christus, maar we zullen ook
ten aanzien van het ijstijdvak (waarin men
aanneemt, dat de mensch het eerst verscheen)
een andere chronologie moeten gaan toe
passen. Dit alles zal ettelijke duizenden jaren
moeten opschuiven en het zal tenslotte blijken,
dat de heele menschelijke beschavingsgeschie
denis zich in een veel korter tijdsverloop
heeft afgespeeld, dan we tot nu toe gewoon
waren als vaststaande aan te nemen".
De vondst van Glozel is dus leerzaam.
Prof. Ku per wijst er op in „De Heraut" en
zegt dat prof. Bavinck in zijn Dogmatiek reeds
schreef, dat de beschouwing over dien hoogen
ouderdom der aarde op een hypothetischen
grondslag berust en lang niet boven allen
twijfel verheven is.
Al mag er over de chronologie (tijdreken
kunde) des Bijbels geen overeenstemming be
staan, toch is j$e indruk dien de Schrift ons
geeft, zeker nu.-(k dat de mensch reeds zoovele
duizende jaren op aarde bestaan heeft als de
geleerden met zekere voorliefde beweerden.
Neen, dien ouden Bijbel is nog niet verouderdl
En Gode zij dank hij wordt het nooit
De vondst van Glozel leert, dat niet die oude
Bijbelschrijvers, die onder de beademing van
Gods Geest werkten, maar wel de ongeloovige
wetènschap zich weer eens een keer vergist
hebben
Nog een paar citaten uit de rede van Ds.
Lingbeek ter jaarvergadering va nde H. G. S.
„Wanneer wij nu echter deze dingen in hun
ware gedaante mogen zien" aldus spreekt de
redenaar, „en dus ze zien als een, op staatkun
dig gebied, onder christelijke vlag, feitelijk prijs
geven van het geopenbaarde Woord en dan
mede een prijsgeven van dien God en van dien
Christus, Die door dat Woord tot ons spreken
dan wordt daardoor nu ook onze eigen houding
bepaald, die wij tegenover hen, die deze leer
voorstaan, en tegenover hunne voorstelling heb
ben in te nemen.
„De „christelijke" partijen, speciaal de Pro-
testantsche zijn gewoon voor het publiek en in
Kamer met veel nadruk en ophef op te komen
voor hunne christelijke" eischen die wij noemen:
„gemeene-gratie-eischen". Die rustdag op grond
van het natuurlijk licht, die Dr. Kuyper heeft
uitgevonden, en die doodstraf en dan b.v. de
afschaffing der Loterij en dergelijke dingen meer
daarop leggen zij den nadruk, alsof alles er aan
hing. En diep is hun verontwaardiging, als an
dere partijen daaraan niet meedoen. „Zoo moe
ten zij zich gedragen, want anders zou zeker
het volk vragenwaarin schuilt nu eigenlijk
het onderscheid tusschen u, Christelijke politici,
en de linkerzijde, waarop gij als van God ver
iatenen neerziet
„Wat ons betreft, wij laten ons door geen
schijn van godsdienst, door geen eigenwilligen
godsdienst, die het Woord terzijde schuift mis
leiden."
We willen tegenover deze beschouwingen van
Ds. Lingbeek twee dingen opmerken.
Vooreerst ten aanzien van de doodstraf.
In de vergadering van de lie Kamer van 30
Maart j.l. zeide de heer Lingbeek (Handel. 11e
Kamer, blz. 1896)
„Ik merk daartegenover op, dat ik niet zeg,
dat de doodstraf een geestelijk belang is, maar
dat de heer Beumer, de doodstraf heeft verde
digd met den Bijbel in de hand en dus wel de
gelijk als een geestelijk belang voorgesteld
waarvoor dient anders die Bijbel er bij
„En dit geeft mij nu recht om te zeggen de
roeping der Overheid op geestelijk gebied ligt
niet in de eerste plaats in het handhaven van
de doodstraf, maar in het brengen van het Evan
gelie."
Het Woord Gods in Gen. 9 6 luidt„Wie
des menschen bloed vergiet, zijn bloed zal daor
den menpch vergooten wordenwant God heeft
den mensch naar Zijn beeld gemaakt."
