ONDERJURKEN C OHEN Vie een stengel was ongeveer een el lang. Nadat het kruis in den grond is vastgezet, wordt Jezus ontkleed, met touwen opgeheschen en op het voor- Uitstekend stuk hout in den paal gezet. Vervolgens worden de handen uitge strekt en aan den dwarsbalk vastge bonden, waarna ze, evenals de voeten, met nagelen worden vastgeklonken en de touwen worden losgemaakt. Het lijden aan zulk een kruis was ontzettend. Denkt 't u in, in welk een pijnlijke houding Jezus daar hing. Hij was reeds afgemarteld, de rug open gereten door de geeselslagen, het hoofd gewond door de doornenkroon, zoodat de minste beweging pijn deed. De won den in handen en voeten gingen tot ontsteking over, het bloed drong naar borst en hoofd, waardoor benauwdhe den en pijnen ontstonden. Aan de brandende zonnestralen blootgesteld, werd hij gekweld door een ondrage lijke dorst. Sterke menschen bezweken pas na dagen van nameloos lijden, waarom men soms den dood verhaastte door de beenen te breken. En bij dat lichamelijk lijden kwam nog den hoon dergenen, die het kruis omringden. Niet tevreden met Jezus aan het hout te hangen, spot men nog met zulk een, die, al ware hij de grootste misdadiger, toch medelijden verdiende. Honend klinkt 't Hem tegen„Gij die den tempel afbreekt en in drie dagen opbouwt, behoud u zeiven en kom af van het kruisanderen heeft Hij ver lost, zich zeiven kan Hij niet verlos sen." Men tart Hem af te komen van het kruis, en daardoor te bewijzen, dat Hij de Christus, de Koning Israels is. Maar veel meer nog dan het pijn lijke, treft ons het schandelijke in Jezus' lijden. De kruisiging was een straf voor slaven, voor de grootste misda digers op een Romeinsch burger mocht ze niet toegepast worden. Wij zien Jezus in een gezelschap, waarvan ieder, die aanspraak maakte op den naam van fatsoenlijk mensch, zich afkeerde. Alles moet dienen om Zijn schande te vergrooten. Met Hem worden twee moordenaars gekruisigdja Hij hangt in 't midden van hen, om als aan te duiden, dat Hij de ergste van allen is. Maar ziet ook hierin het Godsbestuur. Zoo moet 't zijn, opdat vervuld worde wat de Schrift zegtHij is met de misdadigers gerekend. Met hen is Hij gelijk gesteldin hun lot en schande heeft Hij gedeeld. En dat, terwijl Hij de Heilige is, die geen zonde heeft gedaan en in wiens mond geen bedrog is gevonden. Dit is het ontzettende in Zijn sterven, dat Hij den gevloekten dood is gestorven. Vloek is een uit spraak van God, waardoor Hij verderf aankondigt en brengt over den zondaar. Die vloek is belichaamd in hem, die aan het hout hangt. Ook in krankheid en dood, in alle lijden openbaart zich de toorn Gods. Maar slechts ten deele. Ten volle in die aan het kruis hangt, gelijk de Schrift 't uitdrukt: ,een op- gehangene is Gode een vloek". Zoo heeft Jezus als een gevloekte aan het kruis gehangentusschen hemel en aardeden hemel niet waardig en te slecht voor de aarde, van wien God en menschen het aangezicht afwend den. Maar hoe? Hoe kon Jezus een ge vloekte zijn? Was Hij dan niet de Zoon van Gods welbehagen Neen, in Hem zelf was niets, dat Hem des doods schuldig maakte. Maar Hij hing daar als dé Borg van zondaren, voor Zijn volk. Zij waren van nature van God vervloekt. Het paradijs was door hen verzondigd, de aarde om hun nentwil vervloekt. Zij waren niet waar dig den hemel te beërven noch de aarde te bewonen. Vanwege hun on gehoorzaamheid was de toorn Gods tegen hen ontstoken. Maar Christus heeft Zich in hun plaats gesteld, hun schuld op zich genomen en zich aan hun straf onderworpen. Hij is als de schuldige gerekend, waar hun onge rechtigheden Hem toegerekend zijn. De toorn Gods tegen onze zonde is tegen Hem ontbrand. De vloek, die op ons lag, heeft Hij op zich geladen. Daarom is Hij als een gevloekte van God verlaten geworden en heeft Hij al de bitterheid van Diens