Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden,
BIGGELAAR's
KOFFIE
|oor den Jfondag
MIJNHARDTS
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3308
ZATERDAG 5 MAART 1927
42ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
Op den Uitkijk.
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers
De Raadsverkiezingen.
Wij wezen er op, dat wij ook in de
gemeentehuishouding een geestelijken
onderbouw moeten hebben, een vaste
basis, een hecht fundament, waarop wij
onze gemeentepolitiek optrekken.
Het is niet juist, dat slechts in de
Staten-Generaal het beginsel een woord j e
mede spreekt en wij in Provinciale
Staten en Gemeenteraden slechts te doen
hebben met stoffelijke belangen die los
staan van eenig principe.
Trouwens, wie eenigszins mede leeft,
weet wel beter.
Denken wij slechts aan de onderwijs
zaak. Hoe staan vele gemeentebesturen
genover de taak welke de onderwijs-
et hen oplegt. Hoe voeren zij deze
k uit?
En zou er geen beginselen mede
gemoeid zijn als de gemeentebesturen
te beslissen kregen over subsidieering
van allerlei inrichtingen. En denk eens
aan de Zondagsrust en de Zondags
heiliging, het vloekverbod, het ambts
gebed, de regeling der werkloosheids-
zorg enz.
Allen zaken waarin ons beginsel lei
ding geeft en waarbij wij te vragen
hebbenhoe hebben wij naar anti
revolutionair principe hierin te handelen.
Bij de candidaatstelling hebben wij
er dus wel degelijk rekening mede te
houden dat we mannen afvaardigen,
van wien verondersteld mag worden,
dat zij voor het A.R. principe in den
Raad op komen en het tegenover de
aanvallen van tegenstanders verdedigen
v3&unnen.
Doch hiernaast moet aan onze can-
didaten ook een andere eisch gesteld
worden en wel dezehet moeten kun
dige mannen zijn.
Wij hebben behoefte aan principieele,
maar ook aan kundige raadsleden.
De gemeentehuishouding wordtsteeds
ingewikkelder.
En wij vragen ons vaak afhoe zou
het in deze of die gemeente wel naar
toe gaan, indien er geen bekwaam bur
gemeester aan het hoofd of een kundig
secretaris den Raad ter zijde stond.
Er kwam dikwijls niet veel van terecht.
En toch moest dat eigenlijk niet zoo
zijn.
Dat er eenig overwicht bij een bur
gemeester als voorzitter van den Raad
ligt, kan geen kwaad, maar indien hij
dit overwicht slechts dankt aan eigen
bekwaamheid en aan de onkunde der
raadsleden, dan wordt het toch be
denkelijk. Immers dan wordt de Raad
een wassen neus en staat er aan het
hoofd der gemeente niet den Raad
zooals de wet zegt, maar een burge
meester. En dit toch mag niet. Zoo
komt er van de autonomie niets terecht
en worden wij bestuurd door een
ambtenaar.
Aan de kiezers zelve, om dit kwaad
te voorkomen.
Men zorge voor kundige candidaten,
die er in elke gemeente nog wel te
vinden zijn.
Men stelle de eischen die de taak
van een raadslid vordert niet te laag.
De Raad heeft over belangrijke zaken
die ieder burger aangaan te beslissen.
Men denkt slechts aan het stuk der
belastingen en de uitgaven waarover
de Raad beslist.
Hoe het met de belastingen gesteld
is kan geen enkel burger onverschillig
laten.
En daarom moet nauwkeurig worden
nagegaan hoe er met de belasting
penningen wordt omgesprongen.
Maar dan zijn er allicht in iedere
gemeente ook andere dingen die be-
kwaamheid£en doorzicht en een ruimen
blik vorderen.
Wij noemen nogmaals het werkloos
heidsvraagstuk, de productieve werk
verschaffing, de houding welke de ge
meente heeft aan te nemen tegen ge
organiseerde en ongeorganiseerde werk-
loozen, die zeker niet over één kam
geschoren mogen worden.
Dan is er het straten-en wegenplan,
de volkshuisvesting enz.
