Antirevolutionair
Orgaan
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
Als Ui» hinderen hoesten
Abdijsiroop
IN HOC SIGNO YINCES
No. 3295
WOENSDAG 19 JANUARI 1927
41ste JAARGANG
Rechtzaken.
Reclame-Mededeeiingen.
W. BOEKHOVEN ZONEN
&lle stukken voos* de Redactie bestemd, Adverteatlën en verdere Ad minis tr a ti e, franco toe te zenden aan de Uitgevers
De Provinciale Staten.
bederf dan hun teere slijm
vliezen niet met scherpe of
verdoovende middelen, maar
geef ze de beproefde Akker's
Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG.
ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar.
AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT.
UITGEVERS
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTiÉN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan.
Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
Kentering.
Werkelijk er komt kentering.
En daarin verheugen wij ons hartelijk.
Wij bedoelen in de «ligging* van de men»
schen van de Gere/, gemeenten, de menschen
waarbij Ds. Kersten zijn kracht zoekt.
De vorige week heeft deze gemeente te
Rotterdam haar Theologische school geopend,
waar de predikanten dezer Kerk hun weten»
schappelijke opleiding zullen krijgen
't Is nog niet zooveel jaren geleden, dat
men in die kringen er anders over dacht.
»Geleerde« dominé's hadden hun vertrouwen
niet. Een geliefde uitdrukking was we hebben
meer aan vvan-God'geleerde-predikantendan
«Godgeleerde* dominé's, aldus een valsche te»
genstelling scheppend, 't Waren «fabrieks»
jj t! dominé's*, het echte vond men bij die leeraars
die door God zelf geroepen waren 1
Hierin is nu kentering gekomen. De weten»
schappelijke opleiding wordt niet meer ver»
smaad 1
|S Trouwens die kentering is reeds gebleken
Poij het Lager onderwijs.
Nog in het begin dezer eeuw waren er heel
wat menschen van deze »ligging« die niets
van de School met den Bijbel hebben moesten.
Immers was dat menschenwerk, dat niet
baatte voor de eeuwigheid, en opleidde tot
valsche vroomheid.
Wanneer God niet in het harte ingreep,
wat gaf dan alle Christelijk onderwijs
En menigeen stuurde zijn kinderen naar de
openbare school, die wil goddeloos was, zeker I
maar dat moest aanvaard worden. Het was
de straffende hand des Heeren, waaronder
men zich te bukken had. En immers, die Hij
uitverkoren had zou Hij toch wel grijpen 1
Daar was een zekere onverschilligheid bij
deze richting voor den weg der middelen.
Maar ook ten opzichte van de Christelijke
school heeft men in die kringen vrij algemeen
zijn standpunt veranderd.
Vele Scholen met den Bijbel hebben zij in
5e laatste jaren opgericht en veelal zendt
men thans zijn kinderen naar de Christe»
lijke school.
Evenzoo is het nu gegaan met de opleiding
der predikanten.
Over deze kentering mogen wij ons ver»
heugen.
Wetenschappelijk onderzoek zal óók hier
verhelderend werken I
V O verheid» «zonde.
Hoewel gelukkig niet zoo erg meer als
vroeger, heerscht in onzen Oost nog altijd de
zonde van het concubinaat.
Vooral ons legerstelstel is door deze zonde
aangetast.
Onze lezers zullen kennis genomen hebben
van de schriftelijke vragen door het Tweede
Kamerlid mr. dr. Deckers (R.K.) aan den minis»
ter van Koloniën hierover gesteld.
Ongetwijfeld vindt deze poging om langs
parlementairen 'weg aan deze, door de Over»
heid getolereerde zonde, een einde temaken,
onze warme instemming.
De R. K. Maasbode schreef er het volgende
over, wat evenzeer onze onverdeelde sympathie
moet hebben.
Dat men in onze Oost van Overheidswege
altijd door maar dezen ergelijken misstand
blijft sanctioneeren, is inderdaad in hooge
mate onverantwoordelijkdoch helaas niet
de eenige tekortkoming, welke men op dit
gebied den Inlandschen autoriteiten zou
kunnen aanwrijven.
Terwijl deze aan den éénen kant al te
indulgent blijken op het stuk van de sexu»
eele moraal, schrikken zij er anderzijds niet
voor terug door de meest draconische be»
palingen het gezonde huwelijksleven tegen
te werken.
