PUROL
DERDE BLAD
CWiAJ-G-em
"XGLcfda
fvuJud
Woensdag 16 April 1927. No» 332Q.
Buitenland.
Gemengd Nieuws.
EEiT O IE HSL
TT Q03=2 VKOUW EN
IlTjD
Voor de Vrouw.
Voor de Jeugd.
Dr.H. NANNiNG's
HAEMOFFERRIN
De uitspattingen der plunderaars van Nanking
blijven nog steeds de aandacht vragen. Amerika,
Japan en Engeland, die hun consulaten zagen
verwoest en verscheidene van hun onderdanen
vermoord of mishandeld, zullen zich bij deze
feiten niet zonder meer kunnen neerleggen.
Voor zij evenwel iets kunnen ondernemen,
moet eerst de vraag worden beantwoord, wie
de schuldigen zijn. Tsjen, de Kantonneesche mi
nister van buitenlandsche zaken, houdt stijf en
strak vol, dat de misdaden zijn gepleegd door
de noordelijken troepen, die zich hadden gesto
ken in de uniformen der zuidelijken. Maar daar
tegenover staan de verklaringen der buitenlan
ders, die constateerden dat de Kantonneesche
officieren geen hand uitstaken om de ordelooze
benden in toom te houden. Daarom wordt aan
de onschuld der overwinnaars sterk getwijfeld
en de drie mogendheden zullen Kanton voor de
gebeurtenissen aansprakelijk te stellen.
De zwarte wolken hebben zich hierdoor nog
dichter boven Nanking samen gepakt. Er broeit
een zwaar onweer. De Engelsche regeering be
sloot andermaal om eenige duizenden soldaten
naar het terrein van den Chineeschen burger
oorlog te zenden, waardoor het Engelsche leger
in China binnen enkele dagen 22000 man sterk
zal zijn.
Washington, Tokio en Londen zijn het er in
middels nog niet over eens, op welke wijze de
eisch tot schadevergoeding moet worden inge
diend. Het zenden van versterkingen wijst er op,
dat de Engelsche regeering er veel voor voelt
om aan haar eischen kracht bij te zetten, maar
Japan schijnt voor een ultimatum weinig te voe
len.
Een ultimatum of iets dat op een bedreiging
of een oorlogsverklaring lijkt, achten de Japan
ners uit den booze. Tijdens den geheelen duur
van het Chineesche conflikt is de Japansche re
geering trouwens merkwaardig gematigd opge
treden en bij die houding wil zij thans volharden.
In Japan wordt deze politiek door sommige
kringen ten sterkste afgekeurd en de regeering
al heel wat moeten hooren over haar slap-
De regeering in Tokio zit eigentlijk met het
geval min of meer verlegen. Zij zit met Ameri
kanen en Engelschen in een schuitje en moet dus
meevaren. Japan heeft, evengoed als de blanken,
groote handelsbelangen in China, die door den
burgeroorlog in 't gedrang kunnen komen en dus
moeten worden verdedigt. Vandaar dat de op de
Jangste-rivier de Japansche kanonneerbooten
naast de Engelsche en Amerikaansche liggen en
de landingstroepen van Japan de concessies der
buitenlanders helpen bewaken.
Maar toch is er verschil. Japan is de onmidde-
lijke buurman van China en in het leven der vol
ken geldt evengoed als in het dagelijksche leven,
dat een goede buur veel waard kan zijn. Daarom
voelen de Japanners er weinig voor om de Kan-
tonneezen die wellicht in de toekomst de baas
zullen worden in heel China tegen zich in 't
harnas te jagen. Door thans wat over z'n kant
te laten gaan, kan Japan zich later misschien op
andere wijze dubbel en dwars schadeloosstellen
Daar komt echter nog iets bij. Op 't oogen-
blik dat de wereldoorlog uitbrak stond Europa op
't toppunt van haar macht. Maar 't pleegde zelf
moord op de bloedige slagvelden van Frankrijk
S!i Vlaanderen. Het Engelsche wereldrijk, dat
alle zeeën beheerschte, staat thans te schudden
op z'n grondvesten.
Europa verzonk en Amerika kwam boven.