Staat dit niet in Ds. Lingbeek's Bijbel Zoo
ja, wie schuift dan het Woord ter zijde?
Ten tweede over den rustdag.
In Ons Program (3e druk, bldz. 104) han
delt Dr. Kuyper over de „Sabbathsviering om
Gods wil". Nadat hij heeft aangetoond dat de
Zondagsheiliging reeds kan worden afgeleid uit
de „natuurlije godskennis", wijl toch in de schep
ping van den mensch de ordinantie van den
zevendaagsche rustdag is gedeponeerd, verwerpt
hij de instelling van een rustdag op een anderen
dag dan Zondag, wijst er op dat „men ook in
een Gereformeerd land dient te weten dat de
ceremonieele wet is afgedaan en alleen de mo-
reele, ook in het vierde gebod, bleef" en zegt
dan
„Maar op ons standpunt kan zelfs die op
merking achterwege blijven, daar wij de Zon
dagsheiliging van overheidswege slechts op deze
drie gronden baseeren 1. naturlijke godskennis
2 de historie eener Christen-natie, en 3 de in
vloed van het Woord Gods, en dus ook van de
10 geboden, op de consciëntie der overheidsper
sonen."
Ten overvloede zij nogmaals opgemerkt, dat
het dwaas is een principieel onderscheid te zoe
ken tusschen de gebondenheid der overheid als
zoodanig en de overheidspersonen in him cons
ciëntie aan de ordinantiën Gods.
De overheid als instituut, een ministerraad een
college van Gedeputeerden, van B. en W. en
een gemeenteraad hebben geen „consciëntie". De
gebondenheid aan het Woord kan dus ner
gens anders worden gelegd dan in de consciën
tie van de personen, die met het overheidsambt
zijn bekleed. Echter moet voor elk hunner en
zoo het een op deze beginselen homogeen college
is, voor hen gezamenlijk die consciëntie spre
ken, ook in de vergadering van het overheids-
college. Het „niet rechtsreeks" gebonden zijn
beteekent slechts, dat de overheid niet gebonden
is door een theoretischen regeeringsvorm gelijk
in Israel, en evenmin door het intermediair van
een of ander kerkelijk instituut.
In de derde plaats mogen we Ds. Lingbeek
vragen, op welke manier hij het praktisch uit
voerbaar acht, dat de overheid, krachtens haar
roeping, in de eerste plaats het Evangelie zou
moeten brengen. Is het voldoende, indien de
Overheid daartoe „het evangelie bevordert en
voorstaat" Dan is het ook voldoende, als het
A.R. program vraagt, dat zij „alles verwijdert
wat den vrijen loop van het Evangelie belem
mert'.'
Is het voldoende, indien de overheid „Zijn
Kerk erkent en steunt Hoe kan dat anders dan
zooals het A.R. program eischt, „Alle kerken...
te behandelen op voet van gelijkheid" Of heeft
de Overheid het orgaan om te onderscheiden
tsschen de ware en de valsche kerk? Zoo ja,
welk is dit orgaan Voldoet de Overheid aan
deze roeping, wanneer ze, zooals Ds. Lingbeek
zeide, „den Roomschen godsdienst tolereert"
Is het voldoende, indien de Overheid „Zijn
Woord herstelt op de landscholen als het eerste
van alle leerboeken" Zoo ja, hoe zal dat ge-
Doos 30* 60,Tube 80ct.Bij Apoth.en Drogisten.
beuren En hebben de vertegenwoordigers der
H.G.S. in den Gemeenteraad in den Haag b.v.)
welk college de Onderwijswet heeft uit te voeren
als eens een poging gewaagd om tot de praktijk
van dit beginsel te komen of om, indien de in
voering van den Bijbel nog niet kan, althans
Schriftgeloovige onderwijzers benoemd te krij
gen Heeft Ds. Lingbeek zelf -- hij zit nu bijna
2 jaar in de 2e Kamer al een poging gewaagd
om door een initiatief-voorstel de onderwijswet
tot dat doel gewijzigd te krijgen Of is het hem
voldoende als hij er maar eens over praat
Voor ons zou dat alles niet voldoende zijn.
