Antire volui Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. IN HOC SIGNO VINCES Hokken en endules BIGGEIAAR'S No. 3330 ZATERDAG 21 MEI 1927 42STE JAARGANG t oop te zéér olie Centrale Proeftuin MERKES Mooiweer's SIGAREN EERSTE BLAD. WREED. Op den Uitkijk. neme eens een pnoéf met Gouden Jfibcm A 12e t u te k e m voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe le aseaad en aan de Uitgevers pt ongekend lage rijzen in het oude .otterd. Magazijn KIPSTRAAT 73 OTTERDAM oonzaai met meer an 500 modellen akt bekend, dat de 3r M, v. d. MEY NIET er in hunne dienst In deze plaats is loemd de Heer P. KASLANDER* aatdijk te Dirksland Reclame-MededeeHngen, KOFFIE raren minder ruim aangevoerd. De natig, aanvankelijk werd een enkel aar iets boven noteering verkocht, oop was evenals de vorige week DAM, 16 Mei. Ter veemarkt waren voerd 439 vette koeien, waarvan aren le kwal. 0.64— 1.10, dito dito 3 e 66—84 c. per Kg. slacht- melk- en kalfkoeien 300—375 vette kalveren 2e kwal. 80—94 c., 80 c. per Kg. levend slachtgewicht, kalveren 9—16, 51 schapen lammeren 1117 alles per stuk, 'erz. en Geldersche varkens le kwal lito 2e 7273 c. per Kg. slacht- varkens 70—72 c., 63 paarden per stuk. FRUIT EN AARDAPPELEN. DAM, 16 Mei. Heden waren de aardappelen als volgtBrielsche 3.754.50, Zeeuwsche blauwe euwsche eigenheimers 3.603.80, >onte 5—5.50, bravo's 4.50—5, —2.40, red star 4.204.70 Malta K.G. \7Yi20 ets. Met redelijken elijke vraag. Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEM NTSI'RIJS per drie maanden franco per post f 1.— bg vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJK NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN A ZONEN SoMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 120 GOEREE en OVERFLAKKEE te elharnis (Langeweg) is op eiken lag voor belangstellenden GRA» toegankelijk. Desgewenscht geeft inman alle inlichtingen, die moch< orden verlanpd ik- en Papierhandel Het is bekend, dat de S. G. Partij zich tegenover de sociale wetgeving stelt en van de Christelijke Vakbewe ging niets hebben moet. Wanneer het waar is, wat het ver slag van „De Rotterdammer" der jaar vergadering van deze partij schreef en wij hebben, ofschoon Ds. Kersten het in zijn officieel verslag wijselijk ver zweeg, geen reden er aan te twijfelen, daar later leden der S. G. P. het nog eens kwamen bevestigen dat Ds, Kersten zelfs geen Christelijk georgani seerde arbeiders te werk zou willen i stellen, dan spreekt de weerzin tegen al,e sociale actie, ook al gaat zij van het Christelijk leven uit, hier al zeer sterk uit, In haar program van beginselen laat deze partij zich over deze materie hoogst voorzichtig uit. Blijkbaar is dat program opgesteld in een kalmer, be zadigder sfeer, dan de bovenbedoelde jaarvergadering stond. Vierkant tegenover de sociale wet geving stelt zij zich in het program van beginselen niet, In art. 7 heet het, dat de Overheid heeft mede te helpen tot het verwerven van een behoorlijk bestaan en te be schermen die deelen en standen van ons volk, die dreigen in den maatschap- pelijken strijd te bezwijken. Heel duidelijk is het niet. Men kan met de interpretatie nog alle richtingen »«Cl Doch dit staat tolh wel vast, dat de S. G. P. in haar program geen abso lute onthouding van de Overheid in het sociale leven vordert. Blijkbaar er kent deze partij toch, dat de overheid een taak heeft op dit terrein, al laat zij na deze taak nu ook nader te omschrij ven. (Zou dit ook niet een dankbare stoffe voor een serie artikelen in „De Banier zijn De redactie komt dan tevens tegemoet aan haar leden, die wat meer constructieve politiek vragen in hun orgaan. Voorts verklaart de S. G. P. zich wel tegen de sociale wetten van 1913 en de verplichte verzekering en in art. 14 heet het weerde Overheid be- scherme de rechten van den arbeid, zoowel voor patroon als arbeider en voorts eischt zij, dat deze