voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. nhuis ders ng Antirevolutionair Orgaan BIQGELAAR'S mg enz. IN HOC SIGNO YINCES n prils Erf DOUUI- No. 3300 ZATERDAG 5 FEBRUARI 1927 41ste JAARGANG MER BB ank ZONED IDZÏf EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. MORIAAN-BAY Uren. Ige >IJK OIJH" i B-B uur JOPPECZ. W. BOEKHOVEN ZONEN Alle stukkei» voorde Redactie bestemd, Ad vert eutiëu en verdere Administratie, franco toe le zsenden aan de Uitgevers Geestelijke onderbouw. Particulier initiatief wil zeggen dat de oprichting of leiding van een zaak Reciatite'MededseSiiigen. en kfeze daarom Hel goedkoopste, Het grootste, Het meest gesorteerd Hoeden- en Pettenmagazifn des v.m wschuur lige ver» rnvee en verzoeke an Ever» MAN. des v.m. wschuur ring van ebreiden van de i, aldaar. MAN voorm. ianaweg, l. Stolk, merrie» (waarbij rolblok, houten mten eg, ielploeg, oop zal van den LUIJS. s Hoorn» >nderdag Ten ver» onder Dmmels» irl 1927 't.bruarl s avonds sommels» ing voor m wegen, de Vogel, an Mevr. REN. 1 1927, er ABRj x geweg iilJ JREN. 1927 bij Februari avonds SPEE te nelsdljk, aot 2 aren e koopen van den ommels» 743 ged. )H. VAN JREN. EUWI .AKENS ants, en - an leden le neemt 's-jaars, schotten gevraagd van het inbreng en eiken 23842 le •at er is, vier, men hier. daan, bovenaan. ÏLDER. in hoek om Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 1ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bg vooruitbetaling. BUITENLAND bg vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLI.KE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zg beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. De Anti-Revolutionaire partij voert beginselpolitiek. Haar stichter, Groen van Prinsterer heeft er in zijn studiewerken verschei dene malen op gewezen dat de historie der menschheid niet slechts in een reeks van daden, maar een openbaring van beginselen, een uitwerking van begrippen bestaat. De feiten die de geschiedenisboeken ons verhalen, ze zijn vrucht van geestes richtingen en stroomingen in het men- schelijk denken, die naar buiten uit werken. Slechts hij, die de geschiedenis zóó ^Jeert zien begrijpt haar. Duidelijk illustreert zich dit b.v. in de Fransche Revolutie van 1789. Het karakter der Fransche Revolutie leert men slechts kennen wanneer men haar ziet tegen den achtergrond van philo- sofische stelsels die in het begin der achttjende eeuw de hoofden der Engel- sche en Fransche wijsgeeren vervulden. Wat in de studeerkamers was uit gedacht werd in de Revolutiejaren door het grauw op de straten gepredikt enin praktijk gebracht. - De bovenbouw der dingen die voor ieder nienschelijk oog zichtbaar is kan niet worden losgemaakt van den geeste lijken onderbouw, waarvoor helaas, zoo menig oog zich gesloten houdt. Maar ook al sluit zich ons oog er voor, hiermede wordt niet weggenomen dat dien geestelijken onderbouw er is en zich telkens weer gelden doet. f De groote politieke partijen in ons tand erkennen dien geestelijken onder bouw. Ook de S.D.A.P. welke uit den aard der zaak zich hoofdzakelijk met stoffe lijke belangen bezig houdt, erkent dat de politieke worsteling feitelijk gaat om beginselen van fundamenteele be- teekenis. Uit dit feit is het dan ook te ver klaren, dat de kleine belangenpartijtjes die zich in den politieken strijd op wierpen, telkens teleurstellingen onder vonden. Er is voor hun geen plaats in het parlement. De strijd gaat langs hen heen en ze worden geen aandacht waardig gekeurd. Maar er hierop wezen we in ons vorig artikel dit wil niet zeggen dat er in Staten-Generaal en -provinciaal geen plaats is voor de behartiging der stoffelijke belangen, immers beginsel en belang behooren bij elkander, zijn zelfs niet van elkander los te maken, maar de bovenbouw van het leven moet rusten op een geestelijken grond slag. En nu gaat het er juist in Kamers en Staten