Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. Als Ui» hinderen hoesten Abdijsiroop IN HOC SIGNO YINCES No. 3295 WOENSDAG 19 JANUARI 1927 41ste JAARGANG Rechtzaken. Reclame-Mededeeiingen. W. BOEKHOVEN ZONEN &lle stukken voos* de Redactie bestemd, Adverteatlën en verdere Ad minis tr a ti e, franco toe te zenden aan de Uitgevers De Provinciale Staten. bederf dan hun teere slijm vliezen niet met scherpe of verdoovende middelen, maar geef ze de beproefde Akker's Deze Courant verschijnt eiken WOENSDAG en ZATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIJKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTiÉN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. Kentering. Werkelijk er komt kentering. En daarin verheugen wij ons hartelijk. Wij bedoelen in de «ligging* van de men» schen van de Gere/, gemeenten, de menschen waarbij Ds. Kersten zijn kracht zoekt. De vorige week heeft deze gemeente te Rotterdam haar Theologische school geopend, waar de predikanten dezer Kerk hun weten» schappelijke opleiding zullen krijgen 't Is nog niet zooveel jaren geleden, dat men in die kringen er anders over dacht. »Geleerde« dominé's hadden hun vertrouwen niet. Een geliefde uitdrukking was we hebben meer aan vvan-God'geleerde-predikantendan «Godgeleerde* dominé's, aldus een valsche te» genstelling scheppend, 't Waren «fabrieks» jj t! dominé's*, het echte vond men bij die leeraars die door God zelf geroepen waren 1 Hierin is nu kentering gekomen. De weten» schappelijke opleiding wordt niet meer ver» smaad 1 |S Trouwens die kentering is reeds gebleken Poij het Lager onderwijs. Nog in het begin dezer eeuw waren er heel wat menschen van deze »ligging« die niets van de School met den Bijbel hebben moesten. Immers was dat menschenwerk, dat niet baatte voor de eeuwigheid, en opleidde tot valsche vroomheid. Wanneer God niet in het harte ingreep, wat gaf dan alle Christelijk onderwijs En menigeen stuurde zijn kinderen naar de openbare school, die wil goddeloos was, zeker I maar dat moest aanvaard worden. Het was de straffende hand des Heeren, waaronder men zich te bukken had. En immers, die Hij uitverkoren had zou Hij toch wel grijpen 1 Daar was een zekere onverschilligheid bij deze richting voor den weg der middelen. Maar ook ten opzichte van de Christelijke school heeft men in die kringen vrij algemeen zijn standpunt veranderd. Vele Scholen met den Bijbel hebben zij in 5e laatste jaren opgericht en veelal zendt men thans zijn kinderen naar de Christe» lijke school. Evenzoo is het nu gegaan met de opleiding der predikanten. Over deze kentering mogen wij ons ver» heugen. Wetenschappelijk onderzoek zal óók hier verhelderend werken I V O verheid» «zonde. Hoewel gelukkig niet zoo erg meer als vroeger, heerscht in onzen Oost nog altijd de zonde van het concubinaat. Vooral ons legerstelstel is door deze zonde aangetast. Onze lezers zullen kennis genomen hebben van de schriftelijke vragen door het Tweede Kamerlid mr. dr. Deckers (R.K.) aan den minis» ter van Koloniën hierover gesteld. Ongetwijfeld vindt deze poging om langs parlementairen 'weg aan deze, door de Over» heid getolereerde zonde, een einde temaken, onze warme instemming. De R. K. Maasbode schreef er het volgende over, wat evenzeer onze onverdeelde sympathie moet hebben. Dat men in onze Oost van Overheidswege altijd door maar dezen ergelijken misstand blijft sanctioneeren, is inderdaad in hooge mate onverantwoordelijkdoch helaas niet de eenige tekortkoming, welke men op dit gebied den Inlandschen autoriteiten zou kunnen aanwrijven. Terwijl deze aan den éénen kant al te indulgent blijken