PUROL DERDE BLAD CWiAJ-G-em "XGLcfda fvuJud Woensdag 16 April 1927. No» 332Q. Buitenland. Gemengd Nieuws. EEiT O IE HSL TT Q03=2 VKOUW EN IlTjD Voor de Vrouw. Voor de Jeugd. Dr.H. NANNiNG's HAEMOFFERRIN De uitspattingen der plunderaars van Nanking blijven nog steeds de aandacht vragen. Amerika, Japan en Engeland, die hun consulaten zagen verwoest en verscheidene van hun onderdanen vermoord of mishandeld, zullen zich bij deze feiten niet zonder meer kunnen neerleggen. Voor zij evenwel iets kunnen ondernemen, moet eerst de vraag worden beantwoord, wie de schuldigen zijn. Tsjen, de Kantonneesche mi nister van buitenlandsche zaken, houdt stijf en strak vol, dat de misdaden zijn gepleegd door de noordelijken troepen, die zich hadden gesto ken in de uniformen der zuidelijken. Maar daar tegenover staan de verklaringen der buitenlan ders, die constateerden dat de Kantonneesche officieren geen hand uitstaken om de ordelooze benden in toom te houden. Daarom wordt aan de onschuld der overwinnaars sterk getwijfeld en de drie mogendheden zullen Kanton voor de gebeurtenissen aansprakelijk te stellen. De zwarte wolken hebben zich hierdoor nog dichter boven Nanking samen gepakt. Er broeit een zwaar onweer. De Engelsche regeering be sloot andermaal om eenige duizenden soldaten naar het terrein van den Chineeschen burger oorlog te zenden, waardoor het Engelsche leger in China binnen enkele dagen 22000 man sterk zal zijn. Washington, Tokio en Londen zijn het er in middels nog niet over eens, op welke wijze de eisch tot schadevergoeding moet worden inge diend. Het zenden van versterkingen wijst er op, dat de Engelsche regeering er veel voor voelt om aan haar eischen kracht bij te zetten, maar Japan schijnt voor een ultimatum weinig te voe len. Een ultimatum of iets dat op een bedreiging of een oorlogsverklaring lijkt, achten de Japan ners uit den booze. Tijdens den geheelen duur van het Chineesche conflikt is de Japansche re geering trouwens merkwaardig gematigd opge treden en bij die houding wil zij thans volharden. In Japan wordt deze politiek door sommige kringen ten sterkste afgekeurd en de regeering al heel wat moeten hooren over haar slap- De regeering in Tokio zit eigentlijk met het geval min of meer verlegen. Zij zit met Ameri kanen en Engelschen in een schuitje en moet dus meevaren. Japan heeft, evengoed als de blanken, groote handelsbelangen in China, die door den burgeroorlog in 't gedrang kunnen komen en dus moeten worden verdedigt. Vandaar dat de op de Jangste-rivier de Japansche kanonneerbooten naast de Engelsche en Amerikaansche liggen en de landingstroepen van Japan de concessies der buitenlanders helpen bewaken. Maar toch is er verschil. Japan is de onmidde- lijke buurman van China en in het leven der vol ken geldt evengoed als in het dagelijksche leven, dat een goede buur veel waard kan zijn. Daarom voelen de Japanners er weinig voor om de Kan- tonneezen die wellicht in de toekomst de baas zullen worden in heel China tegen zich in 't harnas te jagen. Door thans wat over z'n kant te laten gaan, kan Japan zich later misschien op andere wijze dubbel en dwars schadeloosstellen Daar komt echter nog iets bij. Op 't oogen- blik dat de wereldoorlog uitbrak stond Europa op 't toppunt van haar macht. Maar 't pleegde zelf moord op de bloedige slagvelden van Frankrijk S!i Vlaanderen. Het Engelsche wereldrijk, dat alle zeeën beheerschte, staat thans te schudden op z'n grondvesten. Europa verzonk en Amerika kwam boven. Maar hoelang zal Amerika aan