alk Antire volufionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. P I G.A. goor den Jondog iSTA IN HOC SIGNO VINCES n en Fruit HO. 11 No. 3312 ZATERDAG 19 MAART 1927 42STE JAARGANG EERSTE BLAD. Het criterium. id, ver- uwer markt ersireüi. Op den Uitkijk. 1 1 ïl, is nog 3te win- o ud e rkens. H.H. Vee- <1^ Alle stekken voos* de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, fratsc® toe te xenden aan de Uitgevers n 28622 aar; tstr. cer- »uw. o en telen, In de serie artikelen, die we onlangs schreven over Calvinisme en Luthera nisme betoogden wij, dat het groote onderscheid tusschen het Calvinisme, op welke beginselen de Antirevolutio naire Partij is opgebouwd, en de overige protestantsch-politieke partijen wel ligt in de opvatting van de verhouding tusschen Kerk en Staat. In dit vraagstuk ligt ook het groote verschil tusschen de A. R. Partij en de S. G. P. Wij komen op voor de geestelijke vrijheid, de S. G. P. zwenkt naar de «omsche opvatting en wil den Staat der den band der religieuze begin selen leggen. Dezer dagen wees de heer Schouten in een Rede te Rotterdam op hetzelfde feit. Volgens een verslag in De Stan daard zei hij Inderdaad in dit hoogst belangrijk probleem ligt het criterium van het onderscheid tusschen ons en de S. G. P. Het is een zeer moeilijk vraagstuk. Maar een vraagstuk dat opgelost dient te zijn vóór men zich op het politieke pad begeeft. Want van uit het standpunt, dat men ten dezen aanzien inneemt, loopen de consequenties die feitelijk het geheele staatkundige leven beheerschen. Oppervlakkig gezien moge men de belangrijkheid van dit vraagstuk ont kennen, het is er mee als met het wissel op den spoorlijn, het overhalen van dit instrument moge slechts een kleine wijziging i de ligging van de lijn ten gevolge hebben, reeds enkele honderden meters verder loopen de lijnen geheel uiteen, soms in geheel tegenover gestelde richtingen. De lijn der S. G. P. voert tot de dwaalleer van het Lutheranisme, ver mengt de terreinen van particuliere genade en gemeene gratie en de conse quenties brengen ten slotte tot de Roomsche staatsleer terug. Men maakt den Staat ondergeschikt en dienstbaar aan de Kerk, wat in onze dagen des te erger is, omdat de Kerk haar invloed op het wereldlijk terrein schier geheel heeft ingeboet, en dientengevolge spoe dig, niet de Kerk over den Staat, maar de Staat over de Kerk zou heerschen. Bijna geheel de Christelijke jaartelling lang heeft men de schrikkelijke ellende van dit dwaalbegrip kunnen aanschou wen. En toch grijpen de Staatk. Gerefor meerden maar weer naar dit dwaalbe grip terug. Slechts nauwgezette studie van de historie en studie der beginselen kun nen hier den ernstig willende op het rechte pad leiden. II. (Vervolg). De Heiland maakt een einde aan het twisten Zijner jongeren, als Hij zegt„De koningen der volken heer schen over hen, en die de macht over hen hebben, worden weldadige heeren genaamd. Doch gij niet alzoo, maar de meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die voorganger is, als een die dient". De koningen heerschen, ze zijn met macht bekleedmaar ze misbruiken vaak hun macht en zoeken hun eigen belang. Zij worden weldadige, goede heeren genaamd, ook al zijn hun da den daarmede in tegenspraak. Zij zijn begeerig naar zulke eeretitels. Maar onder Jezus' discipelen, in Zijn kerk zij 't aldus niet. Daar worde geen heerschappij geoefend. In Christus' kerk zijn geen overheden, die door geweld regeeren. Haar macht is niet dwingend of heerschappij