Wat anders toch is het stellen aan sollici»
tanten voor hooger politiepersoneel van
voorwaarden als deze: dat zij ongehuwd
moeten zijn ofniet meer dan één kind
mogen hebben
Ook hier te lande kennen wij bij een
enkel dienstvak het immoreele instituut van
het huwelijksverbod doch een rechtstreek»
sche propaganda van Overheidswege voor
het afschuwelijk Neo»Malthusianisme bleef
- ons tot nu toe bespaard.
K Het lijkt ons des te meer noodzakelijk,
dat ook aan deze laakbare praktijk der In»
dische administratie langs parlementairen
weg een einde worde gesteld.
Y Ontkerstening.
Een simpel berichtje
De eerste drie maanden van dit jaar krij»
gen de Londensche rechtbanken 600 echt»
scheidingsprocedures te behandelen, dat is
meer dan het totaal aantal echtscheidingen
in heel Engeland 20 jaar geleden. Het aan»
tal echtscheidingen is de laatste 25 jaar zes»
maal zoo groot geworden, het percentage
in vergelijking tot het aantal huwelijken
bijna vijfmaal zoo groot.
Zóó gaat het als Gods Woord voor den
mensch zijn bindend gezag verliest 1
Waar moet het heen
Snelle afloop der wateren 1
Thans in Londen alléén meer echtscheidingen
dan 20 jaar geleden in gehéél Engeland. In
25 jaar werd het aantal zesmaal zoo groot I
En als we weer eens 25 jaar verder zijn
Laat ons dankbaar zijn dat er in ons land
nog een Overheid is die de Christelijke hu»
welijkswetgeving handhaven wil.
Krijgt straks door ónze lakschheid en door
ónze verdeeldheid, Links een kans, dan is het
óók met. dezen Christelijken grondslag van
ons volksleven gedaan I
i.
In de komende weken zullen onze Pro»
vinciale Staten zich in de algemeene belang»
stelling mogen verheugen.
De Staten zullen opnieuw moeten worden
samengesteld en dat trekt- de aandacht. Overi»
gens laat de publieke meening de Prov. Staten
met rust en bepaalt zij zich meer tot Kamers
en gemeenteraden waar het politieke leven
uit den aard der zaak veel feller bruist.
Op de samenstelling der Staten heeft hun
functie als kiescollege voor de Eerste Kamer
een grooten invloed gehad.
Veel is hierover gesproken en geschreven.
In 1848 toen de Tweede Kamer niet meer
door de Prov. Staten gekozen werd, doch
rechtstreeks door het kiezersvolk en de Eerste
Kamer niet meer door den Koning zou be»
noemd worden, zat men er een beetje mee
verlegen, hoe men ons Hoogerhuis zou doen
verkiezen.
Heemskerk Azn. deelt in zijn «De praktijk
onzer Grondwetmede, dat een ambtenaar op
een der departementen den Minister op het
idee hielp om deze taak aan de Prov. Staten
op te dragen. Bij gebrek aan wat anders heeft
men dat toen maar gedaan. En dat is tot
heden zoo gebleven.
Voor de Prov. Staten beteekende dit geen
verbetering.
De functie die hun werd opgedragen was
toch eigenlijk vreemd aan hun werkkring.
De Grondwet omschreef de taak der Prov.
Staten aldus«Aan de Staten wordt de rege»
ling en het bestuur van de huishouding der
provincie overgelaten*. Ziedaar hun eigenlijke
werkkring.
Intusschen, om de Eerste Kamer geen dou»
blure te doen zijn van de Tweede droeg men
haar verkiezing aan de Prov. Staten op.
Het politiek karakter der Prov. Staten werd
door deze functie sterk verscherpt.
Mr. v. Leeuwen zegt er van«ieder die
zich op practisch standpunt stellende, let op
hetgeen in werkelijkheid geschiedt, weet, dat
bij de verkiezing van de leden der Prov. Staten
het provinciaal belang absoluut geen, of hoog»
stens een zeer secundaire, factor is bij de be»
oordeeling van de candidaten, maar dat ook
hier de politiek hoogtij viert, zeer ten nadeele
natuurlijk der provinciale belangen«.
Toegegeven moet worden dat de functie der
Eerste Kamerverkiezing de Prov. Staten een
sterker politiek karakter heeft gegeven, dan
wellicht anders het geval zou geweest zijn.