de spits der volken staan De geschiedenis der eeuwen leert de harde waarheid, dat opgaan, blinken en ver zinken het lot van iederen staat is. Het oosten ontwaakt uit den slaap, waarin het vele eeuwen gelegen heeft. Het oosten dat is het gekleurde ras. Het bereidt zich voor op een geweldige worsteling om zich met het blanke ras te meten en in die worsteling tusschen Cham en Japhet zullen China en Japan aan denzelfden kant strijden. Sovjet-Rusland, die geen gemeenschap meer kan hebben met het blanke ras, zal ook aan die zijde staan. Het heeft zich vol bitteren haat van het Westen afgekeerd en zijne klauwen uitge slagen naar het oosten. Zal China een prooi van het communisme worden. Eenigen tijd geleden leek het, alsof de Chi neesche nationalisten zich in meerderheid van Moskou hadden afgekeerd, maar de laatste be richten uit den chaos wijzen weer in een andere richting. Tsjang Kai Tsjek, de opperbevelhebber der Zuidelijken is door zijn regeering aan den dijk gezet, omdat hij zich te gematigd toonde tegen over de vreemdelingen en niet verkoos te doen wat Moskou behaagde. Andere telegrammen melden ondertusschen, dat hij bevelhebber blijft maar zich met de regeeringszaken in 't vervolg niet meer mag bemoeien. De tegenstrijdigheden zijn moeilijk te ontwarren, maar zooveel is wel duidelijk, dat in het nationalistische kamp een zware crisis wordt doorgemaakt, die heel gemak kelijk op een nieuwe scheuring met nieuwe ver wikkelingen kan uitloopen. BOELHUIS OP DE MELKKOP. Sic traqsit Boeldag op de Melkkop. De oude manége der Hobokens aan den Lagen Westzeedijk te Rotterdam, Woensdag bezet met melkwagens, brikken, hooimachines, rieken, spaden, broeiramen, varkenshokken, met gaas overdekte broedrennen, melkgerei, zelfs een oude ziekenstoel en verder alles wat men pleegt te vinden op den boeldag van een boer, die alleen zijn melkveehouderij en wat er zoo om en bij hoort, opruimt. Boeren uit den omtrek om den afslager heen. De afslager, een mijn heer, met krulletjes onder zijn dophoed uit, bakkebaardjes, en de blijkbaar sedert dagen van Hildebrand, nog niet veranderde zegs wijzen Wie nou zijn centen maar bewaard heeftWie biedt er wat Zes gulden, zes gulden, zes gullen (de d smelt weg) zes gullen zes gullen èn een half zeven gullenen een half, na een flegmatischen knik van één der omstanders, zeven zeven gullen zeven gullen éénmaal, andermaal Dan noteert een andere mijnheer, dat die en die boer een varkenshok, dat jaar en dag op de boerderij van Suiker van de Melkkop heeft dienst gedaan, voortaan zijn eigendom zal noemen. Straks gaat de groote hond van Suiker en gaan de 24 koeien, die nog op stal staan, den zelfden weg. Suiker, die één en dertig jaar geleden De Melkkop weer als uitspanning in eere herstelde, loopt zelf tusschen de koopers rond. Vandaag zijn de spullen van de boerderij onder den hamer gekomen. Met September moet de uitspanning ontruimd zijn. Dan mag de gemeente nog eens een paar maanden uitstel geven, dat hangt van de vorderingen van het opspuitingswerk af, maar dan staat toch het einde van de familieregeering der Teunissen's, die zoo'n kleine honderd jaar geleden van de heeren Hobokerf de boerderij voor het eerst hebben gepacht, voor de deur. De heer Suiker is de zoon van de Suikers-Stolk, de Stolks- Teunissen, waren de kinderen van de Teunissen, die in de jaren van dertig of veertig van de vorige eeuw uit Loosduinen kwamen en zich neerzetten op het goed, dat tot ongeveer 1840 aan Van Giesen, van wie mejuffrouw dr. H. C. 11. Mopuette