Li Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsehe Eilanden. ELEÜ nzaad EN 35.- Algemeene vergadering NS IN HOC SIGNO VINCES schom No. 3301 WOENSDAG 9 FEBRUARI 1927 41STE JAARGANG inter EN luwen. VPIER fl'dam Uit de Pers. verij dam W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Adminis tratie, franco toe te wenden aan de Uitgevers iïJDEN r. JRANT NIFUW1 ÏLLAKENS aurants, irtijen imslBiiSIk van de Hulpcentrale der A. R. Kies verenigingen op Goeree en Overflak- kee op Woensdag 9 Febr. a.s. n.m. 3,30 uur in de Weeshuis- school te Middelharnis. Schrijnende Handen na het wasschen verzacht men met PUROL I i en 1946 Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.- bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef, Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent pei regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. ieel gebit, uren 9—4. DARTS RDcm 4. v. L. met 9 8 9 len 7 7 eeld 28386 n no. 82 HOUDEN k en voor lastingzaken elen is Inrichting I van een huis ders len. t 12 Cerk AM voor U1 De inzet. Op de vergadering van ons Provinciaal Comité en die van de Statensectie Ridderkerk volgt Woensdag 9 Februari de vergadering van de Hulpcentrale van Goeree en Over» flakkee. Het is de inzet van den electoraten strijd voor dit eiland. ék De verkiezingsstrijd voor de Provinciale Staten van Zuid»Holland. Wij gelooven niet,-dat er nog velen zijn, rok niet onder de eenvoudigen, die de groote jeteekenis en het hoog gewicht van deze ver» kiezing niet gevoelen. Behalve de geregelde voorlichting in de pers werd in ons gewest op ruime schaal verspreid de belangrijke brochure: «Na vijf en twintig jaren*, geschreven door den voor» zitter van ons prov. comité, den heer H. de Wilde. Indien er werkelijk met deze brochure ge werkt is (en waar dit niet het geval mocht zijn, hopen wij dat er alsnog spoedig mede begonnen wordt) zal dit niet nagelaten hebben verhelderend te werken en het inzicht te ver» ruimen. Intusschen mag het daarbij niet blijven. De organisatie, het leger van geoefende strijders, moet gemobiliseerd worden. Dit nu zal Woensdag a.s. zoo de Heere wil plaats hebben. Geen man, die zich in onze politieke orga» isatie beweegt, mag op het appèl ontbreken. Slechts door algemeene samenwerking kan er onder Go s zegen met vrucht gewerkt worden. De vrucht van de actie der S.G.P. en H.G.S. 1 De heer Den Ouden, adj. secretaris van het C. C. der A.R. partij is toch eigenlijk een gevaarlijk man. Begrijp ons echter niet verkeerd 1 Wij bedoelen gevaarlijk niet voor onze partij, maar voor den politieken tegenstander, wie hij ook zijn moge 1 Wanneer deze tegen den tijd der verkiezingen de kiezers met een vloed van schoone en lok» kende woorden tracht te overtuigen van het goede dat zijn partij biedt en al het kwade dat andere politieke richtingen teweeg brengen, komt de heer Den Ouden met een paar nuch» tere opmerkingen, laat enkele cijfers spreken en het mooie betoog van menig wel» sprekend propagandist zakt als een kaarten» huis in elkander. Nu is het inderdaad tegen de cijfers kwaad vechten. Dat hebben de heeren Kersten en van Zandt ondervonden, toen hun door den heer Den Ouden netjes werd voorgerekend hoevéél dui» zenden vrouwen hadden meegeholpen om hen op het groene kussen te brengen. Thans becijfert de heer Den Ouden in de (A.»R, Nieuwe Protestantsche Noordbrabander wat het gevolg^ zal zijn wanneer de S.G.P. en H.G.S. bij de statenverkiezing in N.»Brabant en Gelderland weer met eigen lijsten uitkomen Het is leerzaam te weten tot welke conclusie de heer Den Ouden komt. Eerst wijst de heer d. O. op den uitslag van 1923 toen beide partijen nog niet op 't appèl verschenen. Dan Iaat hij de cijfers zien van 1925 toen zij wèl met eigen lijsten uit» kwamen. Met een aanwas van 17'/2 °/o »shet kiezers» corps van 23 tot 25 in Brabant geklommen. Met dit feit rekening houdend, komt de heer d. O. tot de conclusie dat onze partij in '25 een tekort had van 2262, en de C.H. zelfs een tekort