Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Meisjes
PUROL
IN HOG SIGNO YINCES
No. 3331
WOENSDAG 25 MEI 1927
42STE JAARGANG
Itfiesiezeggenschap.
Uit de Pers.
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SQMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan,
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur,
&.8S© stM3cïc©si -fooi* de Redactie Ibesteaaid, Advertentiën en verdere Admlnie tratie, fraaaco tee tee zeadea faasa ale Uitgever»
Vijanden van de Kerk.
Laat ons van Silo tot ons nemen de
ark des Heeren en laat die in het midden
van ons komen, opdat zij ons verlossen
van de hand onzer vijanden.
1 Samuel 4 3.
Wat zijn menschenkinderen toch
kortzichtig Wat zijn, helaas het moet
gezegd, zij die zich uitgeven belijders
des Heeren te zijn, dtvaas Het woord
des Heeren wordt gelezen, doch nau
welijks is het gelezen of er wordt met
het woord niet gerekend. Dan neemt de
„vrome mensch" weer de plaats in, en
deze bepaalt hoe de dingen zijn, of hoe
ze geschieden moeten.
En als ze geschied zijn, zooals onze
vrome mensch het begeerde, verheugen
we ons en roemen we op hetgeen ge
schied is. Wie echter het woord des
rtft/Heeren biddend leest, vraagt naar de
ateekenis van het woord voor onzen
tijd. De historie tot onze leering en ver
maning geschreven. We hebben een
Schriftwoord geplaatst boven dit schrij
ven. Een woord uit 1 Samuel, een
woord dat ons beschrijft den diepen
afval van Israel, terwijl, let daarop, Is
rael zich o zoo godsdienstig voordeed.
Want in den strijd tegen den vijand
werd de ark uit Silo gehaald. Nu zou
de overwinning volgen, terwijl God laat
zien en ervaren, dat Hij inzake zijn
dienst niet met zich laat spotten. De
ark symboliseerde de tegenwoordigheid
des Heeren. Maar werd de ark wegge
nomen van de plaats die God haar had
gewezen, zoo mocht het „vroom" schij
nen, als Israel juichte in den Naam des
Heeren, 't was echter een vloeken en
mitsdien diep goddeloos. Niet daar
H'iyjryaar Israel wilde dat God zijn tegen-
\J700rdigheid en hulp zou bewijzen,
maar daar waar God wilde, had Israel
's Heeren hulp te verwachten. God
heeft zich in Zijn dienst op aarde niet
naar den mensch, doch de mensch heeft
zich naar God te schikken. In dien weg
is de zegen des Heeren te verwachten.
Al het z.g. godsdienstig gejuich van
Israel, toen de ark in het leger ver
scheen, was een spotten met God en
Zijn woord. De ark had haar beteekenis
in den tabernakel en niet daar buiten.
Wie haar buiten den tabernakel droeg
om eigen idee te dienen, was niet
„vroom", maar betoonde zich godde
loos. De vijand, laat ons 1 Sam. 4 lezen,
roofde de ark, ende plaats der
aanbidding was voor Israel weg. Israel
betoonde in die daad, ofschoon zich
o zoo vrcom voorgevende, vijanden
van God en Zijn dienst, vijanden van
de rechten en inzettingen des Heeren.
Zij waren den zonen van Eli gelijk,
die gedood werden toen de vijand de
ark roofde. Maar, zoo gaan we verder,
wat heeft deze geschiedenis tot ons te
zeggen, levende in de dagen des N. T.?
En wie zich in zijn denken door het
woord Gods laat leeren, zal erkennen
„zeer veel". De ark als ark is niet meer.
De Heere heeft zich echter een plaats
verkoren, waar Hij zijn genade en ma
jesteit openbaart, n.l. zijn duurgekochte
gemeente, de kerk. De kerk kunnen
we dus vergelijken met de ark in den
tabernakel onder het O. T. De kerk
moet dus de plaats innemen, die God
haar aanwijst, en niet de plaats welke
de mensch haar belieft te geven.
Het blijkt echter, dat dit in de prak
tijk niet steeds zoo gezien en begrepen
wordt.
Er zijn groepjes van menschen, die
zonder eenig bezwaar de kerk in den
politieken strijd slepen. Zij halen de
ark des Heeren van haar heilige plaats
en brengen haar in de politiek.