in een geschiedenis van De Melk kop in het Rotterdamsch Jaarboekje van 1916 vertelt, was verhuurd. Laat eens kijken, zegt de heer Suiker, wanneer is mijn overgrootmoeder hier ook gekomen Ik heb nog een bidprentje uit 1836 van een tante van me, die is tachtig jaar geworden, en nu twintig jaar dood. Die tante was zeven jaar, toen ze hier op het erf kwam. Dus dat kan wel zoo wat uitkomen1836, 1840 of daaromtrent. Van de zeven kloeke dochters van pachter Teunissen, Ploon, Cato, en Bet en hoe ze verder mogen geheeten hebben, die dr. Moquette nog noemt, die in de uitspanning met de bladen met dampende koffiekannen rondliepen en die waarschijnlijk, frissche landelijke verschijning als ze waren, niet weinig tot denbloei van den theetuin hebben bijgedragen, heeft hij na tuurlijk geen weet meer. Maar van de jongste historie, die eigenlijk nog maar zoo kort achter ons ligt, en toch al zoo verwijderd schijnt, kan hij nog degelijk meepraten. De Bontepaal ziet hij nog voor zich in zijn geest en de Pinkster- en kermisdrukte van vroe ger is hij nog niet vergeten. In 1886 of 1887 is de Bontepaal, de tol op den Westzeedijk, ver dwenen. Met die drukke dagen, mijnheer, dan kon het hier toch wel eens erg de spuigaten Bloedvopmend versterkingsmiddel. f2.60 p.'/i flexh, ƒ1.60 p Vz flesch uitloopen. Dan kwamen de Rotterdammers en de Delfshavenaars en dan werd het meestal „kift" en kloppen. En wat er dan verderop in den tsin gebeurde Waar nu de tennisbanen liggen en daar bij die boomen achter de ren baan, dat was ook allemaal nog theetuin De tegenwoordige uitspanning vóór het huis is eigenlijk nog maar het kleinste gedeelte van den tuin van vroeger. Mijn grootmoeder heeft indertijd de zaak opgeruimd, op aandringen van haar broer, die pastoor was. Die had gezegd Mie, van de boerderij kun je toch leven, waarom zul je dien rommel aanhouden. Alleen een glaasje melk en een kop thee bleef ze aan den gaanden en komenden man nog wel verkoopen. De heer Suiker zelf heeft de uitspanning weer in eere hersteld. „Maar denk er om", had de eigenaar, de heer Hoboken, gezegd, „geen beestenboel hoor, 't moet netjes blijven". De oude glorierijke dagen van Teunis en den over grootvader, toen de huzarenmuziek in het tentje zich hooren liet en vijftien cents bij het binnen komen werd geheven, waarvoor dan de eerste consumptie gratis werd verstrekt, zijn echter niet meer teruggekeerd. Trouwens de Rotter dammer der laatste twee, drie decennia zoekt andere geneugten dan een uitgangetje naar De Melkkop of Pax Intrande stad, bij den Bergweg, waar hij vroeger, vóór de auto de afstanden tot hun honderste deelen had gereduceerd, zijn Zondagsvertier vond. En dan vertelde de heer Suiker in eenen adem door van zijn vroegere landheeren, mijnheer Koos en mijnheer Anton en van een beetje oneenigheid in de familie der eigenaars over een schutting. Hier op dit terrein was de ren en hindernisbaan, waar vroeger te paard werd geoefend. In de laatste jaren heeft hij het zonder huurverhooging er bij gekregen, 't was juist geschikt voor de schoolfeesten en lentefeesten en zulke dingen. En mededeelzaam, een tikje vertrouwelijk en geheimzinnig zet hij uiteen, hoe je als kastelein toch wel deugdelijk je oogen moet openzetten, als je, naar het voorschrift van den landheer was, je zaak netjes wil houden. Als ik eens wilde vertellen, mijnheer, wat ik hier gezien heb, ondanks mijn strenge toezicht Dan licht hij even een tipje van den sluier op, waaronder dingen verborgen liggen, die tegenwoordig zeker de