voerend, maar dienend. In de kerk zijn geen regeerders en geregeerdenmaar daar geldt de wet, dat men elkander dient en elkanders belang zoekt. In de oogen der men schen zijn groot de vorsten, die heer schen zij, die door hun geld invloed en gezag anderen dwingen. Maar Jezus oordeelt anders. De ware grootheid bestaat niet in heerschen, maar in die nen. Een koning, al is 't dat hij over millioenen den scepter zwaait, kan nog klein zijn. Groot geacht bij God zijn de nederigen van hart, die, al zijn zij de meerderen, niet te hoog zijn om het werk van den mindere te doen, die gaarne de minsten willen zijn, Bet goedkoopste, lol grootste, Bei meest gesorteerd Hoeden» en Pellen magazijn wanneer dat tot heil van den naaste en tot eere Gods is. „De meeste onder u, die zij gelijk de minste, en die voorganger is als een die dient". Jezus zegt: indien gij wilt de meeste zijn, doe dan het werk van den minste; indien gij een voorganger, een leids man wilt zijn, acht u dan niet te goed om het werk van een dienaar te doen. De grootste in 't koninkrijk der heme len is hij, die zich 't diepst weet te vernederen. En niet alleen vermaant Jezus daar toe Zijn discipelen met woorden, maar Hij stelt zich hun ook tot een voor beeld. Hij stelt de vraag„Want wie is meerder, die aanzit of die dient? Is het niet, die aanzit? Maar ik ben in het midden van u, als een die dient." Die aanzit is meer dan die dient. De heer zit aan tafel en laat zich dienen door zijn knecht. Maar Jezus, schoon Hij als Meester het recht heeft, zich door Zijn discipelen te laten dienen, wil hun dienaar zijn. Hij handelt alsof zij meesters zijn en Hij de mindere is. Vele uitleggers meenen, dat Jezus na deze woorden is opgestaan en de voe ten Zijner jongeren gewasschen heeft, van welk feit Johannes melding maakt. Het is niet alleen hier, dat Jezus van Zijn dienende liefde bewijs geeft, maar dat heeft Hij Zijn gansche leven gedaan. Ofschoon Hij ons niet noodig had, heeft Hij ons gezocht. Hij heeft ons gediend met al wat Hij had, met 't hoogste, dat Hij geven konZijn leven, Zijn dierbaar bloed. Tot in den gevloekten dood heelt Hij Zich voor ons vernederd. In zijn geheele leven, inzonderheid in Zijn sterven, heeft Hij zijn woord bevestigd: „de Zoon des menschen is niet gekomen om ge diend te worden, maar om te dienen en zijn ziel te geven tot een rantsoen voor velen" Niet Zijn eigen eer, maar het heil van zondaren en de eere Zijns Vaders had Hij in 't oog. Welk een evangelieJezus Christus, Gods Zoon, gekomen om ons te die nen ons, die Hem niet konden dienen, ons, die verloren waren, die God niets anders kon bieden dan schuld. Verge ving van zonden, gerechtigheid bij God, het eeuwige leven zijn ons door Hem I ir. juwdoosjes is MANNING'S ■livere grond» n natuurlijke senden smaak n, zuren of |esch schaden. SEN F 0.75 SEN F 0.25 Deze Coura it verschorst eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEM NTSl'RIJS per drie maanden franco per post f 1— bij vooruitbetaling, BUITENLAND bij voo-uitbetaling f 8.50 per jaar, AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SoMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f per plaatsing. Groote letters en vignetten worde» berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. 28502 DOOR >BOUW. Moeilijk is bij onzen strijd de verhouding tot de Staatkundig Gereformeerde Partij. De groei van deze partij is gevolg van misver, stand en dwaling. Deze dwaling betreft vooral het belijden inzake Staat en Kerk, de ver» houding van Overheid en volk. Deze dwaling brengt de St. Geref. Partij op een weg, die niet in 't verlengde van Groen, Kuyper en de A «R Partij ligt. De A.