voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Antirevolutionair Orgaan No. 3299 WOENSDAG 2 FEBRUARI 1927 41ste JAARGANG IN HOC SIGNO VINCES Uit de Pers. Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentiën en verdere Admlnis tratie, franco toe te zenden aan de Uitgevers De Provinciale Staten. in. Zenuwachtig, Overspannen en Slapeloos Mlfnhardt's Zenuwtabietten Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bq vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS W. BOEKHOVEN ZONEN SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent pet regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zq beslaan. Advertentiën worden Ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Waarvoor wij ons moeten wachten. Wij zouden naar sommiger wensch handelen indien wij in ons blad toestanden en gevallen van plaatselijken aard bespraken, Hoewel wij het op hoogen prijsstellen.dat men de voorlichting en leiding van ons blad niet versmaadt, kunnen wij aan deze wenschen toch niet voldoen. Wij trachten ons voortdurend te oriënteeren van de omstandigheden en den gang van zaken in het gewest waar ons blad verschijnt en stellen dies een zoo nauw mogelijk contact met plaatselijke organisaties op hoogen prijs. De belangen van ons gewest, van onzen streek, zullen wij dan ook zooveel in ons vermogen is, in ons blad bespreken. Doch daarbij moet het dan ook blijven. Wij kunnen niet ingaan op allerlei verhou- dingen en gebeurtenissen welke op bepaalde dorpen voorvallen. Hiervoor toch zou voor alles noodig zijn ^dat men zich een helder en juist oordeel vore r jen kan van het geval, waarover bespreking verlangt wordt (en dikwijls zal het zelfs niet eens nuttig zijn er in 't publiek over te spreken,) En juist de mogelijkheid om tot een juist oordeel te komen ontbreekt meestal hem, die niet zelf plaatselijk de dingen meemaakt en dus geen eigen visie heeft op de zaken. Hij moet zien door den bril van anderen, wier brilleglazen allicht eenigermate gekleurd zijn, waardoor een objectieven kijk op de dingen onmogelijk wordt. De inlichtingen die ingewonnen moeten worden zullen vaak een- zijdig getint zijn. En zoodoende zou meer bedorven dan goed gemaakt worden! Wij herinneren ons een Kerkbode-redacteur, die meende in zijn blad dingen uit het ker kelijke leven, van een hem niet voldoende bekende gemeente te moeten bespreken. Zijn bedoelingen waren oprecht, maar de gegevens die hem verstrekt werden bleken geen objectieve weergave van de feiten, zijn kijk 'jp die gemeente werd eenzijdig en het slot was dat hij een vechtpartij aanging met wind molens. Hoe goed 's mans bedoelingen waren, het werd een dwaas vertoon, met als eenig gevolg dat het kwaad bevorderd werd 1 Voor dergelijke Don Quichotterie wenschen wij ons te wachten. Wij laten het plaatselijk werk over aan de plaatselijke werkers en organisaties, hun voor zichtigheid en tactisch beleid zal, waar de wagen dreigt uit te wijken, dezen in het rechte spoor moeten houden. Roep om eenheid. Daar gaat een roep om eenheid door 't land. De tweespalt en de splijtzwam dreigen het werk van tientallen jaren te vernietigen. Waar moet dat heen? Deze vraag stellen zich de leiders van ons volk, die verder zien dan de menschen die zich door enkele malcontenten laten opzwee- pen. En van die mannen die het gevaar zien dat dreigt, wanneer de scheur doortrekt, gaat een roep uit om eenheid. Wij herinneren aan het betoog van Prof. H. Visscher die te Dirksland met klem wees op de noodzakelijkheid dat wij één zijn. De Drie Provinciën, het blad van Dr. Se. verijn te Dordt, schreef eveneens over de splijtzwam die in ons Christenvolk haar ver woestend werk doet. Wij