Zij hebben de kerk noodig voor hun
plannen.
Bedenk het wel, ze zijn in het oog
der menschen „zeer vroom", terwijl ze
laatdunkend spreken over hen, die de
dienst des Heeren waarnemen, waar
God hen roept. De Eli's worden niet
geteld. De zonen van Eli hebben een
hoorend oor en de zonen van Eli dra
gen met plezier de ark, de kerk, waar
zij deze willen hebben. Ook in den
strijd. Wij zien deze dingen en er is
geen treuren over deze goddeloosheid.
Er gaat zelfs een gejuich op. Wie zulke
praktijken beoefenen, dragen nog den
naam van voorvechters van de kerk te
zijn, terwijl ze inderdaad de grootste
vijanden van de kerk zijn, 't Is nog zoo
lang niet geleden, dat een Jood pleit
redenen hield voor de kerk. 't Waren
dagen toen het ongeloof de witte das
droeg, om het eenvoudige volk te ver
schalken. De Jood, een vijand van de
kerk, droeg men inderdaad een werk
op, dat hij van ganscher harte begeerde.
Het ongeloof juichte als de strik ge
spannen, de eenvoudigen had gevangen
Hetzelfde herhaalt zich. De vijanden
van de kerk rukken de kerk van de
plaats, die God Zijne kerk heeft aan
gewezen. Ze mengen haar in de politie
ken strijd. Zonen van Eli, terwijl Eli
hen niet eens zuur aanzietWat is
het eind Dat het besliste ongeloof
lacht, wetende wat Eli's zonen doen,
koren op hun molen is. De kerk van de
plaats genomen, die God haar heeft
gegeven, wordt verscheur d en het on
geloof zegeviert. Zeker, Eli's zonen ge
ven zich uit „vroom" te zijn enhet volk
loopt Eli's zonen na. Juic'ftt, klapt in
de handen Doch het fundament wordt
weggegraven. Zoo blijkt het steeds dui
delijker, dat er een diepen afval is en
dat de kerk beschouwd worclt als „den
mensch te dienen naar diens wille".
God echter wordt vergeten. Zijn woord
veracht. De „vrome mensch", doch de
vijanden van de kerk, ondermijnen de
kerk steeds meer, totdat zij ineenstort
en de Filistijnen juichen.
Wie ooren heeft om te hooren, hoore,
VI.
Wij wezen er op, dat de mede-zeggenschap
in het bedrijf, in dien zin opgevat, dat de mede
zeggenschap zich uitstrekte ook tot de cornmer-
cieele zaken van het bedrijfsleven,, in het buiten
land hier en daar reeds in praktijk geweest is.
Geweest is, want de regeeringen zagen zich
genoodzaakt wettelijk ingestelde ondernemings-
en fabrieksraden weer in te trekken.
Ook in ons eigen land bleek echter dat deze
mede-zeggenschap in de praktijk voor groote
moeilijkheden komt te staian. In Socialistische
kringen is deze mede-zeggenschap aangeprezen
als een begeerlijk goed. In ons vorig artikel
wezen wij er reeds op, dut men langs dien weg
wil komen tot de zoo hooggeloofde socialisatie.
Men zou dus veronderstellen, dat de volgelingen
dezer idee geen moeite zouden hebben met de
toepassing der mede-zeggenschap. Wat is echter
het geval
Sommige socialistische coöperatiën hebben
voor hun personeel loonsverlaging ingevoerd.
Het volgende stond hierover in „Het Volk"
„Naar men ons vanbestuurszijde meedeelt,
zag men geen kans, de huidige loonen te hand
haven, die ver boven die in het particulier
bedrijf uitkomen. Vooral, nu kort geleden de
broodprijs tot 16 cent per 8 ons is terugge
bracht, wat aan het particulier bedrijf mogelijk
was, mede door zijn slechte arbeidsvoorwaar
den, werkten de coöperaties met verlies. De
besturen meenden, dat in deze omstandigheden
een verlaging der loonen niet kon uitblijven. Dat
de personeelsvergadering met de groote ver
ontwaardiging kennis nam van de gevoerde on
der handelingen, begreep me.n niet, waarin de
gehoudei^ conferentie aan de organisatie volledi
ge inzage is aangeboden van alle bescheiden der
administratie, zelfs is door een der coöperaties
onlangs medezeggenschap in het bedrijf aange
boden, wat door de gezellen op advies der
organisatie niet is aanvaard".