« R. komt op voor de geestelijke vrijheid. Ons Program bakent de positie der Overheid te dien opzichte af. Alleen de Heilige Geest kan harten omzetten en daarom is de Oven heid onbevoegd om zich daarmede te be» moeien. Heel de strijd van de A.«R. Partij is geweest een strijd voor vrijheid van gods» dienst, geweten, onderwijs en wetenschap. Daar hebben allen zich voor gegeven. Nu wil de St. Geref. P. de Overheid dwang in het geestelijke laten uitoefenen. Dat is een principieele dwaling. Dit toelaten zou doen terugkeeren hei op» leggen van een bepaalde godsdienst aan het volk door de Overheid, hetgeen zou leiden tot de heerschappij van het rationalisme. Deze opvatting nadert zeer dicht de Room» sche leer. Het zou zijn de invoering van een clericalisme, waartegen de A.»R. steeds met alle kracht is opgekomen. Er zal voor ons geen plaats zijn, indien wij niet hand» haven de vrijheid in het geestelijke. Alleen bij handhaving van die vrijheid beteekenen we iets voor het Nederlandsche volk, omdat velen het gezagsinstituut willen gebruiken om hun meening aan bet volk op te leggen. Nadruk verboden. Dezer dagen las ik een pas verschenen boekje van Prof. T. Hoekstra over Twijfel- Een werkje van precies honderd pagina's, dat ik M mijn lezers met drang ter lezing aanbeveel. In dit kostelijk boekske beschrijft Prof. Hoekstra deze vreeselijke zielsziekte en wijst hij de medicijn aan die hier genezing bren» gen kan. M.i. heeft de Hooggel. schrijver met dit boekske inzonderheid iets dat onze kerken, tot onzen ambtdragerste zeggen, daar zij door God zijn aangesteld als ziele<artsen en dus deze krankheid te bestrijden hebben. Maar ook mijn lezers, die niet in dit hoogstge wichtige ambt staan, kunnen met rijken zegen dit werk» je lezen. Prof. Bavinck noemde in het begin dezer eeuw de twijfelzucht de zielsziekte onzer eeuw. En nog slechts enkele jaren geleden schreef Dr. Stegenga dat de twijfel zoo algemeen ver» breid is, dat men hem schier bij ieder mensch, ook bij iederen kerkganger aantreft. Wij hopen dat het zóó erg nog niet is. Zéker is echter dat de twijfel in grooten kring zijn slachtoffers telt, zoowel onder ouden als jongen, hoogen als lagen stand. Prof. Hoekstra spreekt over den objectieven en den subjectieven twijfel. De eerste is de twijfel aan God en Zijn Woord, de laatste de twijfel aan ons eigen geloofsleven. De eerste is natuurlijk de ergste en zal van» zelf in onze kringen het minst voorkomen, de laatste komt in zekere kringen van ons geloovig volk veel voor. Ik bedoel die kringen, waar de blijdschap des geloofs schier geheel gemist wordt, de zekerheid des geloofs sporadisch is en men geheel zijn leven tusschen hoop en vrees omtrent zijn zielestaat, wankelt. Deze subjectieve twijfel is ook wel vreeselijk. Maar te erger wordt deze ziekte naarmate men haar als noodzakelijk bij het geloofsleven behoorend gaat beschouwen. En juist dit komt helaas in die kringen veelvuldig voor. Men gaat dan den twijfel verheerlijken en als een vrucht van genade beschouwen. Ik hoorde eens iemand uitroepen wie nooit twijfelt, heeft nog nooit geloofd 1 Slechts diepe en droeve onkunde kan zoo spreken. Scherp veroordeelt Prof. Hoekstra deze twij» fel verheerlijking. Prof Hoekstra schrijft hieroverEr zijn twijfelachtige twijfelaars, die spelen met hun bezwaren. Er is e n would»be»twijfel. Er zijn menschen