Antirevolutionair Orgaan voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden. £ax«. BIGGELAARS KOFFIE mt èeii Jgnèng RKEsS )IOI IN HOC SIGNO YINCES MIJMHAgDT's ZATERDAG 15 JANUARH927 41ste JAARGANG erdam|^' e» LQG6ZEEP ET EERSTE BLAD. Op den Uitkijk. No. 3294 end lage jj het oude f Magazijn B "RAAT 73 I met meer f modellen f nzii. - ene (6.' v ARTSE :rdam EENBANK lORF.« alle vervoer van ucten enz. is IENDIJK 186 - SOmmELSDIJH W. BOEKHOVEN Sn ZONEN Alle stukken voor de Redactie besteand, Advertentiën en verdere Administratie, franco toe le zeadea aan de Uitgevers Principieel getuigen alléén is niet voldoende. Wij hebben gewezen op de onbillijke kritiek welke door de S. G. P. op de A.-R. partij wordt uitgebracht, en wezen daarbij op de noodzakelijkheid, dat men bij samenwerking met andere par tijen vóóraf tot overeenstemming komt. Dat er zoovele wenschen der A.-R. partij tot nu toe onvervuld bleven, vindt zijn oorzaak niet in het feit, dat onze partij „haar beginselen overboordwierp" zooals De Banier ?egt, maar omdat én C.-H. èn R.-K. véefal onze wenschen niet deelden. Dan had de A.-R. partij maar nooit moeten samenwerken, doch zich af zonderlijk houden, zegt de S. G. P. .Op de vraag of onze principieele wenschen dan wèl vervuld zouden zijn, moet het antwoord natuurlijk ontken nend luiden. En dan komt de vraagis een staat kundige partij van alles af wanneer zij maar principieel getuigt in de vergade ringen der Staten-Generaal Wij gelooven het niet. Zeer terecht zegt het program van actie door onze partij bij de stembus van 1922 opgesteld: „Bij de beoordee ling van de verhouding tot een samen werking met andere partijen, behoort te worden vooropgesteld, dat geen enkele ernstige staatkundige partij in beginsel zich onttrekken mag aan mede verantwoordelijkheid bij de vorming van een Kabinet, indien de omstandig heden er toe leiden, dat zij bij zoo danige vorming wordt betrokken". Wij gelooven dat hiertegen niets in gebracht kan worden. Er moet geregeerd worden. En ons parlementaire stelsel eischt nu eenmaal, dat bij een samenstelling van een Kabinet rekening wordt ge houden met de samenstelling van de Staten-Generaal. Dit feit legt een ver antwoordelijkheid op de leden der beide Kamers. Zoolang de A.-R. partij bestaat, heeft zij dit altijd duidelijk voor oogen gehad en als het landsbelang het vorderde is zij er niet voor teruggedeinsd het partij belang niet primair maar secundair te stellen. Waar zij zich geroepen achtte heeft de A.-R. partij nimmer geaarzeld naast het principieel getuigen de daad te stellen. Wil dit nu zeggen, dat de A.-R. partij om tot samenwerking te komen haar beginselen overboord gegooid heeft? Volstrekt niet. Het zelfde program van actie boven genoemd, stelt vast dat geen partij licht vaardig tot samenwerking met anderen mag overgaan, omdat bij zoodanige samenwerking niet alleen een deel van eigen actueele verlangens moet worden prijsgegeven, doch vooral omdat de actie voor de eigen beginselen er in den regel schade door lijdt. Daarom eischt het program waarborgen door een samengaan op een behoorlijk door dacht werkprogram. En de praktijk is hiermede niet in strijd geweest. Doch voor een billijke beoordeeling is het noodzakelijk dat men rekening houdt met de ontwikkeling der gebeur tenissen in de laatste jaren. Een Coalitie-Kabinet hebben we ei genlijk slechts gehad in 1901 het Min. Kuyper en in 1909 het Min. Heemskerk. Niemand, die de handhaving der chr. grondslagen in ons volksleven een zegen acht, zal kunnen ontkennen dat deze Ministeries geestelijk en stoffelijk een weldaad voor ons volk geweest zijn. Het Min. Kuyper werkte onder heel moeilijke omstandigheden, toch bracht het veel goeds tot stand. En had niet de leugencampagne van Liberaal en Socialist (geholpen door de noodlottige actie van Staalman) in 1905 door de verkiezingen het Ministerie ten val ge bracht, dan was veel door Kuyper in het belang der principieele staatkunde tot stand gebracht geworden. In 1913 ging het evenzoo. Ook Heems kerk had principieele politiek gevoerd. Maar ook toen ging alles wat vrijzinnig was onder de „zweep van Troelstra" in concentratie en moest het werk be ëindigd worden. Jammer, vooral ook hierom, omdat Heemskerk voorstellen tot grondwetsherziening had liggen (waaronder het organisch Kiesrecht) welke voorstellen door Cort v. d. Linden natuurlijk terstond weer werden inge trokken. Had Rechts rotsvast gestaan tegenover de bruisende golven van haat en vijandschap van Links, dan ware het mogelijk geweest, dat onder dit Coalitie- Kabinet de grondwetsherziening tot stand gebracht was geworden en had deze er ongetwijfeld anders uitgezien dan nu de herziening van 1917! Wat er echter in de herziening van 1917 nog voor goeds ligt in de onderwijspa- cificatie is vrucht der Coalitie. Bij de beschouwing van het werk van het Kabinet-Ruys, opgetreden in 1918, dient echter rekerfing te worden gehouden met het feit dat dit geen Coalitie-Kabinet was. Dr. Kuyper heeft het in die dagen meermalen uitdrukkelijk vastgesteld, dat de Anti-Rev. partij als zoodanig geen verantwoordelijkheid dragen kon voor hetgeen dit Kabinet verrichtte, ook in '22 kwam en geen samenwerking tusschen de partijen op vooraf vastge- stelden grondslag. Het is dus onbillijk de A.R. partij voor den gang van zaken in de laatste jaren verantwoordelijk te stellen. In 1925 leek het afsof we terugkeer den tot de zuivere beginselpolitiek in de Regeering des lands, toen de heer Colijn als Kabinetsformateur optraden er in de troonrede weer sprake was van een handhaven der christelijke grondslagen in ons volksleven. De Novembergebeurtenissen in dat jaar hebben echter aan deze verwachtingen den bodem ingeslagen. Waar de gang van zaken zóó geweest is, spreekt het vanzelf, dat men de A.R. partij groot onrecht aandoet door alle grieven die men heeft tegen wat men in het regeeren des lands beginsel-ver zaking noemt, op haar rekening te zetten. Ook de A.R. partij bestaat uit zondige menschen en is dus niet onfeilbaar. JVlaar haar te betichten, dat ze „de beginselen overboord geworpen heeft", is groot onrecht, het kan niet bewezen worden. Reciame-ftfflededeeEfngon. II Het was wel de meest onbeschaamde aanval van Satan een hulde te eischen, die alleen aan God toekomt. Hier ver toont hij zich in zijn waren aard, waar hij alles, ook God, aan zich wil onder werpen. Maar Jezus doorziet hem. En met beslistheid wijst Hij hem ten derde male af„Ga weg, Satanwant daar staat geschreven den Heere, uw God zult gij aanbidden,' en Hem alleen dienen". „Ga weg" zoo spreekt de Heiland met heilige verontwaardiging. Wat moet er in zijn ziel zijn omgegaan bij een voorstel, waarvan Hij gruwt. De eere des Vaders staat voor Hem ver boven alles wat de duivel Hem biedt. Satan, zoo noemt Hij hem Satan, d.i. weder partijder, iemand die een ander in den weg treedt. Hij is God in den weg getreden, toen hij den mensch afvallig maakte. En nu treedt hij Jezus in den weg, door Hem te willen verhinderen de wereld te redden. Jezus kent hem in zijn listigheid. Hoe aanlokkelijk zijn aanbod, hoe vleiend zijn taal is, hij is een Satan, een tegenpartijder, een hater van God. En daarom zegt hijga weg, houd op, ik denk er zelfs niet aan uw voorstel in overweging te nemen. Met een beroep op wat God door Mozes spreekt (Deuteron. 