Antire volutionair
voor de Zuidhollandsche en Zeeuwsche Eilanden.
BIOGELAAP'S
IN HOC SIGNO VINCES
No. 3288
ZATERDAG 25 DECEMBER 1926
41ste JAARGANG
EERSTE BLAD.
liORIAAN-BAY
Op den Uitkijk.
Kloosterbalsem
uitgevers
W. BOEKHOVEN ZONEN
Alle stukken voor de Redactie bestemd, Advertentlën en verdere Administratie, franco toe le zenden aan de Uitgevers
Het Immaniiël-teeken.
Wat Achab was voor Israël, was
Achaz voor Juda.
Vreemde Goden werden onder zijn
heerschappij gediend, en geholpen door
den Hoogepriester wordt tenslotte den
tempel gesloten, de lampen gebluscht
en de dienst van Jehova stilgezet.
Dan komen Gods oordeelen.
Israël en Syrië hebben zich tegen Juda
verbonden. Zij belegeren Jeruzalem. Is
raels Koning verslaat Achaz' leger waar
bij 120.000 mannen van Juda omkomen,
200.000 vrouwen en kinderen worden
weggevoerd. Ook andere vijanden vallen
Juda aan. De Edomieten en de Filistijnen.
•►En thans hebben de bondgenoten zich
"vereenigd, rukken tegen Jeruzalem aan.
Heel Syrië is tegen Juda opgekomen,
„neergestreken als een sprinkhanen-
zwerm".
Dat veroorzaakt in Jeruzalem een
paniekstemming I
Koning Achaz is aan het einde van
de waterleiding des Bovenvijvers, mis
schien wel om zich te verzekeren van
den watertoevoer naar de stad, en daar
ter plaatse ontmoet hem, op Gods bevel,
de proleet Jesaja.
De boodschap die de profeet heeft
te brengen vormt een scherpe tegen
stelling met de spanning van het oogen-
blik. Koning Achaz wordt opgewekt
tot sterk geloofsvertrouwen, en rustig
af te wachten wat de Heere doen zal.
Geen vrees voor Resin en Pekah
Immers, het zijn afgebrande stompen
^.hout, die nog wel walmen, maar geen
wbrand meer kunnen veroorzaken. En
nadat het oordeel over de verbonden
vijanden is uitgesproken, vat Jesaja alles
saam in de woorden„Zoo gij niet
gelooft, dan wordt gij niet bevestigd 1"
Maar Achaz zwijgt, waar zou hij dat
geloof vandaan halen 1
Dan neemt Jesaja opnieuw het woord
en zegt dat Achaz een teeken mag
vragen, dat dit alzoo geschieden zal,
een teeken uit den afgrond (onderwe
reld) of in de hoogte (opklimmend naar
boven).
Dan komt in Achaz het afvallig ver-
bondskind voor den dag.
Hij kent de Schriften en maakt er
gebruik van om zijn ongeloof te dekken.
Dat geeft nog vromen schijn ookIm
mers mag de mensch God met geen
teeken verzoeken? (Deut. 6 16).
Vol verontwaardiging richt Jesaja zich
dan tot het „Huis van David", het
Koninklijk huis van Achaz, dat onge
twijfeld aan de ongeloofspolitiek van
zijn Koning met instemming meedeed.
Achaz maakt niet slechts de menschen,
hij maakt het ook Jesaja's God moeilijk.
Daarom zal de Heere zelf een teeken
geven en dan volgt het Immanuël-teeken,
dat ge beschreven vindt in Jesaja 7 14,
„een maagd zal zwanger worden en
een zoon baren en zal zijn naam Im-
manuël heeten".
Ongetwijfeld doelt deze profetie op
een kind dat in den naasten tijd geboren
werd, nog voor de verwoesting van
Syrië en Efraïm, maar toch wijst zij
ook op de komst van Christus in het
vleesch.
Uit hetgeen in het verder verloop
van dit geschiedverhaal volgt blijkt dan
dat dit teeken inderdaad een bevestiging
was van de mislukking van het plan
der verbonden vijanden. Tiglath-Pileser,
Koning van Assyrië, verslaat de verbon
den vijanden, maar maakt Achaz tot
zijn leenman. Op hem had Achaz zijn
vertrouwen gesteld, niet op Jesaja's
Profetie en raadgeving, met het gevolg,
dat tenslotte zijn vriend Tiglath-Pileser
hem „benauwde, doch niet versterkte".
Opmerkelijk! Juda wordt door den
Heere van Syrië en Efraïm bevrijd en
de vrucht hiervan wordt door den ge-
loovigen genooten. Maar Achaz die dit
wel met eigen oogen, zien mag, ervaart
er den zegen niet van.
Omdat het heil des Heeren slechts
voot d£ vrouw met haar kind en het
overblijfsel dat dit kind representeert is.
Achaz en zijn koninklijk huis gaan
in het gericht 1
Achaz bouwde op de wereldmacht
Asyrië en komt er mee om, het kind
met zijn wonderlijken naam is het teeken
van Gods verlossingswerk.
Het Immanuël-teeken brengt het heil.
Het Immanuël-teeken is ook tot ons
gekomen.
De Zoon van God is in het vleesch
gekomen en heeft onder ons gewoond.
Met dit teeken kunnen wij twee we
gen uit: óf het geloovig aanvaarden,
en ons vol vertrouwen aan jesaja's God
overgeven óf het, vroom of onvroom
van de hand wijzen en onzen steun bij
de wereldmacht zoeken.
Nu zijn er ook menschen die meenen
aan dit teeken niet genoeg te hebben.
