DERDE BLAD
Zaterdag: 19 Febr. 1927. No. 3304.
Officieel Gedeelte.
Gemengd Nieuws»
bE9
Barmhartigheid.
Ingezonden Stukken.
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
ROTTERDAM
KRONIEK.
OPSLUITING KOOIEENDEN.
De Commissaris der Koningin in de Pro«
vincie Zuid-Holland brengt ter kennis van
belanghebbenden, dat Gedeputeerde Staten
van Zuid»Holland, ter voldoening aan het
bepaalde bij Art. 34 der Jachtwet 1923, bij
hun besluit van 7 Februari 1927 No. 117
hebben bepaald, dat in deze provincie de
kooieenden door den kooiman moeten wor<
den 'opgesloten of gehokt gedurende het tijd»
vak 1 Juli tot en met 15 September 1917.
Deze kennisgeving zal, in plano gedrukt,
worden afgekondigd en aangeplakt waar zulks
te doen gebruikelijk is, alsmede in de Ne»
derlandsche Staatscourant worden geplaatst.
'S'Gravenhage, 15 Februari 1927.
De Commissaris der Koningin voornoemd,
SWEERTS.
De Copie van Ingezonden stukken die niet ge»
plaatst zijn wordt niet teruggegeven. Buiten
verantwoordelijkheid van Redactie en Uitgevers
Zeer geachte Redacteur1
Beleefd verzoek ik U om plaatsing van on»
derstaande in uw veelgelezen blad, overtuigd
zijnde dat, waar ook U den arbeid van den
Ned. Mil. Bond bekend zal zijn, U dit voor
een enkele maal niet zult weigeren. Bij voor»
baat onzen hartelijken dank.
Aan onze a.s. Militairen 1
Waar na korteren of langeren tijd, den dag
zal aanbreken dat gij 't burgerpak met den
soldatenrok zult verwisselen, ben ik als cor»
respondent van den Ned. Mil. Bond zoo
vrij, beleefd uwe aandacht, als a.s. dienstplich»
tige, te vestigen op bovengenoemden Bond.
Wanneer gij in garnizoen komt, raadt ik U
ten zeerste aan een der eerste avonden een
bezoek te brengen, aan het aldaar gevestigde
Mil. Tehuis, waar men U met open armen
zult ontvangen. Hebt gij dit eenmaal gedaan,,
dan verzeker ik U, dat gij dit weldra zult
herhalen, en U er geheel thuis zult gevoelen
Niet alleen dat gij er na volbrachten dag»
taak, een heerlijke rustplaats zult vinden, maar
tevens vindt gij er een paar Huisouders, die
U met raad en daad terzijde willen staan en
u helpen. Zij beoogen niets anders dan u
zooveel mogelijk het gemis van uw ouderlijk
huis te vergoeden.
Verder is er voldoende gelegenheid om er
brieven te scbrijven en is er voor overvloe»
dige lectuur gezorgd. Ook kunt ge tegen ma»
tige prijs, geschikte consumptie verkrijgen.
Niet het uwe maar u wordt gezocht.
Terwijl zoo nu en dan gezellige bijeenkom»
sten worden georganiseerd.
Wij hopen dat gij als christensoldaat uwe
plaats niet ledig zult laten, maar een trouw
bezoeker van de Tehuizen moogt worden en
het heerlijke en grootsche werk van onzen
Bond ten volle zult waardeeren.
Laten de ouders en voorgangers van onze
jongens hen opwekken tot geregeld bezoek,
dit kan een middel zijn om hen van plaatsen
weg te houden waar zij als Christenjongens
niet behooren.
Deze arbeid van den Ned. Mil. Bond kost
veel geld Zij steunt in ons land 28 Mil. Te»
huizen. Waar in 1925 deze Tehuizen door
meer dan 250.000 bezoekers werden bezocht,
de consumptie tegen een zeer kleine winst be»
schikbaar is, dan verwondere het u niet, dat
dezen arbeid veel geldelijke offers kost. Het
rijk geeft zeer weinig subsidie, zoo dat de
gelden uit collecten, giften en contributie ge»
vonden moet worden.