Niet ten onrechte schreef de „Midd. Crt."
hierbij
„Merwaardige woorden, waarvan we de
juistheid niet zullen ontkennen, maar die eigen
aardig klinken naast de bittere verontwaardi
ging, waarmee van diezelfde zijde wordt ge-'
schreven, zoodra een booze kapitalistische on
derneming den euvelen moed heeft om de nood
zakelijkheid van een loonsverlaging te decre-
teeren, daar hij anders verlies lijdt wegens de
lage prijzen. Door een der bei de coöperaties is
niet slechts inzage der boe'ken aangeboden,
maar zelfs „medezeggenschap", dat kostbare
goed, dat door de S. D. A. P. wordt gepropa
geerd als een dier dingen, waarnaar de arbei
dersklasse moet streven, om haar heil te ver
zekeren.
En zie, dat personeel weigerde, en dat nog
wel op advies der organisatie.
O, wat een zwakheid blijkt uit die simpele
mededeeling
Er staat niet bij, waarom die medezeggenschap
geweigerd werd. Zou soms door die organisatie
en door het personeel overwogen kunnen zijn,
dat medezeggenschap vanzelf medebrengttoe
stemming in loonsverlaging, wanneer de boeken
verlies aanwijzen v
Mede-zeggenschap klinkt heel mooi, wanneer
de zaken goed gaan. Maar als er slechte prijzen
gemaakt worden, leidt ze tot een mede-verant
woordelijkheid, die niet in overeenstemming is
met het streven naar lotsverbetering, dat het
eenige doel van de vakvereeniging is geworden".
Het blijkt dus wel duidelijk, dat het met de
mede-zeggenschap in bovenbedoelden zin in de
praktijk nog niet zoo mooi zal gaan. Behalve
de onbekwaamheid ontbreekt voor verreweg het
grootste gedeelte ook de mentaliteit onder de
massa voor deze mede-zeggenschap.
Heel wat sympathieker is ons het standpunt
dat door een commissie, benoemd door het
hoofdbestuur van den Vrijz. Dem. Bond, wordt
ingenomen, blijkens haar rapport uitgebracht
over het vraagstuk der mede-zeggenschap in het
bedrijfsleven.
Deze commissie zegt in haar rapport, dat het
zwaartepunt der mede-zeggenschap van de ar
beiders in de bedrijven moet liggen in het mede-
beslissen over de arbeidsvoorwaarden, die op
hen van toepassing zijn en over de loonen, die
zij zullen verdienen. Deze commissie zegt in
haar rapport
Om deze te kunnen regelen tot wederzijdsche
tevredenheid zal moeten worden gestreefd naar
collectieve arbeidsovereenkomsten, af te sluiten
tusschen de organisatie^ van bedrijfsgenooten
(werkgevers en werknemers), of bij ontstentenis
van een organisatie der werkgevers tusschen
de werkgevers individueel en de arbeidersorga
nisaties, welke collectieve contracten o.m. be
palingen bevatten inzake den arbeidsduur bij
gewone arbeid, bij arbeid op Zon- en feest
dagen, arbeids- en schafttijd en loonregeling
(betaling van loon bij verzuim, verlof, ziekte
en andere omstandigheden) opzeggingstermijn,
ontslag, commissie voor geschillen ,enz.
De commissievoegt hier aan toe
„Het zal voor een vruchtbaar overleg over de
afsluiting van dergelijke contracten van het
grootste belang zijn, en het is van de mede-be
slissingsmacht over de arbeidsvoorwaarden de
onafwijsbare consequentie, dat aan de vertegen
woordigers der arbeiders inzicht wordt gegeven
in den gang van zaken van het bedrijf".
De mede-zeggenschap welke hier bedoeld
wordt verschilt dus principieel met die welke
we hierboven omschreven.
Inderdaad komt het ons voor, dat mede-zeg
genschap zich zal hebben te bepalen tot de
vaststelling der arbeidsvoorwaarden.
In verband hiermede merken wij ook op, dat
deze commissie ook de toepassing aanbeveelt
van een stelsel van winstdeeling.