die, om iets te schrijven het air aannemen, dat ze twijfelen. Hun twijfel is niet reëel, maar gemaakt, vaak gehuicheld. Hij is pose. Deze twijfel wordt ook gekoesterd in kringen, waar de verzekerdheid des geloofs een zeldzaamheid is en het twijfelen aan eigen staat voor God als een kenteeken van vroom» heid geldt. Zulken koketteeren met hun twijfel, ontleden soms met geestelijk vermaak de twij» felingen tot in de fijnste vezelen en kunnen van hun mobiele zielsgestalten en vreemde slingeringen, hetzij deze doorleefd, hetzij deze ingebeeld zijn de wonderlijkste verhalen op» disschen. Deze menschen loopen vaak met hun twijfel te koop. Lieden van dit slag spelen een roekeloos spel. Ze kenmerken zich door gebrek aan ernst, praten een ander na en zijn te ondiep van gemoed en te oppervlakkig van geest om waarlijk te twijfelen. Deze naturen pronken met een opgelegden twijfel, gelijk in den regel de ijdelheid toeneemt, naarmate de oppervlakkigheid grooter wordt. «Maar*, vraagt Prof. Hoekstra verder«is twijfel dan zoo te laken? Is hij niet als iets natuurlijks en als een voor de ontwikkeling noodzakelijk fractor te beschouwen Velen hebben den religieusen twijfel als een nood» zakelijk element in de ontwikkeling van het religieuse leven beschouwd en zijn van oordeel dat niemand persoohlijk tot zekerheid van het heil in Christus kan komen zonder den twijfel gekend te hebben. Dit waardeeringsoordeel over den twijfel is niet het oordeel van Prof. Hoekstra. »Alle twijfelschrijft zijn Hooggel., vis een gevolg van de zonde. Twijfel komt bij den Christen niet voort uit den nieuwen mensch, maar uit den ouden mensch hij is g :en vrucht van de werking des Heiligen Geestes, maar direct of indirect een gevolg van de in werking van den leugengeest op onze ziel. Daar de twijfel een gevolg is van de zonde, stelt de H. Schrift den twijfel tegenover het geloof Wie waarlijk gelooft, twijfelt niet. Twijfel komt voort uit ongeloof, is in zijn wezen ongeloof. Zoo is twijfel, in welken vorm hij zich ook op religieus gebied moge voordoen, zonde tegen God. Twijfel is daarom aan een krank» heid gelijk en krankheid vormt ook op het gebied des geestelijken levens, een tegenstelling met gezondheid Twijfel is geen phase ineen normaal ontwikkelingsproces, geen uiting van herwonnen levenskracht, geen bewijs van op» bloeiend geloofsleven, maar een ziekte, die met kracht moet bestreden worden. Aldus Prof Hoekstra. Hij zegt het scherp, maar zuiver schriftuurlijk. Wij moeten den twijfel leeren kennen als zonde, vrucht van den ouden mensch, die tegen de werking des H. Geestes ingaat. Helaas zijn er nog groote streken in ons land waar dit anders verstaan wordt. En wel juist die streken waar men zoo uiterst zeld» zaam van de volle verzekerheid des geloofs hoort. En toch. het kind van God moet tot de zekerheid des geloofs komen. Als de kerk des Heeren de zekerheid des geloofs mist, misgaat zij haar roeping. M.i. ontbreekt er in die streken veel aan het gezond kerkelijk leven. Als het kerkbegrip zuiver in de gemeente leeft komt het alles nog wel terecht Maar wanneer dat zuivere begrip, zooals onze Gereformeerde Dordtsche vaderen het ons nagelaten hebben, vervaagd, komt men op het doolpad. Zuiver kerkbegrip is daar, waar de gemeente samenkomt en samenleeft als gemeente des Heeren. Waar men er geen bezwaar tegen heeft, dat de predikant zijn gemeente aanspreekt alsbroeders en zusters in onzen Heere Jezus Christus', doch integendeel op het voorbeeld onzer vaderen, beter