alk
Antire volufionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
P I
G.A.
goor den Jondog
iSTA
IN HOC SIGNO VINCES
n en Fruit
HO. 11
No. 3312
ZATERDAG 19 MAART 1927
42STE JAARGANG
EERSTE BLAD.
Het criterium.
id, ver-
uwer
markt
ersireüi.
Op den Uitkijk.
1
1
ïl, is nog
3te win-
o ud e
rkens.
H.H. Vee-
<1^
Alle stekken voos* de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, fratsc® toe te xenden aan de Uitgevers
n 28622
aar;
tstr.
cer-
»uw.
o en
telen,
In de serie artikelen, die we onlangs
schreven over Calvinisme en Luthera
nisme betoogden wij, dat het groote
onderscheid tusschen het Calvinisme,
op welke beginselen de Antirevolutio
naire Partij is opgebouwd, en de overige
protestantsch-politieke partijen wel ligt
in de opvatting van de verhouding
tusschen Kerk en Staat.
In dit vraagstuk ligt ook het groote
verschil tusschen de A. R. Partij en
de S. G. P.
Wij komen op voor de geestelijke
vrijheid, de S. G. P. zwenkt naar de
«omsche opvatting en wil den Staat
der den band der religieuze begin
selen leggen.
Dezer dagen wees de heer Schouten
in een Rede te Rotterdam op hetzelfde
feit. Volgens een verslag in De Stan
daard zei hij
Inderdaad in dit hoogst belangrijk
probleem ligt het criterium van het
onderscheid tusschen ons en de S. G. P.
Het is een zeer moeilijk vraagstuk.
Maar een vraagstuk dat opgelost
dient te zijn vóór men zich op het
politieke pad begeeft.
Want van uit het standpunt, dat men
ten dezen aanzien inneemt, loopen de
consequenties die feitelijk het geheele
staatkundige leven beheerschen.
Oppervlakkig gezien moge men de
belangrijkheid van dit vraagstuk ont
kennen, het is er mee als met het
wissel op den spoorlijn, het overhalen
van dit instrument moge slechts een
kleine wijziging i de ligging van de
lijn ten gevolge hebben, reeds enkele
honderden meters verder loopen de
lijnen geheel uiteen, soms in geheel
tegenover gestelde richtingen.
De lijn der S. G. P. voert tot de
dwaalleer van het Lutheranisme, ver
mengt de terreinen van particuliere
genade en gemeene gratie en de conse
quenties brengen ten slotte tot de
Roomsche staatsleer terug. Men maakt
den Staat ondergeschikt en dienstbaar
aan de Kerk, wat in onze dagen des te
erger is, omdat de Kerk haar invloed
op het wereldlijk terrein schier geheel
heeft ingeboet, en dientengevolge spoe
dig, niet de Kerk over den Staat, maar
de Staat over de Kerk zou heerschen.
Bijna geheel de Christelijke jaartelling
lang heeft men de schrikkelijke ellende
van dit dwaalbegrip kunnen aanschou
wen.
En toch grijpen de Staatk. Gerefor
meerden maar weer naar dit dwaalbe
grip terug.
Slechts nauwgezette studie van de
historie en studie der beginselen kun
nen hier den ernstig willende op het
rechte pad leiden.
II.
(Vervolg).
De Heiland maakt een einde aan
het twisten Zijner jongeren, als Hij
zegt„De koningen der volken heer
schen over hen, en die de macht over
hen hebben, worden weldadige heeren
genaamd. Doch gij niet alzoo, maar
de meeste onder u, die zij gelijk de
minste, en die voorganger is, als een
die dient".
De koningen heerschen, ze zijn met
macht bekleedmaar ze misbruiken
vaak hun macht en zoeken hun eigen
belang. Zij worden weldadige, goede
heeren genaamd, ook al zijn hun da
den daarmede in tegenspraak. Zij zijn
begeerig naar zulke eeretitels. Maar
onder Jezus' discipelen, in Zijn kerk
zij 't aldus niet. Daar worde geen
heerschappij geoefend. In Christus' kerk
zijn geen overheden, die door geweld
regeeren. Haar macht is niet dwingend
of heerschappij voerend, maar dienend.