van 5683,. wat voornamelijk te wijten is aan het optreden der genoemde partijen. De C.H. zal een deel van haar tekort •noeten zoeken in de H.G.S. en de Platte» landers. Vervolgens brengt de heer d. O. in her» innering dat de Kieswet na de Statenverkiezing in 1923 een belangrijke wijziging heeft onder» gaan, welke van invloed is op de toekenning der overschot-zetels. Met dezen factor rekening houdend bete» kend de heer d. O. dan wat het gevolg zal zijn wanneer in Brabant deze kleine partijtjes wéér met eigen lijsten uitkomen. Eenige hoop, dat deze partijen één candi» daat in de Staten zullen brengen geeft de heer d. O. hun niet. De S.G.P. b.v. zou haar aan» tal stemmen tot een dubbel zoo groot getal moeten zien stijgen om ook maar in aanmer» king te komen voor een rest»zetel. De H.G.S. zou in dat geval moeten groeien van 794 op 3796 stemmen. Niemand is er natuurlijk die hieraan ge» looft 1 Zelf zullen deze partijtjes geen kans op een zetel hebben. Maar wat wel het gevolg zal zijn Dat Rome 53 zetels haalt. De S.D.A.P. 5 zetels. De A.R.P. 2 zetels. De C.H. ook 2 zetels. De invloed van Rome en de S.D.A.P. zal in Brabant door het optreden dezer kleine partijen groeien 1 Want wat zou het resultaat zijn, wanneer alle kleine partijen van 1925 wegvielen Dat Rome 52 zetels kreeg. De S.D.A.P. 4 zetels. De AR.P. 3 zetels. De C H. 2 zetels behield. Bij deze cijfers geeft de heer d. A. dezen commentaar Indien deze partijen in Noord'Brabant ook bij de Statenstembus de kiezers gaan uiteenscheuren, dan is het resultaat, dat «Rome» 53 zetels bezet en de S.D.A P. 5 zetels. Hun actie komt juist den grooten en meest gevreesden partijen in 't gevlei, ter» wijl zijzelf den buit zich zien ontglippen. Indien zij haar invloed aanwenden om hun kiezers te bewegen zich te scharen bij die groepen, waar hun »politieke« begin» selen het meest en het best tot uitdrukking kunnen komen en di&rom ook hun «belan- gen« zoo goed mogelijk in de sfeer der beginselen gediend worden, dan ont houden ze »Rome« en de sociaal»democratie één zetel. Dan hebben én de Antirevolu» iionaire Partij én de Vrijheidsbond de kans om elk één zetel meer te bezetten. Waarmede zijn de protestantsche (Gere« formeerde) beginselen en de belangen het beste gediend We laten het antwoord over aan onze lezers én aan hen, die door onze propa» gandisten»huisbezoekers met deze beschou» wingen worden voorgelicht. Alleen dan, wanneer de Staatk Geref. Partij, Chr. Dem. e.d.g. zeggen: Wij gunnen den A.R. géén zetel meer, en zien liever den R.K. of de S.D.A.P. toevallen, alleen dün trekken ze gescheiden op. Maar dan drukt ook op hen de verantwoordelijkheid van de verdeeld» heid. Wij zijn den heer d. O. dankbaar voor deze cijfers. Mogen zij ook in ons gewest de oogen van velen, die toch eigenlijk bij ons hooren, maar misleid werden, openen voor het groote gevaar dat ons bedreigt wanneer wij onze krachten aan kleine groepjes verspillen. V He doodstraf. De Waarheidsvriend, het orgaan van den Gereformeerden Bond in de Ned. Herv. Kerk, wijst er op, dat er onder de grootere politieke organisaties in Nederland maar één partij is, die algemeen en geheel onvoorwaardelijk erkent, dat de overheid het recht van doodstraf bezit en ook verplicht is de doodstraf toe te passen. Deze partij is de Antirevolutionaire. Het blad acht het waarschijnlijk, dat toen de heer Colijn, de oud-Minister van Financiën, dezer dagen in de verschillende redevoeringen die hij hield, verklaarde, dat het Kabinet, waarin hij zitting had, geen voorstel tot weder» invoering van de doodstraf kon doen, omdat daarvoor geen overeenstemming in de coalitie was te verkrijgen. Zijne Ex meer bepaaldelijk het oog had op de Christelijk»Histischen, die tot op heden steeds bezwaar maken tegen het indienen van een wetsontwerp, dat de dood» straf in onze wetboeken opneemt. Bij de Roomsch'Katholieken schijnt intus» schen in dit opzicht kentering te komen. Nog niet lang geleden beriep «De Gelder* lander(R.»Kath.) zich op Thomas Aquinas, en den wijsgeer onzer dagen, Victor Cathrein, ter verdediging van de doodstraf en vervolgt dan «Niet alles echter, wat men in beginsel wenscht, is even urgent (spoedeischend.) Omstandigheden echter kunnen de urgen» tie wekken, den wensch veranderen in een eisch. Het wordt tijd, de wederinvoering der doodstraf te eischen. Spreken de feiten niet luid genoeg? Wat weerhoudt den booswicht, die rond het eenzame huis van een rustige oude sluipt, wat zou hem weerhouden om binnen te dringen, te stelen en zoo noodig te moorden.