Moogt gij overtuigd zijn van deze zegen»
rijke arbeid onder onze jongens, wat door
vele wel gewaardeerd wordt, of dankbaar zijt
dat uwe eigen jongen niet behoeft te dienen,
steun dan deze arbeid en geeft u als lid van
den Ned. Mil. Bond op.
U kunt zelf uwe contributie bepalen.
Hoogachtend,
de Correspondent van de Ned Mil. Bond
J. STOLK.
Ouddorp.
Wij geven hier nog eenige adressen, waar
de Mil. Tehuizen zijn gelegen
Bergen op Zoom, Auvergnestraat, huisvader
dhr. Beeftink.
Breda, Boschstraat, huisvader dhr. Visser.
Dordrecht, Walevest, huisvader dhr. Dubbel»
dam.
Gorinchem, Krabsteeg, huisvader dhr Mulder
Den Helder, Kanaalweg, huisvader dhr. v.
Ostende.
Utrecht, Wed 3a, huisvader dhr. Begeman.
's Gravenhage, Heemskerkstraat, huisvader
dhr. Hoogeweg.
's Gravenhage, Riouwstraat, huisvader dhr.
Sinnema er>z.
Herkingen, Febr. 1927.
Geachte Redactie,
Vergun mij s.v.p. een plaatsje in Uw geëerd
blad.
Wij hebben hier ook een z.g.n. Tuindorp,
«doolhof was beter naam«, hetwelk een prachtig
bouwterrein was, maar helaas door kortzich»
tigheid van het d g 1. bestuur der gemeente
geheel verknoeid. Ik heb 't oog op de straat»
plannen. De weg naar de begraafplaats geeft
veel schoons te zien, omdat de voorgevels
hier naar genoegen van B. en W. moeten
zijn. Maar aan de ingang van het dorp hebben
de Heeren blijkbaar niet gedacht, want men
ziet de rioleering daar een sloot verontreinigen,
wat bij warm weer een ondragelijke stank zal
geven. Waarom niet naar Paardegat gerioleerd
En dan de weg landwaarts in, daar kan een
bokkenkar met een kinderwagen nauwelijks
elkander passeeren, en dan met 't snelverkeer
van den tegenwoordigen tijd Ik zou B. en W.
aanraden de weg aan weerszijden een meter
te verbreeden of geen heining langs de weg
doen plaatsen. Want die weg kan zich no
Ter uitstrekken in de toekomst. Neemt aan»
dat er aanvragen komen om vaste plaatsjes
volgens de LAB. wet, zooals in naburige
gemeenten, dan zou dat land van het Bur»
gerlijk Armbestuur daar bijzonder geschikt
voor zijn, en zeer goed mogelijk is dat het
gebeurd, wanneer men hier een gemeenteraad
krijgt die het sociaal belang bevordert, en
afkeerig van het strakke conservatisme van
thans, dan zou dat de aangewezen verkeers»
weg zijn en moet dan de maximumbreedte
hebben.
Ik geloof dat we hier ook nog een schoon»
heidscommissie hebben voor de plantsoenen
«natuurschoon*. Laatst kon men hier drie
personen hunne krachten aan zien besteden,
een vakman en twee mannen achter hem om
de lucifersteeltjes die er afgeknipt werden op
te zamelen. Niet dat het loon van die men»
schen de belasting naar boven zal drijven,
want zooveel verdienen ze niet per dag, maar
de weth. van publieke werken had zeker niks
voor zijn arbeider te doen. Van Onderlangs
zou ook nog wel wat goeds te maken zijn, nu
lijkt het de hobbel en de geit wel.
Ik ben bang, M. d. R., dat ik te veel ruimte
verg, maar laten de kiezers en kiezeressen
mannen afvaardigen die een open oog hebben
voor de sociale belangen en geen eigenbelang
politiek voeren.
