Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Meisjes PUROL IN HOG SIGNO YINCES No. 3331 WOENSDAG 25 MEI 1927 42STE JAARGANG Itfiesiezeggenschap. Uit de Pers. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SQMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan, Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur, &.8S© stM3cïc©si -fooi* de Redactie Ibesteaaid, Advertentiën en verdere Admlnie tratie, fraaaco tee tee zeadea faasa ale Uitgever» Vijanden van de Kerk. Laat ons van Silo tot ons nemen de ark des Heeren en laat die in het midden van ons komen, opdat zij ons verlossen van de hand onzer vijanden. 1 Samuel 4 3. Wat zijn menschenkinderen toch kortzichtig Wat zijn, helaas het moet gezegd, zij die zich uitgeven belijders des Heeren te zijn, dtvaas Het woord des Heeren wordt gelezen, doch nau welijks is het gelezen of er wordt met het woord niet gerekend. Dan neemt de „vrome mensch" weer de plaats in, en deze bepaalt hoe de dingen zijn, of hoe ze geschieden moeten. En als ze geschied zijn, zooals onze vrome mensch het begeerde, verheugen we ons en roemen we op hetgeen ge schied is. Wie echter het woord des rtft/Heeren biddend leest, vraagt naar de ateekenis van het woord voor onzen tijd. De historie tot onze leering en ver maning geschreven. We hebben een Schriftwoord geplaatst boven dit schrij ven. Een woord uit 1 Samuel, een woord dat ons beschrijft den diepen afval van Israel, terwijl, let daarop, Is rael zich o zoo godsdienstig voordeed. Want in den strijd tegen den vijand werd de ark uit Silo gehaald. Nu zou de overwinning volgen, terwijl God laat zien en ervaren, dat Hij inzake zijn dienst niet met zich laat spotten. De ark symboliseerde de tegenwoordigheid des Heeren. Maar werd de ark wegge nomen van de plaats die God haar had gewezen, zoo mocht het „vroom" schij nen, als Israel juichte in den Naam des Heeren, 't was echter een vloeken en mitsdien diep goddeloos. Niet daar H'iyjryaar Israel wilde dat God zijn tegen- \J700rdigheid en hulp zou bewijzen, maar daar waar God wilde, had Israel 's Heeren hulp te verwachten. God heeft zich in Zijn dienst op aarde niet naar den mensch, doch de mensch heeft zich naar God te schikken. In dien weg is de zegen des Heeren te verwachten. Al het z.g. godsdienstig gejuich van Israel, toen de ark in het leger ver scheen, was een spotten met God en Zijn woord. De ark had haar beteekenis in den tabernakel en niet daar buiten. Wie haar buiten den tabernakel droeg om eigen idee te dienen, was niet „vroom", maar betoonde zich godde loos. De vijand, laat ons 1 Sam. 4 lezen, roofde de ark, ende plaats der aanbidding was voor Israel weg. Israel betoonde in die daad, ofschoon zich o zoo vrcom voorgevende, vijanden van God en Zijn dienst, vijanden van de rechten en inzettingen des Heeren. Zij waren den zonen van Eli gelijk, die gedood werden toen de vijand de ark roofde. Maar, zoo gaan we verder, wat heeft deze geschiedenis tot ons te zeggen, levende in de dagen des N. T.? En wie zich in zijn denken door het woord Gods laat leeren, zal erkennen „zeer veel". De ark als ark is niet meer. De Heere heeft zich echter een plaats verkoren, waar Hij zijn genade en ma jesteit openbaart, n.l. zijn duurgekochte gemeente, de kerk. De kerk kunnen we dus vergelijken met de ark in den tabernakel onder het O. T. De kerk moet dus de plaats innemen, die God haar aanwijst, en niet de plaats welke de mensch haar belieft te geven. Het blijkt echter, dat dit in de prak tijk niet steeds zoo gezien en begrepen wordt. Er zijn groepjes van menschen, die zonder eenig bezwaar de kerk in den