Maar hoelang zal Amerika aan de spits der
volken staan De geschiedenis der eeuwen leert
de harde waarheid, dat opgaan, blinken en ver
zinken het lot van iederen staat is. Het oosten
ontwaakt uit den slaap, waarin het vele eeuwen
gelegen heeft. Het oosten dat is het gekleurde
ras. Het bereidt zich voor op een geweldige
worsteling om zich met het blanke ras te meten
en in die worsteling tusschen Cham en Japhet
zullen China en Japan aan denzelfden kant
strijden.
Sovjet-Rusland, die geen gemeenschap meer
kan hebben met het blanke ras, zal ook aan die
zijde staan. Het heeft zich vol bitteren haat van
het Westen afgekeerd en zijne klauwen uitge
slagen naar het oosten. Zal China een prooi
van het communisme worden.
Eenigen tijd geleden leek het, alsof de Chi
neesche nationalisten zich in meerderheid van
Moskou hadden afgekeerd, maar de laatste be
richten uit den chaos wijzen weer in een andere
richting.
Tsjang Kai Tsjek, de opperbevelhebber der
Zuidelijken is door zijn regeering aan den dijk
gezet, omdat hij zich te gematigd toonde tegen
over de vreemdelingen en niet verkoos te doen
wat Moskou behaagde. Andere telegrammen
melden ondertusschen, dat hij bevelhebber blijft
maar zich met de regeeringszaken in 't vervolg
niet meer mag bemoeien. De tegenstrijdigheden
zijn moeilijk te ontwarren, maar zooveel is wel
duidelijk, dat in het nationalistische kamp een
zware crisis wordt doorgemaakt, die heel gemak
kelijk op een nieuwe scheuring met nieuwe ver
wikkelingen kan uitloopen.
BOELHUIS OP DE MELKKOP.
Sic traqsit
Boeldag op de Melkkop.
De oude manége der Hobokens aan den
Lagen Westzeedijk te Rotterdam, Woensdag
bezet met melkwagens, brikken, hooimachines,
rieken, spaden, broeiramen, varkenshokken, met
gaas overdekte broedrennen, melkgerei, zelfs
een oude ziekenstoel en verder alles wat men
pleegt te vinden op den boeldag van een boer,
die alleen zijn melkveehouderij en wat er zoo
om en bij hoort, opruimt. Boeren uit den omtrek
om den afslager heen. De afslager, een mijn
heer, met krulletjes onder zijn dophoed uit,
bakkebaardjes, en de blijkbaar sedert dagen
van Hildebrand, nog niet veranderde zegs
wijzen Wie nou zijn centen maar bewaard
heeftWie biedt er wat Zes gulden,
zes gulden, zes gullen (de d smelt weg) zes
gullen zes gullen èn een half zeven
gullenen een half, na een flegmatischen knik
van één der omstanders, zeven zeven gullen
zeven gullen éénmaal, andermaal
Dan noteert een andere mijnheer, dat die en
die boer een varkenshok, dat jaar en dag op
de boerderij van Suiker van de Melkkop heeft
dienst gedaan, voortaan zijn eigendom zal
noemen.
Straks gaat de groote hond van Suiker en
gaan de 24 koeien, die nog op stal staan, den
zelfden weg.
Suiker, die één en dertig jaar geleden De
Melkkop weer als uitspanning in eere herstelde,
loopt zelf tusschen de koopers rond.
Vandaag zijn de spullen van de boerderij
onder den hamer gekomen. Met September moet
de uitspanning ontruimd zijn. Dan mag de
gemeente nog eens een paar maanden uitstel
geven, dat hangt van de vorderingen van het
opspuitingswerk af, maar dan staat toch het
einde van de familieregeering der Teunissen's,
die zoo'n kleine honderd jaar geleden van de
heeren Hobokerf de boerderij voor het eerst
hebben gepacht, voor de deur. De heer Suiker
is de zoon van de Suikers-Stolk, de Stolks-
Teunissen, waren de kinderen van de Teunissen,
die in de jaren van dertig of veertig van de
vorige eeuw uit Loosduinen kwamen en zich
neerzetten op het goed, dat tot ongeveer 1840
aan Van Giesen, van wie mejuffrouw dr. H. C.
11. Mopuette in een geschiedenis van De Melk
kop in het Rotterdamsch Jaarboekje van 1916
vertelt, was verhuurd.