In de kerk zijn geen regeerders en
geregeerdenmaar daar geldt de wet,
dat men elkander dient en elkanders
belang zoekt. In de oogen der men
schen zijn groot de vorsten, die heer
schen zij, die door hun geld invloed
en gezag anderen dwingen. Maar Jezus
oordeelt anders. De ware grootheid
bestaat niet in heerschen, maar in die
nen. Een koning, al is 't dat hij over
millioenen den scepter zwaait, kan nog
klein zijn. Groot geacht bij God zijn
de nederigen van hart, die, al zijn zij
de meerderen, niet te hoog zijn om
het werk van den mindere te doen,
die gaarne de minsten willen zijn,
Bet goedkoopste, lol grootste, Bei meest gesorteerd
Hoeden» en Pellen magazijn
wanneer dat tot heil van den naaste
en tot eere Gods is. „De meeste onder
u, die zij gelijk de minste, en die
voorganger is als een die dient". Jezus
zegt: indien gij wilt de meeste zijn,
doe dan het werk van den minste;
indien gij een voorganger, een leids
man wilt zijn, acht u dan niet te goed
om het werk van een dienaar te doen.
De grootste in 't koninkrijk der heme
len is hij, die zich 't diepst weet te
vernederen.
En niet alleen vermaant Jezus daar
toe Zijn discipelen met woorden, maar
Hij stelt zich hun ook tot een voor
beeld. Hij stelt de vraag„Want wie
is meerder, die aanzit of die dient?
Is het niet, die aanzit? Maar ik ben
in het midden van u, als een die dient."
Die aanzit is meer dan die dient. De
heer zit aan tafel en laat zich dienen
door zijn knecht. Maar Jezus, schoon
Hij als Meester het recht heeft, zich
door Zijn discipelen te laten dienen,
wil hun dienaar zijn. Hij handelt alsof
zij meesters zijn en Hij de mindere is.
Vele uitleggers meenen, dat Jezus na
deze woorden is opgestaan en de voe
ten Zijner jongeren gewasschen heeft,
van welk feit Johannes melding maakt.
Het is niet alleen hier, dat Jezus
van Zijn dienende liefde bewijs geeft,
maar dat heeft Hij Zijn gansche leven
gedaan. Ofschoon Hij ons niet noodig
had, heeft Hij ons gezocht. Hij heeft
ons gediend met al wat Hij had, met
't hoogste, dat Hij geven konZijn
leven, Zijn dierbaar bloed. Tot in den
gevloekten dood heelt Hij Zich voor
ons vernederd. In zijn geheele leven,
inzonderheid in Zijn sterven, heeft Hij
zijn woord bevestigd: „de Zoon des
menschen is niet gekomen om ge
diend te worden, maar om te dienen
en zijn ziel te geven tot een rantsoen
voor velen" Niet Zijn eigen eer, maar
het heil van zondaren en de eere Zijns
Vaders had Hij in 't oog.
Welk een evangelieJezus Christus,
Gods Zoon, gekomen om ons te die
nen ons, die Hem niet konden dienen,
ons, die verloren waren, die God niets
anders kon bieden dan schuld. Verge
ving van zonden, gerechtigheid bij God,
het eeuwige leven zijn ons door Hem
I
ir.
juwdoosjes is
MANNING'S
■livere grond»
n natuurlijke
senden smaak
n, zuren of
|esch schaden.
SEN F 0.75
SEN F 0.25
Deze Coura it verschorst eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEM NTSl'RIJS per drie maanden franco per post f 1— bij vooruitbetaling,
BUITENLAND bij voo-uitbetaling f 8.50 per jaar,
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
W. BOEKHOVEN ZONEN
SoMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f per plaatsing.
Groote letters en vignetten worde» berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
28502
DOOR
>BOUW.
Moeilijk is bij onzen strijd de verhouding
tot de Staatkundig Gereformeerde Partij. De
groei van deze partij is gevolg van misver,
stand en dwaling. Deze dwaling betreft vooral
het belijden inzake Staat en Kerk, de ver»
houding van Overheid en volk.