verhouding zij overeenkomstig Gods Woord, waar om stakingen en uitsluitingen geweerd moeten worden. Maar ook hier is de uitspraak zoo vaag, dat het wel wat doet denken aan het Delphisch orakel, dat de kunst ver stond tegelijk „ja" en „neen" te zeggen. Nu moge deze vage wijze van uit drukking gemakkelijk zijn bij het voeren van zekere opportunistische politiek, die met alle winden mededraait, bij een partij als de S. G. P„ die zegt het zoo hoogst ernstig en principieel te nemen op het politiek terrein, komt dat toch niet te pas. Zij dient in ieder geval te zorgen, dat haar kiezers en ieder ander vooral op een zoo gewichtig terrein precies weet wat zij wil. Intusschen, het program laat dit in het midden. Dus moeten wij oordeelen naar het geen de praktijk ons leert. En deze be wijst, zooals we in het begin van dit ar tikel reeds zeiden, dat deze partij met de sociale wetgeving cp geen goeden voet leeft. We citeeren wat onze goede vriend I Uit in zi)n open brief de vo- De S. G. P. en hare leiders haten de sociale wetgeving met haren dwang. Ze is een stap naar de revolutie, naar de onmondigverklaring van het individu, naar de volledige reglemen teering door den staat van het organisme der Maatschappij, naar de vernietiging van de zedelijke veerkracht der maatschappij en voert ons met ontzaggelijke snelheid in de armen van het dan hoogtij vierend staatssocialisme. Gewis, de stap die de rechtsche partijen in dezen hebben gedaan, zal hun duur te staan komen. Het zal ons meevoeren in het zog van het socialisme, hun achterna. De S.G.P. en haar leiders haten de sociale wetgeving en haar dwang. Nu dient eerst uitgemaakt te worden waarom de S.G.P. de sociale wetgeving haat. Is het omdat zij mechanisch bewerk stelligt, wat organisch door het maat schappelijk leven zelve dient te gebeu ren, is het omdat het bewijst, dat het maatschappelijk leven nalaat wat Gods Woord gebiedt en nu noodgedwongen de overheid komt ingrijpen, om te doen wat een ander behoorde te doen. dan kunnen wij in zooverre met de S.G.P. mede gaan, dat ook wij de oorzaak van de sociale wetgeving haten. Immers dat is de zonde. De zonde van het maat schappelijke en sociale leven. De zonde van den patroon en van den arbeider, de zonde van ons allen, niemand uitge zonderd, want ook hier is solidariteit in schuld. Maar nu is juist de overheid door God om der zonde wil ingesteld. En nu zien wij niet in dat de Overheid op al lerlei terrein vrij zou zijn om in te grij pen wanneer het verkeerd loopt en zich juist van dit ééne terrein te onthouden zou hebben. Nemen wij eens het huisgezin. Is er ergens, zoo is er hier souverei- niteit in eigen kring. De vader is door God daarin gesteld als koning, profeet en hoogepriester. Het is een heilig ter rein, waarvan het hoofd rechtstreeks door God met eigen gezag bekleed is en aan Hem alleen ook verantmoording schuldig is. Maar ook hier deed de zonde haar gruwelijk werk. Zoo zeer ging in som mige gezinnen zelfs de verwoesting, dat de ouders niet meer waard waren hun ambt te bekleeden. Dat zij misbruik van hun gezag en macht over de kinderen gingen maken. En dan kreeg de overheid weer haar roeping om der zonde wil. Onze wet geving geeft de overheid het recht en dies den plicht om, wanneer het zoover kwam, dat het zwakkere in het gezin de kinderen te lijden hadden van het sterkere de ouders de laatsten uit hun ouderlijke macht te ontzetten. Hier wordt der overheid dus wel een diep ingrijpende macht gegeven. En nu zal niemand ook Ds. Kers ten niet kunnen zeggen, dat de over heid hier te ver gaat, dat zij zich van dit terrein te onthouden heeft. Maar zoo vragen wij dan waarom hier niet en op het sociale terrein van het leven dan wel De S.G.P. schrijft in haar program „De verhouding van patroon en arbei der zij overeenkomstig de regelen van Gods Woord." Accoord. Maar geldt dat niet van el ke verhouding, ook van die