Als wij aannamen dat „de roeping der Overheid
in de eerste plaats lag inhet brengen van
het Evangelie", dan zouden wij dit zóó verstaan,
dat de Regeering het Evangelie zou moeten pre-
dien of doen predien.
Maar dan vragen wij, is dat Schriftuurlijk
Als de Christus (Marcus 16 15) zegt„Gaat
heen in de geheele wereld, predikt het Evangelie
aan alle Craturen", zegt Hij dit dan totden
Staat óf tot de Kerk
Zie hier zijn we weer aan de „gemeene-gratie-
politiek Waarvan de heer Lingbeek ofshoon
hij er over redevoert, óf nog niet heel veel g-
snapt heeft, óf welbewust en opzettelijk een val
sche, lasterlijke voorstelling geeft met laag-bij-
de-grondsche politieke bedoelingen. Welk soort
politiek dit laatste zou zijn, zullen we, om par
lementair te blijven, maar liever niet kwalifi-
ceeren.
R. A. d. O.
„De Nederlander" driestarde, in bloemzoete
aandoenlijkheid, aan den vooravond van den
stemdag der groote steden
„Voor zoover wij hebben kunnen opmerken
is de toon der verkiezingsgeschriften, bij deze
Raadsverkiezing, niet over de schreef gegaan.
Behalve eenige hatelijkheden in het Roomsche
strooibiljet te 's-Gravenhage tegen den heer
Snoeck Henkemans (waaraan wij sedert 1925
gewend zijn) ontmoetten wij, noch n de Pers,
noch in de speciale propagandalectuur, uitingen,
waarover de schrijver zich zou behoeven te
schamen.
Ook de Ned. Herv. Kerk werd ditmaal vrijwel
met rust gelaten".
Maar dan hebben de Antirevolutionairen het
toch weer gedaan. De Antirevolutionairen na
tuurlijk We begrijpen, dat de redactie van
„De Nederlander" de verkiezingslectuur der
H. G. S. ongelezen terzijde heeft gelegd. Im
mers haar driestar vervolgt
„Toch hebben wij een vraag aan de Anti
revolutionaire VerkiezingspersWelken zin
heeft het, bij de namen van enkele aanbevelers
eener Anti-revolutionaire candidatuur, zoo na
drukkelijk te melden, dat deze heer en „Predikant
in de Ned. Herv. Kerk" zijn?"
Als wij op deze vraag antwoorden moeten,
dan zouden we zeggen Vermoedelijk, omdat
we het in de laatste jaren almeer gewend werden
dat in Christelijk-Historische advertenties en ver
kiezingsblaadjes met dé Ned. Herv. Kerk ge
schermd werd. Of dat in Chr. Hist, verkiezings
redevoeringen gezegd werd „wie positief Her
vormd is, behoort Christelijk-Historisch te zijn".
Of misschien wel, omdat nog verleden week
in de gem. Hilligersberg een verkiezingsblaadje
verspreid werd onder den naam „De Christelijk-
Historische Unie", waarin in een artikeltje
„Waarom Christelijk-Historisch" o.m. gezegd
werd
„De Anti-Revolutionairen splitsen het volk
naar kerkelijke belijdenis
Neen, neen, „De Nederlander" moet in dezen
niet zoo den Christelijk-Historischen „Braven
Hendrik" uithangen. De hierbedoelde driestar
gaat aldus voort
„Wij nemen aan, dat de Anti-revolutionaire
voormannen de door hen verdedigde houding
van den Staat tegenover de Kerk goed achten
voor land en volk. Maar in de groote meerder
heid der belijdende kringen in de Ned. Herv.
Kerk wordt dit oordeel niet gedeeld. Onder
de Predikanten zijn enkele uitzonderngen".