politieken strijd slepen. Zij halen de ark des Heeren van haar heilige plaats en brengen haar in de politiek. Zij hebben de kerk noodig voor hun plannen. Bedenk het wel, ze zijn in het oog der menschen „zeer vroom", terwijl ze laatdunkend spreken over hen, die de dienst des Heeren waarnemen, waar God hen roept. De Eli's worden niet geteld. De zonen van Eli hebben een hoorend oor en de zonen van Eli dra gen met plezier de ark, de kerk, waar zij deze willen hebben. Ook in den strijd. Wij zien deze dingen en er is geen treuren over deze goddeloosheid. Er gaat zelfs een gejuich op. Wie zulke praktijken beoefenen, dragen nog den naam van voorvechters van de kerk te zijn, terwijl ze inderdaad de grootste vijanden van de kerk zijn, 't Is nog zoo lang niet geleden, dat een Jood pleit redenen hield voor de kerk. 't Waren dagen toen het ongeloof de witte das droeg, om het eenvoudige volk te ver schalken. De Jood, een vijand van de kerk, droeg men inderdaad een werk op, dat hij van ganscher harte begeerde. Het ongeloof juichte als de strik ge spannen, de eenvoudigen had gevangen Hetzelfde herhaalt zich. De vijanden van de kerk rukken de kerk van de plaats, die God Zijne kerk heeft aan gewezen. Ze mengen haar in de politie ken strijd. Zonen van Eli, terwijl Eli hen niet eens zuur aanzietWat is het eind Dat het besliste ongeloof lacht, wetende wat Eli's zonen doen, koren op hun molen is. De kerk van de plaats genomen, die God haar heeft gegeven, wordt verscheur d en het on geloof zegeviert. Zeker, Eli's zonen ge ven zich uit „vroom" te zijn enhet volk loopt Eli's zonen na. Juic'ftt, klapt in de handen Doch het fundament wordt weggegraven. Zoo blijkt het steeds dui delijker, dat er een diepen afval is en dat de kerk beschouwd worclt als „den mensch te dienen naar diens wille". God echter wordt vergeten. Zijn woord veracht. De „vrome mensch", doch de vijanden van de kerk, ondermijnen de kerk steeds meer, totdat zij ineenstort en de Filistijnen juichen. Wie ooren heeft om te hooren, hoore, VI. Wij wezen er op, dat de mede-zeggenschap in het bedrijf, in dien zin opgevat, dat de mede zeggenschap zich uitstrekte ook tot de cornmer- cieele zaken van het bedrijfsleven,, in het buiten land hier en daar reeds in praktijk geweest is. Geweest is, want de regeeringen zagen zich genoodzaakt wettelijk ingestelde ondernemings- en fabrieksraden weer in te trekken. Ook in ons eigen land bleek echter dat deze mede-zeggenschap in de praktijk voor groote moeilijkheden komt te staian. In Socialistische kringen is deze mede-zeggenschap aangeprezen als een begeerlijk goed. In ons vorig artikel wezen wij er reeds op, dut men langs dien weg wil komen tot de zoo hooggeloofde socialisatie. Men zou dus veronderstellen, dat de volgelingen dezer idee geen moeite zouden hebben met de toepassing der mede-zeggenschap. Wat is echter het geval Sommige socialistische coöperatiën hebben voor hun personeel loonsverlaging ingevoerd. Het volgende stond hierover in „Het Volk" „Naar men ons vanbestuurszijde meedeelt, zag men geen kans, de huidige loonen te hand haven, die ver boven die in het particulier bedrijf uitkomen. Vooral, nu kort geleden de broodprijs tot 16 cent per 8 ons is terugge bracht, wat aan het particulier bedrijf mogelijk was, mede door zijn slechte arbeidsvoorwaar den, werkten de coöperaties met verlies. De besturen meenden, dat in deze omstandigheden een verlaging der loonen niet kon uitblijven. Dat de personeelsvergadering met de groote ver ontwaardiging kennis nam van de gevoerde on der handelingen, begreep me.n niet, waarin de gehoudei^ conferentie