over deze vraag: op welken geestelijken grondslag zal de boven bouw van ons volksleven rusten. Op dit punt concentreert zich de politieke strijd. En bezien wij deze zaak in dit licht, dan wordt het duidelijk hoe dwaas het zeggen is.het gaat alleen maar om belangen in de politiek!" Nu willen wij dit nog met een enkel voorbeeld toelichten. Een der beginselen der Anti-Rev. partij is het particulier initiatief voorop. Dit vreemde woord willen wij voor den eenvoudigen lezer even duidelijk maken. Het initiatief nemen tot een zekere zaak wil zeggen, de eerste stoot geven of de eerste stap doen tot het oprichten van een zaak. niet van de Overheid maar van den kant van particulieren of burgerlijke vereenigingen uitgaat. Welnu, de A.-R. partij wil dat dit zal voorgaan en de Staat of de Pro vincie en ook wel de gemeente slechts dan het initiatief zullen nemen, wanneer de particulieren er niet toe kunnen of willen overgaan. Dit is dus een principe, een beginsel waarvan de A.-R. partij uitgaat. Hoe nu dit beginsel verband houdt en weer voortvloeit uit andere principieele be schouwingen van de Maatschappij en den Staat zooals de A.-R. partij die heeft, laten wij thans rusten. De S. D. A. P. staat een tegenover gesteld principe voor. Zij wil dat zooveel mogelijk de Staat voorgaat. Hoe meer er onder Staatszorg gebracht wordt, hoe beter zij het acht. Ook dit principe houdt ten nauwste verband met de principieele beschou wingen die het Socialisme omtrent Staat en Maatschappij heeft, waarover natuurlijk ook weer heel wat te zeggen zou zijn. Stellen wij nu even deze beginselen tegenover elkander bij het behartigen van stoffelijke belangen. Wij nemen hiertoe de provinciale politiek, die in dezen tijd in het cen trum der belangstelling staat. Zooals de lezers weten is Zuid-Hol land rechts. De A.-R. partij heeft sedert een kwarteeuw grooten invloed in den gang van zaken gehad en zij kwamen op voor haar beginselhet particulier initiatief voorop. Men kan dat zien bij de krankzinnigen verpleging, die tot de zorg der pro vinciën behoort. Zuid-Holland sloot contracten af met particuliere vereenigingen voor krank zinnigenverpleging en maakte dus ge bruik van het particulier initiatief. Noord-Holland wordt links bestuurd en daar bouwde men provinciale krank zinnigengestichten en maakte dus geen gebruik van het particulier initiatief. Hier staat beginsel tegenover beginsel Maar duidelijk is hier het verband tusschen beginsel en belang aan te wijzen. Noord-Holland betaalt voor elke pa tiënt in zijn provinciale gestichten ver pleegd f 1400, Zuid-Holland f800 a f850 per patiënt en de goede verpleging in de particuliere inrichtingen doet in niets voor die in de provinciale inrichtingen van Noord-Holland onder. Dit A.-R. principe heeft Zuid-Holland op alle terreinen zooveel mogelijk door gevoerd. Gij vindt het terug in de electriciteits- voorziening, de drinkwatervoorziening. Zuid-Holland liet het over aan het particulier initiatief en trad waar noo- dig slechts leidend en steunend op. Dat gaf deze provincie een zuinig bestier, wat terdege in de provinciale belastingen gevoeld wordt. Gij hebt de opcenten van Zuid-Holland met die van Noord-Holland slechts te verge lijken. Beginselen en belangen houden dus verband. En al is in bovengenoemd voorbeeld dat verband al heel duidelijk te zien, ook op ander terrein ontbreekt het niet. Wordt een volk geestelijk in ver keerde richting geleid, dan gaat het ook stoffelijk ten onder. Omdat het stoffelijke door het gees telijke gedragen wordt. Zeker niet minder dan voor ons per soonlijke leven geldt het voor het leven van een volk, het leven van een staat, dat het houden van Gods geboden de beloftenissen heeft niet alleen voor het toekomende maar ook voor het tegen woordige leven. Daarom gaan wij bij de verkiezingen voor de Provinciale Staten, die aan staande zijn, niet den strijd in voor „belangen-politiek", maar heffen kloek omhoog de banier onzer beginselen, wetende dat slechts bij zuivere beginsel- politiek èn de geestelijke èn de stof felijke belangen onzes volks op de eenig juiste wijze gediend worden 1 Nadruk verboden. 