Toch schuilt er in hetgeen Mr. van Leeuwen
zegt ongetwijfeld overdrijving.
Let men op de leden der Prov. Staten dan
valt het terstond op, dat de differentiatie ge»
heel anders is dan b.v. bij de leden der Staten
Generaal.
Toch valt niet te ontkennen, dat speciaal
in de grootste Statenvergaderingen n.l. die
van Zuid» en Noord»Ho>land het aantal z.g.
«beroepspolitici* onevenredig groot is.
Het was Prof Visser van IJzendoorn die
eens geklaagd heeft over het verminderen van
deskundigheid in waterschapszaken in de
Staten.
En toch vormt juist dit een zeer belangrijk
deel van den arbeid der Prov. Staten, daar
zij belast zijn met het toezicht op de water»
scüappen, veenschappen, veenpolders enz.
Prof. Kranenburg formuleert 't eenigzins
anders dan Mr. van Leeuwen. Hij zegt«de
tweeslachtigheid in functie brengt tweeslachtig»
heid in de samenstelling van het orgaan mee.
Bij de Statenverkiezing denkt de gemiddelde
kiezer, althans in de steden, in de eerste plaats
aan de samenstelling van de Eerste Kamer,
h|j stemt op de candidaten van zijn partij,
bij wier aanwijzing speciale deskundigheid in
zaken van provinciaal bestuur geen groote
rol speelt Op het platteland echter springen
de belangen van waterkeering, van de wegen
en tegenwoordig ook deelectriciteitvoorziening
zoo vanzelf naar voren, dat zij, die in de
openbare zaak belang stellen, zich daarmede
wel hebben moeten bezighouden. Vandaar dat
onder de plattelandsafgevaardigden nog wel
deskundigheid voor de rechtsvormende taak
der provincie ten aanzien van wegen en water»
schappen pleegt voor te komen«.
Wij gelooven inderdaad dat het platteland
meer let op den eigenlijken werkkring der
Prov. Staten dan de steden.
Toch ziet Prof. Kranenbrug te veel het
partijelement over het hoofd, waardoor im»
mers het' onderscheid weer grootendeels wordt
genivelleerd.
Het ligt bij het tegenwoordige stelsel der
evenredige vertegenwoordiging toch in handen
der politieke partijen om de samenstelling der
Prov. Staten in overeenstemming te doen zijn
met hun eigenlijken werkkring.
Sedert de Wijziging van 1922 zegt de Grond»
wet «De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden.
Zij worden verkozen door de leden van de
Staten der Provinciën op den grondslag van
evenredige vertegenwoordiging
Dat is een ingewikkeld systeem.
De Provinciale Staten zijn in 1923 periodiek
afgetreden en die in. dit jaar gekozen Provin»
ciale Staten hebben toen de nieuwe Eerste
Kamer gekozen op de nieuwe wijze, zooals
die in de kieswet geregeld is ingevolge de
wet van 23 Juni 1923.
De Provinciën worden hiertoe verdeeld in
4 groepen. Tot»groep I behoorenNoord»
Brabant, Zeeland, Utrecht en Limburgtot
groep IIGelderland, Overijsel, Groningen
en Drenthe tot groep IIINoord Holland
en Friesland, en tot groep IVZuid«Holland.
Voor groepen I en II hebben ieder 13 leden
en voor groepen III en IV ieder 12 leden in
de Eerste Kamer zitting.
De nieuwe Eerste Kamerleden hebben zit»
ting voor zes jaar (voorheen voor negen jaar).
De helft treedt om drie jaar af. De eene helft
bestaat uit de leden, gekozen door de groepen
I en III en de andere helft uit de leden, ge»
kozen door de groepen II en IV. Bij het lot
is moeten bepaald geworden in de Eerste Ka»
mer, welke helft het eerst aftreedt. Aange»
wezen zijn toen de groepen II en IV. Deze
aftr. heeft nu den vorigen zomer plaats gehad.
De andere twee groepen (I en III) waaronder
dus ook Noord.Brabant krijgen de leden der
Eerste Kamer te verkiezen in 1929.
De verdeeling in 4 groepen is gebaseerd op
het zielental. Het aantal inwoners in de 4
groepen is ongeveer gelijk. Toch is de stem»
waarde in de verschillende provinciën door
de Statenleden uitgebracht nog verschillend.
Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat het
aantal Statenleden in de verschillende pro»
vinciën binnen een zelfde groep niet geheel
evenredig is met het aantal inwoners. Om
hierin nu correctie aan te brengen, is een
verschillende stemwaarde toegekend. Een stem
in Noord>Brabant b.v. heeft een waarde van
117, in Gelderland 120 enz.
Wij zullen onze lezers niet vermoeien met
een uitzetting van de techniek de verkiezing
in de Staten zelve. Maar hoe ons Hooger
Huis wel gekozen wordt moet ieder goed
vaderlander toch ongeveer weten, daarom ga»
ven we bovenstaande korte toelichting.
Maar nog eens, men gaf de functie der Eerste
Kamer verkiezing aan de Provinciale Staten
omdat men anders met de Eerste Kamer en
haar samenstelling geen uitweg wist. Tot de
eigenlijken werkkring van de Staten behoort
het niet.
De Eerste Kamer is in 1815 op aandrang
der Belgen, die een vertegenwoordiging van
hun adel en geestelijkheid wenschten, geko»
men. Wortelen in ons Volk doet ze niet.
Groen van Prinsterer vond de Eerste Kamer
ten onzent een «mislukte copie naar Engelsch
model* en Thorbecke achtte haar «zonder
grond en zondel doel*. Bij de herziening van
1922 zei Prof. Visser van IJzendoorn, dat «om
het heengaan der Eerste Kamer alleen haar
Kamerleden zouden treuren«!
Intusschen zonder verdiensten is ons Hoo»
ger Huis toch niet.
Het ligt echter buiten ons bestek hierover
verder te handelen.
Het is genoeg als wij er nu op wijzen dat
de verkiezing der Eerste Kamer aan de Prov.
Staten is opgedragen, omdat men geen anderen
uitweg wist. En dat het eigenlijk een functie
is welke buiten den werkkring der Prov. Sta»
ten valt, zoodat het geheel verkeerd is het
criterium der Statenverkiezing hier te zoeken.
Het is een bijzaakje, de hoofdzaak ligt elders.
Daarover een volgenden keer.
KANTONGERECHT SOMMELSDgKi
Zitting Vrijdag 14 Januari.
C. d. B„ 34 j., bakker te Middelharnis heeft
de arbeidswet overtreden, hij had geen ar»
beidskaart en geen arbeidslijst in de werk»
plaats, waar een «leerjongen« werkte.
Geëischt werd 2 geldboeten van f 5;— sub.
2X5 dagen hechtenis. Hij werd veroordeeld
tot 2 geldboeten van f 3,— sub. 2X3 dagen
hechtenis.
J B., 32 j., kolenhandelaar te Den Bommel
wordt ten laste gelegd het vervoeren per vracht»
auto van vleesch dat niet gekeurd was
Verdachte zegt geen vleesch, maar een dood
paard vervoerd te hebben, dat hij naar de
slachtplaats te Middelharnis moest brengen.
Getuide L. K., 29 jte Achthuizen heeft
meegeholpen om het paard op de auto te
laden. Hij werd betaald door J, Kamerling
en J. C de Wit.
De ambtenaar van het O.M. vroeg of ge»
tuige het niet vreemd vond dat dit vervoer
's nachts moest plaats hebben.
Get. antwoordt dat hij om 9 uur in den
avond besteld was, maar de vrachtauto kwam
pas om half 10.
Als pleiter treedt in deze zaak voor ver»
dachte op Mr. W. J. C. A Nijgh te Helle»
voetsluis, die getuige vraagt wie bij dit zaakje
de lakens heeft uitgedeeld
Get. antwoordt dat J. Kamerling de last»
gever was.
Gehoord wordt get. B. C. G. 25 jaar, land»
bouwknecht te Ooltgensplaat, die eveneens
verklaard bij het opladen geholpen te hebben.
40 cent per regel.
Op de vraag van het O.M. welke richting
de auto heenging, antwoordt get.de richting
van de Zuidzijde.
Advocaat Nijgh vraagt aan getuige wie het
commando voerde, waarop get. antwoordt dit
niet te weten. Hij kreeg zijn belooning van
J. Kamerling.
Getuige J. K., 44 j., koopman te Stad aan
't Haringvliet vertelt desgevraagd, dat het
zaakje op zijn last heeft plaats gehad. Zelf
heeft hij er niet aan geholpen, omdat hij een
zeeren arm had, die zoo «zwart zag als de
kachel« zoodat hij vreesde dat het bloedver»
giftiging was.