Behalve wat tot de autonomie der
gemeente behoort, berust op den Raad
ook het zelfbestuur, d.w.z. de uitvoe
ring van de rijkswetten, voorzoover
het Rijk dat vordert. Al hebben hierin
Burgemeester en Wethouders het leeu
wenaandeel, de Raad houdt toch het
toezicht en moet B. en W. steeds ter
verantwoording kunnen roepen.
Een en ander maken het dus wel
noodig, dat de kiesvereenigingen zich
bijtijds met de candidaatstelling be
moeien en de kiezers leiding geven,
opdat men met een wel doordacht be
sluit kan komen, ten opzichte der can
didaatstelling en men een lijst kan
presenteeren met namen van mannen,
die weten wat zij willen, principieel
optreden, en de tegenstanders te woord
kunnen staan als het met dezen tot een
„spreken in de poort" komt.
Reclame-Mededeelingen.
en qenief van 'de overheerlijke
qeur en smaak van,
III
(Slot).
Dit woord van den apostel is wel
geschikt om ons nederigheid te leeren.
Het gunt ons een blik in de diepte
onzer ellende en leert ons, dat de weg
ten leven van onzen kant afgesneden
is. Wij die in het vleesch zijn, kunnen
Gode niet behagen. Hoe zouden wij
ooit gerechtigheid uit de wet kunnen
verkrijgen, waar ons vleesch zich aan
die wet niet onderwerpt, ja daartoe
onbekwaam is.
Maar wat bij ons onmogelijk is, is
mogelijk bij God. Genade heeft voor
ons den weg ten leven geopend. „Want
hetgeen der wet onmogelijk was, de
wijl zij door het vleesch krachteloos
was, heeft God, Zijn Zoon zendende
in gelijkheid des zondigen vleesches,
en dat voor de zonde, de zonde ver
oordeeld in het vleesch, opdat het
recht der wet vervuld zou worden in
ons, die niet naar het vleesch wande
len, maar naar den Geest". De zonde
zal over ons niet heerschen, want wij
zijn niet onder de wet, maar onder de
genade. De wet is vervuld door Chris-
tus. die voor ons gestorven is, toen
wij nog krachteloos waren.
Zullen wij nu aan Christus en Zijn
gerechtigheid deel krijgen, dan moeten
wij, schuldig en onmachtig in ons zei
ven, ons vastklemmen aan Zijn kruis,
waar de vloek der zonde gedragen en
weggenomen is; geloovig aannemen
de gerechtigheid, die Hij aangebracht
en waardoor Hij het leven voor ons
verworven heeft. Dat woord van onzen
tekst„want het kan ook niet" stelt
ons ten toon in onze hulpeloosheid.
Het roept ons toehoudt op te pogen
uzelf gerechtigheid te verwerven bij
God; gij wilt u zeiven verbeteren, u
aangenaam maken bij God, maar 't is
ij del. Het vleesch is niet te verbeteren,
het is gansch verdorven, er is niets
goeds meer aan ons. Onze natuur moet
vernieuwd, wij moeten wederom ge
boren worden. De gezindheid van ons
vleesch moet niet wat veranderd, maar
het vleesch moet uitgedreven worden.
Een nieuw leven moet in ons uitgestort
worden. Een ander bedenken. Een an
dere gezindheid moet in ons gewerkt
worden. Van het vleesch als zoodanig
is nooit iets goeds te verwachten. Al
leen Gods Geest kan hier verandering
brengen. Daarom hebben wij niet al
leen noodig het bloed van Christus,
hetwelk onze schuld uitwischt, maar
ook den levendmakende Geest, dien
Hij ons verwierf, waardoor Hij ons
reinigt van de ons aanklevende smet
der zonde en een nieuw leven in ons
uitstort.
En hebben wij nu naar Christus
leeren vragen en zijn wij begeerig
naar de inwoning en werking van Zijn
Geest? Laat toch niemand zich ver
bergen achter zijn onmacht en God
de schuld geven. Dat wij niet lijdelijk
neerzitten in onze ellende. Dat wij niet
kunnen, maakt onzen toestand nog niet
hopeloos. Er is heil voor een ieder,
die 't van Gods almacht verwacht.