Deze dwaling brengt de St. Geref. Partij
op een weg, die niet in 't verlengde van
Groen, Kuyper en de A «R Partij ligt. De A.«
R. komt op voor de geestelijke vrijheid. Ons
Program bakent de positie der Overheid te
dien opzichte af. Alleen de Heilige Geest
kan harten omzetten en daarom is de Oven
heid onbevoegd om zich daarmede te be»
moeien. Heel de strijd van de A.«R. Partij
is geweest een strijd voor vrijheid van gods»
dienst, geweten, onderwijs en wetenschap.
Daar hebben allen zich voor gegeven. Nu
wil de St. Geref. P. de Overheid dwang in
het geestelijke laten uitoefenen.
Dat is een principieele dwaling.
Dit toelaten zou doen terugkeeren hei op»
leggen van een bepaalde godsdienst aan het
volk door de Overheid, hetgeen zou leiden
tot de heerschappij van het rationalisme.
Deze opvatting nadert zeer dicht de Room»
sche leer. Het zou zijn de invoering van
een clericalisme, waartegen de A.»R. steeds
met alle kracht is opgekomen. Er zal voor
ons geen plaats zijn, indien wij niet hand»
haven de vrijheid in het geestelijke.
Alleen bij handhaving van die vrijheid
beteekenen we iets voor het Nederlandsche
volk, omdat velen het gezagsinstituut willen
gebruiken om hun meening aan bet volk
op te leggen.
Nadruk verboden.
Dezer dagen las ik een pas verschenen boekje
van Prof. T. Hoekstra over Twijfel-
Een werkje van precies honderd pagina's,
dat ik M mijn lezers met drang ter lezing
aanbeveel.
In dit kostelijk boekske beschrijft Prof.
Hoekstra deze vreeselijke zielsziekte en wijst
hij de medicijn aan die hier genezing bren»
gen kan.
M.i. heeft de Hooggel. schrijver met dit
boekske inzonderheid iets dat onze kerken,
tot onzen ambtdragerste zeggen, daar zij door
God zijn aangesteld als ziele<artsen en dus
deze krankheid te bestrijden hebben. Maar ook
mijn lezers, die niet in dit hoogstge wichtige
ambt staan, kunnen met rijken zegen dit werk»
je lezen.
Prof. Bavinck noemde in het begin dezer
eeuw de twijfelzucht de zielsziekte onzer eeuw.
En nog slechts enkele jaren geleden schreef
Dr. Stegenga dat de twijfel zoo algemeen ver»
breid is, dat men hem schier bij ieder mensch,
ook bij iederen kerkganger aantreft.
Wij hopen dat het zóó erg nog niet is.
Zéker is echter dat de twijfel in grooten
kring zijn slachtoffers telt, zoowel onder ouden
als jongen, hoogen als lagen stand.
Prof. Hoekstra spreekt over den objectieven
en den subjectieven twijfel. De eerste is de
twijfel aan God en Zijn Woord, de laatste de
twijfel aan ons eigen geloofsleven.
De eerste is natuurlijk de ergste en zal van»
zelf in onze kringen het minst voorkomen, de
laatste komt in zekere kringen van ons geloovig
volk veel voor.
Ik bedoel die kringen, waar de blijdschap
des geloofs schier geheel gemist wordt, de
zekerheid des geloofs sporadisch is en men
geheel zijn leven tusschen hoop en vrees
omtrent zijn zielestaat, wankelt.
Deze subjectieve twijfel is ook wel vreeselijk.
Maar te erger wordt deze ziekte naarmate
men haar als noodzakelijk bij het geloofsleven
behoorend gaat beschouwen.
En juist dit komt helaas in die kringen
veelvuldig voor.
Men gaat dan den twijfel verheerlijken en
als een vrucht van genade beschouwen.
Ik hoorde eens iemand uitroepen wie nooit
twijfelt, heeft nog nooit geloofd 1
Slechts diepe en droeve onkunde kan zoo
spreken.
Scherp veroordeelt Prof. Hoekstra deze twij»
fel verheerlijking.