De ambt. van het O.M. vraagt get.waar
ging je heen met het paard
Get. zegt dat het erg donker was, de wegen
kent hij daar allen niet precies. De rekening
was naar de slachtplaats te Middelharn-s te
gaan.
Het O.M. zegt niet gevraagd te hebben wat
de rekening was, maar waar get. inderdaad
heengegaan is en wijst get. er op dat hij onder
eede staat.
Get. zegt dat hij een zeeren arm had, die
erg ging opzetten, zoodat hij geen aandacht
aan den weg schonk.
Het O M. antwoordt je moet er niet om
heendraaien. Waar ben je terecht gekomen
met het paard
Getuigebij mij thuis.
Het O. M.juist nu weten we genoeg.
De opgeroepen get. J. C. d. W. is niet ver»
schenen. Er wordt vanaf gezien dezen get. nog
te hooren.
Het O. M. meent in zijn requisitoir heel
kort te kunnen zijn. Het vervoer van het
vleesch (een dood paard wordt volgens de
vleeschkeuringswet ook tot vleesch gerekend)
heeft plaats gehad onder de bescherming van
de duisternis. De bestemming was blijkbaar
het huis van Kamerling, waar het niets te
maken had. Spr. is zeer nieuwsgierig de ar»
gumenten van advocaat Nijgh te ver
nemen, die er ongetwijfeld toe bijdragen
zullen de veroordeeling van verdachte gemak»
keiijker te maken.
Verdachte zegt ter goeder trouw gehandeld
te hebben. Hij vervoerde dien dag konijnen
voor Kamerling en deze vroeg hem nog een
paard te halen bij de Wit. Op de kaai te
Stad aan 't Haringvliet had verdachte nog
tegen den veldwachter op diens vraag gezegd
wat hij nog moest gaan doen, wat hij toch
niet gedaan zou hebben indien hij meende
dat hij in strijd met d: wét handelde.
Advocaat Nijgh dankt het O. M. dat het
ter wille is geweest om deze zaak hier voor
te brengen. Het is niet pleiters taak om, zoo»
als het O. M. meende hier argumenten aan
de hand te doen om verd.'s veroordeeling te
vergemakkelijken. Integendeel. Pleiter meent
dat verdachte onschuldig is. Kamerling was
hier de man die de lakens uitdeelde, op zijn
verantwoording heeft het zaakje plaats gehad.
Pleiter wijst in dit verband op een arrest van
den Hoogen Raad inzake een overtreding
van de vleeschkeuringswet van Mei 1924, waar»
bij dat hoogste Rechtscollege een beperkte
aansprakelijkheid aanvaardde en wel beperkt
tot het begriphet onder zich hebben van
vleesch.
Als 2e argument voor verdachte's onschuld
voert pleiter aan, de tekst van art. 35 der
vleeschkeuringswet, welk artikel spreekt over
vleesch, dat aan keuring is onderworpen Deze
eisch is echter niet gesteld in de dagvaarding,
waarom pleiter verzoekt verd. van rechtsver»
volging te ontslaan.
Het O. M. zegt over deze zaak niet de ge»
heele jurisprudentie van den Hoogen Raad
te zijn nagegaan. Een feit is dat de chaffeur
de auto stuurt, die is dus aansprakelijk voor
het vervoer. Wat het 2e argument betreft, de
vleeschkeuringswet eischt dat het vleesch van
gestorven vee moet gekeurd worden
Daaronder valt vanzelf ook een gestorven
paard.
Verdachte meent, dat toch toegelaten is
niet»gekeurd vleesch te verboeren. Hoe moet
anders vleesch, dat pas op de slachtplaats ge»
keurd wordt, daarheen vervoerd worden. Wan»
neer geëischt werd, dat alle vleesch vóór het
vervoerd gekeurd moest worden, zouden de
veeartsen op de boerensteëen moeten keuren.
Maar waarom zijn dan nog de slachtplaatsen
noodig
Verdachte wordt schriftelijk vonnis gewezen.
K44 jaar, koopman te Stad aan 't Ha»
ringvliet, staat terecht voor dezelfde zaak.