Laat eens kijken, zegt de heer Suiker, wanneer
is mijn overgrootmoeder hier ook gekomen
Ik heb nog een bidprentje uit 1836 van een
tante van me, die is tachtig jaar geworden, en
nu twintig jaar dood. Die tante was zeven
jaar, toen ze hier op het erf kwam. Dus dat
kan wel zoo wat uitkomen1836, 1840 of
daaromtrent.
Van de zeven kloeke dochters van pachter
Teunissen, Ploon, Cato, en Bet en hoe ze
verder mogen geheeten hebben, die dr. Moquette
nog noemt, die in de uitspanning met de bladen
met dampende koffiekannen rondliepen en die
waarschijnlijk, frissche landelijke verschijning
als ze waren, niet weinig tot denbloei van
den theetuin hebben bijgedragen, heeft hij na
tuurlijk geen weet meer. Maar van de jongste
historie, die eigenlijk nog maar zoo kort achter
ons ligt, en toch al zoo verwijderd schijnt, kan
hij nog degelijk meepraten.
De Bontepaal ziet hij nog voor zich in zijn
geest en de Pinkster- en kermisdrukte van vroe
ger is hij nog niet vergeten. In 1886 of 1887 is
de Bontepaal, de tol op den Westzeedijk, ver
dwenen. Met die drukke dagen, mijnheer, dan
kon het hier toch wel eens erg de spuigaten
Bloedvopmend versterkingsmiddel.
f2.60 p.'/i flexh, ƒ1.60 p Vz flesch
uitloopen. Dan kwamen de Rotterdammers en
de Delfshavenaars en dan werd het meestal
„kift" en kloppen. En wat er dan verderop in
den tsin gebeurde Waar nu de tennisbanen
liggen en daar bij die boomen achter de ren
baan, dat was ook allemaal nog theetuin
De tegenwoordige uitspanning vóór het huis
is eigenlijk nog maar het kleinste gedeelte van
den tuin van vroeger. Mijn grootmoeder heeft
indertijd de zaak opgeruimd, op aandringen van
haar broer, die pastoor was. Die had gezegd
Mie, van de boerderij kun je toch leven, waarom
zul je dien rommel aanhouden. Alleen een
glaasje melk en een kop thee bleef ze aan den
gaanden en komenden man nog wel verkoopen.
De heer Suiker zelf heeft de uitspanning
weer in eere hersteld. „Maar denk er om", had
de eigenaar, de heer Hoboken, gezegd, „geen
beestenboel hoor, 't moet netjes blijven". De
oude glorierijke dagen van Teunis en den over
grootvader, toen de huzarenmuziek in het tentje
zich hooren liet en vijftien cents bij het binnen
komen werd geheven, waarvoor dan de eerste
consumptie gratis werd verstrekt, zijn echter
niet meer teruggekeerd. Trouwens de Rotter
dammer der laatste twee, drie decennia zoekt
andere geneugten dan een uitgangetje naar De
Melkkop of Pax Intrande stad, bij den Bergweg,
waar hij vroeger, vóór de auto de afstanden
tot hun honderste deelen had gereduceerd, zijn
Zondagsvertier vond.
En dan vertelde de heer Suiker in eenen adem
door van zijn vroegere landheeren, mijnheer
Koos en mijnheer Anton en van een beetje
oneenigheid in de familie der eigenaars over
een schutting. Hier op dit terrein was de ren
en hindernisbaan, waar vroeger te paard werd
geoefend. In de laatste jaren heeft hij het zonder
huurverhooging er bij gekregen, 't was juist
geschikt voor de schoolfeesten en lentefeesten
en zulke dingen. En mededeelzaam, een tikje
vertrouwelijk en geheimzinnig zet hij uiteen,
hoe je als kastelein toch wel deugdelijk je oogen
moet openzetten, als je, naar het voorschrift
van den landheer was, je zaak netjes wil houden.
Als ik eens wilde vertellen, mijnheer, wat ik
hier gezien heb, ondanks mijn strenge toezicht
Dan licht hij even een tipje van den sluier
op, waaronder dingen verborgen liggen, die
tegenwoordig zeker de zedenpolitie niet on
verschillig zouden laten.