nemen het hier in zijn geheel over Concordia res parvae crescunt, dixordia maximae delabuntuz. Door eendracht worden kleine machten groot, maar door tweedracht gaan zelfs zeer groote machten te niet. R"ds de oude klassieken kenden dezen ,^aar bet schijnt helaas, dat de christelijke partijen in Nederland dien ver- gaten. Telkens en telkens brokkelen van Ptolestantsch christelijke partijen grootere en kleinere groepjes af, die in hun negatief werk; het afbreken der groote christelijke Partijen, de een den ander overtreffen. Tot- ja d,e groote partijen te niet gaantotdat £hrif.aivL d,e! d.ank, ZÜ jarenlangen strijd, ristehjk Nederland verkreeg en waaraan °og veelszins zoo op den voorgrond «eaend christelijk karakter van ons volks, leven te danken is, tot het verleden zal oenoorendan zullen de Kerstens en t ing. oeeken, en hoe andere splijtzwammen of '«spirant splijtzwammen mogen heeten.het resultaat van hun actie beleven. Reeds nu doen zich de verschijnselen daarvan bespeu ren. Men zoekt al naar een nieuwe combinatie, die, als de rechtsche partijen niet meer in staat mochten zijn, door hun verdeeldheid, om de regeering te voeren, bereid is de teugels over te nemen. Terwijl het voor een klein jaar Mr. Marchant niet gelukte om een rood-roomsch bloc samen te stellen, wordt nu reeds steeds duidelijker door man nen als de Kamerleden Veraart en Arts daarop gezinspeeld. De heer Veraart liet zich dezer dagen in dien zin uit, dat als de christelijk histori- schen en antirevolutionairen niet vooruit wilden, men het bij de vrijzinnig-democra ten en de S. D. A. P. moest zoeken. De katholieke partij laat zich niet op sleeptouw nemenslechts onder haar leiding zal een nieuwe partij-groepeering kunnen plaats vinden. Zie hier het resultaat der actie van eenige dwazen, die het publiek, en misschien ook zichzelf, diets maken, dat zij zijn de be schermers van het protestantisme in Neder land En niet minder is de geneigdheid naar een valsche democratie, bij gebreke van eenheid van allen, die de christelijke grond slagen onzer samenleving willen handhaven, bij Mr. Arts aanwezig. Deze constateert, dat hij hem drie jaar geleden kwalijk genomen werd, dat hij een samengaan met links pre fereerde boven een coalitie met antipapis tische bondgenooten, doch dat nu in de Roomsche staatspartij het de vraag is, of de groote stap zal worden gezet, en een sa mengaan van zwart met rood wordt aan gedurfd. God moge nog lang ons vaderland daar voor bewaren maar, komt het eens zoo ver, dan zal dit de gerechte straf zijn op het klein en kleinzielig gedoe van hen, die niet door de groote beginselen van een op Gods Woord gegronde staatkunde, maar door persoonlijke, kerkistische, economische of allerlei andere factoren zich laten leiden en den euvelen moed hebben om op staat kundig gebied de kracht van Christelijk Nederland te verbrokkelen, of met de splijt zwam te coquetteeren. Moge ook in onze Antirevolutionaire partij, voor welke dit het groote gevaar onzer dagen is, dit allen helder voor oogen staan. Dan trekken we als één man op, en alleen dan bestaat de mogelijkheid voor zuiverder toepassing der beginselen van Gods Woord. Immers wie durft dan de verantwoorde lijkheid voor zoo snood bedrijf op zich nemen Er gaat een roepstem om eenheid door het land. Zullen wij naar deze ernstig-waarschuwende stem luisteren, of zullen er onder ons zijn, die het twistvuur blijven stoken, totdat het werk door onze vaderen met zorg opgebouwd, gansch verteerd is? *a* Wat de aandacht vraagt. Wij namen in ons blad van Zaterdag j.l. een artikel op dat wij tet plaatsing ontvingen van een Anti-Rev. landbouwer. Dit artikel was getiteldDe