Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. TERSTOND IN HOC SIGNO VINCES i No. 3305 WOENSDAG 23 FEBRUARI 1927 41STE JAARGANG W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis tratie, franco toe te aeenden aan de Uitgevers Het regeeren naar Woorde Gods. den De Provinciale Staten. Uit onze Partij, Boekbespreking. Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel D1ENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Annexatie. De vorige week heeft de Tweede Kamer zich bezig gehouden met de samenvoeging van en kele gemeenten. 't Ging over enkele rand-gemeenten van Haarlem en Breda. Het kamerlid Dr. Beumer (A.R.) leverde een scherpe critiek op het regeeringsvoorstel, dat opslokking der randgemeenten bij deze steden beoogde Het standpunt van Dr. Beumer zal ongetwij feld door velen onzer worden ingenomen. Het is zuiver Anti-Revolutionair, en keert zich tegen de centralisatie, dat op uniformiteit van ons volksleven uitloopt. Men denke echter niet dat die liefhebberij om gemeenten samen te voegen bijzonder in onzen tijd hoogtij viert. Prof. Oppenheim schrijft in zijn Standaard werk over het Gemeenterecht, dat sedert de invoering der gemeentewet (1851) tot 1895 het ^fctal bestaande gemeenten is verminderd met waarvan in Zuid-Holland alleen 44 gemeente bij anderen zijn ingelijfd. De liberale schaar werd er dus maar met welgevallen ingezet. In haar protest tegen de centralisatie-zucht staat de A. R. partij niet alleen. Prof. Struijcken in zijn werkje De gemeente en haar gebied, geeft een scherpe critiek op de zucht tot samenvoeging en opheffing, van kleine gemeenten. Ook deze geleerde schrijver wijst op de histo rische zijde en zegt dan dat decentralisatie historisch is, omdat zij gebouwd is op de ge meenten, die geen producten zijn van grond wet en wet, maar het resultaat zijn van den natuurlijken groei van het maatschappelijk leven. Iedere gemeente vertegenwoordigt in haar historisch verband, de reël ontwikkelde differentiatie der individueele en corporatieve belangen, eigenschappen en krachten der be» piking. Als stelsel is de decentralisatie daar- ede onverbreekbaar, zoowel in het heden als in de toekomst. Na een leerzaam en interressant overzicht, waarbij ook de buitenlandsche wetgevingen worden onderzocht, komt de schrijver tot de conclusie, dat de grensverandering en inlijving slechts als uiterste maatregel mogen worden toegelaten tegen den wil der belanghebbenden, zoodat er niet toe mag worden besloten zoo lang op andere wijze, met name door vrijwil lige of gedwongen associatie der gemeente dt gerezen bezwaren zijn op te lossen. Langs dezen weg zijn alle moeilijkheden op te ruimen, die rioleering, watervoorziening, verlichting, verkeersmiddelen ja zelfs stratenbouw tusschen aanliggende gemeenten in het leven roepen. In zijn werk Anti Revolutionaire Staatkunde komt ook Dr. Kuyper sterk tegen het annexatie streven op. Dr. Kuyper wijst op de opsmelting bij groote steden zooals Rotterdam, Den Haag en Amster dam en wijst daarbij op het voorbeeld der wereldsteden Londen en Brussel. Waar zich de casus positie voordeed dat de stad en be volking zich allengs derwijze uitbreidde, dat alle afstand tusschen de stad en tal van om liggende dorpen wegviel. Toch ging men daar er niet toe over om al die dorpen kortweg op te smelten. Integendeel handhaaft men in die dorpen het eigen bestuur en huishouding en zoodoende de veelheid van formatie en variëteit van levensconditie. Men kreeg daar de stad met haar z.g.n. «voorsteden® waarin zich een eigen soort van leven handhaaft. Inderdaad de richting waarin men het in ons landje stuurt is niet goed. Het zal goed zijn, dat vóór men verder gaat, in de Staten-Generaal het vraagstuk der annexatie een van de principieele zijde beziet. 