aan de organisatie volledi ge inzage is aangeboden van alle bescheiden der administratie, zelfs is door een der coöperaties onlangs medezeggenschap in het bedrijf aange boden, wat door de gezellen op advies der organisatie niet is aanvaard". Niet ten onrechte schreef de „Midd. Crt." hierbij „Merwaardige woorden, waarvan we de juistheid niet zullen ontkennen, maar die eigen aardig klinken naast de bittere verontwaardi ging, waarmee van diezelfde zijde wordt ge-' schreven, zoodra een booze kapitalistische on derneming den euvelen moed heeft om de nood zakelijkheid van een loonsverlaging te decre- teeren, daar hij anders verlies lijdt wegens de lage prijzen. Door een der bei de coöperaties is niet slechts inzage der boe'ken aangeboden, maar zelfs „medezeggenschap", dat kostbare goed, dat door de S. D. A. P. wordt gepropa geerd als een dier dingen, waarnaar de arbei dersklasse moet streven, om haar heil te ver zekeren. En zie, dat personeel weigerde, en dat nog wel op advies der organisatie. O, wat een zwakheid blijkt uit die simpele mededeeling Er staat niet bij, waarom die medezeggenschap geweigerd werd. Zou soms door die organisatie en door het personeel overwogen kunnen zijn, dat medezeggenschap vanzelf medebrengttoe stemming in loonsverlaging, wanneer de boeken verlies aanwijzen v Mede-zeggenschap klinkt heel mooi, wanneer de zaken goed gaan. Maar als er slechte prijzen gemaakt worden, leidt ze tot een mede-verant woordelijkheid, die niet in overeenstemming is met het streven naar lotsverbetering, dat het eenige doel van de vakvereeniging is geworden". Het blijkt dus wel duidelijk, dat het met de mede-zeggenschap in bovenbedoelden zin in de praktijk nog niet zoo mooi zal gaan. Behalve de onbekwaamheid ontbreekt voor verreweg het grootste gedeelte ook de mentaliteit onder de massa voor deze mede-zeggenschap. Heel wat sympathieker is ons het standpunt dat door een commissie, benoemd door het hoofdbestuur van den Vrijz. Dem. Bond, wordt ingenomen, blijkens haar rapport uitgebracht over het vraagstuk der mede-zeggenschap in het bedrijfsleven. Deze commissie zegt in haar rapport, dat het zwaartepunt der mede-zeggenschap van de ar beiders in de bedrijven moet liggen in het mede- beslissen over de arbeidsvoorwaarden, die op hen van toepassing zijn en over de loonen, die zij zullen verdienen. Deze commissie zegt in haar rapport Om deze te kunnen regelen tot wederzijdsche tevredenheid zal moeten worden gestreefd naar collectieve arbeidsovereenkomsten, af te sluiten tusschen de organisatie^ van bedrijfsgenooten (werkgevers en werknemers), of bij ontstentenis van een organisatie der werkgevers tusschen de werkgevers individueel en de arbeidersorga nisaties, welke collectieve contracten o.m. be palingen bevatten inzake den arbeidsduur bij gewone arbeid, bij arbeid op Zon- en feest dagen, arbeids- en schafttijd en loonregeling (betaling van loon bij verzuim, verlof, ziekte en andere omstandigheden) opzeggingstermijn, ontslag, commissie voor geschillen ,enz. De commissievoegt hier aan toe „Het zal voor een vruchtbaar overleg over de afsluiting van dergelijke contracten van het grootste belang zijn, en het is van de mede-be slissingsmacht over de arbeidsvoorwaarden de onafwijsbare consequentie, dat aan de vertegen woordigers der arbeiders inzicht wordt gegeven in den gang van zaken van het bedrijf". De mede-zeggenschap welke hier bedoeld wordt verschilt dus principieel met die welke we hierboven omschreven. Inderdaad komt het ons voor, dat mede-zeg genschap zich zal hebben te bepalen tot de vaststelling der arbeidsvoorwaarden. In