nog op het voorbeeld van de apostelen zeiven, dit als eisch van Gods den predikant oplegt. Dit niet te beamen, is op zichzelve al bewijs dat, hoe men ook met het woord »orthodoxie« op de lippen loopt, men het Gereformeerde spoor een eind beister isl Hoe toch stellen velen zich de kerk voor Gewoon als een vereeniging. Zooals men Jongelingsvereenigingen, Kies» vereenigingen enz. heeft, heeft men ook een kerkelijke vereeniging. Ieder die slechts de belijdenisschriften onderschrijft, mag lid wor» den, «wordt tot de rechten der kerk toegelaten* zooals ik het eens een predikant heel onge» reformeerd hoorde uitdrukken. En men denkt dan nog heel vroom te zijn, door de jonge «lidmaten* te waarschuwen toch vooral niet aan het Heilig Avondmaal te komen «voor er wat aan de ziel gebeurd is«. Als of «belijdenis doen* iets anders is dan toegang vragen tot het H. Avondmaal 1 Aldus haald men de wereld in de kerk. Neemt men Gods Woord en de Geref. be» lijdenisschriften verstandelijk aan, dan heeft men recht lid te worden, meenen dezulken. Precies als in een gewone vereeniging ieder toegelaten wordt, die slechts de statuten der vereeniging onderteekent. Maar als men eenmaal zoo de deur voor de wereld heeft opengezet, moet men natuurlijk ook de consequenties aanvaarden. Van tucht is geen sprake meer 1 Hoe zou men op ongeloovigen tucht kunnen uitoefenen. Wie waarborgt dat de ambtdragers zelve geen wereldlingen zijn, die buiten het genade» leven staan Immers ieder lid heeft «recht* tot stemmen. Het slot is dat er voor de werkingen des H. Geestes geen plaats meer is. De wereld viert hoogtij in de kerk. Want welk verschil maakt het of men volop en openlijk de wereld dient of een kerkelijk leven leidt met een louter historisch geloof? In beide gevallen gebruik Satan den mensch als zijn instrument. Maar ook, hoe moet een predikant tegen» over zulk een gemeente staan? De praktijk wijst het uit. Het wordt in het beste geval een Evangeli» seeren, een oproepen tot bekeering en daarbij blijft het. En zoo beleeft men het in sommige plaat» sen van ons land, dat nu Zondag aan Zondag, ochtend en avond den prediker, die geroepen is de gemeente des Heeren geestelijk voedsel te verstrekken zijn roeping verzaakt en het werk gaat verrichten van den Evangelisatie» man. En deze verderfelijke gewoonte roest er zoo vast in, dat men het ten slotte den predi» kant nog euvel gaat duiden als hij zijn «preek« nog durft aanvangen met de Schriftuurlijke aanspraak; broeders en zusters in onzen Heere Jezus Christus. Zoover is men op sommige plaatsen onzes lands gekomen en dat durft men nog Gerefor» meerd heeten 1 onze vaderen, een Voetius, een Brakel en een Comrie hadden het eens moe» ten weten 1 Dat er bij zulk een staat van zaken geen sprake meer is van geloofsverzekerheid, spreekt van zelf. Hoe zou er geloofszekerheid zijn, waar alle geloofsvoedsel ontbreekt Waar de gemeente niet meer samenkomt om versterking des ge» loofs in bediening des Woords en der H. Sacramenten te vinden, maar om het geloof zelf te zoeken, waar men de kerk niet meer ziet als een saamvergadering der waarachtige Christen»geloovigen, maar als bekeerings insti» tuut Op zijn best vindt men er een enkele zwak» geloovige, eenige twijfelaar. En zoo komt men dan in die kringen tot verheerlijking van den twijfel Omdat men er niets hoogers kent dan den twijfel, acht men hem al een hoogen staat des geestelijken levens. Zóó ongewoon is men in die kringen aan de verzekerheid des geloofs dat men het hoofd al