2) Vervolg). Voorts leert ons dit wetboek, dat een Kinderloos man soms een vreemd kind adop- Vergelijk daarmede wat Abram van tliézer zegt«de zoon van mijn huis zal mijn iffgenaam zijn«, wat hij toch moeilijk van een dienstknecht, al was het ook een oude ge» «ouwe, kan gezegd hebben. Iemand mocht met iemands zoon of knecht niet zonder getuige handelen. Deed hij dat, dan stond zijn handeling met diefstal gelijk en moest hij gedood worden 7). Daarom handelde Abraham over eene begraafplaats met Efron den Hethiet in de poort van de stad en staat er uitdrukkelijk, dat hij sprak in tegenwoordigheid van het volk des lands. Ten slottehet schrijft voor, dat een hoer verbrand moest worden 110). Daarom zegt Juda, als hem Thamars overtreding gemeld wordt«breng ze hiervoor, opdat ze verbrand worde.« Met het optreden van Mozes wordt het anders. Hij is voor Israel de wetgever, en naar zijn wetten zal dit nu zelfstandig volk zich richten. Van Mozes kan verondersteld worden, dat hij het ideale recht kende. Ook het godsdienstig leven van hem en zijn volk brengen mede, dat hunne zielen gevoeliger zijn voor wat waarlijk recht is. Toch verwachte men niet, dat Mozes' wet de rechtsidee is, in wetten omgezet. Ze staat hooger dan haar tijd, maar er niet los van. Beschouwen we de geheele Mozaïsche wet wat nader. Wij verdeelen het geheel in drie deelen De zedenwet of de wet der tien geboden, de burgerlijke wetten, en de ceremonieele wetten. Wij maken deze verdeeling in navolging der schriftgeleerden van na de ballingschap. Maar Mozes maakte die niet. Hij gaf de wet, of liever de onderwijzing met gezag, want een wet, naar den zin van ons woord, geeft hij niet. 't Is een leerboek Eerst schrijft hij den decaloog, dan een serie geboden die op het recht betrekking hebbendaarna volgen een rij bepalingen op het godsdienstig-vormelijke betrekking hebbende. Maar Deuteronomium geeft ons behalve een herhaling van vroegere bepalingen, vele wenken die het zedelijk leven aangaan. Deze drie bestanddeelen vinden we eigenlijk dooreen. De schrijver is uitgegaan van de gedachte, dat het voldoen aan een zekeren eisch der wet op zichzelf niet vol doende is. 't Moet ook van harte gaan. 't Moet om Gods wil gebeuren. Als het gaat over het recht van den vreem deling de vreemdeling was bij alle oude volken, zoover bekend, zonder rechten en overgegeven aan het goede hart van elk die hem vond dan heet het(Ex. 23 9) «Gij zult den vreemdeling niet onderdrukken.® Maar bij voegt er bij «want gijlieden kent het gemoed des vreemdelings, want gij zijt vreemdeling geweest in Egypteland.® Een wet gever van onzen tijd eischt gehoorzaamheid, maar uit welken grond die komt, kan hem niet schelen graag of niet graag, als je 't maar doet. Mozes is nog niet tevreden. Hij zegt: gij zult den vreemdeling liefhebben, 't welk heden ten dage nóg geldt voor de leden der kerk ten opzichte van de menschen die er buiten staan. En zoo zal hij niet rusten voor dat volk, dat priesterlijk volk, zich met hart en ziel zal hebben overgegeven aan hun God. Israel is een volk, een kerk, een huisgezin. Vandaar die eigenaardige vorm van voorschrif ten en vandaar die zonderlinge inhoud der wet. We begrijpen dat iemand, die deze wetten bestudeert met de praktijk voor oogen, zich telkens dient af te vragenhoe zou Mozes dat gezegd hebben als hij uitsluitend staats man geweest was Want onze wetgever moet zich afhouden van het godsdienstig leven. Nadat Christus kwam, als het kind der belofte, hebben staat en kerk een eigen wel onder scheiden souverein gebied, de laatste uit de particuliere genade die zalig maaktde eerste uit de gemeene gratie, die de zonde beteugelt, maar niet overwint. Maar wanneer wij dat in het oog houden, leveren de vijf boeken van Mozes ons schoone dingen aangaande het recht, natuurlijk