'k Beklom mijn wachttoren en wat ik zag ontzette mij. Eerst moet ik U de voorgeschiedenis ver» tellen om tot recht inzicht der zaak te komen. 't Was een vruchtbare landstreek en in den loop der jaren hadden er zich drie welvarende dorpen ontwikkeld, 'k Noem ze dorp A, B en C. De lieden uit deze dorpen waren nijvere menschen, die leefden van den landbouw en de veeteelt Zij hadden hard gewerkt en God had wasdom gegeven. Vele belangen hadden zij gemeen, 't Was dezelfde streek welke zij bewoonden, 't was dezelfde grond die zij be» werkten, 't waren dezelfde gevaren die hen bedreigden. Toch was er verschil. Dorp A had een afzonderlijke historie, had andere gewoonten, de bewoners hadden andere karakter»eigenschapp ;n, hun Godsdienstig le< ven was anders dan van de beide andere dorpen Daarom leefden zij wat afzonderlijk en hadden weinig gemeenschap met elkander. Anders was het gesteld met de dorpen B en C. Oorspronkelijk waren ze één vlek geweest. Het godsdienstig leven verschilden weinig of niets, 't Waren dan ook meer de dingen van persoonlijken aard die scheiding gebracht had» den en die tot splitsing geleid hadden. Overi» gens woonden zij dicht bij elkander en werk» ten waar het noodig was veel samen. Toch. was er één omstandigheid, die alle drie de dorpen dichter bij elkander brachten. Zooals ik reeds zeide, hadden de drie dorpen vele belangen gemeen en waren bet dezelfde gevaren die hen bedreigden. Eén gevaar, het groote gevaar was hun na» tuurlijke vijandhet zeewater. In 't kort zal ik vertellen hoe het voor vele jaren ging. Toen er oorspronkelijk nog maar twee dor» pen warenA en B, was er een tijd van groote tegenspoed geweest. Telkens en telkens weer werden de vruchtbare landouwen over» stroomd, verdronk er veel kostbaar vee en spoelden de huisjes weg, zooals de zandge» houwtjes der kleine kinderen wegspoelen op het strand, als de vloed opkomt. Deze ge» vreesde macht, het water heerschte over deze streek en het was een heerschappij die de bewoners der beide vlekjes met binge vrees vervulde. Toen stond daar een wijs man op uit het dorpje B, en hij riep de bewoners der beide gemeenten samen in het open veld. Daar sprak hij tot hen en wees op hetgeen hen verdeeld hield. Maar hij wees er evenzeer op wat beide dorpen gemeen hadden. Hij wees op hun vruchtbare landerijen, op hun melkvee, op hun bezittingen met zorg vergaard en dan wees hij achter zijn rug naar dien geweldigen vijand, die daar kalm en blank schitterde in het zonlicht als vloeiend goud. »D4t is onze gemeenschappelijke vijand« riep hij uit. Maar er waren dwazen en onkundigen die er om lachten. Die mooie, kalme effen zee, op welker opper» vlakte je met den vinger je naam kon schrij. ven? zij geloofden het niet. Maar de meesten geloofden het wel, zij spraken uit ondervinding. Eu toen deze man met gloed en vuur wees op den aard van dien vijand, en in herinne» ring bracht wat dien vijand in den loop der jaren al voor kwaads aangericht had, wanneer de Westerstormen opstaken en haar golven opgezweept werden, bergen hoog en dat dan hun land verwoest, hun huizen en kerken en scholen vernield en zij zelf verjaagd werden, ja toen gingen ook velen van de dwazen en onkundigen gelooven. dat die zee, hoe mooi en kalm en rustig zij daar ook lag, hun aarts» vijand was die hen bedroog op verradelijke wijze. Toen riepen de bewoners der beide dorpen Wat kunnen wij er aan doen De wijze man antwoorddeWij moeten samen als één man die zee bestrijden. Het is een reuzenwerk, maar onder Gods zegen niet onmogelijk Wij moeten een hoogen zeedijk leggen om onze landouwen, waarachter wij beschermd zijn. Er