Christelijke Lagere Land bouwschool. De consciëntie-kreet van dezen landbouwer vindt weerklank in ons hart. Het artikel vraagt de aandacht van onze Christen-landbouwers uit ons gewest. Opmerkelijk is, dat in het zelfde nummer van ons blad een verslag voorkomt van een vergadering van de Christelijke landarbeiders- vereeniging te Den Bommel, welk verslag eveneens gewaagd van het treurige feit dat wij hier geen afdeelingen kennen van den Christelijken Boeren- en Tuindersbond. Zal ooit de sociale verhoudingen ten onzent overeenkomstig den eisch van Gods Woord gesteld worden, dan zal eerst de Christen landbouwer doordrongen moeten worden van de noodzakelijkheid eener Christelijke orga nisatie van landbouwers. Nu missen zij allen invloed, gaat er geen kracht van hun beginsel uit, staat hun licht onder de korenmaat. Christen-landbouwers, moet dat zoo blijven Voor het Uitbreidingsplan. De vorige week vergaderde te Rotterdam het Frov. Com. van Zuid-Holland (Zuid) van de Vrije Uuiversiteit. 't Was er een geanimeerd samenzijn. Het onderwerp dat de aandacht vroeg, was het uitbreidingsfonds, waarover we al eens in ons blad schreven. Gelukkig behoefde de Ring Haringvliet op deze vergadering niet zulk een pover figuur te maken als wel eens gebeurd is. Er is vooruitgang. Er wordt althans op en kele plaatsen gewerkt. En ook hier wordt weer bewaarheid, dat waar in Gods Koninkrijk ge werkt wordt, God de Heere ook wasdom geeft Wij klagen wel, maar daarbij laten wij het dan ook maar al te vaak. Op werken komt het aan. En ook hier is gebleken, dat dit werken voorzeker driekwart moet bestaan uit het persoonlijk woord, dat wij tot de menschen spreken. Vergaderen en redevoeringen houden, cou rantengeschrijf enz. kan goed zijn, maar ten slotte komt het aan op het persoonlijk woord, dat wij tot de menschen richten. Nu moeten wij voort op den ingeslagen weg. Het uitbreidingsfonds moet voor 1930 het doel bereikt hebben. Het geldt hier een belang, dat al ons gere formeerde volk uit welk kerkverband ook aangaat. En wij weten wel dat dit volk reeds veel te offeren heeft. Uit een der plaatsen uit deze omgeving, ontvingen wij het bericht, dat df! gemeente daar alleen voor haar kerk ongeveer f 100,— per gezin per jaar moet opbrengen. Dat is niet weinig. Een schoon voorbeeld voor andere plaatsen die minder op te bren gen hebben en waar het offeren al zuchtend wordt gedaan. Maar de gezinnen die zooveel opbrengen voor 's Heeren dienst hebben toch dit voor deel dat zij gewoon zijn te geven. En de praktijk leert dat zij die gewend zijn te geven veel gemakkelijker van hun stoffelijk goed mededeelen, dan zij die de zegen van deze heerlijke gewoonte niet kennen. Art. 139 der Grondwet zegt«De Staten benoemen uit hun midden een college van Gedeputeerde Staten, waai aan volgens deregels der wet te stellen, de dagelijksche leiding en uitvoering van zaken worden opgedragen en zulks hetzij de staten zijn vergaderd of niet.* In de schets der Grondwet van Hogendorp en in de Grondwet 1814 was de benoeming van Ged. Staten facultatief gesteld. De Prov. Staten konden dit college benoemen, zij kon den het ook niet doen precies zooals zij wilden. De Grondwet 1815 schreef het bestaan van dit college echter imperatief voor. Zooals men weet danken wij de herziening der Grondwet reeds één jaar na haar geboorte aan de Vereeniging van Nederland met België. De Belgen nu eischten het imperatief voor schrijven van een college van Ged. Staten in de Grondwet. Zij vreesden dat anders de macht van den Gouverneur der Provincie (in ons vorig artikel beschreven) te uitgebreid zou zijn. Zij meenden dat een college van Ged. Staten een tegenwicht zou