Hopeloos is 't met een mensch, die in
de booze gezindheid van zijn hart vol
hardt. Het bedenken des vleesches is
de dood. Dat is het einde van allen,
die God blijven wederstaan. Al Zijn
vijanden moeten voor Hem buigen. De
Heere blijft God, al wil de gansche
wereld Zijn juk van zich afwerpen.
Zijn wet wordt niet straffeloos over
treden. Het zal op eeuwige schande
voor ons uitloopen, indien wij Zijn
Zoon ongehoorzaam zijn, Zijn welge
meende noodiging versmaden en meer
behagen hebben in de begeerlijkheden
des vleesches dan in Zijn dienst. Tenzij
wij opstaan van onze boosheid, zullen
wij, als werkers der ongerechtigheid,
het schrikkelijk loon der ongehoor
zaamheid ontvangen. Dat wij zoo vij
andig staan tegen onzen God, moeten
wij als een schuld gevoelen. Dat te
gevoelen, daarmede verlegen te zijn,
is genade, en voortgaande genade doet
Gods kind steeds meer dat vleesch
kennen in zijn vijandschap. Dat het
Deze Courait vei schijnt eiken WOENSDAG en ATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel,
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten wordtu berekend naar de plaatsruimte, die zQ beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Nadruk verboden.
«De toestand van de maatschappij hangt
af van het huisgezin».
Deze woorden vielen mij op, toen ik het
verslag las van een vergadering gehouden
door de Roomsch>Kath. vereeniging Voor
Eer en Deugd.
Mr. Dr. Deckers sprak voor deze vereeni»
ging een rede uit en daarin kwamen deze
woorden voor.
Inderdaad, wanneer wij over de maatschappij
en de maatschappelijke verhoudingen het hoofd
schudden, laat ons dan naar de oorzaak zoe»
ken en die zullen we alléén vinden in het
gezin.
Het is zulk een overbekend woordwie
de jeugd heeft, heeft de toekomst.
De een zegt dat de groote Kerkhervormer
Luther ze het eerst gebruikte, een ander noemt
Napoleon als vader van dit gevleugeld woord.
Zeker is dat wij de wijsheid die er in ligt,
reeds vinden in de H. SchriftLeert den
jongen de beginselen zijns wegs, als hij oud
geworden zal zijn zal hij daarvan niet afwij»
ken. Zóó vermaant ons Gods Woord.
Tucht en opvoeding dat is het waaraan onze
tijd behoefte heeft.
Dr. Deckers constateerde een verwildering
der jeugd, een groote verwoesting der zeden.
En dat vloeit voort uit het huisgezin. Het
huisgezin is de grondslag der maatschappij.
De gezinnen zijn het, die de mannen en
vrouwen moeten vormen, om alle instellingen
in stand je houden en andere in het leven
te roepen. Wat wij misdoen aan het gezin,
misdrijven wij aan ae maatschappij. Het gezin
moet zoo zijn toegerust, dat er mannen en
vrouwen van karakter uit voort komen. De
kerken en scholen doen veel, maar het ge»
wicht van de opvoeding thuis is van veel
meer invloed. Vroegtijdig moet het kind ge»
leerd worden te gehoorzamen, zich zelf te
beheerschen, bet brengen van een offer, het
ontzeggen van een genoegen.
Dr. Deckers zeide: de opvoeding van één
kind, kan beslissend zijn voor een geslacht.
Ontzettend is dus wel de verantwoordelijk»
heid van de ouders die door God met kin»
deren gezegend worden.
En hoe velen zijn er niet die deze verant»
woordelijkheid niet schijnen te gevoelen. Die
te gemakzuchtig zijn, een verkeerde liefde tot
het kind hebben of te onverstandig zijn om
het kind overeenkomstig zijn karakter op te
voeden. Wie kent niet uit zijn omgeving die
gezinnen, waar de kinderen den ganschen
dag maar zeuren en jengelen zooals de volks»
mond zegt, waar moeder den ganschen dag
maar aan 't verbieden, grommen en snauwen
is, zoodat het kind het niet eens meer hoort,
laat staan gehoorzaamt I En waar dan als het
de spuigaten uitloopt vader ten slotte in een
doldriftige bui het kind in een hoek trapt,
zoodat het althans het eerste uur weer rustig
is in huis.