U M. d. R dankend voor de verleende
plaatsruimte teeken ik
OPMERKER.
Een raadgeving aan dronkaards.
Sinds eenige dagen is bij de Amsterdamsche
politie als regel ingevoerd, dat aan menschen,
die 's nachts in het politiebureau hun roes
uitslapen, bij hun vrijlating een schriftelijke
raadgeving verstrekt wordt ,van den volgen»
den inhoud
«De noodzakelijkheid bestond, u naar het
politiebureau te geleiden. Dit brengt ons ertoe,
ernstig te waarschuwen, te waarschuwen in
uw eigen belang, te waarschuwen terwille van
uw gezin, terwille van uw ouders, of van an«
deren, die u lief zijn. Gaat gij zoo door, dan
loopt ge gevaar, steeds verder af te dwalen
van den goeden weg, steeds dieper te zinken
in een poel van velerlei leed, van allerlei na»
righeid. Bovendien zal een strafvervolging niet
kunnen uitblijven. In uw eigen belang, ook
met oog op dit laatste, raden wij u, u te wen»
den tot het consulatiebureau voor alcoholis
me, dat bereid is u kosteloos te raden en zoo
mogelijk te helpen. De directeur van dit bureau,
de heer Th. W. v. d. Woude, houdt iederen
Maandag» en Vrijdagavond 8 uur zitting in
het lokaal van den geneeskundigen dienst.
Weteringschans 4".
Diefstal in een ju welters winkel.
Dinsdagnacht is een ruit van den juweliers»
winkel van de firma Hoeti k aan het Konings»
plein te Amsterdam ingeslagen. Een surveil»
leerende politieagent ondekte het, toen bij er
langs liep de dader was toen reeds verdwenen.
De firmanten zijn onmiddelijk gewaarschuwd
bij een voorloopig onderzoek meenden zij,
dat er niets gestolen was, maar bij een meer
nauwkeurig onderzoek 's morgens bleek, dat
een aantal halskettingen (hoeveel en de geza»
menlijke waarde was nog niet uit te maken)
waren verdwenen. Een dergelijke nachtelijke
aanslag op dezen winkel is onlang gepleegd
toen is-de dader gevat.
Aan den grond gevaren.
Door den mist is Woensdagmorgen de mo»
torlogger Sch. 81 van de reederij v.h. F. Vro»
lijk, ter hoogte van Katwijk aan den grond
gevaren.
Het schip was op de thuisreis met een lading
versche visch.
Mh
OMAZMJi UW
OPtmAfPeH'TG
Dt OtM&NCSLE
AtüJSMEUfWN
50
'^SIWBËSMaL.
Zooals men weet zakte tijdens het vervullen van een politieke spreekbeurt door Ds.
Lingbeek de vloer in elkander van het herbergje, waar de vergadering plaats had.
In de Prot. Noord»Brabander (A.R) geeft Jan van Heelu in gebonden stijl er den vol»
genden commentaar op
'k Bezing den Hades»vaart van 't papen»hatend ras,
Dat binnen Fijnaarts wal onlangs vergaderd was;
Waar Lingbeek spreken kwam, wiens woord is als een hamer,
Dien hij hanteert met vuur tot in de Tweede Kamer
Met zalving rijk begaafd, maar wiens beleid, helaas,
Het nagestreefde doel, ongrijpbaar, in een waas.
Verdwijnen doet; vergeet, dat enkel eendracht maakt macht,
En, wie aan scheuring doet, diens arbeid zonder kracht raakt,
Eivol was opgepropt het Pekelaarsch lokaal,
Begeerig wachtend op des grooten Staatsmans taal.
Al laboreerde 't wat aan slechte ventilatier
De vloer scheen sterk genoeg, hield vast het uit met gratie.