vormen. Ged. Staten bestaan in iedere provincie uit 6 leden, uitgezonderd Drente dat 4 leden heeft, zij moeten lid der Prov. Staten zijn. Prof. Buys was hier tegen, de verplichte keus suit hun midden*, wilde hij doen vervallen, omdat de keus thans te beperkt is. Er zullen volgens hem weinig personen te vinden zijn, die tijd beschikbaar hebben en bereid zijn om zich een verkiezing te laten welgevallen. In 1905 is er eenige verbetering gekomen. Vóór dat jaar was de keus zeer beperkt. Pro cureurs en practizeerende advocaten waren toen nog van het lidmaatschap uitgesloten, wat reeds Thorbecke bejammerd had, daar juist het juridisch element in Ged. Staten zoo zeer gewenscht is. (Zij zijn met administratieve rechtspraak belast). De schaduwzijde zou zijn, wanneer Ged. Staten niet meer uit de Prov. Staten verkozen behoefden te worden, dat de kiezersinvloed zou verminderen en bovendien staat een college van Ged. Staten, die lid van de Prov. Staten zijn sterker tegenover den Comm. der Koningin. Volgens de Grondwet wordt aan Ged. Staten volgens regels door de wet te stellen de da- gelijksche leiding en uitvoering van zaken opgedragen. Op het gebied van zelfbestuur komt aan Ged. Staten het leeuwenaandeel toe. Wat betreft de autonomie, geldt de regel.dat aan Ged. Staten slechts de bevoegdheid toe komt, welke hen uitdrukkelijk door de wet wordt opgedragen. Al het overige behoort tot de bevoegdheid der Prov. Staten. De be voegdheid van Ged. Staten is dus «attributief* omschreven. Voor 1848 ontbrak een wettelijke omschrij ving van de taak van Ged. Staten en dien tengevolge nam dit college bijna geheel de plaats in van de Prov. Staten. Bij de totstand koming der Provinciale wet in 1850 kwam hierin echter verbetering. Ged. Staten zijn de uitvoerders van de pro vinciale reglementen en verordeningen. Hun instructie wordt onder Koninklijke goedkeu ring door de Provinciale Staten vastgesteld. Dit zelfbestuur wordt, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald door Ged. Staten uitgeoefend, zeiden we reeds. Dit onder co itrole der Kroon. Geschiedt de uitvoering niet volgens re gelen door Kroon of Staten voorgeschre ven, dan is mogelijk dat de Comm. d. K. door de Kroon machtiging wordt verleend om in de uitvoering te voorzien. (Prov. Wet Art. 129) De medewerking aan de uitvoering van wetten stelle men zich niet te licht voor. Het omvat heel wat. Wij noemen de voornaamste wetten en a.m.v.b. waarvoor Ged. Staten hun medewerking verleenen Onderwijs, drankwet, krankzinnigenverple ging, begrafeniswet, gezondheidswet, woning wet, vestiging van kerken, hinderwet, beroeps- wet, maten en gewichten, paardenwet, jacht en visscherij, makingen en schenkingen, armen wezen, pandhuiswet, strandvonderij, militie, rijks directe belastingen, motor- en rijwielwet, zullen Uw zenuwen kalmeeren en sterken en Uw slapeloosheid verdrijven Buisje 75 ct. Bij Apoth. Drogisten. huurcommissiewet, toegangswegen naar spoor wegstations, archiefwet, landarbeiderswet, wa renwet en vleeschkeuringswet. Een belangrijke functie van Ged. Staten is ook het toezicht op de gemeenten. Art. 146 der Grondwet draagt aan Ged. Staten de goedkeuring van besluiten van gemeentebestu ren «rakende zoodanige beschikking over ge meente-eigendom of zoodanige andere burger lijke rechtshandelingen, als de wet aanwijst*. Idem de goedkeuring van -ie gemeentebegroo» ting. De gemeentewet geeft aan Ged. Staten de bevoegdheid om gemeentelijke verordenin gen aan den Koning ter schorsing of vernieti ging voor te dragen. Strafverordeningen van de gemeenten worden krachtens de gemeente wet vóór hun afkondiging aan Ged. Staten medegedeeld. Het toezicht op de