moeten basaltsteenen aan de buitenzijde gelegd worden en hoofden in zee die de golven breken Dan kunnen wij veilig zijn. Met verbazing keek men elkander aan 1 Z ilk reuzenwerk, hoe zouden zij dat ooit kla^r krijgen? •Het kan«, riep de wijze man, »mits wij allen samenwerken. Neen, we behoeven van beide dorpen niet één groot dorp te maken, wij kunnen elk ons isolement bewaren, maar wel moeten wij broederlijk samenwerken aan den bouw van den grooten zeedijk, die hecht 40 cent per regel. H A.ud BlGG EUV\R&C° R005ÈINDAAC^ en sterk moet worden. Wij behouden elk zijn eigen geboorteplaats, blijven baas in eigen dorp, wij zoeken geen vermenging van Gods» djenstig leven, maar den gemeenschappelijken vijand zullen wij samen schouder aan schouder bestrijden en in Gods kracht hem overwinnen**. Zóó geschiedde het. En het wonderwerk kwém tot stand. De zeedijk werd lang en hoog en sterk. Ieder hielp. In het werken aan den dijk kende men geen onderscheid tusschen de bewoners van het dorp A of dorp B. Met kracht woedde de stormen en de ko» kende golven in het najaar tegen den dijk, maar het was de woede eens machtelooze Zijn heerschappij was uit I Hij was overwon» nen I En de bewoners der beide dorpen juich» ten met groot gejuich. Nu dufden zij grootere huizen bouwen, en groote kerken en flinke scholen stichten, im» mers hun groote vijand was gebonden, zijn rijk had uitgediend. En het ging hun goed. Achter den beschermenden zeedijk woonden zij vredig en voorspoed heerschte er. Jammer dat onderlinge twisten toen schei» ding brachten in het dorpje B. Het was een karaktereigenschap dat geërfd was van vader op kind van eeuwen terug, dat in tijden van vrede en welvaart de tweedracht als een giftig adderslangtje door het gras hunner erven kroop. Maar nu elk afzonderlijk zich gehuisvest had en het dorpje C ook welvarend was, mocht er toch niet geklaagd worden. Thans werkte men in betrekkelijke rust en vrede samen. Tot het een twintig, dertig jaren verder was. De hooge zeedijk had dienst gedaan. De woorden van den wijze man waren niet ijdel geweest. Zijn voorspellingen waren uitgeko» men. De groote vijand wis gebonden. Intusschen was de wijze man ontslapen, nadat hij een jeugdiger persoon met dezelfde gevoelens bezield en door God eveneens met groote gaven begiftigd, had aangewezen als zijn opvolger om het volkje van dorp B te leiden. In de jaren, waarvan wij nu spreken, bleek dat men met den aanleg van den sterken dijk niet klaar was. De groote vijand, ging rusteloos voort, thans om de vruchtbare landouwen, die hij met verbeten woede zich had zien ontglippen, weer onder zijn tyranische macht te krijgen. Wild beukten de golven tegen de zeewering en waren de bewoners der drie dorpen niet als één man steeds gereed ge» reed geweest om de schade aan den dijk aan» gebracht terstond te herstellen, dan zou al het werk uit vervlogen dagen weer verloren zijn gegaan en was men weer overgeleverd aan het trotsch geweld van den gevreesden aarts» vijand. Eèn donkere schaduw had de aanleg van den dijk gehad. Er was inmiddels een geslacht opgegroeid, dat de vernielende kracht dier natuurlijke vijand dezer dagen niet uit persoonlijke er» varing kende. Wat zij er van wisten, was hun overgeleverd door hun ouders en grootouders. Maar dat was niet genoeg om hun den vijand in zijn werkelijken aard te doen keanen. Ja, zij speelden met den aardsvijand. Zij zagen andere gevaren, meende zij. Dien dijk was feitelijk overbodig. Ja, sommigen gingen er zelfs aan twijfelen of die oude man, waarvoor zij wel veel achting hadden, ooit den raad gegeven had om gezamenlijk dien dijk te bouwen. Sommige lieden van het dorpje B meenden dat de opvolger van den wijzen man, niet handelde zooals er gehandeld moest worden. Volgens hen lette hij te veel op die zee daar buiten den dijk. Beter deed hij, de aandacht op het dorpje A te vestigen, welks lieden