Dit laatste moeten wij niet te ver van ons
afwerpen.
Men herinnert zich de eenige jaren geleden
gestorven Duitsche groot-industrieel Stinnes nog
wel. Van hem kan terecht gezegd worden, dat
hij het bedrijf in eigen handen hield en de
belangen van zijn bedrijf roed behartigde. Maar
juist daarom begreep hij, dat men de arbeiders
maar niet moest beschouwen en behandelen
als machines, doch als menschen.
Deze Stinnes nu, trachtte in het laatst zijns
levens te bewerken, dat zijn arbeiders aandeelen
hadden in de zaak, waarvoor zij werkten.
Ware deze man niet in de kracht van zijn
leven door den dood weggenomen, dan zouden
er in verband met de arbeiders in zijn bedrijven
werkzaam, waarschijnlijk zeer belangrijke be
sluiten genomen zijn.
En in die richting zal in de toekomst het
waagptuk der mede-zeggenschap opgelost moe
ten worden.
L~)e arbeider krijgt geen stem in het kappittel
over' de commercieele leiding en in de algemeene
zaken' van het bedrijfsleven. Daar blijft hij
buiten. Maar waar het gaat over zijn eigen
arbeidersvoorwaarden, daar zal hij met den
patroon samen spreken en overleggen, t zij dan
individueel of door middel der organisatie. En
als ze 't samen eens geworden zijn, dan zet men
de overeenkomst op papier om misverstand te
voorkomen. En daarbij zijn de patroons open
hartig en verleene inzage in de boeken als het
noodig is. Vrijwillig moeten de rabeiders, 't zij
door middel van vertegenwoordigers van een
groep arbeiders of door de organisatie gekozen,
in de directie-kamer ontvangen worden.
Veel ellende kan daardoor voorkomen wor
den.
We herinneren in dit verband aan het Twent-
sche geschil. Wanneer de arbeiders daar bijtijds
een vaste overtuiging gekregen hadden, dat het
geen zij wenschten, tot een onmogelijke concur
rentie zou leiden en op den duur de fabriek
zou doen vallen, zou hun houding anders ge
weest zijn. Dat zij alleen op het woord der
patroons niet afgingen, spreekt vanzelf. In kwes
tie van „zaken" hecht men zoo maar geen goed
geloof aan woorden. Ook de arbeiders niet.
Daarom hebben zij moreel recht een zekere mede
wetenschap te hebben in den gang van het
bedrijf, waarin zij werkzaam zijn. Dat is hun
recht als mensch.
En waar men als patroon tot dit inzicht
kwam, daar zal ook toegegeven worden, dat met
dit stelsel ook het bedrijf zelf gediend zal zijn.
Wanneer door onderling overleg en gemeen
schappelijke bespreking der belangen een sfeer
van solidariteeit geschapen wordt, daar wijkt
op den duur de mentaliteite van wrok en haat
en nijd, daar zal den socialen strijd van hard
tegen hard geen reden van bestaan meer heb
ben. Het besef onder de arbeiders verlevendigt,
dat het belang van het bedrijf ook indirect hun
belang is.
Het woord „mede-zeggenschap" is een mode
woord geworden en toegegeven moet worden,
dat velen er op de eerste klank afgaande, antipa-
tiek tegenover staan. Wanneer men echter, zoo-
alsvyij in deze artikelen deden,onderscheid maakt
tusschen mede-zeggenschap als tusschen schakel
tot de socialisatie, de mede-zeggenschap in het
geheele bedrijfsleven en de mede-zeggenschap
als middel om den socialen vrede te benaderen,
de mede-zeggenschap inzake de arbeidsvoor
waarden enz., dan wordt het mogelijk, dat de
verhouding milder wordt en zullen wij, indien
ons menschelijk hart en ons rechtsgevoel spre
ken, moeten toegeven, dat dit de weg is, die
in het bedrijfsleven ingeslagen moet worden, in
't belang van patroon en arbeider beide.
Enkele practische vragen hiermede verband
houdend, willen we nog in een volgend artikel
bespreken.
DE S. G. P. EN ARTIKEL 36 NED.
GELOOFSBELIJDENIS.