verband hiermede merken wij ook op, dat deze commissie ook de toepassing aanbeveelt van een stelsel van winstdeeling. Dit laatste moeten wij niet te ver van ons afwerpen. Men herinnert zich de eenige jaren geleden gestorven Duitsche groot-industrieel Stinnes nog wel. Van hem kan terecht gezegd worden, dat hij het bedrijf in eigen handen hield en de belangen van zijn bedrijf roed behartigde. Maar juist daarom begreep hij, dat men de arbeiders maar niet moest beschouwen en behandelen als machines, doch als menschen. Deze Stinnes nu, trachtte in het laatst zijns levens te bewerken, dat zijn arbeiders aandeelen hadden in de zaak, waarvoor zij werkten. Ware deze man niet in de kracht van zijn leven door den dood weggenomen, dan zouden er in verband met de arbeiders in zijn bedrijven werkzaam, waarschijnlijk zeer belangrijke be sluiten genomen zijn. En in die richting zal in de toekomst het waagptuk der mede-zeggenschap opgelost moe ten worden. L~)e arbeider krijgt geen stem in het kappittel over' de commercieele leiding en in de algemeene zaken' van het bedrijfsleven. Daar blijft hij buiten. Maar waar het gaat over zijn eigen arbeidersvoorwaarden, daar zal hij met den patroon samen spreken en overleggen, t zij dan individueel of door middel der organisatie. En als ze 't samen eens geworden zijn, dan zet men de overeenkomst op papier om misverstand te voorkomen. En daarbij zijn de patroons open hartig en verleene inzage in de boeken als het noodig is. Vrijwillig moeten de rabeiders, 't zij door middel van vertegenwoordigers van een groep arbeiders of door de organisatie gekozen, in de directie-kamer ontvangen worden. Veel ellende kan daardoor voorkomen wor den. We herinneren in dit verband aan het Twent- sche geschil. Wanneer de arbeiders daar bijtijds een vaste overtuiging gekregen hadden, dat het geen zij wenschten, tot een onmogelijke concur rentie zou leiden en op den duur de fabriek zou doen vallen, zou hun houding anders ge weest zijn. Dat zij alleen op het woord der patroons niet afgingen, spreekt vanzelf. In kwes tie van „zaken" hecht men zoo maar geen goed geloof aan woorden. Ook de arbeiders niet. Daarom hebben zij moreel recht een zekere mede wetenschap te hebben in den gang van het bedrijf, waarin zij werkzaam zijn. Dat is hun recht als mensch. En waar men als patroon tot dit inzicht kwam, daar zal ook toegegeven worden, dat met dit stelsel ook het bedrijf zelf gediend zal zijn. Wanneer door onderling overleg en gemeen schappelijke bespreking der belangen een sfeer van solidariteeit geschapen wordt, daar wijkt op den duur de mentaliteite van wrok en haat en nijd, daar zal den socialen strijd van hard tegen hard geen reden van bestaan meer heb ben. Het besef onder de arbeiders verlevendigt, dat het belang van het bedrijf ook indirect hun belang is. Het woord „mede-zeggenschap" is een mode woord geworden en toegegeven moet worden, dat velen er op de eerste klank afgaande, antipa- tiek tegenover staan. Wanneer men echter, zoo- alsvyij in deze artikelen deden,onderscheid maakt tusschen mede-zeggenschap als tusschen schakel tot de socialisatie, de mede-zeggenschap in het geheele bedrijfsleven en de mede-zeggenschap als middel om den socialen vrede te benaderen, de mede-zeggenschap inzake de arbeidsvoor waarden enz., dan wordt het mogelijk, dat de verhouding milder wordt en zullen wij, indien ons menschelijk hart en ons rechtsgevoel spre ken, moeten toegeven, dat dit de weg is, die in het bedrijfsleven ingeslagen moet worden, in 't belang van patroon en arbeider beide. Enkele practische vragen hiermede verband