Maar wie heeft nooit gehoord, hoe snood de schijn bedriegt,
En hoe hij al te vakk in slaap onnooz'len wiegt,
Om straks verwoed en vreed den waren aard te toonen
En 't goedgeloovig volk in 't ongeluk te hoonen ?-
Want, achl de splijtzwam wies, onzichtbaar voor het oog
Die aan den vloer zijn kracht, zijn stevigheid onttoog.
Zooals die woekerplant in ons staatkundig leven.
Door Lingbeek opgefokt, reeds zooveel zorg kwam geven,
Reeds zooveel splitsing bracht in wat bijeen behoort
En steeds nog om ons heen haar woekerwortels boort,
Zoo had ze listiglijk in duisterzwarte nachten
Gewoekerd in 't gewelf in diabolisch trachten.
Ze had verraderlijk den schijn»solieden vloer
Beroofd van draagkracht en vergadering, bonjour!
Daar tuimelt plots omlaag het brave auditorie,
En d' onderwereld lacht, brult brakend haar victorie.
Daar vaart ten killen Styx, o onvergeetb're les,
Der onderwereld buit, de heele H»G.»S.
Het stof wolkt vunzig op en schrikkelijke kreten
Weergalmen uit het diep tot de ooren des profeten.
Lingbeek staat rustig, hoog, trots d'algemeene schrik,
Beheerccht zijn diep gevoel in 't ijs'lijk oogenblik.
Hij hoort het angstgegil, maar ziet ook lachgezichten,
Die 't komisch element het onheil zien verlichten.
Het reddingswerk gaat vlug en als een eenig man
Trekt 't ongedeerd restant ter consistorie dan.
Men, zegt, dat nieman.d daar het zaakje presideerde,
Wijl Lingbeek 't Protestantsch beginsel persifleerde.
Ma r toen er iemand was voor principiëel debat,
Ontnam bij hem het woord hij voelde zeker nat.
Toen zijn, met luid protest, er velen uitgetogen,
Een nieuwe Exodes, om met gezaam'lijk pogen,
In eendracht onderling, de rede, pas gehoord,
Te toetsen aan 't verstanden menig hartig woord
Werd daar door Protestant en Roomsche saam gesproken
En tegen Lingbeeks doen wat speechen afgestoken.
En Fijnaard is nadien in zoete rust herkeerd,
De splijtzwam heeft, helaas, nog niet zichzelf verteerd I
JAN VAN HEELU.
'k Wil u uitnoodigen een wandeling met
mij te doen. 't Is zulk wonderheerlijk weer.
Alles daar buiten getuigt er van, dat er nog
leven, nog heerlijkheid is. Een blij gevoel zal
door onze harten stroomen 1 Kom ga mee 1
De wind is nog geen zomerzefir 1 Daarom
de pas versneld. Hoe tintelend frisch stroomt
het bloed ons door de aderen. Die lucht zoo
helder, hoe ver reikt nu het oog 1 Het verst
verschiet lijkt klaar en helder 1 Is 't niet of
zoo je geestesoog ook geen nevelen meer
kent?
Hé een zucht van genoegen ontsnapt
onze borst.
Nieuw leven wordt er gewekt I
Gods almachtige liefde en zorg heeft weer
gesproken tot de natuur, die in doodslaap
scheen verzonken. Een teer, groen waas heeft
weer de naakte doodschheid vervangen. Op»
standing is dit I Belofte van nog grooter heer»
lijkheid 1 Straks voldragen vrucht 1
Wie zoo wel eens de natuur ingaat, en in
staat is geestelijk te genieten van al hel mooie
dat je dan rondom je ontwaart, voelt dan bij»
wijlen vreemd-schril en pijnlijk de groote
tegenstelling met alle ellende die er is in het
menschenleven.
Richten wij thans naar dat groote complex
huizen onze scheden, om er binnen te gaan.