zedenpolitie niet on verschillig zouden laten. Vandaag is het boeldag geweest op De Melk kop. Brikken, rieken en hooimachines, zijn van eigenaar verwisseld, de zwartbonten van Suiker, in het groene land langs den Binnenweg, die 's zomens het Rotterdanmsche stadsbeeld zoo'n unieke bekoring gaven, zijn geveild, het frissche grastapijt gaat verdwijnen onder een laag opgespoten zand. De huizen aan den lagen Westzeedijk, behalve het oude buiten, dat restaurant wordt, gaan tegen den grond. En na September zal van de boerderij, waarvan dr. Moquette de historie tot 1572 heeft nage speurd, waar in die verre tijden de Bye en de baljuw van Schieland, van Cleyburgh, de eige naars van zijn geweest, om er maar enkelen uit het relaas in het Jaarboekje te noemen, niets meer te vinden zijn. Alleen de naam zal voort leven op de karretjes van de melkzaak, die volgens oude rekeningen in 1836 het ziekenhuis aan den Coolsingel al bediende en die wordt voortgezet. Van den Westzeedijk naar het Westen ziende, zal men dan hooge muren van den Electriciteits-wolkenkrabber ontwaren. UIT DE VLAAMSCHE MOPPENTROMMEL Naar aanleiding van de verwerping van het NederlandschBelgische verdrag. Een plaatje van een dikke Hollandsche en een mageren Belgischen echtvriend voor de rechtbank, „Het verworpen verdrag en de okka- sie'getiteld. Mijnheer de Juusik wil van mijn vrouw scheiden Om wat reden 't Is een Hollandscheen na dat ver dragu begrijpt Een dikke Hollander met zijn spichtige vrouw en een oudmannetjesachtig zoontje voor het lo ket van een Belgisch station Hollander (in de statie te Brussel) Een kaartje voor den Héég, asjeblief. BediendeWe geven er geen meer aan Hol landers. Ge kimt zien, dat ge te poot gaat „Troostinoppen" uit de Schelde De voetbalsupporter zegt Ik weet waarom ze dat tractaat verwor pen hebben Waarom dan Omdat we z'in voetbaai een klopping ge geven hebben Eet gij nog Haagsche hopjes Jamaar ik knauw er heel hard op om ze te laten voelen dat wij kwaad op Holland zijn De gardevils krijgen opdracht de Hollanders die den weg vragen een verkeerde straat te wijzen. -Ik heb mijn hond iets nieuws geleerd Wat dan Hij wil geen stuk Hollandsche kaas meer aanpakken. VROUWELIJKE POLITIE. In haar heele verschijning wat erg mannelijk, de kranige Londensche bobbiepet met het hoofd officiers-distinctief een tikje schuin a la Beatty den grooten admiraal uit den slag bij Jutland is commandant Mary S. Allen van the Wo men's Auxiliary Service te Londen, gisteren middag in een bijeenkomst, belegd door den plaatselijken vrouwenraad, wezen vertellen van het werk der vrouwelijke politie, Miss Allen had Dinsdag in de hoofdstad gesproken van haar Amsterdamsche lezing heeft in de ochtend bladen dezer dagen een uitvoerig verslag gestaan Te Rotterdam heeft de Engelsch genuiformeerde politie-inspectrice of hoofdinspectrice we zijn met de Engelsche politiecorpsen niet op de hoog te ongeveer hetzelfde gezegd, wat ze in Am sterdam had medegedeeld. Van het geven van een uitvoerig relaas van haar lezing achten we ons dus ontslagen. Slechts willen-we er op wijzen, dat miss Allen, hier heel wat vragen van belangstellenden uit de vergadering, waar onder zich behalve de politierechter mr. J. Wijn- veldt en eenige mannelijke politie-ambtenaren, ook onze Rotterdamsche vrouwelijke politie assistenten bevonden, te beantwoorden gehad. Uit die antwoorden bleek, dat Londen niet alleen staat met zijn vrouwelijke volberechtigde politievrouwen. In de Engelsche metropool be staat een brigade van 50 