6 vs. 13 en 14): „Gij zult den Heere uw God vreezen en Hem dienen, gij zult andere goden niet navolgen", legt Hij Satan het zwij gen op. „Ga weg, Satan", dat moet ook ons antwoord zijn, als de booze ons tot zonde wil verlokken. Wat al beloften doet hij ons, indien wij hem slechts willen gehoorzamen. Hij opent ons het net van ijdele eer. Hoeveel kunnen wij vaak winnen, als wij zijn zijde kiezen. Hij biedt ons aardsche voordeelen, rijk dom, eer en aanzien, de gunst der machtigen op aarde. Nemen wij 't voor Jezus op, 't komt ons vaak op smaad en tijdelijke schade te staan. Die Zijn discipel wil zijn, moet zichzelven ver loochenen en Zijn kruis op zich nemen. Aanbidders van Satan zijn er zoovelen, waar zij de wereld dienen. Zij volgen den overste der wereld, waar zij haar gunst hooger schatten dan die van God, het aardsche verkiezen boven de hemel- sche dingen, 't Is zoo begeerlijk te schitteren, geëerd en geprezen te wor den door de wijzen dezer eeuw. De wereld is zoo aanlokkelijk; zij belooft zooveel. En toch, dwaas is hij, die haar dient. De eer, die zij schenkt, is zoo ijdel, haar genieting laat het hart zoo onbevredigd. Satan bedriegt ons. De dienst der wereld baart droefheid, hij eindigt in den dood. Daarom, als de booze tot u komt en u eer en macht en genot belooft, zeg danga weg, Satan. Hoor niet naar hem, geloof hem niet, wedersta hem in de kracht Gods. Hij is uw tegen partijder, die uw ondergang zoekt. De Heere meent 't wel met u, als Hij u 150 m&mmSÊ KT 1926« ader fleschjes) 6 pon» één pakje door toe' /2 L. kokend water, er pond. Fabriek vanaf. f 80,— Gramophoons, faalden, Weerge» ge Motoren enz. zal Conc. prijzen aratie'Inrichting. bestraat 58 emakkelijke be» ondities. den aan leden tegen leemt gelden op te» ook van nietdeden. inen dagelijks wor» een der leden van 22180 en 27 Januari, des ten huize van den STENBRUGGE. ;r Uw VRUCHT» sproeien met onze neum «KRIMPEN» lat bij een afdoende 10 het resultaat brochures aan over elke U franco wor» evelend, d. WENDE T eerproducten LSD1JK. nibel. Deze Coura it verschijnt eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG. ABONNEMENTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bjj vooruitbetaling. BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per jaar. AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT. UITGEVERS SOMMELSDIJK Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2 ADVERTENTIËN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel. DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing. Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan. Advertentiën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur. aKtsa.iinmiiB iiiiBimiTiiM nirT'—iv«—a—sa—c—aa— Nadruk verboden. Nietzsche Schrik niet lezer, 't ligt niet in mijn be» doeling over dezen bruten godloochenaar een verhandeling te schrijven. Misschien hebt ge nooit van hem gehoord. Gij zijt er niets minder door en ge verliest er niets bij. Het ware te wenschen, dat nooit een sterveling van hem gehoord had, want duizende harten zijn door hem vergiftigd. Maar ik dacht in verband met het onder» werp dat ik met u bespreek, aan een uitspraak van dezen Duitschen Wijsgeer. Een uitspraak welke gij vinden kunt in het mooie boek vangjProf. Hepjj over De Anti Kent gij dit werk niet? D n mist gij wel heel veell 't Is een mooi boek, een leerzaam boek, daarom zoo mooi en zoo leerzaam, omdat het over dit moelijke probleem, n.l. over den Antichrist het licht van Gods Woord laat vallen. Ik geef U den raadlees dat boek eens, besteed er uw winteravonden eens aan en gij zult uw geest verrijken. In dit boek dan komt een uitspraak van Nietzsche voor, n 1. «de christen is een huisdier, een kuddedier.» Een kuddedier? Zou dat waar zijn? Ik denk aan een uitspraak van een geheel ander soort mensch, den grooten, classieken schrijver Dante, den man, die zoo scherp op» merkte en fijn beschreef wat hij zag. Hij ont» moette een schare van schimmen die hem lang» zaam, aarzelend en besluitloos naderde. Dit