Voorzichtig over dat manke bruggetje 1 Kin»
deroogen blikken brutaal-nieuwsgierig ons
aan; opgeschoten kwajongens, die waarschijn»
lijk nooit zullen weten welk een zegen ge»
regelde arbeid is, vinden eenige afleiding in
het maken van dubbelzinnige opmerkingen
luid genoeg om verstaan te worden door een
meisje, dat bij de vuile sloot bezig is om nog
vuiler kleedingstukken uit te slaan. Een gevoel
van tegenzin bekruipt u 't ls te 1 egrijpen
na de wandeling, die zoo geheel andere ge»
dachten bij ons opwekte 1 Maar kom we moe»
ten hier zijn. Dit huis biedt woning aan vier
gezinnen. Het gezin dat wij willen bezoeken
vinden we in het achter-bovenhuis. Dus moe»
ten wij de trap op, en het portaal over, waar
we in de duisternis bijna over een paar knaap»
jes vallen, die om 't zieke zusje niet binnen
mogen lawaai maken. We zijn behoedzaam
naar binnen gegaan en staan in een kamer,
waar, uif alles wat we zien', de ellende ons
tegenkomt.
Bij de tafel een vrouw, de haren ongekamd
nog, hoewel het reeds laat is. Op haar gezicht
staat het te lezen, dat in haar geen kracht
meer is, om 's levens moeiten te trosseeren I
Dat ze is uitgeput 1
Ach, toen ze jong was, 't stille lieve kind,
nad ze verlangend het geheimzinnige Leven
begroet, dat haar zoo wonderveel schoons
beloofde. Dat Leven, dat haar stuk voor stuk
alles heeft ontnomen, haar heeft leeggehaald I
naar man, ach, tot wien ze opzag die
'D haar reine verbeelding haar alles was, haar
««kte, haar trots, haar beschermer, hij
U heeft zijn schoonschijnende woorden
""geruild voor dit liederlijke, ontaarde, mensch»
onwaardige bestaan. Haar heeft hij geknakt,
"'e hij een schoone bloem noemde 1 Haar
lichaam wat is het Vernield 1
Haar ziel, die kkn niet meer onder al dat
bittere wee uit 1
Daar ligt haar kindl Haar meisje. Heeft
ze niet dat teere leven, dat een zwak vlam
metje was, altijd met angstige bezorgdheid
bewaakt
En thans, moet ook dat nog weggenomen
worden? «Nu ja«, barst het los in haar ziel,
«waarom ook niet Waarom zou ze wenschen
dat het arme schaap ook eens al het lijden
van dit ellendige, ruwe, onbarmhartige leven
zal doormaken Dan maar weg en ach 1 zij
ook maar weg De ruwe jongens, het even»
beeld van Vader, die schelden als moeder
schreit en vloeken als het eten niet klaar
staat o God, zijn dat mijn kinderen, ze
zijn me immers zoo vreemd, klinkt het in 't
arme verscheurde hart. Zij zouden me niet
missen
«Moeder water 1« klinkt het klagend
van tusschen de vodden, die dekens he;ten.
Een schok vaart door het tengere vrouwenlijf.
Haar magere armen omvatten het kind, dat
gretig de lippen aan het glas brengt. En als
moeder het weer weg wil zetten, fluistert ze
met heesche stem en groote koortsoo »en
«Meer, moeder meerl Zoo heet,
moeder vlammen 1 voor mijn oogen
zoo'n pijn, o mijn hoofd mijn hoofd I«
En de arme gefolterde vrouw die haar kind
ziet sterven, is niet langer stil, maar schreeuwt
het uit, schril door het holle vertrek «o God
als Gij dan een God van liefde zijt, wüérom
dan mijn eenige troost óók nog weg te nemen
Hoe machteloos staan wij tegenover dit
diepe zielewee. En wij voelen het, geen medi»
cijn te bezitten die zulke wonden heelen kan.
Dat kan er slechts Eén.