Vandaag is het boeldag geweest op De Melk
kop. Brikken, rieken en hooimachines, zijn van
eigenaar verwisseld, de zwartbonten van Suiker,
in het groene land langs den Binnenweg, die
's zomens het Rotterdanmsche stadsbeeld zoo'n
unieke bekoring gaven, zijn geveild, het frissche
grastapijt gaat verdwijnen onder een laag
opgespoten zand. De huizen aan den lagen
Westzeedijk, behalve het oude buiten, dat
restaurant wordt, gaan tegen den grond. En
na September zal van de boerderij, waarvan
dr. Moquette de historie tot 1572 heeft nage
speurd, waar in die verre tijden de Bye en de
baljuw van Schieland, van Cleyburgh, de eige
naars van zijn geweest, om er maar enkelen uit
het relaas in het Jaarboekje te noemen, niets
meer te vinden zijn. Alleen de naam zal voort
leven op de karretjes van de melkzaak, die
volgens oude rekeningen in 1836 het ziekenhuis
aan den Coolsingel al bediende en die wordt
voortgezet. Van den Westzeedijk naar het
Westen ziende, zal men dan hooge muren van
den Electriciteits-wolkenkrabber ontwaren.
UIT DE
VLAAMSCHE MOPPENTROMMEL
Naar aanleiding van de verwerping
van het NederlandschBelgische
verdrag.
Een plaatje van een dikke Hollandsche en
een mageren Belgischen echtvriend voor de
rechtbank, „Het verworpen verdrag en de okka-
sie'getiteld.
Mijnheer de Juusik wil van mijn vrouw
scheiden
Om wat reden
't Is een Hollandscheen na dat ver
dragu begrijpt
Een dikke Hollander met zijn spichtige vrouw
en een oudmannetjesachtig zoontje voor het lo
ket van een Belgisch station
Hollander (in de statie te Brussel) Een
kaartje voor den Héég, asjeblief.
BediendeWe geven er geen meer aan Hol
landers. Ge kimt zien, dat ge te poot gaat
„Troostinoppen" uit de Schelde
De voetbalsupporter zegt
Ik weet waarom ze dat tractaat verwor
pen hebben
Waarom dan
Omdat we z'in voetbaai een klopping ge
geven hebben
Eet gij nog Haagsche hopjes
Jamaar ik knauw er heel hard op om
ze te laten voelen dat wij kwaad op Holland
zijn
De gardevils krijgen opdracht de Hollanders
die den weg vragen een verkeerde straat te
wijzen.
-Ik heb mijn hond iets nieuws geleerd
Wat dan
Hij wil geen stuk Hollandsche kaas meer
aanpakken.
VROUWELIJKE POLITIE.
In haar heele verschijning wat erg mannelijk,
de kranige Londensche bobbiepet met het hoofd
officiers-distinctief een tikje schuin a la Beatty
den grooten admiraal uit den slag bij Jutland
is commandant Mary S. Allen van the Wo
men's Auxiliary Service te Londen, gisteren
middag in een bijeenkomst, belegd door den
plaatselijken vrouwenraad, wezen vertellen van
het werk der vrouwelijke politie, Miss Allen
had Dinsdag in de hoofdstad gesproken van
haar Amsterdamsche lezing heeft in de ochtend
bladen dezer dagen een uitvoerig verslag gestaan
Te Rotterdam heeft de Engelsch genuiformeerde
politie-inspectrice of hoofdinspectrice we zijn
met de Engelsche politiecorpsen niet op de hoog
te ongeveer hetzelfde gezegd, wat ze in Am
sterdam had medegedeeld. Van het geven van
een uitvoerig relaas van haar lezing achten
we ons dus ontslagen. Slechts willen-we er op
wijzen, dat miss Allen, hier heel wat vragen
van belangstellenden uit de vergadering, waar
onder zich behalve de politierechter mr. J. Wijn-
veldt en eenige mannelijke politie-ambtenaren,
ook onze Rotterdamsche vrouwelijke politie
assistenten bevonden, te beantwoorden gehad.