Wij lezen onder bovenstaand opschrift in
„De Waarheidsvriend" (orgaan van den Gere
formeerden Bond tot verbreiding en verdediging
van de Waarheid in de Ned. Herv. (Geref.)
Kerk)
„Ook de Staatkundig Gereformeerde Partij
van Ds. Kersten zit natuurlijk met deze dingen.
Niet met het begin en het slot van Artikel 36.
Daar zitten zij niet mee en daar zitten wij
ook niet mee.
Maar met dat middelste gedeelte, waar het
gaat over de verhouding van de Overheid tot
's Heeren Kerk, over de taak van de Overheid
inzake kerkelijke en geestelijke aangelegen
heden enz., daarmee zitten wij en daarmee zit
ook de Staaetkundig Gereformeerde Partij van
Ds. Kersten.
Er was dan een Commissie benoemd om dat
Artikel 36 van de Ned. Geloofsbelijdenis eens
te bestudeeren en dan straks rapport aan de
Partij uit te brengen.
Maar wat is nu geschied.
De Commissie is een enander maal in ge
breke gebleven een rapport aan de Partij uit
te brengen ook op de laatste jaarvergadering
moest dat worden medegedeeld.
Men zat dus met de zaak in moeite. Men had
blijkbaar geen kans gezien de netelige en
moeilijke kwestie behoorlijk op te lossen. Wat
volstrekt geen schande is als men het ook
maar eerlijk zegt en bekent. En als men dan
ook verder een beetje matig en voorzichtig is
in critiek op anderen
Maar er was geen rapport, omdat blijkbaar
de taak wat zwaar en moeilijk was geweest.
Evenwel is dat niet eerlijk bekend op de jaar
vergadering. En men heeft n heel de zaak van
Artikel 36 in den doofpot gedaan, met de ver
klaring, van Ds. Kersten, dat er eigeniijk, noch
bij hem, noch bij de partij, moeilijkheden om
trent Artikel 36 zijn.
Dat is een leügen I
En het is niet eerlijk, dat men z'n zwakheid
zóó wil maskeeren en verbergen.
Waarom niet ro aal gezgder liggen hier
zooveel vragen en zooveel moeielijke kwesties,
dat wij geen kans gezien hebben met een fat
soenlijk afdoend rapport voor den dag te komen
liever dan nu zoetelijk vroom te zeggenwe
hebben geen Commissie en geen rapport noodig,
want er bestaan voor ons geen moeilijkheden
en wij zijn het altijd met Artikel 36 hartroerend
eens geweest.
Dat is laf. Ook onwaar.
Wanneer Ds. Kersten zegt„wij hebben nooit
een studie-commissie benoemd, omdat we aan
Artikel 36 twijfelden. Steeds is het aloude ar-
tivel geheel, zonder eenig bezwaar omhelsd en
ten grondslag van het program der S. G. P.
gelegd" dan verbloemt hij de zaak, om onder
een schoonen schijn te verbergen de vele vragen
en de vele moeilijkheden, die bij Ds. Kersten
en zijn kerkmenschen en zijn partijgenooten wel
degelijk bestaan.
Heel dat benoemen van een studie-commissie
zou dan ook zoo een paskwil worden
De Staatkundig Gereformeerde Partij van
Ds. Kersten en Ds. Zandt is er dan ook niet
af met deze kwestie.
Zij moeten eens duidelijk, onomwonden zeg
gen, wat zij theoretisch en praktisch van oordeel
zijn aangaande het ambt van de Overheid wat
betreft
1. de hand houden aan den Heiligen Kerke-
dienst
2. het weren en uitroeien (dat zijn twee) van
alle afgoderij en valschen godsdienst
3. het te gronde werpen van het rijk van
den antichrist
4. het doen vorderen van het Koninkrijk van
Jezus Christus
5. het overal prediken van het Woord des
Evangelies.
Met of zonder studie-commissie moet hierop
een antwoord komen. Want we zitten met deze
dingen. En daarom hopen we ook, dat het zal
worden erkend, dat er moeilijkheden zijn en
dat men moeite zal doen deze moeilijke kwesties
mee te helpen oplossen".
t »Friesch Dagb!ad« schrijft
GROEN's STERFDAG.