schouwspel zag Dante zoo «Zooals schapen hun stal verlaten, één tegelijk, of met tweeën, of met drieën, en de anderen houden zich wat vreesachtig achteraf en hebben oogen en bek naar den grond gerichten wat de eene doet, dat doen ook de anderen, en zij dringen on» noozel en bedaard tegen hem aan als hij stilstaat, en zij weten niet waarom zij het doen Ziedaar door een meester met een paar fijne lijnen het kuddedier geteekend. Zou de christen, de echte Christen zulk een kuddedier zijn Ik geloof wel dat de mensch aanleg heeft om kuddedier te zijn. Daar is die booze «Men» de schuld van. Gij kent «men» toch wel? Neen? En ge komt hem dagelijks tegen Hij komt bij u op visite, logeert wel bij u 1 «Men» dat is die gezellige prater, die alles weet, die niets verzwijgt. «Men» zoo heet hij in z'n daagsche pakje, 's Zondags is hij deftiger en noemt men hem anders, dan heet hij »de publieke opiniezooals van Koetsveld ons weet mede te deelen. Kent gij hem nu? Waarschijnlijk gaat u een licht op. Welnu, dat de mensch een kuddedier is, is de schuld van «Men». Als «men» zegt dat het dragen van een Chi» neesche staart (door de heeren, door de dames zou geen ramp wezen 1) mode is geworden, draagt bindenkort geheel Europa een staart, evengoed, dat als »men« zegt, dat de een of andere negerdans mode geworden is, geheel dansend Europa »Charlestond« en op een wijze waartegen geen enkele neger, al werd hij zoo uit de binnenlanden van Afrika gehaald, con» cureeren kan. Die »Men« is toch maar een lastig heer. Ieder mensch heeft een doodelijken angst voor dezen tyran. Wij leven in de eeuw der emancipatie (emancipatie wil zooveel zeggen als «vrij ma» king»). Eerst de emancipatie van de vrouw, toen van het kind, eindelijk van den Gods» dienst, straks van den eigendomtenslotte van de wet, emancipatie van alles. Alleen emancipatie van dien «Men» dat gaat niet I O, als «men» wat zegt I We behoeven maar te denken dat hij wat zegt 1 Hij behoeft maar werken zonder kramp of pijn. Doos 60cent naar ons te wijzen 1 maar naar ons te kijken I en we bedienen hem op zijn wenken, kruipen voor hem weg. Slaven, die we zijn I Wie zou »Men« trotseeren, durven ingaan tegen de «publieke opinie?» Ik ken een geschiedenis van een slaaf van Men, dat in de meest droeve tragiek eindigt Hij was klerk op een der departementen in Den Haag. Kwam dik in de s. huid, oom hielp hem telkens, tot het de spuigaten uitliep. Toen oom hem berispte over zijn te hooge levens» wijze, luidde het antwoord als volgt«Hoor eens oom, u vergeet dat wij in een geheel anderen tijd leven daq uwe jeugd. Men moet met zijn tijd meegaan, en al bekrimpt Men zich binnenshuis, daarbuiten moet men zijn fatsoen toch ophouden. Toen ik trouwde had ik wel weinig inkomen, maar ieder wist dat mijn vrouwtje geld had. Men vergrootte bet zelfs en om de waarheid te zeggenik sprak het niet tegen. Elk houdt gaarne de eer van zijn huis op. En zoo moesten wij natuurlijk in 't uitzicht op promotie, boven ons inkomen leven. Men wil toch niet bij anderen achter staan. Al de heeren van mijn bureau zijn van sociëteit en schaakgezelschap lid en rijden met de tram naar Schevingen. Als zij eensloopen heen of terug, doen ze 't om den mooien weg, zooals zij zeggen, niet om de dubbeltjes. Wat zou Men er van zeggen in het Ministerie als mij vrouw met een katoenen japon naar 't strand wandelde, of de kinderen op een stadsschool voor den burgerman gingen. Men is nu eenmaal in de wereld Het antwoord var. »oom« was raak«En omdat die vervloekte Men u op allerlei kosten jaagt en u dwingt thuis gebrek te lijden om buitenshuis een bluf te slaan, daarom zijt gij uitgeteerd tot op 't gebeente, en staat zeker nog mooi in 't krijt in de lom mert misschien». Zooals ik zeide liep het met dien «Men» slaaf droef