ontzaglijken toorn gesmaakt. Af de fiolen van Gods gramschap zijn over Hem uitgestort geworden. Een vloek geworden zijnde voor Zijn volk, heeft Hij hen verlost van den vloek der wet. De Brand te Oude Tonge VOORKOMT TANDBEDERF NIVA TANDPASTA 73 cts.per'/itube, 25ets.p.'A tube. MET BIJPASSENDE DIRECTOIRES IN ZIJDE EN TRICOT ALLE MATEN ALLE KLEUREN BIJ DIRKSLAND Rechtzaken. ttWMBtt UMWZiCM. V erkoopingen. Zate Dit nu I I Vooi Wordt vervolgd). De brand van Oude Tonge waardoor een boeresteê van den heer v. Dis in asch gelegd werd heeft gevolgen die onze Nederlandsche juristery aan een kluifje helpen. De zaak zit eenvoudig zoo in elkander. De hoeve van den heer v. Dis was een drie kwart uur loopens buiten de kom van het dorp gelegen. Toen de brand uitbrak en er verschillende personen bij de plaats des onheils kwamen, verkeerde men in de meening dat de brand» spuit reeds gewaarschuwd en op weg was. In deze meening verkeerde ook wethouder De Wit. Inderdaad was de brandspuit niet gewaar» schuwd. De directeur van de brandweer was dien dag juist afwezig en zijn plaatsvervanger schijnt in de meening te hebben verkeerd dat de brand buiten de gemeente woedde. In ieder geval rukte de brandweer niet uit. En toen de toeschouwers bij den brand gingen twijfelen öf de brandweer wel gewaarschuwd was, was het intusschen te laat geworden. Een complex van feiten, waarin niemand of zoo men het nemen wil iedereen schuld treft. Het ging zooals het meer gaat. Een nood» lottige samenloop van allerlei omstandigheden werkten samen, waar tegenover de mensch soms machteloos staat. Natuurlijk worJt er thans nagepleit en zijn de walstuurstui (dat zijn de bestena den brand breed aan het uitmeten gegaan hoe het wel en hoe het niet had moeten gebeuren. Voor ons staat, na al hetgeen we er van moch» ten hooren, vast dat ieder in de gegeven om» standigheden gehandeld of niet gehandeld zou hebben als de personen deden, die thans door enkelen wel beschuldigd worden. Intusschen het feit ligt er, de hoeve was niet verzekerd en de eigenaar wenscht niette dragen wat over hem beschikt werd en eischt nu van de gemeente schadevergoeding. Vol» gens hem waren B. en W, nalatig en is dus de gemeente aansprakelijk voor een bedrag van f 5600,— plus rente en kosten. In verband met deze kwestie die wij thans gaarne in handen van rechters en advocaten laten, waarby we beide partijen in herinnering brengen het oud>Hollandsche spreekwoord: wie gaat rechten om een koe, die geeft er één toe doet zich de vraag voor, in hoeverre is de Overheid aansprakelijk voor aangerichte schade. Daar deze kwestie voor alle gemeentebesturen van belang is, willen wij hierop wat dieper ingaan. Wellicht werkt het verhelderend voor velen die er belang in stellen. Immers de staats» aansprakelijkheid voor onrechtmatige over» heidsdaden is zoowel uit een theorethisch als uit een practisch oogpunt van het grootste belang. Concreet gesteld kunnen wij de vraag aldus formuleeren wanneer de Overheid, handelende in haar functie als zoodanig aan een bepaald persoon of lichaam onrecht pleegt, is zij dan tot schadevergoeding verplicht of niet? Voor particulieren geldt in dit geval het burgerlijk wetboek en wel speciaal de artt. 1401—1403. Deze artt. luiden aldus: Elke on» rechtmatige daad, waardoor aan een ander .schade wordt toegebracht, stelt dengenen door ■tf/iens schuld die schade veroorzaakt is in de verplichting om dezelve te vergoeden. Art. 1402 Een ieder is verantwoordelijk niet alleen voor de schade welke hij door zijn daad, maar ook voor die welke hij door zijn nalatigheid of onvoorzichtigheid veroorzaakt heeft. Terwijl art. 1403 ook verantwoordelijk stelt voor de schade welke door anderen wordt veroorzaakt voor wien aansprakelijk is. Deze artt. gelden voor het burgerlijke leven. Maar gelden zij nu ook voor de Overheid