Wat wordt her anders gedaan, dan de pha
lanx der Ned. Herv. predikanten in het politieke
tournooiveld brengen En zulks juist aan den
vooravond der stemming Gelijk trouwens in
dezelfde „Nederlander",«op welker eerste pagina
deze zoete driestar verschijnt, op de vierde pa
gina, per advertentie „De Afdeeling 's-Graven
hage der Christelijk-Historische Unie" paradeert
met een aanbeveling onderteekend door 45 na
men, waarvan15 van predikanten. Vermeld,
stuk voor stuk, met den ambtelijken titel. Het
is waar, er staat niet bij „van de Ned. Herv.
Kerk". Maar dat was ook niet noodigdat
weet men in Den Haag en Scheveningen en
Loosduinen wel. Ja maar, zegt „De Nederlander
dat doen ze als „Nederlandsch burger", niet
als „Predikant in de Ned. Herv. Kerk". Alsof
het percentage van notabele Nederlanders voor
één derde uit predikanten in de Ned. Herv.
Kerk bestaatMag dit intusschen niet Wel
zeker we hebben er niet het minste bezwaar
tegen. Maar „De Nederlander" miet niet zoo
zoetelijk zijn kiezers voorlichten, alsof het alleen
„de Anti-revolutionaire Verkiezingspers" is, die
van „Predikanten in de Ned. Herv. Kerk" ge
waagt.
Zulke kiezersvoorlichting is al te „Brave-Hen-
drik-achtig".
R. A. d. O.
De Copie van Ingezonden stukken die niet ge»
plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers
Mijnheer de Redacteur I
Beleefd verzoekt ondergeteekende een plaatsje
in Uw blad voor het volgende „Ingezonden"
In uw blad van 21 Mei blad 2 vind ik een
tamelijk verward bericht over den uitslag der
verkiezing in Zuidland.
Tusschen twee haakjes wordt achter den naam
van P. Wolters gezet „de secr. van de chr.
Landarb.bond" en dan volgt „met behulp van
een groep S. D. A. Pers."
't Is niet duidelijk, of dat laatste slaat alleen
op den heer P. Wolters of wel op alle vier de
voorgaande candidaten.
Terwijl dan nog volgt „de heer A. Nobel,"
die dan alleen zonder hulp van dien groep is
gekozen.
Als ik u dan nog mededeel, dat de vier eer
sten de candidaten zijn van Nederland en Oranje
en de laatsten van een kring ontevredenen, die
zichzelven A. R. blijven noemen, hoewel ze zich
aandienen in een strooibiljet als een comité
„algemeen belang."
De heer Nobel stemt geregeld met de libe
ralen zelfs toen het ging om een vloekverbod,
wa|S zijn stem tegen.
En nu die groep S. D. A. P.ers.
Bij de laatste verkiezing bracht de S. D. A.
P. in Zuidland uit 36 stemmen.
Er zijn nu in het geheel 27 stemmen meer
uitgebracht naar verhouding zou dus hun
stemmental nu 37 zijn geweest.
Daarvan nu nog een deel r „een groep" -
u kunt wel uitrekenen, dat Ned. en O. heel wat
heeft gedaan om den steun van een zoo be
langrijke groep te verwerven.
Als men daarbij in het oog houdt dat de
liberalen, die naar verhouding op 150 stemmen
moesten komen, en 194 op hunne lijst vereenig-
den dan rijst toch de vraag of daar hun ook
niet een andere groep (van die 37) is afge
zwenkt.
Dat de uitslag uwen correspondent misschien
minder aangenaam is, mag hem, die toch A.R.
is, er niet toe brengen de A. R. fyiesvereeniging
en hare candidaten op die wijze te blameeren.
Dat msschien enkele soc.dem. kiezers, op de
A.R.lijst hebben gestemd spreek ik niet tegen.
De houding tegenover de arbeiders in het
algemeen van de andere candidaten zal hun
wellicht hiertoe hebben bewogen.
Maar uw correspondent weet zeer wel,
dat van de zijde onzer kiesvereeniging niets,
letterlijk niets, is gedaan om die kiezers daartoe
te bewegen.
Ik kan mij voorstellen, dat deze tirades aan
het waakzame oog der redactie zijn ontsnapt.
I Wie uwe hoofdartikelen las de laatste weken