« Een ander R.»K. blad, «Het Overijsselsche Dagblad», sluit zich daarbij aan met de woor» den: «Terecht schrijft «De Gelderlander», dat er een ontzettende hoonlach klinkt uit die reeks van ruwe moorden tegen de machte» loosheid onzer strafwetgeving, maar een noodkreet ook. Een noodkreet van de rus» tige burgerij, die de bescherming vraagt tegen het drieste en verwilderde geboefte». Het blijkt intusschen wel, dat van Links vooralsnog niets in deze richting te verwach» ten is. Voorloopig zal de Anti-Rev. partij dus wel niet veel meer kunnen doen dan de volks» consciëntie wakker schudden voor dezen eisch van Gods Woord. Wij stemmen ten volle in met hetgeen in De Waarheidsvriend, het blad van Ds. van Grieken als den weg die wij den eersten tijd te bewandelen hebben aangeeft: Zoo blijft dan ten slotte de taak van de voorstanders van de wederinvoering van de doodstraf voorsbands geen andere, dan ons volk den eisch voor te houden, dat ook op het terrein van de strafsrechtsbeginselen naar de ordinantiën, in Gods Woord neer» gelegd, moet worden geleefd. En zij, die dienovereenkomstig willen handelen, mogen de wederinvoering van de doodstraf nimmer verdedigen uit hoofde van noodweer of op grond van de veiligheid van den Staat, ook al zal het met het oog op de ontzettende misdrijven, welke tegen» woordig vaak ongestraft worden gepleegd, goed zijn, om zich af te vragen of ons land wèl gedaan heeft, met, in afwijking van de meeste Europeesche landen destijds, de dood» straf af te schaffenmaar het eenige ver» band, waarin van de doodstraf mag worden gesproken, is ze te zien als een daad van vergelding en als een genoegdoening aan het schenden van de Goddelijke gerechtig» heid. Wie weet, komt, als zoo in getrouwheid voor de Eere Gods wordt opgekomeD, de Heere de oogen van ons christenvolk nog niet eens te openen, dat allerwegen ook hier gezien worde wat het recht Gods ten opzie te van den moordenaar en den dood» slager eischt. V Niet straffeloos zondigen. Ofschoon, zonder ongelukken, eerst in 1929 een nieuwe kabinetsformatie aan de orde zal zijn, maakt een deel van onze pers zich reeds nu druk over de vraag welk soort kabinet in de gegeven omstandigheden het meest ge» wenscht is. De heer Schaper begon er over in het so» cialistisch dagblad Het Volk. Hij bespreekt de mogelijkheid van een «democratisch bloc« en berekent dat men met de «democraten» uit de diverse partijen tot zelfs in de zestig kamer» leden zou kunnen komen. Op dit getal in de Tweede Kamer zou best een kabinet te formeeren zijn, waarin naast Roomsch»Kaiho» lieken ook socialisten zitting hebben. Natuur» lijk moet in dat geval de S. D. A. P. niet het onderste uit de kan willen eischen, maar overigens zou een regeeren in «democratische richting» alsdan mogelijk zijn. In dezer voege openbaren zich de ambities van den heer Schaper. De Tijd, een Roomsch-Katholiek orgaan, werpt het net aan de andere zijde van het po» litieke schip. Dit orgaan bepleit de wenschelijkheid van een minderheids-Kabineteen benaming die de gloed van het nieuwe heeft, ofschoon de zaak die er mede wordt aangeduid reeds oud is. Zou er ook iets nieuws onder de zon zijn Na 1848 zijn er verschillende minderheids» kabinetten geweest en het Kabinet«Kuyper, dat in 1901 optrad, kan er toe gerekend wor» den. Immers het was samengesteld uit Roomsch» Kath. en Anti»Rev., de C.»H. hadden er geen deel aan. De Tijd bespreekt nu de mogelijkheid van zulk