af. Men heeft hem uitgezogen, ge. 10 cent per regel. trapt, geslagen, en toen hij naar zijn laatste rustplaats gedragen werd, had men geen goed woordje voor hem, doch belasterde men hem nog. Evenmin hielp men de arme weduwe en haar kindertjes. Zoo is men. De tyran. En de mensch der twintigste eeuw, die hoog opgeeft van zijn emancipatie, zijn vrijmaking van alles, is zijn gehoorzame dienaar en dienares kruipt voor hem in het stof, wanneer Men hen slaat, belastert, uitzuigt, blijft de mensch der twintigste eeuw zijn dienaar, zijn slaaf. Zeker de mensch is kuddediervan nature. En nu nog even Nietzsche. Is de christen kuddedier Neen I de waarachtige Christen is aan die natuur ontworsteld, of althans worstelt hij tegen de natuur van het slaafsche kuddedier in hem. Het ware Christendom predikt vrijmaking, geen losbandigheid, maar vrijmaking|door den mensch weer in zijn ware element terug te brengen, dat is Koningskind, beelddrager Gods te zijn. Het Christendom kweekt verantwoordelijk» heid, persoonlijke verantwoordelijkheid niet tegenover men, maar tegenover zijn Schepper. Vandaar het heldendom dat uit het Chris tendom ontstaan is. Helden des geloofs, die de publieke opine tot bloedens toe getrotseerd hebben Lees Hebreën 11 er eens op na.,, en het boek der martelaren. Wie het echte Christendom begrepen beeft, begrijpt eerst dat dit het eenige geweest is wat den mensch van zijn kuddedier»natuur verlossen kon. Dit Christendom brengt in den mensch de persoonlijkheid tot ontwikkeling, vestigt in hem een eigen meening, maakt van hem mensch in den vollen zin des woords. De wereldling is kuddedier. Zie maar om u heen. Hij past zich aan bij de publieke opinie, en hij is slaaf van duizend meesters. Slaaf van zijn mode, slaaf van zijn hartstochten, slaaf van zijn «millieu», slaaf van zijn «standing». Het ware Christendom maakt hiervan vrij. Niet dat de Christen «Einspanner» wordt, een exentriek, een extra ordinair type. Ook hij past zich aan. Maar het verschil zit hier. Het kuddedier zoekt de kudde zonder zich rekenschap te geven van de vraag waarheen zij afdrijft. De Christen geeft zich voor alles rekenschap en past zich aan, voorzoover de de richting waarin het gaat niet strijd met zijn persoonlijk inzicht. En nu is er helaas o, zooveel namaak chris» tendom 1 O, zooveel 1 En dan komt het kuddedier in den mensch weer naar boven. De namaak<christen wordt weer slaaf van men. Men is nu eenmaal lid van de kerk en daarom kerkt men er. Men zegt dat deze dominé «zwaar» preekt, of »licht« preekt, of «half om half« preekt en daarom luistert men naar hem of luistert men niet naar hem. Men laat zijn kind doopen omdat het zoo hoort, men zou het kwalijk nemen als het niet gebeurde I Dan gaat Men in de kerk regeeren Hij gaat in ouderlingen» en diaken bankjes zitten. Men zegt dat die en die zulke goede ouderlingen zijn en wat zou men zeggen als ik eens ouder» ling af was Men beklimt zelfs den preekstoelI Want als de geest van Christus niet heerscht, wel dan regeert men. Zóó zou Nietzsche toch gelijk krijgen de christen een kuddedier, ja maar dan is het een namaak»christen In den waren christen sterft het kuddedier en hij staat in de volle vrijheid waarmede Christus hem heeft vrijgemaakt! UITKIJK. Mattheus 4 t 8—11. «Wederom nam Hem de duivel mede op een zeer hoogen berg, en toonde Hem al de Koninkrijken der wereld en hun heerlijkheid, En zeide tot Hemal deze dingen zal ik u geven, indien gij nedervallende, mij zult aanbidden Toen zeide Jezus tot hem: ga weg, Satanwant daar staat ge» schrevenden Heere, uw God zult gij aanbidden, en Hem alleen dienen. Toen liet de duivel van Hem af; en zie, de engelen zijn toe» gekomen, en dienden Hem.« (Vervolg.)

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1927 | | pagina 1