vrouwen, „all sworn in". Tal van Engelsche steden bogen eveneens op vrouwen bij de politie, die niet alleen so ciaal werk doen, belast zijn met kinderzaken en zaken, waarbij vrouwen betrokken zijn, maar die ook de volle rechten hebben waarover haar mannelijke collega's beschikken. In Duitschland zijn er 6 steden, die vrouwelijke politiebeambten of ambtenaren hebben aangesteld, in Oostenrijk zijn er plannen om ze te benoemen, Zweden heeft politiezusters, maar dat zijn niet de politie beambten naar het hart van mis Allen, en in Amerika zijn in 300 steden vrouwen bij de po litie werkzaam, als volberechtigd ambtenaar dan. De Amerikaansche politievrouwen echter dragen geen uniform, de grond daarvoor is echter „pu rely sentimental". Maar haar werk schijnt dan ook meer op het terrein der recherche te liggen. Een leeftijd van 25 jaar acht miss Allen de grens naar benenen voor de aanstelling tot vrou welijke politieambtenaarmet drie maanden vooropleiding in haar politieschool kunnen on derwijzeressen, en vrouwen in sociaal werk enz. getraind, het zoover brengen, dat ze naar de bureaux kunnen gaan om nog 1 a 2 jaar naast en tegelijk met de mannen dienst te doen, waar na ze geschikt zijn om geheel zelfstandig op te treden. Juffrouw Baelde heeft de vergadering gepre sideerd en de spreekster, wier Auxiliary Service niet officieel deel uitmaakt van het Londensche politiecorps, er echter in een bijzondere verhou ding toe staat, terwijl de leden beëedigd zijn, welkom geheeten en na afloop van haar lezing dank gezegd. Dat de verhoudingen bij onze po litie heel anders zijn dan in Engeland, waar elke agent immers den maarschalksstaf in zijn rand- sel draagt, wat natuurlijk op de aanvulling van het corps, en de promotie van grooten invloed is, kwam^niet ter sprake. EEN „VERDRONKEN" MAN TERUG. Op 27 Januari sloeg bij hooge zee in de golf van Biscaye, een stoker van het stoomschip Trevelan overboord. Een zijner kameraden, Harry Glee, sprong hem na om hem te redden, doch geen van beiden werd meer gezien en ze werden dan ook als verdronken gerapporteerd. Thans is Glee te Nottingham in zijn geboor teplaats teruggekeerd, waar hij het volgende verhaal deed van zijn wedervaren. Nadat hij in zee gesprongen was, dook hij en wist zijn kameraad tevinden. Door de hoo ge golven zag men hem van de Trevelan af niet en toen het schip verder ging, besloot hij naar de kust te zwemmen, ruim twintig kilome ter verwijderd. Nalat hij enkele kilometers af gelegd had, gaf zijn kameraad den geest en zwom hij alleen verder. Hij wist de Portugeesche kust te bereiken en bleef bewusteloos op het strand liggen tot boeren hem vonden en hem in hun woning opnamen. Hij verbleef daar drie weken tot hij zich krachtig genoeg voelde om de reis naar Engeland te aanvaarden. Zonder schoenen of kousen trok hij, dertig a veertig Doos30- 60,Tube 80ct.Bij Apoth.en Drogisten. kilometer per dag afleggend, zijn voedsel bede lend, door Portugal en Spanje, over de Pyre neeën, waar hij voor het eerst nadat hij de Tre velan verliet, weer Engelsch sprekende perso nen aantrof. Dezen verwezen hem naar den Britschen consul te Toulon, waar hij ondertus schen in de haven werkte. Toen uit Londen zijn gage was gearriveerd, zette hij de reis naar Engeland voort, waar -zijn eerste bezoek den ouders van zijn kameraad gold. AUTO-ONGELUK. Een doode. Woensdagmorgen om half vier, is nöar het „Hbld." meldt, te Laren (N.H.) een auto-on geluk met doodelijken afloop gebeurd. Op de Naarderstraat kwam uit de richting van Naar- den