Uit die antwoorden bleek, dat Londen niet
alleen staat met zijn vrouwelijke volberechtigde
politievrouwen. In de Engelsche metropool be
staat een brigade van 50 vrouwen, „all sworn
in". Tal van Engelsche steden bogen eveneens
op vrouwen bij de politie, die niet alleen so
ciaal werk doen, belast zijn met kinderzaken
en zaken, waarbij vrouwen betrokken zijn, maar
die ook de volle rechten hebben waarover haar
mannelijke collega's beschikken. In Duitschland
zijn er 6 steden, die vrouwelijke politiebeambten
of ambtenaren hebben aangesteld, in Oostenrijk
zijn er plannen om ze te benoemen, Zweden
heeft politiezusters, maar dat zijn niet de politie
beambten naar het hart van mis Allen, en in
Amerika zijn in 300 steden vrouwen bij de po
litie werkzaam, als volberechtigd ambtenaar dan.
De Amerikaansche politievrouwen echter dragen
geen uniform, de grond daarvoor is echter „pu
rely sentimental". Maar haar werk schijnt dan
ook meer op het terrein der recherche te liggen.
Een leeftijd van 25 jaar acht miss Allen de
grens naar benenen voor de aanstelling tot vrou
welijke politieambtenaarmet drie maanden
vooropleiding in haar politieschool kunnen on
derwijzeressen, en vrouwen in sociaal werk enz.
getraind, het zoover brengen, dat ze naar de
bureaux kunnen gaan om nog 1 a 2 jaar naast
en tegelijk met de mannen dienst te doen, waar
na ze geschikt zijn om geheel zelfstandig op te
treden.
Juffrouw Baelde heeft de vergadering gepre
sideerd en de spreekster, wier Auxiliary Service
niet officieel deel uitmaakt van het Londensche
politiecorps, er echter in een bijzondere verhou
ding toe staat, terwijl de leden beëedigd zijn,
welkom geheeten en na afloop van haar lezing
dank gezegd. Dat de verhoudingen bij onze po
litie heel anders zijn dan in Engeland, waar elke
agent immers den maarschalksstaf in zijn rand-
sel draagt, wat natuurlijk op de aanvulling van
het corps, en de promotie van grooten invloed
is, kwam^niet ter sprake.
EEN „VERDRONKEN" MAN TERUG.
Op 27 Januari sloeg bij hooge zee in de golf
van Biscaye, een stoker van het stoomschip
Trevelan overboord. Een zijner kameraden,
Harry Glee, sprong hem na om hem te redden,
doch geen van beiden werd meer gezien en ze
werden dan ook als verdronken gerapporteerd.
Thans is Glee te Nottingham in zijn geboor
teplaats teruggekeerd, waar hij het volgende
verhaal deed van zijn wedervaren.
Nadat hij in zee gesprongen was, dook hij
en wist zijn kameraad tevinden. Door de hoo
ge golven zag men hem van de Trevelan af
niet en toen het schip verder ging, besloot hij
naar de kust te zwemmen, ruim twintig kilome
ter verwijderd. Nalat hij enkele kilometers af
gelegd had, gaf zijn kameraad den geest en
zwom hij alleen verder. Hij wist de Portugeesche
kust te bereiken en bleef bewusteloos op het
strand liggen tot boeren hem vonden en hem in
hun woning opnamen. Hij verbleef daar drie
weken tot hij zich krachtig genoeg voelde om
de reis naar Engeland te aanvaarden. Zonder
schoenen of kousen trok hij, dertig a veertig
Doos30- 60,Tube 80ct.Bij Apoth.en Drogisten.
kilometer per dag afleggend, zijn voedsel bede
lend, door Portugal en Spanje, over de Pyre
neeën, waar hij voor het eerst nadat hij de Tre
velan verliet, weer Engelsch sprekende perso
nen aantrof. Dezen verwezen hem naar den
Britschen consul te Toulon, waar hij ondertus
schen in de haven werkte. Toen uit Londen zijn
gage was gearriveerd, zette hij de reis naar
Engeland voort, waar -zijn eerste bezoek den
ouders van zijn kameraad gold.
AUTO-ONGELUK.
Een doode.