met het oog op principieele rechtsvragen. Meen echter niet, dat het voldoende is te weten, dat we in zeker geval met een juridische bepaling te doen hebben, om nu in eens te kunnen besluiten, dat het beginsel, daarin liggend, ook, maar dan op moderne wijze natuurlijk, in ónze wet moet worden inge bracht. We zeiden reeds, dat deze wetten niet los staan van den tijd waarin ze gegeven zijn. Mozes heeft vele concessies moeten doen aan diep ingedrongen overtuigingen, verkeerde ge woonten enz. en niet het minst aan het zondig hart van het volk. Zoo laat hjj toe, dat een man, zijn vrouw hatende, haar een scheidbrief geeft, op voorwaarde, dat hij haar niet belastert en alzoo haar goeden naam ie schande maakt (Deut. 24). Hij wist, dat het van den beginne zoo niet geweest was. Maar Christus leert ons dat die bepaling gegeven is vanwege de har digheid des harten der kinderen Israels. Mozes wist, dat God alle menschen gelijk van rechten geschapen had, maar toch heeft een man bij hem meerdere rechten dan een vrouw, mag een vader zijn dochter verkoopen en regelt hij de verhouding tusschen heer en knecht. Aan den anderen kant verbiedt hij huwe lijken tusschen menschen, die na aan elkaar verwant zijn. Op zichzelf, dit wil zeggen, uit scheppingsoogpunt beschouwd, kan dit geen zonde geacht worden, en kan hier niet van een verkeerde verhouding gesproken worden. De zonen van Adam huwden met hunne zusters, dat spreekt vanzelf. Ook Abram trouw de zijn halfzuster. Het eerste voorbeeld toont duidelijk, dat zulk een huwelijk niet strijdig kan zijn met de door God uitgedachte levens verhoudingen. Maar Mozes overwoog, dat het licht kon komen tot groote zedeloosheid zoo dit in het vervolg zoo bleef, want in het Oosten woonden dikwijls alle leden des gezins in ééne tent te samen, dag en nacht. Vandaar dat verwantschap een beletsel tot huwelijk moest zijn. Het spreekt vanzelf, dat een over heid van onze dagen maar niet gewoon die bepalingen heeft over te nemen. Zij moet onderzoeken door welke huwelijken de hoe rerij bevorderd wordt en die verbieden. Maar dat onderzoek kan anders uitvallen dan bij Mozes. Natuurlijk vinden wij rechtsbeginselen niet alleen bij Mozes. De profeten en het geheele Nieuwe Testament geven veel bruik baars voor den staatsman, die in het oog houdt, dat Israel volk en kerk is, en dat zij tevens bedoelen de menschen te verheffen tot een hoog godsdienstig zedelijk leven. Maar juist dat plaatst ons midden in de moeilijkheid. Nu een eenvoudig opslaan des Bijbels geen antwoord geeft op de principieele vragen van den staatsmanmaar hij beginnen moet met moeilijkheden van tekst en uitleg zich te ge troosten en dan probeeren moet den achter grond der dingen te ziennu hij dezen tekst verstaan moet in de omlijsting van zijn tijd, en genen met zijn betrekking op het zedelijke, weer een andere plaats met betrekking op het godsdienstig leven van dat zoo rijk bedeelde volk nu verwondert het ons niet, dat er verschil van opvatting zal zijn, over eenzelfde bijbelplaats, tusschen verschillende staatslieden En nu is de vraag, welke opvatting voor de overheid bindend zijn zal. Voor den Israelitischen richter of voor den koning bestond deze moeilijkheid niet. In twijfelachtige gevallen raadpleegde hij den Heere, die hem dan inlichtte. De koningen werden door middel der profeten aangezegd hoe of zij doen zouden. Zoo was Samuel in Sauls beste dagen een goede raadsman van den koning. Tot David, tot Salomo, tot Jerobeam, tot Achab en zijn zonen, tot Jehu komen profeten om hen zuiver politieke voorlichting te geven. Later waarschuwen de profeten tegen Juda's buitenlandsche politiek. En zij doen dat niet eigener beweging. Maar God zendt hen en geeft hun van zijnentwege voor elk geval een speciale opdracht. Dit houdt verband met