tusschen ouders en kinderen En is het nu niet juist de taak der overheid, om waar deze verhouding verbroken werd en waar het zelfs zoo ver ging, dat het een satanisrhe wanverhouding werd, met haar machtiijen arm het slachtoffer dier wanferhouding te beslhermen Doch dit daargelaten. Maar wanneer de S.G.P. meent, dat Gods Woord het ingrijpen der overheid in het sociale leven verbiedt, omdat de verhouding tusschen patroon en arbei ders in de Schrift voorgehouden is, dan vragen wij weer zijt gij ook hier weer niet te vaag in uw omschrijving Wat is dan de verhouding volgens Gods Woord Laat men toch met die uitspraken van de Heilige schrift wat voorzichtig zijn. Gij vindt b.v. een verhouding tus schen patroon en arbeider geteekend in Efeze 6 58. Duidelijk staat hier hoe Paulus die verhouding wenschte. Maar zijn wij daarmede klaar Calvijn teekent bij Efeze 6 58 aan „Hij spreekt hier niet van de loondienaars, zooals men die tegenwoordig vindt, maar over de knechten uit den ouden tijd, wier dienstbaarheid voortdurend was, indien de dienstknecht niet door de weldadigheid van zijn heer werd vrijgelaten." Gij gevoelt, Calvijn zegt hier dat het over slaven ging, dus niet over loondie naars, zooals wij die nu kennen. Maar dan vervalt ook voor ons dit voorschrift van Paulus. En zoo is het met zoovele uitspraken van Gods Woord. De Heilige Schrift moet met groote kennis en in het verband waarin de dingen geschreven worden, gelezen worden, anders falen wij ieder oogen- blik, bij de toepassing vanallerlei uit spraken op hedendaagsche verhoudin gen. Als wij dus een antwoord op boven gestelde vraag willen hebben, zijn wij nog niet klaar met den een of anderen tekst aan te halen. Er is meer voor noodig. Er is studie, theologische studie ernstig onderzoek, biddend onderzoek, noodig om op dit terrein het zuivere licht van Gods Woord te doen opgaan. En komt de S. G. P. zoover dan zal ze wel nalaten te beweren, dat Gods Woord het ingrijpen van de overheid in het sociale leven verbiedt, dat zij gaat zeggen ik haat die sociale wetge ving Want dat is met Gods Woord in de hand nooit te bewijzen. Wel het tegendeel. Reeds onder het oude verbond, in het theocratische Koningschap van Is raël, kreeg de Overheid reeds allerlei bevelen van God, omtrent de bescher ming van het sociaal zwakkere. Het was voorschrift op voorschrift, regel op regel, alles om de sociaal misdeel- den te beschermen voor de verdruk king van den sociaal sterkere. Maar behalve dat de onthouding der overheid in het sociale leven onschrif tuurlijk is, ze is ook in strijd met de christelijke barmhartigheid. Ze is wreed. Waarom ze wreed is,hopen we een volgenden keer uiteen te zetten. Nadruk verboden. Ds. van Andel, de bekende zendeling der Gereformeerde Kerken op Solo, vertelde onlangs dat hij onder zijn bekeerlingen, w.o. gewezen Mohammedanen, eens een onderzoek instelde naar de middellijke oorzaken welke hen tot het Christendom gebracht hadden. Hoofdzakelijk kreeg hij twee antwoorden. Het eerste, dat vele bekeerlingen gaven, was, dat zij door het lezen van Bijbels, die daar op groote schaal verspreid worden en ook door het lezen van christelijke couranten, die eveneens in groote oplagen gedrukt worden, in kennis gebracht waren met het christendom. Wij zien hieruit van hoe groote beteekenis het geschreven woord is, maar bedenken wij .evens, dat het niet slechts een stap ten hemel, maar evenzeer een stap naar de plaats des verderfs zijn kan. Weren we toch de linksche en zoogenaamd neutrale nieuwsbladen uit onze woningen Maar opmerkelijk vooral was het tweede antwoord, dat Ds. van Arkel van verreweg de meesten kreeg. Dezen zeiden, dat zij zich tot het christendom aangetrokken gevoelden, door de daden van sommige christenen en hierbij hadden zij vooral het oog op het werk van christelijke doctoren en verpleegzusters in de ziekenhuizen, waar zij het werk der