een «minderheids»kabinet» weer samen» gesteld uit Roomsch»Kath. en Anti'Rev. Het blad wijst erop dat men in de Tweede Kamer in elk geval zou steunen (volgens de huidige situatie) op twee politieke partijen welke te zamen beschikken over 44 zetels. Aan deze voorstellen van Roomsche en Socialistische zijde wijdt de pers nu allerlei beschouwingen. Dat men zich reeds nu druk maakt over een nieuw Kabinet (zonder dat de practische politiek op 't oogenblik nog reden geeft te vermoeden dat het Kabinet»De Geer uitge» leefd is) heeft wel iets te zeggen. Het bewijst dat toch eigenlijk niemand met den gang van zaken na 11 November 1925 bizonder ingenomen is. J Men is in een impasse geraakt, waaruit slechts ontkomen mogelijk is indien men op zijn schreden terugkeert. Een oogenblik was er wel gejuich toen het Kabinet»Colijn viel, maar dat verstomde spoe» dig en allengs gaan de oogen open voor het feit dat men óók in de politiek niet straffeloos zondigen kan. V Leerzaam. Leerzaam zijn de persbeschouwingen over de mogelijkheid en wenschelijkheid van een «minderheids»kabinet« ook uit een ander oog» punt. In de eerste plaats [(het was de De Standaard die hier op wees) omdat het in het linksche kamp steeds als axioma gold, dat Koning en en Staten.Generaal samen de wetgever zijn. Zij vormen samen de hoogste macht in het land en staan als zoodanig boven den Koning wien de grondwet de uitvoerende macht geeft. In dit systeem zou het toch eisch zijn dat de meerderheid in de Staten»Generaal met den Koning regeert. Maar in deze theorie past geen minderheids-kabinet. Dit vloekt tegen de aangebeden leer der »Volkssouvereiniteit«. Gaat men nu ook links de wenschelijkheid van een minderheids-kabinet bepleiten, dan leert ons dit weer eens, hoe weinig die leer der volkssouvereiniteit toch eigenlijk in de realiteit wortelt. Voor den AntieRevolutionair is een minder» heids»kabinet geen bezwaar. Immers hij beleidt, dat het Overheidsgezag rust op de schouders van den Koning en op hem alleen. Hij regeert bij de gratie Gods en dies kiest hij zijn dienaren der kroon naar welgevallen. Liefst natuurlijk in overeenstem» ming met de meerderheid der Staten»Generaal maar als dat niet kan, welnu hij kan ook anders 1 Het denkbeeld om principieele redenen ver» werpen doen wij dus niet. Tot deze conclusie komt De Standaard. In de tweede plaats is de roep om een min» derheids»kabinet leerzaam, omdat er uit blijkt, dat zoowel Rechts als Links gevraagd wordt om beginsel-politiek. Korten tijd kan een zaken»kabinet den regee» ringswagen loopend houden, maar dat duurt niet lang. Regeerings beginselen moeten de stuwkracht zijn. En het politieke leven zal vanzelf weer tot het heerschen van beginselen brengen. De groote vraag zal slechts zijn welke deze beginselen zullen zijn. De keuze zal op den duur toch weer gaan tusschen Rechts en Links. Een derde is er niet. En wanneer de kleine groepen ter Rechter» zijde blijven voortgaan met het drijven van den tweespalt in het rechtsche jblok zal de uitkomst zijn dat des heeren Schapers wen» schen vervuld worden. Rood zal nog wat wa« ter door zijp rooden wijn doen en met de hulp van enkele democratische elementen ter Rechterzijde krijgen we weer een toepassing van regeerings-beginselen in het Overheidsge» zag. Maar dit zullen beginselen zijn wier oor» sproDg ligt in de moderne levensbeschouwing, d.w.z. in de beschouwing waarin geen plaats is voor God Drieëenig. Die zich geopenbaard heeft in Zijn Woord. Wat zulllen wij, Christenen dus kiezen? Ds. J. W. Gunst, emeritus predikant te Oest» geest verzorgt in de Leidsche Kerkbode een rubriek welke hij noemt Bonte steenen. Wat men onder die «Bonte steenen» soms aantreft is hoogst lezenswaard en doet eer denken aan Edelsteenen dan aan Bonte steenen. Een artikeltje van dezen grijzen bedienaar des Woords dat wij dezer dagen aantroffen, geven wij aan onze lezers ter overdenking. ROME HET GROOTSTE GEVAAR? Wanneer wij, Gereformeerden, er op wijzen, dat het Modernisme