Israels roeping ten opzichte van zichzelve en ten opzichte van de volkeren. Israel was Gods bondsvolk, en door Israel te behouden, behield hij zijn kerk. Wanneer Israel de politiek der volkeren volgde en daarin werd meegesleurd, zou het zijn eigen roeping vergeten, n.l. den Messias, den Zalig maker der wereld, verwachten. Vandaar dat zijn vertrouwen niet moest zijn op wagenen en paarden, of op politieke verbonden want daarop vertrouwden de heidenen maar op hun God. Maar voor de overheden van onzen tijd is het anders. Er is nu wel een kerk bij wien de openbaring Gods leeft, maar door recht streeks te spreken komt God niet meer tus- schenbeide. Wel door zijn daden. Want de gansche historie is ééne daad Gods, één gericht. Nadat de kerk zich in het Romeinsche rijk een tijdlang vrij ontwikkeld had, en zich alzoo los gemaakt had van het staatkundig leven, waaraan zij onder Israel gebonden was, kwam het onder Constantijn den Groote weer tot een nauwe aanhaling tusschen kerk en staat. De Romeinsche keizers waren gewoon den godsdienst van het volk te decreteeren. Van daar de Christenvervolgingen. Toen de keizers tot den Christelijken godsdienst overgingen, meenden ze hiermee te moeten doorgaan. Niet door hun alles in geloofszaken voor te schrij ven, maar door zichzelf als de vaders der kerk te beschouwen. Altoos met suprematie van den staat. In Rusland vloeiden, eer dat de revolutie hieraan een einde maakte en godsdienst en kerk door haar giftigen adem verwelkten, in Rusland vloeiden staat en kerk ineen. De czaar, het hoofd van den Russischen staat, was tevens het hoofd der Grieksche kerk. Met zijn poli tieke macht beschermde hij de kerk, en met zijn kerkelijke macht maakte hij zijn onder danen gewillig. (Wordt vervolgd). VI. Wij wezen op het uiteenloopend standpunt van Thorbecke en Groen van Frinsterer inzake het karakter der onderdeelen van het Rijk. Thorbecke was als Liberaal man voor een- traisatie, Groen daarentegen echter voor de centralisatie. Het ééne beginsel opkomend uit de Revolutie het andere ontspruitend aan het beginsel der Anti-Revolutionaire partij. Nu moeten wij ongetwijfeld niet uit het oog verliezen dat er sinds den tijd van Groen en Thorbecke veel veranderd is. De maat schappelijke en sociale toestanden hebben zich zoodanig gewijzigd, dat men die dagen niet meer als voorbeeld stellen mag. Dat wil natuurlijk niet zeggen dat de be ginselen van die dagen niet meer op onzen tijd passen. Dat in geen geval. Maar voornamelijk onder den invloed van de Liberale school was in die dagen de over heidsbemoeiing uiterst beperkt. Men bepaalde zich tot den «politiestaat®. Of men hield zich aan de gedachte van den wijsgeer Kant om trent diens «Rechtstaaat®. De overheid had te zorgen voor het recht, de financiën, het leger en de administratie en de rest moest worden overgelaten aan de burgerij zelve. Wij weten wat er onder deze aller ellendigste Liberale theorie is gebeurd Het sociale leven richtte zich naar den macht van den sterkste. Ontzettende sociale toestanden, vooral in En geland maar evengoed in ons land wer den er door verschillende enquêttes aan het licht gebracht. Eerst in de zeventiger jaren onder den drang der omstandigheden ging men zich allengs met het sociale leven inlaten, (be smettelijke ziektewet wet van v. Houten op de kinderarbeid 1874 De feitelijke toestanden dwongen er toe dat de overheid zich vele dingen ging aantrekken. Daarbij kwam nog de uitvindingen op technisch ge bied, het gas en de electriciteit, de waterleiding enz., het maatschappelijke leven werd van een ingewikkelde constructuur, de overheid moest leiding geven. Maar nu kan men weer twee kanten uit. En hieruit blijkt dat het onderscheid tusschen het beginsel van Groen en Thorbecke nog terdege beteekenis had. Immers, moest men öf streng centraliseerend te werk gaan óf leidend en de uitvoering overlaten aan de onderdeelen en waar slechts mogelijk aan het particulier initiatier Wij hebben reeds gezien, dat het zelfbestuur in ons land groote beteekenis heeft. In dit systeem maakt het Rijk wetten en de onder- na het inwrijven Uwer gesprongen handen met een weinig Genius Wondbalsem is de pijn verdwenen en vangt de genezing aan. De zalf met de groote geneeskracht. 