op het stuk van de sexu» eele moraal, schrikken zij er anderzijds niet voor terug door de meest draconische be» palingen het gezonde huwelijksleven tegen te werken. Wat anders toch is het stellen aan sollici» tanten voor hooger politiepersoneel van voorwaarden als deze: dat zij ongehuwd moeten zijn ofniet meer dan één kind mogen hebben Ook hier te lande kennen wij bij een enkel dienstvak het immoreele instituut van het huwelijksverbod doch een rechtstreek» sche propaganda van Overheidswege voor het afschuwelijk Neo»Malthusianisme bleef - ons tot nu toe bespaard. K Het lijkt ons des te meer noodzakelijk, dat ook aan deze laakbare praktijk der In» dische administratie langs parlementairen weg een einde worde gesteld. Y Ontkerstening. Een simpel berichtje De eerste drie maanden van dit jaar krij» gen de Londensche rechtbanken 600 echt» scheidingsprocedures te behandelen, dat is meer dan het totaal aantal echtscheidingen in heel Engeland 20 jaar geleden. Het aan» tal echtscheidingen is de laatste 25 jaar zes» maal zoo groot geworden, het percentage in vergelijking tot het aantal huwelijken bijna vijfmaal zoo groot. Zóó gaat het als Gods Woord voor den mensch zijn bindend gezag verliest 1 Waar moet het heen Snelle afloop der wateren 1 Thans in Londen alléén meer echtscheidingen dan 20 jaar geleden in gehéél Engeland. In 25 jaar werd het aantal zesmaal zoo groot I En als we weer eens 25 jaar verder zijn Laat ons dankbaar zijn dat er in ons land nog een Overheid is die de Christelijke hu» welijkswetgeving handhaven wil. Krijgt straks door ónze lakschheid en door ónze verdeeldheid, Links een kans, dan is het óók met. dezen Christelijken grondslag van ons volksleven gedaan I i. In de komende weken zullen onze Pro» vinciale Staten zich in de algemeene belang» stelling mogen verheugen. De Staten zullen opnieuw moeten worden samengesteld en dat trekt- de aandacht. Overi» gens laat de publieke meening de Prov. Staten met rust en bepaalt zij zich meer tot Kamers en gemeenteraden waar het politieke leven uit den aard der zaak veel feller bruist. Op de samenstelling der Staten heeft hun functie als kiescollege voor de Eerste Kamer een grooten invloed gehad. Veel is hierover gesproken en geschreven. In 1848 toen de Tweede Kamer niet meer door de Prov. Staten gekozen werd, doch rechtstreeks door het kiezersvolk en de Eerste Kamer niet meer door den Koning zou be» noemd worden, zat men er een beetje mee verlegen, hoe men ons Hoogerhuis zou doen verkiezen. Heemskerk Azn. deelt in zijn «De praktijk onzer Grondwetmede, dat een ambtenaar op een der departementen den Minister op het idee hielp om deze taak aan de Prov. Staten op te dragen. Bij gebrek aan wat anders heeft men dat toen maar gedaan. En dat is tot heden zoo gebleven. Voor de Prov. Staten beteekende dit geen verbetering. De functie die hun werd opgedragen was toch eigenlijk vreemd aan hun werkkring. De Grondwet omschreef de taak der Prov. Staten aldus«Aan de Staten wordt de rege» ling en het bestuur van de huishouding der provincie overgelaten*. Ziedaar hun eigenlijke werkkring. Intusschen, om de Eerste Kamer geen dou» blure te doen zijn van de Tweede droeg men haar verkiezing aan de Prov. Staten op. Het politiek karakter der Prov. Staten werd door deze functie sterk verscherpt. Mr. v. Leeuwen zegt er van«ieder die zich op practisch standpunt stellende, let op hetgeen in werkelijkheid geschiedt, weet, dat bij de verkiezing van de leden der Prov. Staten het provinciaal belang absoluut geen, of hoog» stens een zeer secundaire, factor is bij de be» oordeeling van de candidaten, maar dat ook hier