houdend, willen we nog in een volgend artikel bespreken. DE S. G. P. EN ARTIKEL 36 NED. GELOOFSBELIJDENIS. Wij lezen onder bovenstaand opschrift in „De Waarheidsvriend" (orgaan van den Gere formeerden Bond tot verbreiding en verdediging van de Waarheid in de Ned. Herv. (Geref.) Kerk) „Ook de Staatkundig Gereformeerde Partij van Ds. Kersten zit natuurlijk met deze dingen. Niet met het begin en het slot van Artikel 36. Daar zitten zij niet mee en daar zitten wij ook niet mee. Maar met dat middelste gedeelte, waar het gaat over de verhouding van de Overheid tot 's Heeren Kerk, over de taak van de Overheid inzake kerkelijke en geestelijke aangelegen heden enz., daarmee zitten wij en daarmee zit ook de Staaetkundig Gereformeerde Partij van Ds. Kersten. Er was dan een Commissie benoemd om dat Artikel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis eens te bestudeeren en dan straks rapport aan de Partij uit te brengen. Maar wat is nu geschied. De Commissie is een enander maal in ge breke gebleven een rapport aan de Partij uit te brengen ook op de laatste jaarvergadering moest dat worden medegedeeld. Men zat dus met de zaak in moeite. Men had blijkbaar geen kans gezien de netelige en moeilijke kwestie behoorlijk op te lossen. Wat volstrekt geen schande is als men het ook maar eerlijk zegt en bekent. En als men dan ook verder een beetje matig en voorzichtig is in critiek op anderen Maar er was geen rapport, omdat blijkbaar de taak wat zwaar en moeilijk was geweest. Evenwel is dat niet eerlijk bekend op de jaar vergadering. En men heeft n heel de zaak van Artikel 36 in den doofpot gedaan, met de ver klaring, van Ds. Kersten, dat er eigeniijk, noch bij hem, noch bij de partij, moeilijkheden om trent Artikel 36 zijn. Dat is een leügen I En het is niet eerlijk, dat men z'n zwakheid zóó wil maskeeren en verbergen. Waarom niet ro aal gezgder liggen hier zooveel vragen en zooveel moeielijke kwesties, dat wij geen kans gezien hebben met een fat soenlijk afdoend rapport voor den dag te komen liever dan nu zoetelijk vroom te zeggenwe hebben geen Commissie en geen rapport noodig, want er bestaan voor ons geen moeilijkheden en wij zijn het altijd met Artikel 36 hartroerend eens geweest. Dat is laf. Ook onwaar. Wanneer Ds. Kersten zegt„wij hebben nooit een studie-commissie benoemd, omdat we aan Artikel 36 twijfelden. Steeds is het aloude ar- tivel geheel, zonder eenig bezwaar omhelsd en ten grondslag van het program der S. G. P. gelegd" dan verbloemt hij de zaak, om onder een schoonen schijn te verbergen de vele vragen en de vele moeilijkheden, die bij Ds. Kersten en zijn kerkmenschen en zijn partijgenooten wel degelijk bestaan. Heel dat benoemen van een studie-commissie zou dan ook zoo een paskwil worden De Staatkundig Gereformeerde Partij van Ds. Kersten en Ds. Zandt is er dan ook niet af met deze kwestie. Zij moeten eens duidelijk, onomwonden zeg gen, wat zij theoretisch en praktisch van oordeel zijn aangaande het ambt van de Overheid wat betreft 1. de hand houden aan den Heiligen Kerke- dienst 2. het weren en uitroeien (dat zijn twee) van alle afgoderij en valschen godsdienst 3. het te gronde werpen van het rijk van den antichrist 4. het doen vorderen van het Koninkrijk van Jezus Christus 5. het overal prediken van het Woord des Evangelies. Met of zonder studie-commissie moet hierop een antwoord komen. Want we zitten met deze dingen. En daarom hopen we ook, dat het zal worden erkend, dat er moeilijkheden zijn en dat men moeite zal doen deze moeilijke kwesties mee te helpen oplossen". t »Friesch Dagb!ad« schrijft GROEN's STERFDAG. 