25 en 50 ets. deelen geven hun medewerking aan de uit voering daarvan. Door de gewijzigde sociale en maatschappelijke toestanden zijn de onder deelen gedeeltelijk omgezet van autonome lichamen, in deelen met een mechanisch zelf bestuur. Ook zagen wij reeds, dat dit voortvloeide uit de idee der Fransche Revolutie en de organisatorische fouten van de provinciale wet, die deze centralisatie in de hand werken, (macht van de commissaris der Koningin, onmacht der Prov. Staten, gemis aan des- kundige elementen in Ged. Staten en gemis aan contact tusschen Ged. Staten en Prov. Staten), Tot zoover het overzicht van de positie onzer Prov. Staten. Tot slot een enkele praktische wenk Wij hebben gezien hoe de juridische figuur der onderdeelen van het Rijk in onze Grond wet en organieke wetten is opgebouwd. Wij hebben er nu in ons politeke leven er mede te doen wat de Engelschen noemen «to make the best of it®, er van te maken wat wij kunnen. En dan spreekt natuurlijk vanzelf dat de eene provincie de andere niet is. In Gelder land moet anders bestuurd en geregeerd wor den dan in Noord-Holland, in Zuid-Holland anders dan in Brabant. Toch kunnen de provinciën wel iets van elkander leeren. En dan wijzen wij op het voorbeeld van onze eigen provincie, Zuid-Holland, dat nu 25 jaren achtereen bestuurd en geregeerd werd door de Rechtsche partijen. Wat hiervan de vrucht geweest is, mag ge zien worden. De liberalen toen in eigen oogen nog «het denkend deel der natie® meenden in 1901 dat het vast onder die Rechtsche meer derheid moest m sloopen. Flappeerend voor den geest van dien tijd was, wat het liberale Vaderland scbreef nadat de Staten van Zuid-Holland Rechts geworden waren«Dat is onze troost de keuze van Anti-Rev. mannen, geschikt om in de Ged. Staten te zitten, zal schaarsch zijn (Tegenover de «superieure figuren® der Liberalen, zag het blad slechts «kleine figuren® lagere grootheden onder de Kerkelijken. De liberalen troostten zich met de gedachte dat ons volk geen mannen had om hun plaats in Prov. Staten en Ged. Staten in te nemen. De troost was wel schaarsch.' En hoe is de uitkomst geweest? In stoffelijk en geestelijk opzicht kan Zuid- Holland de vergelijking met de linksche par tijen schitterend doorstaan. In Zuid-Holland nu een kwarteeuw door Rechtsch bestuurd, zijn de opcenten op alle belastingen het laagst van alle provinciën, is de krankzinnigever- pleging krachtens, art 11 der krankzinnigenwet voortreffelijk en op de minst kostbare wijze, dank zij het particulier initiatief geregeld. Om een voorbeeld te noemen, in Zuid-Holland bedragen de verpleeggelden f 800,— k f 850,— in het linksche Noora-Holland f 1400.—. Onder Reschtsch regiem is Zuid-Holland zoo verstandig geweest zich verre te houden van provinciale bedrijven, prov. krankzinni genhuizen enz. Nu herhalen wij, dat de eene provincie de andere niet is. In de eene provincie kunnen waterleiding en electriciteit aan de gemeenten worden over gelaten, in de andere provincie zou dit on mogelijk zijn. Maar hoofdzaak is, dat wij vasthouden aan het grondprincipe van Groendecentralisatie en het particulier initiatief voorop. Men onU houde zich van ingrijpen waar de mindere het kan. Voor de A.R Kiesvereeniging te Strijen trad op voor een behoorlijk gevulde zaal de WelEd. Gestr. Heer Mr. A. de Jong te Westmaas, met het