Woensdagmorgen om half vier, is nöar het
„Hbld." meldt, te Laren (N.H.) een auto-on
geluk met doodelijken afloop gebeurd. Op de
Naarderstraat kwam uit de richting van Naar-
den een auto van de garage Coppens uit Hil
versum achter een met paard bespannen vracht
wagen aanrijden. De chaffeur wilde links pas-
seeren, maar zag toen uit de tegenovergestelde
richting een grooten verhiswagen naderen. Hij
remde uit alle macht, de auto slingerde daarbij
tegen een zwaren denneboom van den weg. Het
linkerachterwiel en de aochteras braken af, maar
de wagen zwaaide naar het midden van den
weg, terwijl een der inzittenden eruit geslingerd
werd. Eerst zestien meter verder kwam de
geheel vernielde auto tot stilstand, na nog met
den verhuiswagen in botsing gekomen te zijn,
waarbij de paarden verwond werden. De op
den weg gevallen man, de38-jarige L. Brouwer,
uit Hilversum, bleef zieltogend liggen en stierf
na enkele oogenblikken aan een schedelbreuk.
Een der vier andere inzittenden had nog schram
men en een geknesde rib bekomen.
DOODELIJK ONGELUK.
Door de een of andere onvoorzichtigheid
kreeg de 17-jarige scheepsjongen Agust Ver-
bracke tae Budel een scheepsanker op zijn hoofd.
Spoedig werd de getroffene naar het ziekenhuis
te Hasselt overgebracht, alwaar hij tengevolge
der bekomen wonden spoedig overleed, meldt
de ,,'s-Hert. Crt.".
9
In mijn kinderjaren leerden we op school
een Paaschlied«Heerlijk breekt de dag van
't Paaschfeest weder aan. Groot en kleinen
mogen vroolijk grafwaarts gaan». Zooals het
nu nog vaak gaat worden zulke woorden
gezongen, zonder dat de beteekenis ervan tot
ons doordringt. Maar later trof mij eens die
wondere tegenstelling in deze woorden vroolijk
grafwaarts gaan Het graf en blijdschap be.
hooren nu eenmaal niet bij elkander. Als we
van het graf spreken denken we als vanzelve
aan smart en scheiding. Doch op het Faasch.
feest mogen we de woorden blijdschap en
graf tezamen noemen. Dat komt omdat we
in den geest wel naar het graf gaan, maar we
weten het ledig te zijn. Toch is het eerst ge«
weest een plaats ter begrafenis. Het was een
graf. Maar Jezus blijft niet in het graf, inde
macht van den dood. Hij is opgestaan 1 En
het graf is ledig.
Christus heeft overwonnen de macht van
zonde en dood. En omdat we weten dat Hij
overwonnen heeft in dien strijd, niet om zich»
zelf, maar om degenen die in Hem gelooven,
daarom zijn we blijde. Nfras Hij in het graf
gebleven, dan was Hij geen Overwinnaar
maar een overwonnene.
Dan was, zegt de Apostel, ijdel ons geloof.
En indien Christus niet opgewekt is, zoo was
ons geloof tevergeefsch en waren we nog in
onze zonden. Maar Christus is opgewekt. Het
graf is ledig.
Daarom zijn we verheugd. Doch wij, elk
mensch, de beste en de sterkste zou voor
eeuwig zijn ondergegaan.
De strijd is echter gestreden en Christus'
groote lijden geleden. Hij is opgewekt. Nog
enkele dagen en Hij gaat in in de heerlijkheid
zijns Vaders. Wij weten nu dat Hij lijden
moest, sterven zou, ja begraven zou worden.
Doch de vrouwen en de discipelen, zij wisten
net niet. Wel konden zij het weten. Had niet
de Heere dat zelf voorzegd Tot hen door.
gedrongen was het echter niet.
*iet, 's morgens vroeg gaan de vrouwen
grafwaarts. Doch voor hen is het geen blijde
gang. Geen wonder, de vrouwen en de disci,
pelen zoeken nog den doode in het graf.
Hoe wordt dan hun droefheid veranderd
in blijdschap en verbazing.
De Heere Jezus is den vrouwen ontmoet
en Hij geeft deze vrouwen de heerlijke taak
de blijde boodschap dat Jezus leeft, mêe te
deelen aan de broederen.
Welk een voorrecht was dat!
Zij mochten henengaan om ook bij de broe»
deren de droefheid te doen verkeeren in
vreugde. Zij, de vrouwen, hadden Jezus zelf
gezien.
Als we dit lezen in onzen Bijbel, dan zijn
we zoo licht geneigd te denken dat die vrou»
wen bevoorrecht zijn boven de vrouwen uit
onzen tijd.