als zoodanig Over deze vraag is, zooals de rechtskundige adviseur van de gemeente Oude Tonge terecht opmerkte, een zee van literatuur verschenen. Vroeger werd de kwestie eenvoudig opgelost. Het algemeen geldend standpunt washet burgerlijk recht kan den Staat niet binden. Dit antwoord vloeide voort uit het begrip van Politie»Staat, dat in de vorige eeuw nogal gehuldigd werd. In dit begrip van den Staat stond de Staat boven de burgers. Wij zullen ons hier niet verdiepen in de vele philosophische stelsels waaruit dit begrip geconstrueerd werd en ook niet wat er tegen aan te voeren is. Genoeg zij het hier op te merken dat er in het laatst der vorige eeuw een kentering intrad. Nieuwe denkbeelden over het staats» begrip werden in ons land vooral uit Duitsch» land geïmporteerd en dat had natuurlijk zijn consequenties. Vroeger heeft men de Overheid in twee stukken verdeeld. Men sprak van de Staat-Overheid en de Siaat-fiscus. Onder het eerste werd verstaan de Overheid in baar publiek rechtelijk karakter, onder het laatste trad de Overheid op als privaatpersoon. In verband hiermede werden de daden der Overheid onderscheiden in Overheidsdaden en zuiver privaatrechtelijke beheerschdaden. Ook Prof. Oppenheim, de bekende man van ons gemeenterecht, nam deze splitsing als de juiste aan. Wat vloeide er uit voort? - Dat de onrechtmatige daden door de Over» heid in haar publiekrechtelijke funtie gedaan nooit aansprakelijk gesteld konden worden voor schadevergoeding enz., echter wel de daden die zij verrichtte als privaatpersoon. Dit onderscheid willen we even wat nader toelichten. Wij bepalen ons tot het gemeente» recht. De wetgever heeft het tweeledig karakter de gemeentewet is van 1851 niet scherp uit elkander gehouden. Toch vindt men eenige en poetst 's-morgens en 's-avoncb met scheiding. In art. 194 b.v vindt men een op» somming van burgerrechtelijke handelingen b.v. het aangaan van geldleeningen, waar» borgen voor geldleeningen, koopen, ruilen of vervreemden, bezwaren of verpanden van on» roerend goed, onderhandsch verhuren, ver» pachten enz., onderhandsch aanbesteden, het voeren van rechtsgedingen enz. Deze gelden allen handelingen van den raad. Voorbeelden van publiek rechtelijk optreden vinden op verscheidene plaatsen in de gemeen» tewet. Wij noemen het bgkende art. 135, de verordenende bevoegdheid van den Raad, het maken van verordeningen die in het belang der openbare orde, zedelijkheid en gezond» heid worden vereischt en van andere, be» treffende de huishouding der gemeente en dan vindt men vele voorbeelden van de pu» pliek»rechtelijke bevoegdheden van B. en W. in art. 179. Wij noemen de volgendehet uitvoeren van de verordeningen van den Raad, het beheeren der inkomsten en uitgaven der gemeente, de zorg voor de instandhouding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid der pu» blieke wegen, bruggen, veren, enztoezicht op de publieke gezondheidsdienst, toezicht op de brandbluschmiddelen, enz. enz. Men ziet uit deze voorbeelden dat de Over» heid optreedt als gewoon privaatrechtelijk lichaam en ook als publiekrechtelijk orgaan. Nu was de oude jurisprudentie zoo, dat wanneer verwaarloozing van haar publiek» rechtelijke taak nadeelige gevolgen hebben voor derden, deze daaruit geen eisch tot schadeloosstelling krachtens de artt. 1401 en 1402 B. W. ontkenen, omdat er geen privaat» rechtelijke verantwoordelijkheid bestaat waar de Overheid een daad door haar bestuurs» organen bij de uitoefening van het Overheids» gezag verricht. Zoo was b.v. volgens den Hoogen Raad (Arrest van 1898) geen schadevergoeding noo» dig toen de burgemeester van Rheden een koe liet doodschieten, omdat hij ten onrechte vreesde dat zij hoornwoest was. Immers trad de Overheid als publiekrechtelijk orgaan op en is dus art. 1401 niet toepasselijk. Dezelfde leer