gemeentebesturen breidt zich zeer ver uit. Vooral geldt dit voor de onderwijswet, vleeschkeuringswet en warenwet, 't Laat zich goed verstaan, dat de gemeente raadsleden zich wel eens wat onbehaaglijk voelen onder het strenge toezicht van Ged. St. Toch is 't zoo misschien beter dan anders. Wie weet welke ongehoorde toestanden erin de gemeentehuishouding zouden ontstaan in dien de gemeentebesturen eens ongehinderd hun gang konden gaan. Wij vreezen dat er niet veel van terecht zou komen. Toch kleven er aan den huidigen toestand betreffende het college van Ged. Staten ook ongetwijfeld bezwaren. Prof. Kranenburg wijst er in zijn werk «Het Nederlandsch Staatsrecht* op, dat de beslissing in bestuursgeschillen, op gedragen aan Ged. Staten, bezwaren heeft. Het Administratief Recht is geen gemakkelijke materie. En de samenstelling der colleges van Ged. Staten waarborgt nu niet altijd dat dit lichaam bij uitstek geschikt zou zijn om ad ministratief Recht uit te oefenen. Prof. Kranen burg acht de veronderstelling niet gewaagd dat dit recht grootendeels door de juridisch geschoolde ambtenaren ter provinciale griffie wordt uitgeoefend. Een bezwaar is ongetwijfeld ook dat in het college van Ged. Staten nog veelszins de des kundige voorlichting ontbreekt. De gemeente wet kent in art. 54 de «vaste commissies van voorbereiding* en de commissie van bij stand voor Burg. en Weth De Prov. wet kent niet iets dergelijks voor Ged. Staten. Toch is de invoering van vaste commissies van bijstand zeer gewenscht. In de eerste plaats zou dit ten goede kunnen komen aan de deskundige voorlichting van Ged. Staten, die belangrijke bedrijven te be» heeren hebben. (Electriciteit, waterleiding enz.) En in de tweede plaats zou zoodanige com missie kunnen leiden tot versterking van den band tusschen Ged. Staten en Prov. Staten en zou de invloed van Prov. Staten op de han deling van Ged. Staten hierdoor verruimd kunnen wordeD. Wat betreft het eerste punt, dient te worden opgemerkt dat Ged. Staten inzake deskundige voorlichting, thans geheel zijn aangewezen op hun ambtenaren, terwijl hun handelingen juist gecontroleerd zouden moeten worden. De directeuren van bedrijven gevoelen zich thans geheel vrij en gaan hun eigen gang. De Ged. Staten kunnen echter zoo de verant woordelijkheid moeilijk dragen. Bedroevende toestanden leverde in dit opzicht het openbaar gemaakt verslag van het Provinciaal Electrici- teitsbedrijf van Noord-Holland. Door de instelling van vaste commissies van bijstand zou veel kwaads voorkomen kunnen worden Natuurlijk blijft ook hier het bezwaar be staan, dat uit de Prov. Staten niet de elementen te betrekken zijn die deskundige voorlichtingen kunnen geven. Doch dan blijft er nog een andere weg open. De Staatscommissie Oppenheim inzake in stellingen van vaste bestuurscommissiën in de geme nte, wil volgens haar rapport de gelegen heid openen tot het instellen van vaste be stuurscommissies, waarin ook deskundigen, niet raadsleden zullen kunnen zitting nemen. Deze commissies zullen zelfs voor d« speciale tak der gemeente-huishouding, waarvoor zij worden ingesteld onder eigen verantwoordelijkheid het bestuur voeren. Dit nu zou bij Ged. Staten ook in te voeren zijn Zooals de toestand nu is, past zij wel op vroeger dagen, toen men nog geen publiek rechtelijke bedrijven kenden. Maar de maat schappelijke verhoudingen zijn gewijzigd. Wij zijn in geheel andere toestanden overgegleden en hierbij heeft men de taak en de samenstel ling van het college van Ged. Staten nog steeds niet doen aanpassen. Dat is een fout die correctie behoeft. L. PENNING, f Een herinneringsartikel. Een enkele maal wordt in een herinnerings artikel