19 Mei herdachten wij den sterfdag van den grooten Stichter der Antirevolutio naire Partij Mr. Guillame Groen van Prins terer, de man, aan wien niets Fransch was dan zijn naam en dat nog alleen tengevolge van de omstandigheden, dat hij in de Fransche Kerk werd gedoopt. Deze groote Leider en Stichter onzer Partij die een wereldvermaardheid had vanwege zijn groote geleerdheid, die volgens Dr. M. Cohen Stuart slechts met Thorbecke kon wor» den vergeleken heeft gedurende zijn gansche leven de smaadheid van Christus ge» dragen als weinigen. Hij, die een der be» schaafdste en geleerdste mannen van zijn land en zijn tijd mocht worden genoemd, maar die het zich een grooter eere rekende Evangeliebelijder dan Staatsman te wezen, moest het meermalen hooren, dat hij van» wege het «denkend deel der natie« geacht werd te zijneen gevaarlijk sujet, een scha» delijk bestanddeel, een bedrieger der boeren, een bederver der jeugd, een Protestantsch Jezuït. Zooals Groen geleefd heeft, is hij ook ge» sforven De tachtigjarige Elout van Soester» woude heeft ons eenige mededeelingen gedaan omtreDt zijn laatste levensdagen. Hoopte Groen nog tot den 3den Mei op herstel, hij vond het ook goed, als God hem wegnam. Vanaf dien dag week alle donkerheid van zijn ziel en klemde hij zich met heel zijn hart vast aan de groote heerlijke waarheid der Uitverkiezing ten eeuwigen leven, die ook zijn deel was, en waarvan hij zich vanaf dien dag helder bewust werd. Niet, dat van toen af alle strijd geheel uit» getreden was Soms openbaarde zich weer iets van den vorigen onrust. Als bij een dier ge» legenheden Mevrouw Groen v„n Prinsterer haren Echtgenoot herinnerde aan het licht, dat hij had mogen zien, zoo was evenwel zijn antwoord daarop«spreek daarover niet te veel, alsof ik op iets anders zag, in iets anders rust vond, dan in den Heere Chris» tus alleen, Zijne gerechtigheid alleen«. Op den persoon des Heeren wees de zieke insgelijks als hij sprak van een vreeselijken Er is geen deugdelijker middel voor het verkrijgen en behouien van een fraaie Huid van Handen en Gelaat, dan 30 60.90 ct. strijd «met den vijand, die mij alweer op een verkeerden weg wilde brecge. Allerlei buiten» gewone dingen stelt hij mij dan voormet de Emausgangers, met persoonlijke voorrech» ten neen, op geheel gewone wijs, als een arm zondaar, een boeteling, wil ik ster» ven«. «Alles in den Heere zelf. Hem heb ik«. En zoo ook den laatsten dag, waarop de kranke sprak, den 15den Mei«Nu kan ik rustig heengaan Heer 1 waar dan heen Tot U alleen. Weg met het aardsche goed 1 Alleen met U, alleen met U. 'k Wil op Uw bloed ontslapen«. Den 19den daaraanvolgenden is Mr. Groen van Prinsterer zacht en kalm in den Heere gerust Blijve zijn nagedachtenis ook onder het opgroeiende geslacht in hooge eere. En eeren wij die nagedachtenis bovenal, door den strijd te strijden, dien hij heeft gestreden en trouw te volgen het Antirevolutionaire vaandel, dat onze «Groote in Israëi« ontplooide en met stervende hand aan Dr. Kuyper en zijn vol» geiingen overreikte. GEDICHTEN TER EERE VAN PRINSES JULIANA Een medewerker van »Het Volk« bekroond. In de «Tribune* lezen we het volgende: Wij kunnen de Volk redactie feliciteeren zij telt onder haar medewerkers een hofpoëet, te weten den heer G. J. Peters, hoofd der openbare lagere school te Kerk«Avezaath, bij de trouwe «Volk«»lezers beter bekend als Ba» tavus, de schrijvers van feuilletons in Betuwsch dialect Een groot heil is dezen «Volk«» medewerker wedervaren hem werd de zil» veren medaille uitgereikt ter belooning van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1