stond de Hooge Raad voor in 1896 toen het schip «Vrouw Elske« lek stootte op een paal. welke zich in het openbaar vaarwater onder water bevond. Het schip zonk en de schipper kon slechts met zijn gezin het lijf redden. De schipper eischte schadevergoeding van de gemeente, omdat de gemeentewet in art 179 aan B. en W. opdraagt, de zorg voor de instandhouding, bruikbaarheid, vrijheid en veiligheid der publieke wegen, bruggen, veren, wateren, vaarten enz. Zijn eisch werd niet ont» vankelijk verklaard, omdat de Overheid hier nalatig was geweest in haar publiekrechtelijke functie, en dus art. 1401 B. W. niet toepasselijk was. In 1903 sprak een boer de gemeente Olde» hove aan voor schadevergoeding, omdat zijn koeien vergiftigd waren door het likken aan verfpotten, die onvoorzichtig op de burg waren geplaatst door den timmerman, die door B. en W. met het verven van die burg was belast. De rechtbank van Groningen zei toen, dat de opdracht door B. en W. aan den timmerman was geschied, als Overheid, zoodat de gemeente daarvoor niet privaatrechtelijk verantwoordelijk is. Bezien wij het geval van Oude Tonge van dit standpunt, dan is de oplossing niet moei» lijk. Immers art. 179 letters n en o gemeente» wet dragen B en W. op het toezicht op de brandbluschmiddelen en het benoemen en ontslaan der wijk» en brandmeesters. Gestel nu het geval, dat de brandmeester ter plaatse nalatig is geweest wat nog uitgemaakt moet worden dan zou uit het feit dat de spuit niet tijdig uitrukte, hieruit nog geen eisch tot schadevergoeding kunnen ontstaan, daar de Overheid nier handelt in haar publiekrechte» lijke functie. Maarde jurisprudentie heeft zich sinds het begin dezer eeuw ook in dit opzicht sterk ontwikkeld. Het ging geleidelijk aan. Doch sinds de leer van den politiestaat minder aanhang kreeg, en de moderne richtingen in het staatsrecht ingang vonden, begreep men dat het niet aan» ging den burger weerloos te houden tegen» over de daden der Overheid en de nalatig» heid der Overheid in het vervullen van haar pupliekrechtelijken plicht. Reeds in 1901 ziet men dat de Hooge Raad zijn standpunt is gaan verplaatsen. B. en W. van Rotterdam hadden een huis laten afbre» ken, hetwelk in strijd met de verordening was gebouwd. Het bleek echter dat deze verorde» ning zelve in strijd met de wet was. De Hooge Raad achtte toen de gemeente burgerrechtelijk aansprakelijk, omdat hier door een onrecht matige Overheidshandeling een privaatrecht was aangetast en de huiseigenaar zag zich de schadevergoeding toegewezen. Men ziet dat hier kentering kwam in de jurisprudentie. En sindsdien ziet men dat de Hooge Raad den burger steeds meer is gaan helpen, als hij door daden en verzuimen van de Overheid onrechtmatig is benadeeld, ook al handelde de Overheid in haar publiekrechterlijke functie. Prof. Oppenheim begreep dan ook goed den aard van deze wijziging en kwam er sterk tegen op Hij constateerde bij het arrest van 1902 Wat blijkt uit 's Hoogen Raads nieuwtejuris» prudentie Dat de door mij voorgestelde leer «dat een publiekrechterlijke handeling der Overheid nooit en te nimmer, tenzij in een speciaal geval de Wet opzettelijk anders heeft bepaald, aanleiding kan geven tot een actie tot schadevergoeding, krachtens art. 1401 B W., zich niet meer in den steun van ons hoogste rechtscollege mag verheugen*. De Hooge Raad ging echter op den ingesla» gen weg voort en breidde de aansprakelijkheid van de Overheid belangrijk uit. Het is Prof. Kranenburg die in zijn werk over het Ned. Staatsrecht hierop wijst. Bij arrest van het hof in den Haag 1916 werd de vordering van een militair motorwiel» rijder tegen den Staat ontvakelijk verklaard, omdat hij tengevolge van onvoldoende genees» kundige behandeling zijn leven lang gebrekkig zou blijven. De Staat voerde aan dat hier geen civielen band bestond, maar