Laten we dat toch niet denken. Wij mogen
ook leeren aan de kinderen, aan allen met
wie we in aanraking komen, dat Jezus is op.
gestaan. Er zijn nu toch ook treurenden en
bedrukten wien we kunnen zeggen dat Jezus
uit het graf is opgestaan, nadat Hij voor de
zonden der zijnen gestorven is.
Wij gaan niet meer als treurenden naar het
graf. Ons is het Evangelie zoo rijk geopenbaard.
Wij weten het graf ledig.
Ér is dan niet een gaan naar het ledige
graf, maar ook een weggaan van dat graf. De
blijdschap blijft en daarin trachtten we anderen
te doen deelen.
Wij, vrouwen, hebben daarin zoo een heer.
lijk werk. Ons woord, in eenvoudigheid tot
anderen gericht kan tot zooveel zegen wezen.
In de eerste plaats natuurlijk ons eigen
gezin. Daar moet vooral gezien worden de
blijdschap in ons leven over de opstanding
van onzen Heere Jezus.
Die blijdschap moet de anderen doen ver.
langen naar diezelfde vreugd en vrede.
Als wij de onzen, de kinderen, niet toonen
het geluk dat wij hebben omdat wij weten
wat Paschen en het ledige graf ons te zeggen
heeft, als wij daartoe in gebreke blijven, dan
zullen anderen wel aanprijzen hun vroolijk.
heid en vreugd. Maar dat zal wezen de schijn,
vreugd dezer wereld.
Die maakt zich ook op om te vieren een
opwaken en ontwaken. Die viert de opwaking
der natuur, het ontluiken van bloemen en
planten uit den winterschen doodsslaap. Dat
is het feest dat de wereld Viert. Het lijkt
mooi Velen zullen er door bekoord worden.
Dat vinden ze werkelijk. Wat de Christenen
spreken van de opstanding is onwerkelijk.
Laten wij nu toonen door daden dat in ons
leven werkelijkheid is de blijdschap over den
uit den dood verrezen Heiland, die nu leeft
en bidt voor degenen die in Hem gelooven.
M'n beste nichtjes en neefjes,
Ik heb al weer aardig wat brieven on6
vangen. De meesten schrijven dat ze zoo blij
zijn met de vacantie. Ik zal maar niet denken,
dat jullie niet graag naar school gaan, dat je
zoo blij bent met de vrije dagen. Nee dat
geloof ik ook niet, maar als het een beetje
mooi weer is dan is het ook wel eens fijn
een paar dagen buiten te spelen in plaats van
schoolsommen te maken of jaartallen te leeren.
Maar na een paar weekjes vacantie zijn jullie
toch weer blij als je weer beginnen kunt met
leeren. Dat zal ik ook wel van jullie hooren.
Wie een tuintje heeft zal die paar dagen goed
kunnen gebruiken om er in te werken. Daar
is nu wel wat werk te doen.
Nu kinderen vertel me maar eens wat jullie
in de vacantie gedaan hebben.
Misschien komen jullie nog wel naar Som.
me'sdijk en kom ik je tegen.
Dag beste kinderen.
Heel veel groeten van
TANTE TRUUS
HENK.
VIII.
«Nou jongens we gaan opstappen, maar ik
reken op jullie hulp met m'n boodschappen
en pakjes. Als jullie niet helpt weet ik geen
raad«.
De jongens lachten eens. Frans zei dat hij
alles alleen wel dragen wilde.
«De auto blijft ginds wachten, dan kunnen
we in deze drukke straat eens kijken naar de
mooiste winkels».
De meeste pret hadden de jongens voor de
speelgoedwinkels.
«Zeg kijk eens wat een fijne mecanodoos.
Daar zit wat in hoor Ik heb zoo'n groote
niet. Nou kijk es daar in dien hoek achteraan
dat is een teekendoos zoo groot als ik er
nooit een gezien heb».
Lenie vond de poppen het mooiste. Zoo'n
groote met echt haar die wilde ze wel zoo
meenemen.
«Ja jongens als we nu hier blijven staan
helpt het niet veel. Ik ga naar binnen hoor.
Blijven jullie liever buiten«.
Wie zou er niet graag eens in zoo'n groote
winkel kijken.