Verdachte zegt met het doode paard naar
Middelharnis te willen gaan, om het naar de
slachtplaats te brengen. Zijn arm zette echter
zoo geweldig op, dat hij last gaf naar huis
te rijden.
Gehoord worden enkele getuigen, die bij
het opladen geholpen hebben.
Het O. M. zegt, dat deze zaak parallel loopï
met de vorige. Het is gevaarlijk vleesch dat
niet gekeurd is te vervoeren, dat zou zeer
ernstige gevolgen kunnen hebben, wanneer
het ter consumptie onder de bevolking werd
gebracht. Deze keer wil spr. echter nog een
geringe geldboete eischen, in de hoop, dat het
niet weer plaats zal hebben. Geeischt wordt
f 20,— boete subs. 20 dagen hechtenis.
Verdachte wordt schriftelijk vonnis gewezen.
J. K. (dezelfde als in de vorige zaak) wiens
zaak reeds een vorige maal was voor geweest,
wordt ten laste gelegd het verkeerd uithalen
met paard en wagen, waardoor een botsing
met een auto plaats had.
Gehoord wordt get. J. v. H., rijksveldwachter
te N. Tonge, die een teekening van de situatie
overlegt.
Het O. M. komt tot de overtuiging, dat
verdachte inderdaad zijn draai verkeerd ge»
nomen heeft Geeischt wordt f 3,— subs. 3
dagen hechtenis. Veroordeeling idem.
W. O-, wiens zaak bij verstek behandeld
wordt, wordt ten laste gelegd geen gevolg te
hebben gegeven aan den oproep te verschijnen
als lid van het brandpiket bij het probeeren
van de spuit.
Gehoord wordt get. W. d. R., 55 j., haven»
meester, die verklaart dat verdachte niet op
tijd verschenen is en toen hij eindelijk kwam
was hij niet in het bezit van het «teeken zijner
waardigheid«, de brandstok, welke stok volgens
get. nog dateert uit den tijd van M. Adrz. de
Ruyter, doch in Oude Tonge altijd nog in
eere is.
Geeischt wordt f 2,— subs. 2 dagen hechtenis
Veroordeeling f 3,— subs. 3 dagen hechtenis.
J. v. d. B. 30 j. winkelier te Sommelsdijk
verkocht boter uit een teil waarop niet het
woord margarine duidelijk was aangebracht,
terwijl volgens het wetenschappelijk onderzoek
deze boter bestanddeelen bevatten welke niet
van melk afkomstig was (margarine).
Geeischt wordt f 5.— sub. 5 dagen hechtenis
Veroordeeling idem.
C. T. 36 jaar en K. T. 45 j beiden land»
bouwers te Ouddorp wordt ten laste gelegd
het vervoeren van een koe, een jaarling uit
de Oostduinen, van een terrein waarop zich
verdacht vee bevond, hetwelk kon blijken uit
een aangebracht bordmond» en klauwzeer.
Get. P. v. W. 12 j. koewachter, had het feit
zien gebeuren en verdachte had hem nog ge»
zegdjij- zal me wel niet verraden 1
Verdachte had dit gedaan omdat zijn beest
altijd weg liep.
Het O. M. meent dat verd. zijn k -e dan
had moeten vastzetten, de wet laat het ver»
voer nu eenmaal niet toe. De gevolgen kun»
nen heel ernstig zijn.
Geeischt wordt tegen beide verd, elk een
boete van f 25,— sub. 25 dagen hechtenis
Een der verd. merkt op dat hij toCh on»
schuldig is. Zijn broer had geheel op eigen
gezag gehandeld, hij had er part noch deel
aan.
De kantonrechter meende echter dat hier
gemeenschappelijk gehandeld was en veroor»
deeld beide verd. elk tot een geldboete van
f 10.— sub. 10 dagen hechtenis.
L. C. 42 jaar landbouwer te Dirksland heeft
niet één spoor hetwelk midden over den weg
ligt bereden. Geeischt wordt f 3, sub. 3 dagen
hectenis. Veroordeeling idem.
Th. J. S. 43 jaar landbouwer te Den Bom»
mei, reed op den Tilschendijk met zijn auto
achteruit, zonder de vereischte teekens gegeven
te hebben, wat tengevolge had dat een wiel»
rijder werd aangereden.
Geeischt wordt f 25 sub. 25 dagen hechte»
nis