19 Mei herdachten wij den sterfdag
van den grooten Stichter der Antirevolutio
naire Partij Mr. Guillame Groen van Prins
terer, de man, aan wien niets Fransch was
dan zijn naam en dat nog alleen tengevolge
van de omstandigheden, dat hij in de Fransche
Kerk werd gedoopt.
Deze groote Leider en Stichter onzer Partij
die een wereldvermaardheid had vanwege
zijn groote geleerdheid, die volgens Dr. M.
Cohen Stuart slechts met Thorbecke kon wor»
den vergeleken heeft gedurende zijn
gansche leven de smaadheid van Christus ge»
dragen als weinigen. Hij, die een der be»
schaafdste en geleerdste mannen van zijn
land en zijn tijd mocht worden genoemd,
maar die het zich een grooter eere rekende
Evangeliebelijder dan Staatsman te wezen,
moest het meermalen hooren, dat hij van»
wege het «denkend deel der natie« geacht
werd te zijneen gevaarlijk sujet, een scha»
delijk bestanddeel, een bedrieger der boeren,
een bederver der jeugd, een Protestantsch
Jezuït.
Zooals Groen geleefd heeft, is hij ook ge»
sforven De tachtigjarige Elout van Soester»
woude heeft ons eenige mededeelingen gedaan
omtreDt zijn laatste levensdagen.
Hoopte Groen nog tot den 3den Mei op
herstel, hij vond het ook goed, als God hem
wegnam. Vanaf dien dag week alle donkerheid
van zijn ziel en klemde hij zich met heel zijn
hart vast aan de groote heerlijke waarheid der
Uitverkiezing ten eeuwigen leven, die ook
zijn deel was, en waarvan hij zich vanaf dien
dag helder bewust werd.
Niet, dat van toen af alle strijd geheel uit»
getreden was Soms openbaarde zich weer iets
van den vorigen onrust. Als bij een dier ge»
legenheden Mevrouw Groen v„n Prinsterer
haren Echtgenoot herinnerde aan het licht,
dat hij had mogen zien, zoo was evenwel
zijn antwoord daarop«spreek daarover niet
te veel, alsof ik op iets anders zag, in iets
anders rust vond, dan in den Heere Chris»
tus alleen, Zijne gerechtigheid alleen«.
Op den persoon des Heeren wees de zieke
insgelijks als hij sprak van een vreeselijken
Er is geen deugdelijker middel voor
het verkrijgen en behouien van een
fraaie Huid van Handen en Gelaat, dan
30 60.90 ct.
strijd «met den vijand, die mij alweer op een
verkeerden weg wilde brecge. Allerlei buiten»
gewone dingen stelt hij mij dan voormet
de Emausgangers, met persoonlijke voorrech»
ten neen, op geheel gewone wijs, als
een arm zondaar, een boeteling, wil ik ster»
ven«.
«Alles in den Heere zelf. Hem heb ik«.
En zoo ook den laatsten dag, waarop de
kranke sprak, den 15den Mei«Nu kan ik
rustig heengaan Heer 1 waar dan heen Tot
U alleen. Weg met het aardsche goed 1
Alleen met U, alleen met U. 'k Wil op Uw
bloed ontslapen«.
Den 19den daaraanvolgenden is Mr. Groen
van Prinsterer zacht en kalm in den Heere
gerust
Blijve zijn nagedachtenis ook onder het
opgroeiende geslacht in hooge eere. En eeren
wij die nagedachtenis bovenal, door den strijd
te strijden, dien hij heeft gestreden en trouw
te volgen het Antirevolutionaire vaandel, dat
onze «Groote in Israëi« ontplooide en met
stervende hand aan Dr. Kuyper en zijn vol»
geiingen overreikte.
GEDICHTEN TER EERE VAN
PRINSES JULIANA
Een
medewerker van »Het Volk«
bekroond.
In de «Tribune* lezen we het volgende:
Wij kunnen de Volk redactie feliciteeren
zij telt onder haar medewerkers een hofpoëet,
te weten den heer G. J. Peters, hoofd der
openbare lagere school te Kerk«Avezaath, bij
de trouwe «Volk«»lezers beter bekend als Ba»
tavus, de schrijvers van feuilletons in Betuwsch
dialect Een groot heil is dezen «Volk«»
medewerker wedervaren hem werd de zil»
veren medaille uitgereikt ter belooning van