het hof zeide: «ook al is de verhouding tusschen Staat en militair een publiekrechterlijke, dit brengt niet mee dat, waar de Staat den militairen genees» kundige hulp verleent, de verhouding van dokter tot patiënt publiekrechterlijk zou worden In Rotterdam had iemand bij een sprong in het zwembassin bijna den nek gebroken. Hij hield alt ans een stijven nek. De rechtbank achtte den eisch tot schadevergoeding ont» vankelijk want bet bassin was zeer gevaarlijk gecontrueerd. En al had de gemeentelijke Overheid de zorg voor de publieke gezond» heid, maar wat de eischer de Overheid verweet, was niet het veroorzaken van schade door het niet behoorlijk nakomen der op haar als Overheid rustende verplichtingen, doch alleen het bij haar optreden als zoodanig niet be» hoorlijk in acht nemen van de vereischte voorzichtigheid. Nog meer voorbeelden zouden te noemen zijn waaruit blijkt dat de Rechter het oude standpunt ten gunste van den benadeelden burger verliet. Prof. Kranenburg constateertdat de functie van de Overheid ook nu weer in tweeën wordt gebroken, maar nu op gansch andere» wijze. De Overheid, vervulster van haar Over» heidstaak, blijft publiekrechterlijk, maar als zij die taak materialiseert, in werken en daden verwezenlijkt, dan staat zij met alle burgers op één lijn, wordt zij privaatrechterlijk. Althans handelt privaatrechterlijk en als zij d in nalatig is, is die nalatigheid van de Overheid (over» weegt de Hooge Raad) in ieder geval in strijd met een krachtens privaatrecht op de Overheid rustende rechtsplicht. Men gevoelt dat bij deze nieuwere beschou» wing, men moge over de waarde er van den» ken zooals men wil, het geval Oude Tonge wel wat bedenkelijk wordt, althans wanneer komt vast te staan dat de Overheid hier nalatig is geweest, wat door de rechtbank eerst zal moeten worden uitgemaakt. In het buitenland wordt de aansprakelijk» heid voor Overheidsdaden nog veel breeder opgevat dan bij ons. In de Duitsche bond» staten wordt de Staatsaansprakelijkheid uit» drukkelijk erkend. Ook in Frankrijk acht men de aanspralijkheid van den Staat voor Overheidsdaden een uit» gemaakt beginsel. Zoover is men bij ons nog lang niet. Toch gaat het in die richting. De rechtskundig adviseur van Oude Tonge sprak het vermoeden uit dat de eischer tegen de gemeente zijn eisch waarschijnlijk grondde op het belangrijke arrest van den H. R. van 20 November 1924. Inderdaad gaat, ook volgens Prof Kranenburg, dit arrest voort in de aangehaalde ontwikke» lingslijn. Dit arrest stelt niets minder vast, dan dateen publiekrechterlijk zedelijk lichaam bij de ver«Hing zijner Overheidstaak han» delende door zijn organen zijn rechtsplicht behoort na te komen en daarbij wettelijke voorschriften, vin welken aard ook niet eer» biedigend, zonder meer een onrechtmatige daad pleegt en tot vergoeding der daardoor ver» oorzaakte schade gehouden is. Het zal m.i. niet gemakkelijk zijn vast te stellen dat de Overheid van Oude Tonge na» latig is geweest bij den brand van de hofsteê van den heer v. Dis. Komt dit echter voor den rechter vast te staaD, dan geeft dit be» kende arrest van den H. R. mair weinig hoop dat de gemeente zich met succes verweren zal. RECHTBANK TE ROTTERDAM. Zitting van Dinsdag 29 Maart. Biggetjes met namen. Verwonderlijk was de zaak van den 50» jarigen landbouwer Thunts Domus van W., uit Ouddorp. Hij stond terecht, omdat hij ten eerste smaad en ten tweede beleediging van een ambtenaar op z'n geweten zou heb» ben. Tegen den Rijksveldwachter W. Tintel zou hij beweerd hebben, dat deze een valschen eed had afgelegd (smaaden tegen Tintel en de gem. veldwachter W. L. Koppenol te» zamen, dat ze apen waren. Van W. sprak beide tenlasteleggingen tegen. Van den smaad kon hij zich niets meer her» inneren. En wat betreft die apen, ja dat had hij wel gezegd, maar daarmee