en het Atheïsme veel verder van ons afstaan dan Rome, wordt ons onmiddellijk van zekere zijde verweten, dat wij met Rome heulen. Sommigen durven de uitspraak wel aan, dat het Roomsch Katholi» cisme onze grootste vijand is, en dat het met het Heidendom gelijk staat. Maar Groen van Prinsterer dacht er anders over. In 1843 schreef hij in zijn «Aan de Her» vormde Gemeente in Nederland» «De pligt» matige afkeer van al hetgeen in de Roomsche Kerk, als het onuitwischbaar merkteeken van afval in haar leer en instellingen Yich vertoont, doet ons den Christelijken band niet vergeten, welke ons desniettegenstaande met godvruch» tige Roomschen verbindten ook waar zij dien band miskennen, verlangen wij met dien» zelfden Hervormer (Calvijn), wiens regtzinnige onwrikbaarheid meer gelasterd dan zijn Evan» gelische onbekrompenheid opgemerkt is, te betuigen dat er in de Roomsche Kerk, ook bij de overheersching van den leugen, kostbare waarheid, ofschoon bedekt en verduisterd, overig blijft». Rome doet tegenwoordig veel om de verdere ontkerstening van ons volk tegen te houden. Dit is niet af te keuren. In het openbaar worden allerlei bezingen gehouden, toegankelijk voor iedereen. De Roomsche geleerden treden maar niet op in hun eigen kring, maar in de publieke gehoor» zalen der groote steden. Het is beter dat wij van onzen kant ook zoo doen, dan dat wij op de Roomschen schelden, al vatten wij wel, dat zij ook hun Kerk op het oog hebben. Blind voor het gevaar, dat ook schuilt in de Roomsche propaganda, moeten wij nimmer zijn, maar deze prikkele ons tot denzelfden of nog meerderen ijver. Prof. Fabius schreef van Groen van Prinste» rer, dat hij tegenover de Roomschen steeds gedachtig was aan het «vriend en vijand te» vens», waarmee J. A. Albertingk Thym in zijn gedicht aan Da Costa de verhouding aangaf. In de Leidsche Universiteitsbibliotheek, waar overigens niet veel te vinden is van de mannen van 1834, vond ik, afdeeling Maatsch. Ned. Letterkunde, een geschriftje van wijlen Prof. van Velzen. Het is een leerrede, uitgesproken door in April 1853, bij gelegenheid van de aangekondigde invoering der bisschoppelijke hiërarchie in Nederland Zij is zoo goed als onbekend, en op verzoek in het licht gegeven. Van Velzen was toen nog predikant in Amsterdam. Natuurlijk was hij tegen de ves» tiging der Bisschoppelijke instelling. Zijn pre» dikatie spreekt dit niet onduidelijk uit. Maar hij deed niet mede aan het groot geschreeuw van den tijd, alsof er geen andere vijand was dan Rome. In het werkje lezen wij o.m. het volgende Reeds zagen wij, dat bij de herinneringen aan de gebreken van vroegeren tijd, geen verheffing, maar beschaamdheid ons voegt. Slaan wij echter verder den tegenwoordigen toestand van ons volk gade, wat groote rede» nen hebben wij dan tot vernedering en vrees. Ik doel niet slechts op die menigte, die steeds talrijker wordt, en overgegeven aan het bij» geloof, Gode meent te behagen met Maria» dierst en misoffer; maar met grooter bekom» mering nog denken wij aan hen, die zich op den eernaam van Protestanten of Hervormden verheffen, en toch van het geloof dat hun was overgeleverd, zijn afgeweken, den weg der gerechtigheid, die hun was bekend ge» maakt, hebben verlaten, en de waarheden be» strijden, die bij het licht der brandstapels door de Vaderen zijn beleden Wat baat het dan, dat de Mariadienst wordt bestreden, als tevens de strijd tegen de God» heid van Jezus gevoerd wordt? Wat baat het, dat het misoffer wordt verworpen als tevens de eenige offerande van Christus ge loochend wordt? Wat baat het met reliquien en wijwater of bedevaarten te spotten, als tevens de oude, besproefde geloofswaarheden worden versmaad? Wat baat het de stem te verheffen tegen pauselijke of bisschoppelijke heerschappij, als tevens de tucht voor den Heere der Kerk jngesteld, in onbruik wordt gelaten Wat baat het te smalen op de neder» buiging voor een gewaanden stedehouder van

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1