de politiek hoogtij viert, zeer ten nadeele natuurlijk der provinciale belangen«. Toegegeven moet worden dat de functie der Eerste Kamerverkiezing de Prov. Staten een sterker politiek karakter heeft gegeven, dan wellicht anders het geval zou geweest zijn. Toch schuilt er in hetgeen Mr. van Leeuwen zegt ongetwijfeld overdrijving. Let men op de leden der Prov. Staten dan valt het terstond op, dat de differentiatie ge» heel anders is dan b.v. bij de leden der Staten Generaal. Toch valt niet te ontkennen, dat speciaal in de grootste Statenvergaderingen n.l. die van Zuid» en Noord»Ho>land het aantal z.g. «beroepspolitici* onevenredig groot is. Het was Prof Visser van IJzendoorn die eens geklaagd heeft over het verminderen van deskundigheid in waterschapszaken in de Staten. En toch vormt juist dit een zeer belangrijk deel van den arbeid der Prov. Staten, daar zij belast zijn met het toezicht op de water» scüappen, veenschappen, veenpolders enz. Prof. Kranenburg formuleert 't eenigzins anders dan Mr. van Leeuwen. Hij zegt«de tweeslachtigheid in functie brengt tweeslachtig» heid in de samenstelling van het orgaan mee. Bij de Statenverkiezing denkt de gemiddelde kiezer, althans in de steden, in de eerste plaats aan de samenstelling van de Eerste Kamer, h|j stemt op de candidaten van zijn partij, bij wier aanwijzing speciale deskundigheid in zaken van provinciaal bestuur geen groote rol speelt Op het platteland echter springen de belangen van waterkeering, van de wegen en tegenwoordig ook deelectriciteitvoorziening zoo vanzelf naar voren, dat zij, die in de openbare zaak belang stellen, zich daarmede wel hebben moeten bezighouden. Vandaar dat onder de plattelandsafgevaardigden nog wel deskundigheid voor de rechtsvormende taak der provincie ten aanzien van wegen en water» schappen pleegt voor te komen«. Wij gelooven inderdaad dat het platteland meer let op den eigenlijken werkkring der Prov. Staten dan de steden. Toch ziet Prof. Kranenbrug te veel het partijelement over het hoofd, waardoor im» mers het' onderscheid weer grootendeels wordt genivelleerd. Het ligt bij het tegenwoordige stelsel der evenredige vertegenwoordiging toch in handen der politieke partijen om de samenstelling der Prov. Staten in overeenstemming te doen zijn met hun eigenlijken werkkring. Sedert de Wijziging van 1922 zegt de Grond» wet «De Eerste Kamer bestaat uit vijftig leden. Zij worden verkozen door de leden van de Staten der Provinciën op den grondslag van evenredige vertegenwoordiging Dat is een ingewikkeld systeem. De Provinciale Staten zijn in 1923 periodiek afgetreden en die in. dit jaar gekozen Provin» ciale Staten hebben toen de nieuwe Eerste Kamer gekozen op de nieuwe wijze, zooals die in de kieswet geregeld is ingevolge de wet van 23 Juni 1923. De Provinciën worden hiertoe verdeeld in 4 groepen. Tot»groep I behoorenNoord» Brabant, Zeeland, Utrecht en Limburgtot groep IIGelderland, Overijsel, Groningen en Drenthe tot groep IIINoord Holland en Friesland, en tot groep IVZuid«Holland. Voor groepen I en II hebben ieder 13 leden en voor groepen III en IV ieder 12 leden in de Eerste Kamer zitting. De nieuwe Eerste Kamerleden hebben zit» ting voor zes jaar (voorheen voor negen jaar). De helft treedt om drie jaar af. De eene helft bestaat uit de leden, gekozen door de groepen I en III en de andere helft uit de leden, ge» kozen door de groepen II en IV. Bij het lot is moeten bepaald geworden in de Eerste Ka» mer, welke helft het eerst aftreedt. Aange» wezen zijn toen de groepen II en IV. Deze aftr. heeft nu den vorigen zomer plaats gehad. De andere twee groepen (I en