een auto van de garage Coppens uit Hil versum achter een met paard bespannen vracht wagen aanrijden. De chaffeur wilde links pas- seeren, maar zag toen uit de tegenovergestelde richting een grooten verhiswagen naderen. Hij remde uit alle macht, de auto slingerde daarbij tegen een zwaren denneboom van den weg. Het linkerachterwiel en de aochteras braken af, maar de wagen zwaaide naar het midden van den weg, terwijl een der inzittenden eruit geslingerd werd. Eerst zestien meter verder kwam de geheel vernielde auto tot stilstand, na nog met den verhuiswagen in botsing gekomen te zijn, waarbij de paarden verwond werden. De op den weg gevallen man, de38-jarige L. Brouwer, uit Hilversum, bleef zieltogend liggen en stierf na enkele oogenblikken aan een schedelbreuk. Een der vier andere inzittenden had nog schram men en een geknesde rib bekomen. DOODELIJK ONGELUK. Door de een of andere onvoorzichtigheid kreeg de 17-jarige scheepsjongen Agust Ver- bracke tae Budel een scheepsanker op zijn hoofd. Spoedig werd de getroffene naar het ziekenhuis te Hasselt overgebracht, alwaar hij tengevolge der bekomen wonden spoedig overleed, meldt de ,,'s-Hert. Crt.". 9 In mijn kinderjaren leerden we op school een Paaschlied«Heerlijk breekt de dag van 't Paaschfeest weder aan. Groot en kleinen mogen vroolijk grafwaarts gaan». Zooals het nu nog vaak gaat worden zulke woorden gezongen, zonder dat de beteekenis ervan tot ons doordringt. Maar later trof mij eens die wondere tegenstelling in deze woorden vroolijk grafwaarts gaan Het graf en blijdschap be. hooren nu eenmaal niet bij elkander. Als we van het graf spreken denken we als vanzelve aan smart en scheiding. Doch op het Faasch. feest mogen we de woorden blijdschap en graf tezamen noemen. Dat komt omdat we in den geest wel naar het graf gaan, maar we weten het ledig te zijn. Toch is het eerst ge« weest een plaats ter begrafenis. Het was een graf. Maar Jezus blijft niet in het graf, inde macht van den dood. Hij is opgestaan 1 En het graf is ledig. Christus heeft overwonnen de macht van zonde en dood. En omdat we weten dat Hij overwonnen heeft in dien strijd, niet om zich» zelf, maar om degenen die in Hem gelooven, daarom zijn we blijde. Nfras Hij in het graf gebleven, dan was Hij geen Overwinnaar maar een overwonnene. Dan was, zegt de Apostel, ijdel ons geloof. En indien Christus niet opgewekt is, zoo was ons geloof tevergeefsch en waren we nog in onze zonden. Maar Christus is opgewekt. Het graf is ledig. Daarom zijn we verheugd. Doch wij, elk mensch, de beste en de sterkste zou voor eeuwig zijn ondergegaan. De strijd is echter gestreden en Christus' groote lijden geleden. Hij is opgewekt. Nog enkele dagen en Hij gaat in in de heerlijkheid zijns Vaders. Wij weten nu dat Hij lijden moest, sterven zou, ja begraven zou worden. Doch de vrouwen en de discipelen, zij wisten net niet. Wel konden zij het weten. Had niet de Heere dat zelf voorzegd Tot hen door. gedrongen was het echter niet. *iet, 's morgens vroeg gaan de vrouwen grafwaarts. Doch voor hen is het geen blijde gang. Geen wonder, de vrouwen en de disci, pelen zoeken nog den doode in het graf. Hoe wordt dan hun droefheid veranderd in blijdschap en verbazing. De Heere Jezus is den vrouwen ontmoet en Hij geeft deze vrouwen de heerlijke taak de blijde boodschap dat Jezus leeft, mêe te deelen aan de broederen. Welk een voorrecht was dat! Zij mochten henengaan om ook bij de broe» deren de droefheid te doen verkeeren in vreugde. Zij, de vrouwen, hadden Jezus