En daarom gaan wij ons nu maar terug»
trekken? en laten het aan dien Eéne over
om haar te troosten
O neen, laat ons naast haar gaan staan, als
naast onze zusterZijn we het ook niet voor
God Laat ons ook schreien om haar leed,
óns leed. het leed der wereld 1 Laat ons geen
woorden zeggen, die voortkomen uit een
hart, dat niet waarachtig mede»lijdt. Zal ze
niet verwonderd zijn, de moede die ge»
woon is slechts ruwheid en onverschilligheid
rondom zich te hooreniemand te zien, die
om hair verdriet óók verdriet heeft
O en als ge din tot haar spreekt, zooals
een moeder, die het kind in haar armen sust,
zie dan vloeit de tranenstroom nu niet woest»
wanhopig meer en God»tergend, maar stil en
droevig uitschreiend al het leed van jaren
Thans is het oogenblik daar, dat ge ook
het gaan tot God ziet mogelijk worden.
O heerlijk, wijl gij geven ktint, uit uw
overvloedhaar op de been te helpen, niet
slechts te zeggen, wat zij moet dóénmaar
zelf voor haar te doen stil, als een moe»
der voor haar zieke kind.
Voelt ge niet die vragende, peinzende blik
soms op u gericht? Die blik zegt: Waarom
zijt gij zoo goed voor mij
Nu is het oogenblik gekomen, waarnaar
gij al telkens had uitgezien. Thans moogt en
moet gij spreken van uw Heiland, van wat
hij voor u deedvan de Liefde van Christus
die u dringt. Biddend, elkander tot hand en
voet te zijn, en alzoo de wet van Christus te
vervullen, is dat niet de heerlijke taak die
God ons op de schouders legt, is dat niet de
erfenis van Christus. Of willen wij van die
erfenis niets weten en dan later wel de erfenis
die in de hemelen bewaard wordt, bezitten?
Toen onzen Heilend van de glanzende
hoogten Zijner volkomen heerlijkheid en ma»
jesteit afdaalde om in te komen in en te door»
leven de diepten en donkerste ravijnen van
het diep verworden menschelijk bestaan, toen
klonk het uit zijn ziel, dat Hij bij den aan»
blik dier wereld rondom Hem geheel ont»
roerd was, met ontferming innerlijk bewogen?
Kennen wij dat ook Zij het dan zwak
Breiden wij wel eens onze armen uit, om
daarmee hèn te omvangen, die zóóvéél dragen
moeten, dat ze haast niet meer kunnen Of
voelen we niet óns deel in de zondeschuld,
die daar ligt op den bodem van al die vragen?
Of heeft het leven, ónze smart misschien,
ons niet wééker gemaakt, maar daarentegen
onze zelfzucht versterkt, zoodat we het leed
van andeten niet zien, zoodat we eigenlijk
niets meer zien dan wat er in ons eigen leven»
tje omgaat, zoodat we misschien zelfs menschen
geworden zijn, die er een soort van behagen
in scheppen, onze eigen wederwaardigheden
telkens maar weer op te halen en te vergrooten.
Soms ontmoet ge menschen, die met be»
wonderenswaardige schepte van verstand u
weten te vertellen op welke zonde d t of dat
nu de straf is En al willen we geenszins
loochenen, dat er verband kan zijn tusscben
zonde en leedwaarom zouden we aldus
onze harten toesluiten en ons zelf. vrijmaken
van den Christelijken plicht tot medelijden.
Naar het gezicht zijner oogen en het gehoor
zijner ooren richtte onze Heiland niet eens.
Hij zag naar het innerlijke. En wij opper»
vlakkige menschen waarmee rekenen wij, als
we staan tegenover armoede, slordigheid, ge»
breken, kommer?
Zeker, wij kunnen ook niet dooidringen
tot de diepte, zooals de Heiland dat kon,
maar hoeveel moeite getroosten wij ons om
dat oordeel niet oppervlakkig, hard en liefde»
loos te doen zijn?
't Is toch wel tot mènschen gezegdOor»
deelt niet naar het aanzien, maar oordeelt
een rechtvaardig oordeel.