III) waaronder dus ook Noord.Brabant krijgen de leden der Eerste Kamer te verkiezen in 1929. De verdeeling in 4 groepen is gebaseerd op het zielental. Het aantal inwoners in de 4 groepen is ongeveer gelijk. Toch is de stem» waarde in de verschillende provinciën door de Statenleden uitgebracht nog verschillend. Dit vindt zijn oorzaak in het feit, dat het aantal Statenleden in de verschillende pro» vinciën binnen een zelfde groep niet geheel evenredig is met het aantal inwoners. Om hierin nu correctie aan te brengen, is een verschillende stemwaarde toegekend. Een stem in Noord>Brabant b.v. heeft een waarde van 117, in Gelderland 120 enz. Wij zullen onze lezers niet vermoeien met een uitzetting van de techniek de verkiezing in de Staten zelve. Maar hoe ons Hooger Huis wel gekozen wordt moet ieder goed vaderlander toch ongeveer weten, daarom ga» ven we bovenstaande korte toelichting. Maar nog eens, men gaf de functie der Eerste Kamer verkiezing aan de Provinciale Staten omdat men anders met de Eerste Kamer en haar samenstelling geen uitweg wist. Tot de eigenlijken werkkring van de Staten behoort het niet. De Eerste Kamer is in 1815 op aandrang der Belgen, die een vertegenwoordiging van hun adel en geestelijkheid wenschten, geko» men. Wortelen in ons Volk doet ze niet. Groen van Prinsterer vond de Eerste Kamer ten onzent een «mislukte copie naar Engelsch model* en Thorbecke achtte haar «zonder grond en zondel doel*. Bij de herziening van 1922 zei Prof. Visser van IJzendoorn, dat «om het heengaan der Eerste Kamer alleen haar Kamerleden zouden treuren«! Intusschen zonder verdiensten is ons Hoo» ger Huis toch niet. Het ligt echter buiten ons bestek hierover verder te handelen. Het is genoeg als wij er nu op wijzen dat de verkiezing der Eerste Kamer aan de Prov. Staten is opgedragen, omdat men geen anderen uitweg wist. En dat het eigenlijk een functie is welke buiten den werkkring der Prov. Sta» ten valt, zoodat het geheel verkeerd is het criterium der Statenverkiezing hier te zoeken. Het is een bijzaakje, de hoofdzaak ligt elders. Daarover een volgenden keer. KANTONGERECHT SOMMELSDgKi Zitting Vrijdag 14 Januari. C. d. B„ 34 j., bakker te Middelharnis heeft de arbeidswet overtreden, hij had geen ar» beidskaart en geen arbeidslijst in de werk» plaats, waar een «leerjongen« werkte. Geëischt werd 2 geldboeten van f 5;— sub. 2X5 dagen hechtenis. Hij werd veroordeeld tot 2 geldboeten van f 3,— sub. 2X3 dagen hechtenis. J B., 32 j., kolenhandelaar te Den Bommel wordt ten laste gelegd het vervoeren per vracht» auto van vleesch dat niet gekeurd was Verdachte zegt geen vleesch, maar een dood paard vervoerd te hebben, dat hij naar de slachtplaats te Middelharnis moest brengen. Getuide L. K., 29 jte Achthuizen heeft meegeholpen om het paard op de auto te laden. Hij werd betaald door J, Kamerling en J. C de Wit. De ambtenaar van het O.M. vroeg of ge» tuige het niet vreemd vond dat dit vervoer 's nachts moest plaats hebben. Get. antwoordt dat hij om 9 uur in den avond besteld was, maar de vrachtauto kwam pas om half 10. Als pleiter treedt in deze zaak voor ver» dachte op Mr. W. J. C. A Nijgh te Helle» voetsluis, die getuige vraagt wie bij dit zaakje de lakens heeft uitgedeeld Get. antwoordt dat J. Kamerling de last» gever was. Gehoord wordt get. B. C. G. 25 jaar, land» bouwknecht te Ooltgensplaat, die eveneens verklaard bij het opladen geholpen te hebben. 