schudt als men er slechts van hoort, en helaas spoedig met zijn veroordeeling gereed staat Vragen alsis er dit wel met hem ge» beurd, heeft hij dat wel ondervonden, weet hij hiervan wel te vertellen, zijn de maatstaven waarlangs de geloofsverzekerheid moet worden afgemeten I Weet gij wat vader Comrie over de geloofs» zekerheid zegt. Gij vindt het in zijn kostelijk boekske over het oprecht geloof blz. 170 «De verzekerheid des geloofs is alleen rusten» de op Gods waarheid, om als onderpand in de Goddelijke belofte, waardoor wij dan, op het Woord van den belovenden God zulk een vasten staat maken, dat wij de zaak als de onze aanzien en die als de onze, eer wij de dadelijke bezitting hebben, met een gerust hart aanvaarden.« En op blz. 171 schrijft hij: «Als wij op Gods bloote Woord, zonder zien, hebben of gevoelen, alleen vertrouwen, dan hebben wij rust, zelfs in de verheffing van den Jordaan; ja al was het dat de aarde hare plaats veranderde en al de bergen van waar» schijnlijkheden verzet werden in het midden van de zee.« Zóó dacht Comiie er over en hij was Schrif» tuurlijk. Wij moeten niet wijzer willen zijn dan Gods Woord. Twijfel is zonde en moet uit Gods kerk gebannen worden als alle zonde. Geloofszekerheid is eisch voor de kerk des Heeren. En daartoe kan het komen, wanneer wij eerst het kerkbegrip weer eens zuiver Gerefor» meerd, dat is Schriftuurlijk stellen. Niet de wereld, waartoe het historisch geloof zonder een hartelijk aanvaarden behoort, moet de toon in de gemeente des Heeren aangeven. Als eisch moet gesteld worden, dat slechts hij en zij, die belijden waarachtig kind des Heeren te zijn tot het belijden des geloofs worden toegelaten, waarop dan vanzelf een trouw H Avondmaal bezoek moet volgen. En de hopycrieten dan vraagt ge? Die zal God oordeelen 1 Wij hebben slechts Gods Woord te gehoor» zamen. Toen ik hierover eens sprak met een predi» kant die jarenlang in een gemeente waar het ongereformeerd kerkbegrip geworteld had, het ambt bediende, gaf hij wel toe, dat onze Ge» reformeerde belijdenis het aldus eischte, maar als hij dat in zijn gemeente wilde toepassen, zou hij het instituut in zijn gemeente vermoor» den 1 Wanter waren helaas schier geen oprechte bekeerden meer 1 Zoo droevig stond het er daar bij. En wat wel het treurigst is, men meent nog zuiver Gereformeerd te zijn en aan het oude vast te houden. Ja wel aan «het oude*. Maar aan welk »oude« Aan bet oude uit den pruikentijd. Uit den vervaltijd, toen niet meer een vader Brakel een Comrie en een Voetius gezag hadden, maar het kerkelijk leven zóó lamlendig afgezakt was, dat het gereed was om straks de verder» felijke Fransche denkbeelden en begrippen over te nemen. Dat «oude« kunt ge van mij cadeau krijgen. Houdt gij de achttiende eeuw maar, ik prefe» reer de zeventiende en dan nog niet eens de laatste decenniën daarvan 1 Onkunde is ook hier het bederf. Moge ons opkomend geslacht, dat in zijn beste jaren is voor beginselstudie, deze dingen maar grondig onderzoeken, wellicht is er dan ook in die weinige streken van ons land nog hope voor de toekomst van Gods Kerk. Aan het kostelijk boekske van Prof. Hoekstra heeft het al een uitnemende studiebron 1 UITKIJK. LUKAS 22 t 24-30. «En er werd ook twisting onder hen, wie van hen scheen de meeste te zijn* enz. VOO» DLK Z-TV KOUS Kipstraat 85<87 t fl Rotterdam &6T ZIE DE 5 ETALAGES "VS Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, J» HENIGER Jp, ml i 1.

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1