bedoelde hij z'n biggetjes, waar hij juist mee bezig was. Nee! zeggen de verbalisanten stellig, hij heeft het tegen ons gezegd. Was ik niet met m'n biggen bezig? Dat kan, maar hy zei, edelachtbare. Niet waar I Beslist! Nietl Ik zei het tegen de biggen, en ik noemde geen namen, ik zei alleen, apenl Naderhand, aldus mr. Paré, heb je ver» klaard, dat je dat woord tegen de veldwachters hebt gebruikt, weet je dat wel Jawel, nee, ik zei 'k had het tegen de papieren gezegd, die ze in d'r hand hielden 1 Nog mooier, enfin, ga maar zitten Het O. M. vro g 14 dagen gevangenisstraf. De politierechter veroordeelde den man van de biggen tot 10 dagen gevangenisstraf. Baldadigheid. Eenige jongens hebben op 30 Januari te Ouddorp een brandje willen zien. Tengevolge van dit wreede verlangen stond vanmorgen terecht, althans moest terecht staan, (hy iiet verstek gaan) de 20»jarige C. B., die een boom in brand zou hebben gestoken. Niet alleen dat het reeds zonde is om zoo'n trotsch stuk leven moedwillig te vernielen, maar daarbij komt dat een in de nabijheid staande boerdery best ook vlam had kunnen vatten, ware de wind, gelukkig, niet gekeerd. De gem. veldwachter Koppenol geloofde dat het niets anders dan vernielzucht van B. is geweest. De jongens van Ouddorp houden van dergelijke »amusementen«. Overeenkomstig den eisch kreeg B. f 30 boete of 15 dagen hechtenis. Van alles wat. De 20»jarige A. K„ uit Stellendam, werd, wegens mishandeling van den Moerdijkschen visschersknecht A. Raaymaker, veroordeeld tot f 25 boete of 10 dagen hechtenis. Faillissementen in Nederland. Volgens mededeeliog van het Handelsinfor» matiebureau VAN DER GRAAF Co'sBu» reaux voor den Handel zijn in de afgeloopen week, eindigende 24 Maart 1927 in Neder» land uitgesproken 53 faillissementen tegen» over 76 faillissementen in dezelfde week van het vorige jaar. Van 1 Januari tot en met 24 Maart 1927, 893 faillissementen tegenover 900 over hetzelfde tydperk van het vorige jaar. .1. De laatste weken is er een vrij belangrijke beweging geweest in Knstzijdeaandeelen, doch is het vrijwel onmogelijk om wijs te worden uit deze eigenaardige zaken. Dezen winter deugde er niets van de kunstzijdeabricage en was er geen toekomst door de overgroote concurrentie in alle landen en thans spreekt men weer van topprijzen voor Enka's, Hollandsche en Mae- kubee. Men weet intusschen wel wat er inmid dels gebeurd is. De producenten hebben bespre kingen gevoerd, die tot resultaat hebben gehad, dat men tot een overeenkomst wam, die tot gke- volg zou hebben, dat de prijzen loonend zuilen blijven en dat er tegen overproductie zal wor den gewaakt. Nauwkeurige bijzonderheden zijn er echter niet bekend, natuurlijk wel voor inge wijden, doch wat het voor de Nederlandsche fabrieken beteekent is voorshands onmogelijk te zeggen. Intusschen blijven de beichten gunstig luiden zoowel ove afzet als prijsbeweging, ter wijl de belangstelling van Duitsche zijde de ge heele week bleef aanhouden. Wat de Rubberfondsen aangaat wekt het verwondering, dat de beurs de emissie der Am- sterdamsche Rubber zoo goed heeft opgenomen, aangezien dit fonds nu niet direct tot de goed koopste soorten behoort, integendeel. Een aan deel, dat 350 genoteerd staat en slechts 25 dividend geeft, en thans weer een kapitaal uitbreiding aangaat is met het oog op het spe culatieve karakter der branche, duur en weinig rendabel. De voorraden nemen nog steeds toe te Londen en toch houdt de prijs zich, of schoon niet mag worden verzwegen, dat er ex perts zijn, die lagere rubberprijzen verwachten, uitgaande van eene berekening, dat er in 1927 eene overproductie is van 50.000 ton. Wat de algemeene toestand in het buitenland betreft is het een gunstig verschijnsel, dat de beurzen te Londen en New-York een vast ver loop hebben. Wat New-York betreft geeft de