40 cent per regel. Op de vraag van het O.M. welke richting de auto heenging, antwoordt get.de richting van de Zuidzijde. Advocaat Nijgh vraagt aan getuige wie het commando voerde, waarop get. antwoordt dit niet te weten. Hij kreeg zijn belooning van J. Kamerling. Getuige J. K., 44 j., koopman te Stad aan 't Haringvliet vertelt desgevraagd, dat het zaakje op zijn last heeft plaats gehad. Zelf heeft hij er niet aan geholpen, omdat hij een zeeren arm had, die zoo «zwart zag als de kachel« zoodat hij vreesde dat het bloedver» giftiging was. De ambt. van het O.M. vraagt get.waar ging je heen met het paard Get. zegt dat het erg donker was, de wegen kent hij daar allen niet precies. De rekening was naar de slachtplaats te Middelharn-s te gaan. Het O.M. zegt niet gevraagd te hebben wat de rekening was, maar waar get. inderdaad heengegaan is en wijst get. er op dat hij onder eede staat. Get. zegt dat hij een zeeren arm had, die erg ging opzetten, zoodat hij geen aandacht aan den weg schonk. Het O M. antwoordt je moet er niet om heendraaien. Waar ben je terecht gekomen met het paard Getuigebij mij thuis. Het O. M.juist nu weten we genoeg. De opgeroepen get. J. C. d. W. is niet ver» schenen. Er wordt vanaf gezien dezen get. nog te hooren. Het O. M. meent in zijn requisitoir heel kort te kunnen zijn. Het vervoer van het vleesch (een dood paard wordt volgens de vleeschkeuringswet ook tot vleesch gerekend) heeft plaats gehad onder de bescherming van de duisternis. De bestemming was blijkbaar het huis van Kamerling, waar het niets te maken had. Spr. is zeer nieuwsgierig de ar» gumenten van advocaat Nijgh te ver nemen, die er ongetwijfeld toe bijdragen zullen de veroordeeling van verdachte gemak» keiijker te maken. Verdachte zegt ter goeder trouw gehandeld te hebben. Hij vervoerde dien dag konijnen voor Kamerling en deze vroeg hem nog een paard te halen bij de Wit. Op de kaai te Stad aan 't Haringvliet had verdachte nog tegen den veldwachter op diens vraag gezegd wat hij nog moest gaan doen, wat hij toch niet gedaan zou hebben indien hij meende dat hij in strijd met d: wét handelde. Advocaat Nijgh dankt het O. M. dat het ter wille is geweest om deze zaak hier voor te brengen. Het is niet pleiters taak om, zoo» als het O. M. meende hier argumenten aan de hand te doen om verd.'s veroordeeling te vergemakkelijken. Integendeel. Pleiter meent dat verdachte onschuldig is. Kamerling was hier de man die de lakens uitdeelde, op zijn verantwoording heeft het zaakje plaats gehad. Pleiter wijst in dit verband op een arrest van den Hoogen Raad inzake een overtreding van de vleeschkeuringswet van Mei 1924, waar» bij dat hoogste Rechtscollege een beperkte aansprakelijkheid aanvaardde en wel beperkt tot het begriphet onder zich hebben van vleesch. Als 2e argument voor verdachte's onschuld voert pleiter aan, de tekst van art. 35 der vleeschkeuringswet, welk artikel spreekt over vleesch, dat aan keuring is onderworpen Deze eisch is echter niet gesteld in de dagvaarding, waarom pleiter verzoekt verd. van rechtsver» volging te ontslaan. Het O. M. zegt over deze zaak niet de ge» heele jurisprudentie van den Hoogen Raad te zijn nagegaan. Een feit is dat de chaffeur de auto stuurt, die is dus aansprakelijk voor het vervoer. Wat het 2e argument betreft, de vleeschkeuringswet eischt dat het vleesch van gestorven vee moet gekeurd worden Daaronder valt vanzelf ook een gestorven paard. Verdachte meent, dat toch toegelaten is niet»gekeurd vleesch te verboeren. Hoe moet anders vleesch, dat pas op de slachtplaats ge» keurd wordt, daarheen vervoerd worden. Wan» neer geëischt werd, dat alle vleesch vóór het vervoerd gekeurd moest worden, zouden de veeartsen op de boerensteëen moeten keuren. Maar waarom zijn dan nog de slachtplaatsen noodig Verdachte wordt schriftelijk vonnis