Arm kind dat zulke ouders heeft I
Onverstand en gemakzucht gaan hier hand
aan hand en het kind wordt er het slachtoffer
van.
Ja, die gemakzucht bederft ook veel.
Immers het kost moeite eet menig kind
weet wat gehoorzamen is, eer het verstaat dat
één gebod of verbod van vader of moe»
der genoeg moet zijn om te gehoorzamen.
Maar liever dan dit het kind, als het moet
met strenge kastijding te leeren, laat men het
met een grauw en snauw afloopen, stapelt
men gebod op gebod enhet kind gaat
z'n eigen gang.
Zóó gaat het in vele gezinnen er naar toe.
En wat de maatschappij krijgt zijn verwende,
eigenzinnige, veeleischende, egoïstische wezens.
Maar de schuld ligt bij de ouders.
Opvoeding eischt zelfverloochening.
Dit moet menig ouder leeren verstaan.
God geeft ons het kind opdat wij het zelf
zouden opvoeden.
En nu laakt men het in voorname kringen,
waar deze gewichtige taak wordt opgedragen
aan een gouvernante en kostschooldirecties.
Maar begaat men in lagere standen niet
vaak de zelfde zonde.
Drijven gemakzucht en eigenliefde ook in
mindere standen er niet vaak toe middelen
te zoeken om toch maar van dat lastige op»
voedingswerk af te zijn.
Hoe spoedig is moeder er niet op uit tot
het kind te zeggengaat maar buiten spelen,
dan ben ik van je af I Hoe vaak hoort men
het niet: toe jó, de deur uit, 'k heb niets
dan last van je 1
Als de kinderen naar school zijn vindt men
dat een «opruiming».
En zelfs 's Zondags worden de kinderen
nog naar een Zondagsschool gezonden, naar
vader en moeder zeggen om wat »goeds« te
leeren, maar als ze eerlijk tegenover zich zelf
zijn is het niet anders dan om een rustigen
Zondagmiddag te hebben.
Onze kinderen hooren niet op de Zondags»
school.
De Zondagsschool is een mooi instituut
ten dienste der Evangelisatie, om in aanraking
te komen met kinderen die verwaarloosd zijn,
van God en Zijn Woord niet afweten. Voor
dezulken is de Zondagsschool in Engeland
oorspronkelijk opgericht en ook in ons land
zijn er gelukkig nog streken waar men dit
karakter der Zondagsschool gehandhaaft heeft.
Maar daartegenover staan helaas streken in
ons land, waar de Zondagsschool niet meer
ten dienste der Evangelisatie staat, doch zich
is gaan begeven op het terrein der gezins»
opvoeding, de taak die God op de schouders
der ouders gelegd heeft, er afnemend.
Dat is een groot kwaad.
Onze kinderen behooren op de Christelijke
School en voorts 's Zondags tweemaal in de
Kerk. Dat moet moet genoeg zijn. Overigens
behoort het kind onder de hoede der ouders,
die in de eerste plaats zijn aangewezen voor
de stoffelijke en geestelijke opvoeding zorg te
dragen.
Nog afgezien van het feit, dat het Zon»
dagsschoolonderwijs op veele plaatsen door
onbevoegden, door menschen die én van
Schriftkennis èn van onderwijs èn van op»
voeding geen of onvoldoende verstand heb»
ben en daardoor bederven wat op de Christel.
School tot stand gebracht wordt, is het juist
de Zondagmiddag dat de ouders het best in
de gelegenheid zijn zich van hun moeilijke
taak der geestelijke opvoeding van het te
kwijten.
Dan heeft men op sommige plaatsen nog
de zoogenaamde kinderkerken. Dat zijn Zon»
dagsscholen waar »onderwijs« gegeven wordt
aan het kind onder de kerkuren. De ouders
gaan naar de kerk en het kiDd wordt dan
naar zulk een Zondagsschool gezonden.
Over dit verderfelijke systeem zullen we
maar niet veel zeggen. Het is ongereformeerd,
in strijd met hetgeen onze vaderen wilden,
en bewijst een ongezonde opvatting van het
Kerkbegrip en is tenslotte in flagranten strijd
met den geest van de Heilige Schrift.