zoo geheel anders waren dan zij, en die zij veel gevaarlijker vonden dan die zee achter den dijk. Ze rakelden oude veeten op en hitsten verscheidene B.bewoners tegen ds A>bewoners op, ofschoon die van A kalme lieden waren, die hun eigen weg gingen en het niemand lastig maakten. In dien tijd was het dan dat ik mjjn wacht» toren beklom en het vreeselijke zag. Die hooge dijk was nog wel sterk, maar had toch veel geleden. Te weinig hielden de bewoners van A, B en C er de hand aan. En toen ook de tweede voorman van het vlek B stierf, weigerden velen naar diens opvolger te luisteren, hoewel óók deze met rijke gaven en kloek verstand door God begiftigd was. Ook hij bleef het gevaar dat de vaderen ge» teisterd had goed voor oogen houden, en besefté diep hoe jammer het was dat sommi» gen zich tot een andere richting keerden en de bewoners van A tegen zich in het harnas trachtten te jagen. Ik keek uit mijn wachtoren en bezag den dijk, toen het stormgetij weer werd ingeluid VOOB BtK Z-'iN KCU9 Kipstraat 85»87 F"*1 Rotterdam ZIE DE 5 ETALAGES Voor Hoeden No. 85. Voor Petten No. 87 Aanbevelend, J. HENIGER Jr. met bulderende orkaanwinden en witschui» mende watermassa's, die 41 hooger tegen den dijk opjoegen. O, als die bruisende en ko» kende zee eens de vlakte overstroomde, er bleef niets over I En zie I de dijk had zwakke plekken ge» kregen I In het bange jaargetijde, wanneer de strijd tusschen zee en land hoog liep, sloegen er basaltkeien uit den dijk en spoelden in de golven weg als stukjes kurk I Er dreigde een vreeselijk gevaar. Dat zagen enkele wijze lieden uit de drie dorpen en hun hart beefden! Zij dachten aan de ellende hunner vaderen, en vroegen zich af of die tijden moesten weer keeren Toen sloegen zij de handen ineen en zij riepen de bewoners van A, B en C samen in het openveld. 't Was op dezelfde plaats waar eertijds de wijzen man de lieden had saam» geroepen. Daar sprak de voorman van B en herin» nerde aan de woorden van zijn twee voor» gangers, wees hun op den grooten vijand achter den dijk, die jaren, lange en bange jaren schier oppermachtig geheerscht had over deze streek, schilderde hun de ellende die hij ver oorzaakt had, toen de dijk er nog niet was en wat toen die oude wijze man gezegd had op dit zelfde stük open veld, waarop de be» woners der beide dorpen als één man gewerkt hadden om den reuzen dijk te bouwep, die den vijand buiten hun bezittingen hield en waar achter zij rustig gewoond hadden. Daarop wees hij hun op het feit, dat die aartsvijand inmiddels had toegenomen in kracht, hoe hij steeds meer land buiten den dijk had weggeroofd, met zijn hongerige gol» ven diepe gaten geslagen had vlak buiten den dijk en thans met toenemende kracht den dijk bestookte om al het verloren terrein weer terug te krijgen. »Maar«, eindigde hij zijn ernstige rede •maar tegenover het feit dat onze aartsvijand is toegenomen in kracht, staal dit feit, dat onze vaderen ons een stuk reuzewerk hebben nagelaten in dezen dijk. Wij hebben niet an» ders te doen, dan eendrachtig, schouder aan schouder te staan als vroeger en de zwakke plekken in den dijk weer sterk te maken. Als wij eendrachtig werken en Gods zegen er over af smeken zal Hij ons ook weer helpen.** Helaas 1 De uitwerking dezer ernstige woor» den was niet dezelfde als die van den wijzen man vele jaren geleden. Uit het dorpje B stond e:n ander man, een dwaze man, die zelfs niet over den aarts» vijand achter den dijk sprak. Hij dacht er zelfs niet over. Hij kende slechts andere vij» anden die hij fel bestookte, dat waren die lieden uit zijn dorp die gehoor gaven aan hun leider en weer wilden optrekken om den dijk te sterken. Hij verweet hun dat ze ontrouw waren aan hun geschiedenis. Het gevaar school ergens elders dacht hij, en dat was in de be» woners van A Dézen moest men te lijf gaan

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1