Prof Hoekstra schrijft hieroverEr zijn
twijfelachtige twijfelaars, die spelen met hun
bezwaren. Er is e n would»be»twijfel. Er zijn
menschen die, om iets te schrijven het air
aannemen, dat ze twijfelen. Hun twijfel is niet
reëel, maar gemaakt, vaak gehuicheld. Hij is
pose. Deze twijfel wordt ook gekoesterd in
kringen, waar de verzekerdheid des geloofs
een zeldzaamheid is en het twijfelen aan eigen
staat voor God als een kenteeken van vroom»
heid geldt. Zulken koketteeren met hun twijfel,
ontleden soms met geestelijk vermaak de twij»
felingen tot in de fijnste vezelen en kunnen
van hun mobiele zielsgestalten en vreemde
slingeringen, hetzij deze doorleefd, hetzij deze
ingebeeld zijn de wonderlijkste verhalen op»
disschen. Deze menschen loopen vaak met
hun twijfel te koop. Lieden van dit slag spelen
een roekeloos spel. Ze kenmerken zich door
gebrek aan ernst, praten een ander na en zijn
te ondiep van gemoed en te oppervlakkig van
geest om waarlijk te twijfelen. Deze naturen
pronken met een opgelegden twijfel, gelijk in
den regel de ijdelheid toeneemt, naarmate de
oppervlakkigheid grooter wordt.
«Maar*, vraagt Prof. Hoekstra verder«is
twijfel dan zoo te laken? Is hij niet als iets
natuurlijks en als een voor de ontwikkeling
noodzakelijk fractor te beschouwen Velen
hebben den religieusen twijfel als een nood»
zakelijk element in de ontwikkeling van het
religieuse leven beschouwd en zijn van oordeel
dat niemand persoohlijk tot zekerheid van het
heil in Christus kan komen zonder den twijfel
gekend te hebben.
Dit waardeeringsoordeel over den twijfel is
niet het oordeel van Prof. Hoekstra.
»Alle twijfelschrijft zijn Hooggel., vis een
gevolg van de zonde. Twijfel komt bij den
Christen niet voort uit den nieuwen mensch,
maar uit den ouden mensch hij is g :en vrucht
van de werking des Heiligen Geestes, maar
direct of indirect een gevolg van de in werking
van den leugengeest op onze ziel. Daar de
twijfel een gevolg is van de zonde, stelt de
H. Schrift den twijfel tegenover het geloof
Wie waarlijk gelooft, twijfelt niet. Twijfel komt
voort uit ongeloof, is in zijn wezen ongeloof.
Zoo is twijfel, in welken vorm hij zich ook
op religieus gebied moge voordoen, zonde
tegen God. Twijfel is daarom aan een krank»
heid gelijk en krankheid vormt ook op het
gebied des geestelijken levens, een tegenstelling
met gezondheid Twijfel is geen phase ineen
normaal ontwikkelingsproces, geen uiting van
herwonnen levenskracht, geen bewijs van op»
bloeiend geloofsleven, maar een ziekte, die
met kracht moet bestreden worden.
Aldus Prof Hoekstra.
Hij zegt het scherp, maar zuiver schriftuurlijk.
Wij moeten den twijfel leeren kennen als
zonde, vrucht van den ouden mensch, die
tegen de werking des H. Geestes ingaat.
Helaas zijn er nog groote streken in ons
land waar dit anders verstaan wordt. En wel
juist die streken waar men zoo uiterst zeld»
zaam van de volle verzekerheid des geloofs
hoort.
En toch. het kind van God moet tot de
zekerheid des geloofs komen.
Als de kerk des Heeren de zekerheid des
geloofs mist, misgaat zij haar roeping.
M.i. ontbreekt er in die streken veel aan het
gezond kerkelijk leven.
Als het kerkbegrip zuiver in de gemeente leeft
komt het alles nog wel terecht Maar wanneer
dat zuivere begrip, zooals onze Gereformeerde
Dordtsche vaderen het ons nagelaten hebben,
vervaagd, komt men op het doolpad.
Zuiver kerkbegrip is daar, waar de gemeente
samenkomt en samenleeft als gemeente des
Heeren. Waar men er geen bezwaar tegen
heeft, dat de predikant zijn gemeente aanspreekt
alsbroeders en zusters in onzen Heere Jezus
Christus', doch integendeel op het voorbeeld
onzer vaderen, beter nog op het voorbeeld
van de apostelen zeiven, dit als eisch van Gods
den predikant oplegt.