naar aanleiding van het heengaan van Penning bijzonder opgemerkt, dat Penning meer verteller dan kunstenaar was. Zoo licht leidt dit er toe, dat aan het graf van dezen geliefden schrijver onnoodig critiek aan het woord komt. Er is zooveel dankensstof voor wat God in Penning gaf, dat dit niet speciaal naar voren behoeft gebracht. Ook de critiek moet haar tijd kennen. In De Bazuin schrijft Ds. C. Lindeboom Ds. P. Biesterveld, de latere hoogleeraar, die van 1885 tot 1890 predikant in Gorin» chem was, «ontdekte* in hem de gave, di weldra tot zoo rijke ontplooiing komen zou. Biesterveld gaf den stoot tot oprichting van het anti-revolutionaire weekblad -.-De Drie Provinciën« en Penning werd Aange zocht om een feuilleton, spoedig ook om het politiek weekoverzicht te schrijven. «Het beleg van Gorcum« zoo heette het eerste feuilleton (1889), dat sinds hls boek meermalen werd herdrukt. En het politiek overzicht heeft Penning gegeven ijedurende heel zijn verder lev.n na de Gorcumsche jaren ln het door hem opgerichte «Christe lijke Volksblad« dat later uitgebreid en in «Het Schouwvenster* omgezet werd, het allerlaatst een paar dagen voor zijn dood, toen hij het op zijn ziekbed aan zijn dochter dicteerde Reeds had hij den 40-jarigen leeftijd over schreden, toen zijn eerste «groote* boek ver scheen «De Helden van Zuid.Afrika« (1896) weldra door «De Scherschutters* en «De Ruiters* gevolgd. Aanvankelijk ging het niet vlot, een uit. gever te vinden, en toen die gevonden was, moest hij zich met een pover honorarium tevreden stellen. Maar het trio ging er in bij ons volk, en toen in 1889 Engeland aan de Zuid-Afrikaan- sche republieken den oorlog verklaarde, werd hij de man. De eene uitgever na den andere klopte bij hem aan om copie. En de aandrang werd ten slotte zoo groot, dat hij er zijn betrekking aan gaf, om nu voortaan niets anders te doen dante schrijven. Ongeveer dertig jaar heeft hij zrch van deze taak mogen kwijten. Onverdroten en onvermoeid werd door hem gearbeid, zoodat het aantal boeken van zijn hand in dit tijds bestek bijna de honderd bereikte. Op de «Geschiedenis van den Zuid-Afrikaansche>n Oorlog*, een driedeelig werk, dat een oplaag verkreeg van bijna 60,000 exemplaren, volgde menig Afrikaansch verhaal. We noemen slechts de beroemde «Wessel-serie« in 5 deelen, waarvan het eerste getiteld is «De Leeuw van Modderspruit*. Hoe groot was zijn voldoening, toen hij nu enkele jaren geleden Zuid-Afrika bezocht, telkens van de «boeren* te mogen vernemen, dat hij plaatsen en toestanden over het alge meen juist had geteekend. Na zijn terug keer gaf hij nog twee mooie boeken «Het Lichtende Spoor* en het pas onlangs ver schenen »Voortrekkersbloed«. Men onderschatte de bcteekenis van deze uitgebreide Afrika-literatuur niet. Terecht verwonderde zich het «Algemeen Weekblad voor Christendom en Cultuur* dat Penning op zijn 70»sten verjaardag (1924) alleen reeds ter wille daarvan niet werd gedecoreerd en het vroeg waarom wel Kloos en Van Deys» sel en Couperus voor een onderscheiding in aanmerking kwamen, «maar niet een man als de 70-jarige Penning, die een half hon derd boeken op zijn naam heeft, welke hem niet misschien literairen roem hebben ge bracht, maar waardoor hij waarschijnlijk méér voor den Nederlandschen stam en voor den band van Nederland met Zuid-Afrika heeft gedaan dan de officieele literatoren, die daar nu staan als de officieele dragers van den roem der Nederlandsche letterkunde en van wier werk het grootste deel van ons volk onkundig is gebleven«. Zoo is het metterdaad. Penning heeft met zijn boeken den weg gevonden tot het ha

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1