onderwerp «Politieke teekenen der tijden®. Allereerst werd gewezen op de zeer verschil lende, veelal bedenkelijke begrippen, welke heerschen onder het volk. De vraag naar brood wordt helaas dikwerf meer gehoord dan het aanschouwen van een zoeken te leven naar 's Heeren ordinantie. De moderne cultuur neemt steeds hooger vlucht en de afval openbaart zich op de meest drieste wijze Een sterk opkomen voor den naam des Heeren is allereerst eisch voor die genen welke zich als belijders van Zijnen naam openbaren. De geschiedenis der laatste jaren doet de waarheid zien van het oude woord «Vorsten te voet en knechten te paard«. Ons vaderland werd gespaard voor de groote revolutieramp, welke onze naburige landen trof. De Anti-Rev. partij in zijn geheel zal zich op te maken hebben voor de handhaving der Christelijke beginselen en zich te verweren tegen de ongeloovige wereldbeschouwing. Spreker behandelt de saSmstelling van de Rechtsche en Linksche partijen in ons Vader land. De innerlijke verhoudingen worden uit een gezet. Gewezen wordt op de verschillende stroomingen, welke er in iedere, ook in de Anti-Rev. partij, heerschen- Niettemin is de grootste homogeniteit voor laatstgenoemde partij geboden Het Woord Gods zal allen moeten saambinden en zullen kleinere ver schillen en practische vragen weg moeten val len, bij de alles beheerschende zaak, n.l. werk zaam zijn voor de eere Gods. Onderling verschil met onze tegenstanders mag ons in geen verkeerde houding tot hen brengen. Personen en beginselen moeten steeds worden onderscheiden. Ook bij de e.k. Staten verkiezing zal het gaan vóór of tegen de Christus. Wil men geregeerd worden door den Volkswil, of schikt men zich onder het bestel Gods Spreker toont aan dat de achter ons lig gende historie bewezen heeft dat het regeeren voor onze Christelijke mannen in Staat en provincie een zegen is geweest voor ons land, gewest en volk Ook de zegenrijke werking der thans, helaas ontbonden Coalitie wordt geschetst. Nog wordt gewezen op het verband dat bij deze a.s. Statenverkiezing ligt tusschen de Eerste Kamer en het College van Gedeputeerde Staten dezer provincie. Spr. eindigt zijn rede met een krachtige opwekking voor het ijveren der Anti-Rev. beginselen, in woord en daad. Na beëindiging werden eenige gestelde vragen van uit de vergadering door den spreker op bavredigende wijze beantwoord, waarna de bijeenkomst op de gebruikelijke wijze wordt gesloten. Opwaartsche wegen. Dit tijdschrift is het bondsorgaan van het verbond van Chr. letter kundige kringen in Nederland. Den vierde jaargang is nu voltooid. Met belangstelling en genoegen hebben we dezen jaargang gevolgd. Met name noemen we «Kerstdroom® door Willem Evers. De boekbespreking hebben we telkens weer gaarne gelezen. De opbouwende of afbrekende critiek in deze rubriek is raak geargumenteerd. Artikelen over verschillende onderwerpen zooals b.v. over «Engelsche let terkunde®, «Wezen der Christelijke Kritiek«, «Henriëtte Roland Holst« en «Het Offer«, e.a. geven degelijk studiewerk. Ook onder de gedichten troffen we heel goede aan. Een enkele opmerking over de ge dichten «Goede Vrijdag® door W. A. P Smit Deze gedichten deden ons pijnlijk aan. De ver gelijking var den Heiland aan i-et kruis met een vleermuis en doode kraai, kunnen we niet alleen niet mooi vinden, maar het is pro faan. In het November nummer hebben we wel met belangstelling gelezen wat W. A. P. S. in het artikel «Onze bouding tegenover kunst en schoonheid« over deze verzen schreef, maar overtuigd dat het mooi of toelaatbaar is der gelijke vergelijkingen te maken heeft hij ons niet. De houtsnede als bijlage in het Decem ber nommer gegeven heeft ons ook niet kun nen bekoren. Deze opmerkingen worden niet

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1