«Hé» zuchtte Frans «ik wou wel dat ik
eens uitkiezen mocht«.
«Kom Henk help me eens uitzoeken voor
je neefjes van Tante Li s. Die zijn kort na
elkaar jarig geweeste. «Maar jij moet helpen
kiezen«.
Dat was gauwer gezegd dan gedaan. Telkens
zagen ze iets wat ze Mevrouw meer aanraadden.
Dat was veel mooier weer.
Eindelij c was de keus gedaan.
Maar toentoen mochten ze voor zich»
zelf iets uitzoeken, «maar denk er om hoor«,
zei Mevrouw plagend opeens met een ver.
schrikt gezicht, «dat jullie m'n portemonnaie
niet in eens leegmaakt»
Na veel zoeken, veranderen en verwisselen
had ieder iets voor zich uitgezocht.
Henk had het meeste schik in de blijdschap
van z'n vriendjes. Hij wist het wel dat Frans
z'n vader niet zooveel geld kon uitgeven voor
speelgoed en Jo's vader was wel dokter, maar Jo
had zooveel broers en zusters dat dokter voor
Jo alleen ook maar niet koopen kon wat Jo
graag- wilde.
Daarom was Henk zoo blij dat Moe zoo
deed. Wat wist die Moes toch altijd iets leuks
't Was zoo echt in de vacantie. Volgende
week weer naar school. Hé, daar was die
akelige Nelis Zwart. Wat had Moe ook weer
gezegd? Ook nu maar niet aan die dingen
denk.-n. Nu was alles zoo echt met z'n eigen
vriendjes.
«O Moe, kijk eens wat een prachtbloemen.
Even kijken Moe».
«Mevrouw kijk dan eens, dat zijn mooie
bloemen«
«Zulke hebben we niet in de kassen«. Me.
vrouw had ook schik in de opgetogenheid
der jongens. Lenie huppelde ook maar mee.
Mevrouw was blij dat Henk zoo genoot. Als
hij toch telkens maar niet zoo hoestte.
Het schoot niet hard op. Er waren meer
winkels waar zooveel moois te zien was.
Eindelijk werd het toch tijd naar de auto
toe te gaan. «Anders kunnen we bij Grootmoe
geen kopje thee meer drinken. Naar Grootmoe
moeten we nog een half uurtje rijden». Bepakt
en beladen kwamen ze bij de auto aan.
De jongens kropen bij elkander. Leuk hoor,
zoo'n dag uit. Ze kenden Henks' Grootmoe
wel. 's Zomers kwam ze wel eens op 't »Ro>
zenhuis» logeeren. Nou was 't omgekeerd.
Ze gingen nu op visite bij Grootmoe. Heel
gauw waren ze er al. Eigenlijk te gauw dacht
Frans, die vooral in't rijden zoo'n plezier had.
Eerst waren Jo en Frans wat verlegen. Maar
lang duurde dat niet. Terwijl Moe met Groot,
moe wat praatte mochten de jongens de bloe.
men eens gaan zien.
Ze keken en praatten druk over de bloemen
en planten. Henk kende er vele van. Thuis
waren er ook zooveel. Grootmoe had ook
wel mooie vreemde planten die Henk niet
kende.
Ze waren nog niet uitgekeken en uitgepraat
toen ze geroepen werden. Grootmoe zei dat
ze haar toch ook eens even gezelschap moesten
houden. Die oude Grootmoe kon toch zoo
echt over spelen en alles meepraten dat het
net was of ze heelemaal niet zoo oud was
als ze wel was.
Vol vuur zaten ze dan ook over spel en
boeken en school met Grootmoe te praten,
tot Moe vond dat het het hoog tijd werd
om aan den terugtocht te denken. In de stad
moet ik ook nog een paar bestelde pakjes
afhalen en als het zoo laat wordt kom ik
misschien met een slapend gezelschap thuis.
Neen, dat mocht Mevrouw niet zeggen.
Frans kon wel tot twaalf uur opblijven zonder
slaap te krijgen.
Doch het was tijd. Het was ook al haast
donker gworden. Dat was toch ook wel aardig
in donker rijden, dan zag je overal van die
lichtjes bewegen. Het leek net of de lichtjes
reden en zij stil stonden.
Ze waren in een oogenblik in de stad.
(Wordt vervolgd.)