zelf gezien. Als we dit lezen in onzen Bijbel, dan zijn we zoo licht geneigd te denken dat die vrou» wen bevoorrecht zijn boven de vrouwen uit onzen tijd. Laten we dat toch niet denken. Wij mogen ook leeren aan de kinderen, aan allen met wie we in aanraking komen, dat Jezus is op. gestaan. Er zijn nu toch ook treurenden en bedrukten wien we kunnen zeggen dat Jezus uit het graf is opgestaan, nadat Hij voor de zonden der zijnen gestorven is. Wij gaan niet meer als treurenden naar het graf. Ons is het Evangelie zoo rijk geopenbaard. Wij weten het graf ledig. Ér is dan niet een gaan naar het ledige graf, maar ook een weggaan van dat graf. De blijdschap blijft en daarin trachtten we anderen te doen deelen. Wij, vrouwen, hebben daarin zoo een heer. lijk werk. Ons woord, in eenvoudigheid tot anderen gericht kan tot zooveel zegen wezen. In de eerste plaats natuurlijk ons eigen gezin. Daar moet vooral gezien worden de blijdschap in ons leven over de opstanding van onzen Heere Jezus. Die blijdschap moet de anderen doen ver. langen naar diezelfde vreugd en vrede. Als wij de onzen, de kinderen, niet toonen het geluk dat wij hebben omdat wij weten wat Paschen en het ledige graf ons te zeggen heeft, als wij daartoe in gebreke blijven, dan zullen anderen wel aanprijzen hun vroolijk. heid en vreugd. Maar dat zal wezen de schijn, vreugd dezer wereld. Die maakt zich ook op om te vieren een opwaken en ontwaken. Die viert de opwaking der natuur, het ontluiken van bloemen en planten uit den winterschen doodsslaap. Dat is het feest dat de wereld Viert. Het lijkt mooi Velen zullen er door bekoord worden. Dat vinden ze werkelijk. Wat de Christenen spreken van de opstanding is onwerkelijk. Laten wij nu toonen door daden dat in ons leven werkelijkheid is de blijdschap over den uit den dood verrezen Heiland, die nu leeft en bidt voor degenen die in Hem gelooven. M'n beste nichtjes en neefjes, Ik heb al weer aardig wat brieven on6 vangen. De meesten schrijven dat ze zoo blij zijn met de vacantie. Ik zal maar niet denken, dat jullie niet graag naar school gaan, dat je zoo blij bent met de vrije dagen. Nee dat geloof ik ook niet, maar als het een beetje mooi weer is dan is het ook wel eens fijn een paar dagen buiten te spelen in plaats van schoolsommen te maken of jaartallen te leeren. Maar na een paar weekjes vacantie zijn jullie toch weer blij als je weer beginnen kunt met leeren. Dat zal ik ook wel van jullie hooren. Wie een tuintje heeft zal die paar dagen goed kunnen gebruiken om er in te werken. Daar is nu wel wat werk te doen. Nu kinderen vertel me maar eens wat jullie in de vacantie gedaan hebben. Misschien komen jullie nog wel naar Som. me'sdijk en kom ik je tegen. Dag beste kinderen. Heel veel groeten van TANTE TRUUS HENK. VIII. «Nou jongens we gaan opstappen, maar ik reken op jullie hulp met m'n boodschappen en pakjes. Als jullie niet helpt weet ik geen raad«. De jongens lachten eens. Frans zei dat hij alles alleen wel dragen wilde. «De auto blijft ginds wachten, dan kunnen we in deze drukke straat eens kijken naar de mooiste winkels». De meeste pret hadden de jongens voor de speelgoedwinkels. «Zeg kijk eens wat een fijne mecanodoos. Daar zit wat in hoor Ik heb zoo'n groote niet. Nou kijk es daar in dien hoek achteraan dat is een teekendoos zoo groot als ik er nooit een gezien heb». Lenie vond de poppen het mooiste. Zoo'n groote met echt haar die wilde ze wel zoo meenemen. «Ja jongens als we nu hier blijven staan helpt het niet veel. Ik ga naar binnen