gunstige positie der nijverheid daar te lande den doorslag. De Steel Corporation werkt'b.v. op 99 van hare capiciteit, terwijl de General Motor zelfs in staat bleek om Ford te slaan. Ook de spoorwegontvangsten blijven zich guns tig ontwikkelen, doch is dat alles bij ons slechts merkbaar in Wabash-shares, die nog tamelijk druk worden verhandeld op circa 71 Wat de politieke toestand betreft, heeft het verwerpen van het verdrag met België totaal geen invloed op de beurs gehad, en zoo het werd beoordeeld, dan was de geldwereld tevre den met deze verwerping. Met belangstelling wordt thans afgewacht, wat de mogendheden in deze kwestie zullen meespreken. Terugkomende op ons betoog betreffende de Kunstzijde was heden Dinsdag daarvoor wel een gunstige stemming en konden aandeelen Hollansche Kunstzijde oploopen tot zelfs 123 Maekubee tot 116 en Enka's tot 318 alles dus zeer belangrijke koersverschillen. De geheele rest van de markt was kalm en had niet veel te beteekenen, zoodat daarvan niet veel nieWiS te vertellen valt. Wat het geld op prolongatie betreft fs dit nog steeds zeer gemakkelijk a te ver krijgen. Donderdag 31 Maart, bij inzet in het Loge» gement Kaashoek te Stellendam en Donderdag 7 Apil bij afslag in het Logement Mijnders te Stellendam, telkens des namiddags 3 uur, van 5.37.40 H A 11 G. 210Va R. V. M. bouw» land te Stellendam in den polder Nieuw Stel» lendam, kadaster sectie B nos 1724, 1726 en 1728 in 6 perceelen en combinatie, ten verzoeke van den Heer Adam van Oostenbrugge te Stellendam en van 2.57.75 H.A. 5 G, 184 R. V. M bouwland te Stellendam, in den Mo» lenpolder, kadaster sectie B nos 1236,1237,1241 en 1243, in 4 perceelen en combinatie, ten verzoeke van de Heeren Adam van Oosten» brugge en P. van der Broek. Alles dadelijk te aanvaarden. Notaris VAN DEN BERG Op Donderdag 31 Maart 1927 te Ooltgens» plaat in Hotel «Moelker* by veiling en op Donderdag 7 April 1927 aldaar in Hotel «Hobbel* bij afslag, beide dagen des n.m. half acht uur, openbare vrijwillige verkooping vanA. Een hecht en weldoortimmerde Bur» gerwoning, benevens landbouwschuur aan den Kerkring te Ooltgensplaat. In 2 perceelen en combinatie. Aanvaarding woonhuis 15 Juli en aanvaarding landbouwschuur 16 Mei a.s. Breeder omschreven bij biljet. Ten verzoeke van den heer Paulus van Kempen aldaar cs. B. Het recht van erfpacht tot 1 Januari 2000 op-een perceel dijkweiland te Ooltgensplaat aan den Spuidijk, met daarop nieuw gebouwde schuur. Te aanvaarden 15 April a.s. Breeder omschreven bij biljet. Ten verzoeke van cV- heer P. Vinke aldaar. Notaris AKKERMAN. «Op Vrijdag 1 April 1927 te Achthuizen in Café «Buijs* bij veiling en op Vrijdag 8 April 1927 aldaar in café «Koenraadt*, bij afslag, beide dagen des n.m half acht ure, openbare vrijwillige verkooping van Een woon» en win» keihuis waarin vier vertrekken, te Achthuizen aan den Bommelschen dijk, kadaster sectie B. no's 1329, 1332 en 1375, tezamen groot 2.27 A. Winkelhuis dadelijk te aanvaarden. Overige vertrekken onder gestanddoening der huur. Breeder omschreven by bil'et. Ten verzoeke van den heer D. Huijsmans te Achthuizen. Notaris AKKERMAN. Zaterdag 2 April 's avonds 6 uur te Ouddorp in het Logement Akershoek, verhuring bij in» schrijving ten verzoeke van den Heer Jan Mastenhroek Janszoon te Ouddorp, van de zoogenaamde «Kavel* in het Oude Nieuwland, in 4 perceelen, als: Zuid»Westelijk deel groot 0.49.90 H.A. 326 R. V. M. voor 3 jaren da. delijk ingaande, Noord.Westelijk deel groot 0.57.47 H.A. 375'/z R. V. M. voor 5 jaren dadelijk ingaande, Oostelyk deel groot0.86 40 H A. 564'/2 R. V. M. voor 5 jaren dad»~ ingaande, en het middendeel met de loi.