Onze kinderen behooren in de kerk bij ons.
Het mooiste is het systeem der familiebanken.
Vader en moeder met de kinderen bij zich
in dezelfde bank. Voor het instituut der z.g.
«hondenslagers» mag zeker in het Huis des
Gebeds geen plaats zijn I Al dergelijke uit»
wassen wijzen er op dat in den vervaltijd
onzer kerken niet meer gevraagd wordt«Wat
eischt God van ons?«, maar: «Wat is voor
mij het gemakkelijkst, hoe kom ik er het beste
en toch nog met eere vanaf?»
Inderdaad is ook in dit opzicht steeds voort»
durende reformatie noodig. Ouders en Kerke»
raden hebben zich af te vragen of zij hier
in den weg Gods zijn.
Laat ons bedenken dat in den dag des oor»
deels niet in de eerste plaats gevraagd zal
worden, wat onderwijzers, Zondagsschool»
meesters en «hondenslagers onder kerkuren«
met het kind gedaan hebben, maar«Ouders
wat deed gij met uw kind?»
De slapheid in de tucht is eveneens oorzaak
geweest van zooveel maatschappelijke ellende.
Verkeerde kinderliefde, die de roe spaarde
waar deze noodig was.
Het systeem van de vrije opvoeding, het
laten uitleven van het kind, het zich willen
buigen voor de «majesteit van het kind»,
het is alles de verrotting van de teederste
levenscellen van de maatschappij.
Zooals wij weten zijn het vooral de Revo»
lutie»geesten, die de roede voor het kind
verderfelijk achten.
In communistische kringen wil men het
kind hiervoor «sparen». En een zekere richting
in de opvoeding meent, dat kastijding de kin»
derziel bederft.
Gods Woord leert ons anders.
40 cent per^regel.
Maar ook de praktijk leert ons dat het niet
zoo is.
Onze vaderen dachten er ook anders over.
En al gingen die misschien soms èn in huis
èn in school wat hardhandig te werk, het
geslacht dat onder tuchtroe en plak opgroeide
mocht er toch zijn, en had in ieder geval
gezondere opvattingen van zeden en moraal
dan onze huidige, verslapte, verschrompelde,
eigenzinnige en fatterige «rijpere» jeugd, dat
in de broedkassen van de moderne opvoeding
gekweekt wordt.
Spaar de roede den jongen niet
'k Werd dezer getroffen door wat ik van
iemand las over dit vraagstuk.
Toen hij nog een kind was hield hij er
een op zichzelven nog geen slechte gewoonte
op na, een hebbelijkheid van menig kind dat
later ziel» en lichaam»verwoestend kan worden
Toen vader een paar keer op die ongewenschte
gewoonte gewezen en haar verboden had,
doch het kind er toch mee voort ging, lag
deze hem over de knie en kastijdde het kind
vreeselijk.
De man die deze ervaring vertelde, schreef,
dat hij nooit vergeten kon hoe de lippen van
zijn vader trilden, toen hij zijn kind zoo
vreeselijk moest slaan, hoe bleek hij er uitzag,
hoe ontdaan hij was. Maar het kind had de
gewoonte afgeleerd, voorgoed I
En het slot?
Dezer dagen werd een man, die in zijn
jeugd omgang met hem had en dezelfde
gewoonte er op na hield, wegens zedenmisdrijf
tot gevangenisstraf veroordeeld. Diens vader
had het kind de roede bespaard.
De opvoeding is moeilijk, een zwaar stuk.
Maar wij hebben een veilige gids in Gods
Woord en het gebed is onze kracht.
Met deze twee zal de opvoeding van onze
kinderen gelukken en zullen wij straks voor
Gods aangezicht mogen verschijnen met de
woordenZie hier ons en onze kinderen die
gij ons gegeven hebtl
UITKIJK.
Romeinen 8 i 7.
«Daarom, dat het bedenken des
vleesches vijandschap is tegen God
want het onderwerpt zich der wet
Gods niet, want het kan ook niet.«
werken zonder
kramp of pijn.
Doos 60 cent.