barmhartig heid beoefenen. Vandaar dat de geneeskunde en de ziekenzorg bij onze Zending zulke groote factoren zijn. Zij vooral maken de zending kostbaar, maar het zijn dan ook middelen, die door God rijk gezegend worden. j t0 cent per regel Dat is goed te begrijpen, als men de toe standen in het Oosten eenigzins kent. De Indische godsdiensten, welke men ook neemt, kennen geen van allen het werk der barmhartigheid. Men kent wel een wrekend God en rechtvaardig God hoogstens, maar een God van liefde is onbekend. Dien kent alléén het Christendom. En vanzelf openbaart zich dat dan ook in de werken van het Christendom. Waar het Christelijk geloof werkzaam wordt, daar komt de liefde, in de eerste plaats tot God, maar daarnaast eveneens tot de naasten. Christelijk geloof zonder liefde bestaat er niet. En nu moet dat wel grooten indruk maken op de heidensche Oosterlingen, waarin de Kaïns gedachte volkomen leeft. Wat trekt hij zichvan zijn naaste aan God bezoekt zijn broeder, welnu, dan moet hij de straf ook maar onder gaan Zóó wordt er geredeneerd. Voor zieken en ellendigen en die zijn daar watis er dan ook geen mededoogen. Ouden van dagen worden vaak aan hun lot overgelaten, of zelfs gedood om er af te zijn. Ziekelijke en ongelukkige kinderen worden ook dikwijls vermoord. En dat acht men geen schande, 't Is moraal En zie, overal die ellendigen, waarover niemand zich ontfermt, strekt zich nu de Chris telijke, die nieuwe godsdienst der Westerlingen, uit. Die Christelijke artsen en verpleegster gaan tot de zieken, soms de meest besmettelijke zieken en brengen daar de hulp, de medicijn en dik wijls de genezing. De leprozenlijders, dat zijn zij die met die vreeselijke ziekte, de melaatsch- heid, bezocht zijn, de pestlijder, die er ook heel veel zijn, worden in zindelijke gebouwen onder gebracht en daar liefderijk verpleegd. Er wordt niet gevraagd wie of wat ze zijn, rijk of arm, oud of jong, of van welken godsdienst. Zij worden verpleegd en tot hen wordt ge sproken van die groote Medicijnmeester, Die zich ontfermt over het ellendige. Is het wonder, dat dit zijn uitwerking niet mist? En dus de medische zending een onmis bare factor is Want zij beseffen goed, dat die dokters en verpleegsters dat alles doen met opoffering van eigen persoon. Alle persoonlijke verlangens worden bij dit werk achter gesteld. Die doktoren, die om hun groote geleerdheid in het Oosten hoog staan aangeschreven, konden op andere wijze daar een makkelijk leven hebben en spoedig schatrijk zijn. Die zusters konden ook langs anderen, veel gemakkelijker weg, voordeel betrekken uit hun arbeid. Maar dat doen zij nu niet. Zij offeren hun leven op het altaar der dankbaarheid en doen het werk der Christelijke barmhartigheid. Toen ik dat zoo hoorde over Ds. van Andel, dacht ik onwillekeurig aan onze Catechismus Zondag 31, waar gevraagd wordt waarom wij nog goede werken moeten doen en waarop geantwoord wordtopdat elk bij zichzelvfen van zijn geloof, uit de vruchten verzekerd zij en dat door onzen godzaligen wandel onze naaste ook voor Christus gewonnen worde. Dat suijdt toch wel alle anti-nomianisme bij den wortel af. Uit het doen van goede werken verzekerd heid des geloofs krijgen. Natuurlijk alleen goede werken die uit een waar geloof voortkomen. Maar dan ook daaruit de geloofszekerheid. Zou het kunnen zijn, dat er daarom zoo weinig zekerheid des geloofs, zooveel twijfel, zooveel klein geloof gevonden wordt, omdat er zoo weinig goede werken gezien worden Ik vraag zoo maar. Doch in ieder geval wordt hier over alle kleineering, over alle verachting van het doen van goede werken een vernietigend oordeel geveld. Doch in de tweede plaats moeten door onze goede werken onze naasten voor Christus ge wonnen worden 1 Wij hebben gezien wat Ds. van Andel er ons van verteld. De Catechismus-opsteller heeft het dus wel goed gezien. Maar wat komt daarvan nu ook