hoor. Blijven jullie liever buiten«. Wie zou er niet graag eens in zoo'n groote winkel kijken. «Hé» zuchtte Frans «ik wou wel dat ik eens uitkiezen mocht«. «Kom Henk help me eens uitzoeken voor je neefjes van Tante Li s. Die zijn kort na elkaar jarig geweeste. «Maar jij moet helpen kiezen«. Dat was gauwer gezegd dan gedaan. Telkens zagen ze iets wat ze Mevrouw meer aanraadden. Dat was veel mooier weer. Eindelij c was de keus gedaan. Maar toentoen mochten ze voor zich» zelf iets uitzoeken, «maar denk er om hoor«, zei Mevrouw plagend opeens met een ver. schrikt gezicht, «dat jullie m'n portemonnaie niet in eens leegmaakt» Na veel zoeken, veranderen en verwisselen had ieder iets voor zich uitgezocht. Henk had het meeste schik in de blijdschap van z'n vriendjes. Hij wist het wel dat Frans z'n vader niet zooveel geld kon uitgeven voor speelgoed en Jo's vader was wel dokter, maar Jo had zooveel broers en zusters dat dokter voor Jo alleen ook maar niet koopen kon wat Jo graag- wilde. Daarom was Henk zoo blij dat Moe zoo deed. Wat wist die Moes toch altijd iets leuks 't Was zoo echt in de vacantie. Volgende week weer naar school. Hé, daar was die akelige Nelis Zwart. Wat had Moe ook weer gezegd? Ook nu maar niet aan die dingen denk.-n. Nu was alles zoo echt met z'n eigen vriendjes. «O Moe, kijk eens wat een prachtbloemen. Even kijken Moe». «Mevrouw kijk dan eens, dat zijn mooie bloemen« «Zulke hebben we niet in de kassen«. Me. vrouw had ook schik in de opgetogenheid der jongens. Lenie huppelde ook maar mee. Mevrouw was blij dat Henk zoo genoot. Als hij toch telkens maar niet zoo hoestte. Het schoot niet hard op. Er waren meer winkels waar zooveel moois te zien was. Eindelijk werd het toch tijd naar de auto toe te gaan. «Anders kunnen we bij Grootmoe geen kopje thee meer drinken. Naar Grootmoe moeten we nog een half uurtje rijden». Bepakt en beladen kwamen ze bij de auto aan. De jongens kropen bij elkander. Leuk hoor, zoo'n dag uit. Ze kenden Henks' Grootmoe wel. 's Zomers kwam ze wel eens op 't »Ro> zenhuis» logeeren. Nou was 't omgekeerd. Ze gingen nu op visite bij Grootmoe. Heel gauw waren ze er al. Eigenlijk te gauw dacht Frans, die vooral in't rijden zoo'n plezier had. Eerst waren Jo en Frans wat verlegen. Maar lang duurde dat niet. Terwijl Moe met Groot, moe wat praatte mochten de jongens de bloe. men eens gaan zien. Ze keken en praatten druk over de bloemen en planten. Henk kende er vele van. Thuis waren er ook zooveel. Grootmoe had ook wel mooie vreemde planten die Henk niet kende. Ze waren nog niet uitgekeken en uitgepraat toen ze geroepen werden. Grootmoe zei dat ze haar toch ook eens even gezelschap moesten houden. Die oude Grootmoe kon toch zoo echt over spelen en alles meepraten dat het net was of ze heelemaal niet zoo oud was als ze wel was. Vol vuur zaten ze dan ook over spel en boeken en school met Grootmoe te praten, tot Moe vond dat het het hoog tijd werd om aan den terugtocht te denken. In de stad moet ik ook nog een paar bestelde pakjes afhalen en als het zoo laat wordt kom ik misschien met een slapend gezelschap thuis. Neen, dat mocht Mevrouw niet zeggen. Frans kon wel tot twaalf uur opblijven zonder slaap te krijgen. Doch het was tijd. Het was ook al haast donker gworden. Dat was toch ook wel aardig in donker rijden, dan zag je overal van die lichtjes bewegen. Het leek net of de lichtjes reden en zij stil stonden. Ze waren in een oogenblik in de stad. (Wordt vervolgd.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 5