„ (bergplaats voor auto's en rijwielen) en uitpad over het perceel van Abr. Klijn, voor het seizoen 1927. Notaris VAN DEN BERG. Zaterdag 26 Maart bij inzet en Zaterdag 2 April bij afslag, telkens des namiddags 5 uui te Ouddorp, in het Logement Akershoek, van A. Een hofstede te Ouddorp in den polder het Oudeland, nabij de Westduinen, aan der Dijkstelweg en den Stelleweg, groot 10.09.5C] H.A. of 21 G. 294 R. V. M, in 7 perceelen, combinatie en massa, de gebouwen zijn opl Mei 1927 overigens dadelijk te aanvaarden B. 2.85.00 H.A. of 6 G. 62 R. V. M bouwlane, te Ouddorp, in den polder het West Nieuwlaoc in 5 koopen, dadelijk te aanvaarden. C. 3.89.9C H A, of 8 G. 147 R. V. M. bouw» en gerstlantl te Ouddorp in den polder het Oudelaod, iij 4 koopen, dadelijk te aanvaarden. D ongeveei 4.80.00 H.A. 10V2 Gemeten bouwland ti Ouddorp, in den polder het Oude Nieuwland in 6 koopen, waarvan het perceel in der Nieuwenoord blootschoof 1927 te aanvaarden; is, overigens dadelijk. E. 1.61.20 H.A. of 3 G. 153 R. V. M. weiland te Ouddorp, in de»] Ouden Oostdyk, verhuurd tot 11 Novembflj 1928 aan Cornells Tanis K. Wz. a f 204 ptf jaar. Ten verzoeke van den Heer Jan Mastei broek Janszoon te Ouddorp. Notaris VAN DEN BERG. Op Zaterdag 9 April 1927 des n.m. ten 4 u te Ooltgensplaat aan de Spuidijk, publieks verkooping van ongeveer 130 rasechte Will Leghorns. Betaling contant. Ten verzoeke vi den heer F. Vinke aldaar. Notaris AKKERMAN, Verhuring bij Inschrijving Voor 5 jaren, 2 36.20 H.A. weiland, genaamd «de Lage Wei' te Simonshaven, aan den Garsdijk, in hui geweest bij B. Klomp. Inschrijvingsbiljetti in te leveren vóór of op Zaterdag 2 Aprilt Notaris C. LOEFF. Dinsdag 5 April, des voormiddags 10,30 u«J na aankomst van de tram, te Ouddorp, op hofstede van den Heer Jan Mastenbri Janszoon, van vyf 2»jarige vaarzen en e1 Tl/a jarige vaars, alle kalfdragend, voorts varkens met biggen, landbouwgereedschap] en eenige meubilaire goederen. Notaris VAN DEN BERG. Erfhuis te Zuidland, op Vrijdag 8 Af 1927 v.m. 10 uur, ten verzoeke van den H1 J. Bezemer, aan zijn woning aan het Hoo' aldaar, publieke verkooping van: 5 werkpaarden waaronder 1 met veulen een drachtige merrie, 11 melkkoeien, 5 g«i! vaarzen, 4 kuishokkelingen, 6 kuiskalve" dikke zeug en een trekbok, Tilbury, kapkari enz. enz. Betaaldag 2 Nov. 1927. Notaris C. LOEFf. Ook bij d stembus word en gericht te laatste aren z van de Ned. den kiezers d precies, alsof uit de belijdei gelaten heeft. Dit is vol: thans nogeen: Artikel 36 i: „Van „Wij geloi oorzaak der geslachts, Koi ordend heeft worde door bondenheid d< het alles met schen toega. heid het zwaï der hoozen enj ambt is, niet over de Politi aan den heili. uit te roeien dienst, om hel te werpen en te doen vord. overal te doi iegelijk geëer, Zijn Woord I wat qaliteit, o zich den Ov< tingen te bet: dragen en h„, gen, die niet hen biddende Heere stieren fwij een gerusi L taligheid en ij de weden schen, en in Overheden e: Justitie omstoi schap der go. heid, die God Wat is er De Gerefo: wettige s noi gansche artiki weren en uit tl godsdienst, oi gronde te wei Méér niet 1 geheel behoui gedrukt. Dat Dat deed du: nniet 1 Een p. de belijdenis der Kerk. De Gerefo: zinsnede geschj dat deze itspr: Dat nergens i. uitspraak, welj krijk der hemel dat de .Uit het zwaarl In deze dag als onze ma schrijven, met dan hoort m de geschriften Frinsterer. D< bekend. Om eischt meer u: dat m'n lezeri in een praatje Prinsterer, Eli van Prinstereq Mevrouw geven als ge geboren. Zij gemeester diei I Thomassen a's en drie broer Al jong tr doen. Een ka steeds rijker In 1828 hu sterer. Heel b hulpe tegenovB *ijd van hun I waar Groen rl Koning Wille In dien tij», komen met tl van grooten j I dienstig leven.® uit naar den der vorige ee fl en godsdienst weer den zuifl EP bij Gro zaad rijke vri Mevrouw van haar lev «oen, doch haar brieven verwijderd b'l Haar man groote hulp voerde zij vo de geestverwa besturing van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 2