Ligt daarin niet duidelijk opgesloten, dat
er een tegenstelling ligt tusschen dat aanzien,
dat uiterlijke en de werkelijkheid Die barm»
hartigheid wil doen, dat hij in staat zij een
rechtvaardig oordeel te oordeelen 1 En anders
zal hij meer vernielen dan heel maken met
al zijn vertoon van barmhartigheid.
Ach wij, wat nemen we ons vaak opper»
vlakkig medelijden, dat gezicht onzer oogen
en het gehoor onzer ooren niet vaak tot een
betrouwbare gids.
»Maar«, zegt gij, «moeten we die twee dan
niet raadplegen, juist om goed te begrijpen,
hóé wij moeten helpen Wij kunnen toch
niet blijven staan bij een mede»ontroerd zijn,
bij een gevoeletje?«
O zeker, als ons gevoel waarachtig is drijft
het ons zeker uit tot de daad en ons verstand
zal ons dan helpen bij het bepalen van het
hóé.
\Vel zullen we dan rekening houden met
alles wat we van de betrokken personen weten
of te weten kunnen komen. Wij gaan inlich»
tingen inwinnen zelfs 1 Bij die gedachte glim»
lachen we toch even. Ach, dat oordeel van
menschen over menschen 1
Daar heb je het alweer 1 Ach dan laten we
dat liever. Zoo hebben we dan allerlei uit»
wendige gegevens, maar en dat is 't wat Gods
gebod bedoelt, we moeten niet dadelijk klaar
zijn in onze vermeende al wijsheid een oordeel
ten goede of ten kwade te vormen.
Voor een doordringen tot de diepte, hebben
we Liefde noodig en een teer begrijpen, méér
dan een scherp verstand.
En dan gaan we stil onzen gang. Ja stil,
zonder opgemerkt te. worden. Slechts om hei
loon der hemelen, om de liefde van Christus,
om de blijdschap, die immers weg zou zijn,
als het hoogmoedige hart menschenoogen be»
geerde, die het zien zullen. Wat te zeggen van
hem of haar, die aan ieder die het hooren
wil de toestand bloot legt, zooals hij die heeft
aangetroffen, daar en daar I Is het niet ge
rechtvaardigd zulk medelijden gehuichel te
noemen Zou men soms graag eigen smart
op de straat zien gebracht? Zou het niet
goed zijn biddend te overwegen hoe we in
ons leven heilige orde zullen aanbrengen,
waarin wij ons ook van de plichten die wij
als kinderen Gods in dezen hebben, het beste
kunnen kwijten. En dan is het wel noodig,
dat wij ons allereerst indenken, wat Christus
voor Zijn Kerk wilde en bedoelde, toen Hij
het heerlijk ambt der Diaconie haar schonk.
Wie zou een weg weten die nog uitnemender
is, dan die welke de Koning der Kerk heeft
gewezen om zijn armen te verzorgen? Wee
hem, die geen kerkelijke aanslag naar vermo»
gen kan verdragenomdat hem dat plicht»
matige zoogenaamd te koud schijnt.
Is het dan wel iets meer dan plicht, dat wij
die Zijn kinderen en erfgenamen zijn, ook
dit deel der erfenis blij aanvaarden Of schuilt
er zooveel verdienstelijkheid onzerzijds in,
als we mochten hebben geleerd een getrouw
rentmeester te zijn? Zoo komt zelfs in de
manier waarop wij de Diaconale kas zouden
willen steunen uit of we de hooge waardij
van dat door Christus gegeven ambt begrijpen
of niet.
Dat spontane geven van een groote gift,
na of in een oogenblik van geroerd zijn,
moge iets schoons hebbendat praten ach»
terna over dat »geval« heeft tot inhoud toch
haast immer »menschenvereering
Zou het niet juist de geheel eenige betee»
kenis van het Diaconaat zijn dat de mensch
juist zoo ver mogelijk op de achtergrond komt
Ja stil, als van zelf sprekend, ver»
mijdend het gevaar van zelfverheffing behoo»
ren wij onze gaven te leggen op het altaar.