gewezen. K44 jaar, koopman te Stad aan 't Ha» ringvliet, staat terecht voor dezelfde zaak. Verdachte zegt met het doode paard naar Middelharnis te willen gaan, om het naar de slachtplaats te brengen. Zijn arm zette echter zoo geweldig op, dat hij last gaf naar huis te rijden. Gehoord worden enkele getuigen, die bij het opladen geholpen hebben. Het O. M. zegt, dat deze zaak parallel loopï met de vorige. Het is gevaarlijk vleesch dat niet gekeurd is te vervoeren, dat zou zeer ernstige gevolgen kunnen hebben, wanneer het ter consumptie onder de bevolking werd gebracht. Deze keer wil spr. echter nog een geringe geldboete eischen, in de hoop, dat het niet weer plaats zal hebben. Geeischt wordt f 20,— boete subs. 20 dagen hechtenis. Verdachte wordt schriftelijk vonnis gewezen. J. K. (dezelfde als in de vorige zaak) wiens zaak reeds een vorige maal was voor geweest, wordt ten laste gelegd het verkeerd uithalen met paard en wagen, waardoor een botsing met een auto plaats had. Gehoord wordt get. J. v. H., rijksveldwachter te N. Tonge, die een teekening van de situatie overlegt. Het O. M. komt tot de overtuiging, dat verdachte inderdaad zijn draai verkeerd ge» nomen heeft Geeischt wordt f 3,— subs. 3 dagen hechtenis. Veroordeeling idem. W. O-, wiens zaak bij verstek behandeld wordt, wordt ten laste gelegd geen gevolg te hebben gegeven aan den oproep te verschijnen als lid van het brandpiket bij het probeeren van de spuit. Gehoord wordt get. W. d. R., 55 j., haven» meester, die verklaart dat verdachte niet op tijd verschenen is en toen hij eindelijk kwam was hij niet in het bezit van het «teeken zijner waardigheid«, de brandstok, welke stok volgens get. nog dateert uit den tijd van M. Adrz. de Ruyter, doch in Oude Tonge altijd nog in eere is. Geeischt wordt f 2,— subs. 2 dagen hechtenis Veroordeeling f 3,— subs. 3 dagen hechtenis. J. v. d. B. 30 j. winkelier te Sommelsdijk verkocht boter uit een teil waarop niet het woord margarine duidelijk was aangebracht, terwijl volgens het wetenschappelijk onderzoek deze boter bestanddeelen bevatten welke niet van melk afkomstig was (margarine). Geeischt wordt f 5.— sub. 5 dagen hechtenis Veroordeeling idem. C. T. 36 jaar en K. T. 45 j beiden land» bouwers te Ouddorp wordt ten laste gelegd het vervoeren van een koe, een jaarling uit de Oostduinen, van een terrein waarop zich verdacht vee bevond, hetwelk kon blijken uit een aangebracht bordmond» en klauwzeer. Get. P. v. W. 12 j. koewachter, had het feit zien gebeuren en verdachte had hem nog ge» zegdjij- zal me wel niet verraden 1 Verdachte had dit gedaan omdat zijn beest altijd weg liep. Het O. M. meent dat verd. zijn k -e dan had moeten vastzetten, de wet laat het ver» voer nu eenmaal niet toe. De gevolgen kun» nen heel ernstig zijn. Geeischt wordt tegen beide verd, elk een boete van f 25,— sub. 25 dagen hechtenis Een der verd. merkt op dat hij toCh on» schuldig is. Zijn broer had geheel op eigen gezag gehandeld, hij had er part noch deel aan. De kantonrechter meende echter dat hier gemeenschappelijk gehandeld was en veroor» deeld beide verd. elk tot een geldboete van f 10.— sub. 10 dagen hechtenis. L. C. 42 jaar landbouwer te Dirksland heeft niet één spoor hetwelk midden over den weg ligt bereden. Geeischt wordt f 3, sub. 3 dagen hectenis. Veroordeeling idem. Th. J. S. 43 jaar landbouwer te Den Bom» mei, reed op den Tilschendijk met zijn auto achteruit, zonder de vereischte teekens gegeven te hebben, wat tengevolge had dat een wiel» rijder werd aangereden. Geeischt wordt f 25 sub. 25 dagen hechte» nis

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1