weer bij ons terecht Ik heb een wereldling wel eens hooren zeg gen „voor de fijnen en motregen moet je je wachten, van hen wordt je het meest bedrogen Van een kantonrechter hoorde ik onlangs nog vertellen, dat zijn ervaring was, dat wanneer twee „Fijnen" tegen elkander wat hadden en voor de balie kwamen, het meest de geniepigste en geraffineerdste zaakje^ waren, die opgeknapt moesten worden. En nog zeer onlangs is er een brochre ver schenen van iemand, ook een wereldling, die schreef, dat zijn ondervinding was, dat er in de „orthodoxe streken van ons land het meest gelasterd wordt over elkander. Ik laat al deze uitspraken, die met vele aan te vullen zouden zijn, voor rekening van de zeggers en schrijvers. Het waren wereldlingen enhet is bekend, dat die meestal een vooroordeel tegen de Christenen hebben. Maar dat zij zóó en niet het tegenovergestelde kunnen spreken en in hun kringen geloofd worden, dat heeft ons toch wel iets te zeggen. Evenals het toch veel te zeggen heeft, dat er zoo weinig, zoo bitter weinig van onze naasten voor Christus gewonnen worden. Dit kunnen wij niet wijten aan „een schaarsche werking van den Heiligen Geest", dat moeten wij wijten aan de schaarsche goede werken van hen, die zich Christenen noemen. En nu heb ik het over het trekken van wereldlingen. Maar hoe staat het met de afvalligen, hen die door de praktijken van Christenen of al- thans van menschen, die voor Christenen willen doorgaan, worden afgestooten Is het niet opmerkelijk, dat verschillende voor aanstaande menschen in de kringen van het ongeloof uit onze „orthodoxe kringen" afkomsüg zijn En als we dezen eens afvroegen hoe ze tot dien afval gekomen waren Moeten we dan niet huiveren voor de antwoorden, die we dik wijls zouden krijgen Niet lang geleden vertelde een Socialistisch Kamerlid tot een onzer voormannen om welke reden hij van het Christendom niets hebben moest. Hij gaf de schuld aan zijn eigen vader. Hij was van Christelijke, ja orthodoxe huize. Maar, zei hij, als het Zondag was werden wij, de kinderen naar de kerk gestuurd en „vader bleef op zijn nest liggen". Dat was de oorzaak geweest, dat hij eerst ongeloovig en toen socialist geworden was. Ontzettend Een vreeselijke aanklacht 1 O, dat verkeerde voorbeeld van zoovele Christenouders Het kind geeft niet om woorden, het wil de daad zien. En vooral als de jongen op een leeftijd van 1618 jaar komt. In die perioden hebben de meeste jongens een scherp ontwikkeld rechtvaardigheidsgevoel, een sterken zin voor het recht. Helaas stompt het later zoo heel vaak weer af Maar in die „sturm und drang" periode is het er dan toch bij de meesten. En dan wordt er door die jongens niet ge vraagd naar de woorden van dominee, ouder lingen, ouders en meesters, maar met scherpen blik letten zij op de karakters, op de daden. En ,o wee als zij geen overeenstemming aan treffen tusschen godsdienstige woorden en een godsdienstig leven I Direct staan ze met hun vernietigend oordeel klaar. En maar al te vaak is die periode het begin, eerst van twijfel, dan van ongeloof en o 1 die renegaten, ze kunnen dan die praktijken van z.g. godsdienstigen, zoo fel, zoo bitter fel striemen. En wij Wij moeten dan helaas de hand op den mond leggen Wij kunnen er niets tegen in brengen. Zóó wordt Gods Naam dan om onzentwille niet geërd en geprezen, maar wel op schandelijke wijze gelasterd en gehoond Daarentegen, in die gezinnen, welke ons land gelukkig ook bij duizenden tellen mag, welk een gezegenden invloed gaat daar vaak uit van den godvruchtigen, hlijmoedigen levenswandel van vader en moeder. Als men in zulk een kring wordt opgevoed, welk een zegen kan daar van uitgaan op geheel ons leven. Wat een steun in dagen van hangen strijd, die in het jeugdig gemoed zoo dikwijls gestreden wordt. Dat echte Christendom van die ouderen onder ons,

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1