En dacht ge dan dat zoo Het warme spontane
zou verloren gaan? Juist niet. Geeft ge geen
blijk van grooter liefde nog, juist in dat ten
allen tijde bereid zijn tot geven En dan zoo
gewoon, als van zelf sprekend 1 Zoo dat ge
hem verwonderd aanziet, die slechts een enkele
keer, in een opwelling, in sflat is tot een
offer I
Zie, gij moet wegvallen. De Kerk verzorgt
haar leden, dat doet gij niet al zoudt ge U
wel heel «needrig* N.N. willen noemen, zoo»
dat ieder er naar raden moet wie ge zijt 1
Juist dat is het volmaakte van het Diaco»
naat: De arme wordt verzorgd van Christu»
wege, en slechts middelijkerwijze door U.
Hoe schoon I Zelfs de meest fijnvoelende
onder hen, kan zich door deze verzorging
nooit gekwetst voelen.
Als we dit alles goed in het oog vatten
hebben we reeds een lijn welke we moeten
volgen. Gods Woord zegt het ons zoo duide»
lijk, dat we allermeest zullen weldoen aan
de huisgenooten des geloofs. Ons oefenen
van barmhartigheid ligt dus voor het grootste
gedeelte op het terrein der Gemeente, der
Kerk. Maar is dit oefenen van barmhartigheid
nu synoniem met armenzorg. Oppervlakkig
zou zijn hij, die slechts ellende kon zien,
waar geldgebrek heerschte met haar gevolgen.
Neen, waar wij weldoen, en ons beperken tot
de huisgenooten des geloofs, reeds dan is er
zooveel meer te doen dan alleen het stijven
van de Diaconale kas, en het bescheiden wa»
kend medeleven. Daar is imm-rs buitendien
is er nog zoo velerlei smart, die om ver»
troosting vraagt. Wonden, die uitgedrukt moe
ten worden door een vaste, teere hand «Strie
men en etterbuilen* 1
Moeten het stinkende, rotte plekken worden
aan «het lichaam van Christus*. Zij wanklen
ter dooding, zoo gij u onthoudt 1
Ook daar licht onze roeping. Ook daar is
werk der barmhartigheid 1 Maar zijt ge nu
klaar en aan 't eind gekomen van uw plichten
Ach, de tijd die zoo schaarsch ons toege
meten is in deze tijd van techn. volmaakt»
heden, de tijd ontbreekt u misschien reeds,
om u eens te bezinnen op deze dingen, laat
staan dat ge zóó met zorgende liefde, die
groote kring van huisgenooten zoudt om»
ringen I O, als we daar eerst maar eens mee
klaar waren, dan Ja, 't Is waar, dat is
en blijft ook het eerste, het voornaamste. Dat
moeten we niet uit het oog verliezen. Maar
er is nóg veel meer I Ach, zie daar die groote
wereld eens aan 1 Wat al glijden I Daar een
mensch het »kroonjuweel« van Gods Schep»
ping, als zedelijk»redelijk wezen thans beroofd
van zijn verstand en minder dan een dier
geworden. Wat wilt ge in dezen doen O
uw bewogenheid drijft u uit om iets te doen.
Wat vraagt gij als Christen voor dien armen?
Ginds een doove daar een blinde I Gij denkt
aan Uw voorrechten boven hen. Uw dank»
baarheid wil zich uiten. Waarin Hoe De
vragen vermenigvuldigen zich. Bij al meer
vereenigingen voelt ge dat ge U moet aan»
sluiten.
Gij gevoelt u klein tegenover de gunstbe»
wijzen van Uw God en wilt steunen, helpen
waar gij kunt. Maar gij gevoelt u nogmaals
klein, daar gij niet alleen zoo heel weinig
doen kunt, maar vooral omdat gij het nu pas
voelt, hoe ontzettend moeilijk het is, op de
goede manier te geven een goede rentmeester
te zijn over het u van God toebetrouwde.
(Ingezonden door Malko aan 't Fr. Dagblad.)