Dit niet te beamen, is op zichzelve al bewijs
dat, hoe men ook met het woord »orthodoxie«
op de lippen loopt, men het Gereformeerde
spoor een eind beister isl
Hoe toch stellen velen zich de kerk voor
Gewoon als een vereeniging.
Zooals men Jongelingsvereenigingen, Kies»
vereenigingen enz. heeft, heeft men ook een
kerkelijke vereeniging. Ieder die slechts de
belijdenisschriften onderschrijft, mag lid wor»
den, «wordt tot de rechten der kerk toegelaten*
zooals ik het eens een predikant heel onge»
reformeerd hoorde uitdrukken. En men denkt
dan nog heel vroom te zijn, door de jonge
«lidmaten* te waarschuwen toch vooral niet aan
het Heilig Avondmaal te komen «voor er wat
aan de ziel gebeurd is«.
Als of «belijdenis doen* iets anders is dan
toegang vragen tot het H. Avondmaal 1
Aldus haald men de wereld in de kerk.
Neemt men Gods Woord en de Geref. be»
lijdenisschriften verstandelijk aan, dan heeft
men recht lid te worden, meenen dezulken.
Precies als in een gewone vereeniging ieder
toegelaten wordt, die slechts de statuten der
vereeniging onderteekent.
Maar als men eenmaal zoo de deur voor de
wereld heeft opengezet, moet men natuurlijk
ook de consequenties aanvaarden.
Van tucht is geen sprake meer 1 Hoe zou
men op ongeloovigen tucht kunnen uitoefenen.
Wie waarborgt dat de ambtdragers zelve
geen wereldlingen zijn, die buiten het genade»
leven staan
Immers ieder lid heeft «recht* tot stemmen.
Het slot is dat er voor de werkingen des
H. Geestes geen plaats meer is. De wereld
viert hoogtij in de kerk.
Want welk verschil maakt het of men volop
en openlijk de wereld dient of een kerkelijk
leven leidt met een louter historisch geloof?
In beide gevallen gebruik Satan den mensch
als zijn instrument.
Maar ook, hoe moet een predikant tegen»
over zulk een gemeente staan?
De praktijk wijst het uit.
Het wordt in het beste geval een Evangeli»
seeren, een oproepen tot bekeering en daarbij
blijft het.
En zoo beleeft men het in sommige plaat»
sen van ons land, dat nu Zondag aan Zondag,
ochtend en avond den prediker, die geroepen
is de gemeente des Heeren geestelijk voedsel
te verstrekken zijn roeping verzaakt en het
werk gaat verrichten van den Evangelisatie»
man. En deze verderfelijke gewoonte roest er
zoo vast in, dat men het ten slotte den predi»
kant nog euvel gaat duiden als hij zijn «preek«
nog durft aanvangen met de Schriftuurlijke
aanspraak; broeders en zusters in onzen Heere
Jezus Christus.
Zoover is men op sommige plaatsen onzes
lands gekomen en dat durft men nog Gerefor»
meerd heeten 1 onze vaderen, een Voetius, een
Brakel en een Comrie hadden het eens moe»
ten weten 1
Dat er bij zulk een staat van zaken geen
sprake meer is van geloofsverzekerheid, spreekt
van zelf.
Hoe zou er geloofszekerheid zijn, waar alle
geloofsvoedsel ontbreekt Waar de gemeente
niet meer samenkomt om versterking des ge»
loofs in bediening des Woords en der H.
Sacramenten te vinden, maar om het geloof
zelf te zoeken, waar men de kerk niet meer
ziet als een saamvergadering der waarachtige
Christen»geloovigen, maar als bekeerings insti»
tuut
Op zijn best vindt men er een enkele zwak»
geloovige, eenige twijfelaar.
En zoo komt men dan in die kringen tot
verheerlijking van den twijfel Omdat men er
niets hoogers kent dan den twijfel, acht men
hem al een hoogen staat des geestelijken levens.
Zóó ongewoon is men in die kringen aan
de verzekerheid des geloofs dat men het hoofd
al schudt als men er slechts van hoort, en
helaas spoedig met zijn veroordeeling gereed
staat Vragen alsis er dit wel met hem ge»
beurd, heeft hij dat wel ondervonden, weet
hij hiervan wel te vertellen, zijn de maatstaven
waarlangs de geloofsverzekerheid moet worden
afgemeten I
Weet gij wat vader Comrie over de geloofs»
zekerheid zegt. Gij vindt het in zijn kostelijk
boekske over het oprecht geloof blz. 170
«De verzekerheid des geloofs is alleen rusten»
de op Gods waarheid, om als onderpand in
de Goddelijke belofte, waardoor wij dan, op
het Woord van den belovenden God zulk
een vasten staat maken, dat wij de zaak als
de onze aanzien en die als de onze, eer wij
de dadelijke bezitting hebben, met een gerust
hart aanvaarden.« En op blz. 171 schrijft hij:
«Als wij op Gods bloote Woord, zonder zien,
hebben of gevoelen, alleen vertrouwen, dan
hebben wij rust, zelfs in de verheffing van
den Jordaan; ja al was het dat de aarde hare
plaats veranderde en al de bergen van waar»
schijnlijkheden verzet werden in het midden
van de zee.«
Zóó dacht Comiie er over en hij was Schrif»
tuurlijk.
Wij moeten niet wijzer willen zijn dan Gods
Woord.
Twijfel is zonde en moet uit Gods kerk
gebannen worden als alle zonde.
Geloofszekerheid is eisch voor de kerk des
Heeren.
En daartoe kan het komen, wanneer wij
eerst het kerkbegrip weer eens zuiver Gerefor»
meerd, dat is Schriftuurlijk stellen.
Niet de wereld, waartoe het historisch geloof
zonder een hartelijk aanvaarden behoort, moet
de toon in de gemeente des Heeren aangeven.
Als eisch moet gesteld worden, dat slechts
hij en zij, die belijden waarachtig kind des
Heeren te zijn tot het belijden des geloofs
worden toegelaten, waarop dan vanzelf een
trouw H Avondmaal bezoek moet volgen.
En de hopycrieten dan vraagt ge?
Die zal God oordeelen 1
Wij hebben slechts Gods Woord te gehoor»
zamen.
Toen ik hierover eens sprak met een predi»
kant die jarenlang in een gemeente waar het
ongereformeerd kerkbegrip geworteld had, het
ambt bediende, gaf hij wel toe, dat onze Ge»
reformeerde belijdenis het aldus eischte, maar
als hij dat in zijn gemeente wilde toepassen,
zou hij het instituut in zijn gemeente vermoor»
den 1 Wanter waren helaas schier geen
oprechte bekeerden meer 1
Zoo droevig stond het er daar bij.
En wat wel het treurigst is, men meent nog
zuiver Gereformeerd te zijn en aan het oude
vast te houden.
Ja wel aan «het oude*.
Maar aan welk »oude«
Aan bet oude uit den pruikentijd. Uit den
vervaltijd, toen niet meer een vader Brakel
een Comrie en een Voetius gezag hadden, maar
het kerkelijk leven zóó lamlendig afgezakt
was, dat het gereed was om straks de verder»
felijke Fransche denkbeelden en begrippen
over te nemen.
Dat «oude« kunt ge van mij cadeau krijgen.
Houdt gij de achttiende eeuw maar, ik prefe»
reer de zeventiende en dan nog niet eens de
laatste decenniën daarvan 1
Onkunde is ook hier het bederf.
Moge ons opkomend geslacht, dat in zijn
beste jaren is voor beginselstudie, deze dingen
maar grondig onderzoeken, wellicht is er dan
ook in die weinige streken van ons land nog
hope voor de toekomst van Gods Kerk.
Aan het kostelijk boekske van Prof. Hoekstra
heeft het al een uitnemende studiebron 1
UITKIJK.
LUKAS 22 t 24-30.
«En er werd ook twisting onder
hen, wie van hen scheen de
meeste te zijn* enz.
VOO» DLK Z-TV KOUS
Kipstraat 85<87 t fl Rotterdam
&6T ZIE DE 5 ETALAGES "VS
Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87
Aanbevelend, J» HENIGER Jp,
ml
i
1.