Zij willen nog een teeken, een teeken
waarbij zij weten kunnen, dat het Im
manuël-teeken ook voor hen geldt.
Dat gaat te ver. Dat is onschriftuur
lijk. In de oude bedeeling werkte God
met teekenen, met teekenen die vaak
heenwezen naar het Immanuël-teeken.
Wij leven na de volheid des tijds en
weten dat de Schriften vervuld zijn.
Wanneer het boos en overspelig ge
slacht (Schriftgeleerden en Farizeën)
dan ook een teeken vragen aan den
Christus luidt het antwoord, dat hun
geen ander teeken zal gegeven worden
dan het teeken van Jona den profeet,
een teeken dat symbolisch heenwijst
op den Christus.
Daaraan moeten we ons houden.
Wanneer het Teeken voor ons niet
voldoende is, welk teeken kan dan wel
helpen
Zien wij dus wel toe, dat met het
schijnvroom wachten op allerlei teeke
nen, het Immanuël-Teeken niet aan ons
voorbijgaatMocht God de Heere, bij
uitzondering aan ons onheilig begeeren
toegeven, laat ons dan niet verwachten,
dat wij zullen uitsteken in geloofskracht
boven hen, die in gehoorzaamheid aan
Gods Woord wandelen, het gevraagde
teeken kan ons wel eens met stomheid
slaan(Lukas 1 20)
Het Immanuël-teeken geldt allereerst
ons persoonlijk leven.
Wij hebben persoonlijk te kiezen
tusschen het schijnbaar hulpeloos wicht
in de kribbe en den machtigen Tig
lath-Pileser van Assyrië.
Maar hetzelfde geldt ook voor al ons
werken, ons streven en ons strijden.
Wij zijn zoo licht geneigd hulp te
zoeken bij Assyrische machten. Wat
blijkt vaak achteraf die hulp een be
nauwenis
Wat een heerlijke genade als wij ons
met geheel ons leven op God verlaten I
Immers dan is hetGod met ons I En
dat beschaamt nooit.
Kerstmis 1926 stelt ons allen weer
voor hetlmmanuël-Teeken. Het Kindeke
in de kribbe vraagt onze aanbidding.
Het Teeken van den Zoon des men
schen, hier als ImmanuëlGod met ons.
Maar elders (Matth 24 30) is ook
sprake van het teeken van den Zoon
des Menschen„Alsdan zal in den
hemel verschijnen het teeken van den
Zoon des Menschen."
Doch dan niet slechts als Immanuël,
niet als hulploos wichtie, geboren uit
een vrouw, maar „komende op de wol
ken des hemels met groote kracht en
heerlijkheid", en dan zullen alle
geslachten der aarde, die niet in het
Immanuël-Teek.en geloofd hebben, wee-
nen, en die op Tiglath-Pileser vertrouwd
hebben, zullen door hem benauwd
worden.
Reclame-Mededeellngeit.
en kfeze daarom
De venijnige steken
van Spit in den
m verdrijft de pijn
Deze Coura it veisch^'at eiken WOENSDAG en 7 ATERDAG.
ABONNEM .NTSPRIJS per drie maanden franco per post f 1.— bij vooruitbetaling.
BUITENLAND bij vooruitbetaling f 8.50 per Jaar.
AFZONDERLIjKE NUMMERS 5 CENT.
SOMMELSDIJK
Telef. Interc. No. 202 Postbus No. 2
ADVERTENTIÈN 20 cent, RECLAMES 40 cent, BOEKAANKONDIGING 10 cent per regel.
DIENSTAANVRAGEN en DIENSTAANBIEDINGEN f 1.— per plaatsing.
Groote letters en vignetten worden berekend naar de plaatsruimte, die zij beslaan.
Advertentlën worden ingewacht tot DINSDAG- en VRIJDAGMORGEN 10 uur.
V De Groen van Prlnsterer»Vereeniglng.
Velen onzer lezers hebben wellicht de brie»
ven van Bijltje in ons Hoofdorgaan gevolgd,
over den noodtoestand in Drente's Zuid»
Oosthoek.
Dezer dagen is er een dun boekje ver»
schenen, waarin deze brieven zijn opgenomen
en waarin ook andere bizonderheden over
Drente's nood te vinden zijn. Het boekje is
gratis verkrijgbaar bij den secretaris der G. v. P.
stichting.
Wie het leest, wordt doordrongen van het
nut, maar ook van de noodzakelijkheid dat
deze sociale vereeniging werd opgericht.
In geestelijk en stoffelijk opzicht had <?nze
Partij hier een taak.
En de mannen die dit begrepen hebben,
hebben recht op den moreelen en financieelen
steun van ons AntLRev. volk.
In 't kort weergegeven, wil de G. v. P. stich»
ting hun, die willen en kunnen werken, de
gelegenheid schenken om door eerlijken ar»
beid weer in het onderhoud van het gezin te
voorzien. 90 schenkt de Regeering, wan»
neer 10 door particulieren is bijeengebracht.
Onze Partij krijgt hier gelegenheid met de
daad art. 19 van haar beginselprogram toe te
passen.
De Roomschen werken er reeds hard.
De Socialisten doen hun best op de nood»
40 cent per regel
I
Stoom Tabafcifa&rii
JRoriaan'
jA.v.d.^isgefcar
Jtose-ndaat
A.vd BIGGELAARsCe ROOSENDAAL.
Dezer dagen werd te Arnhem de eerste Nederiacdsche Kalkoenenveiling gehouden in het
gebouw van de Arnhemsche Eierveiling. Op onze foio de groote aanvoer der kalkoenen.
toestanden te speculeeren en'onze menschen
daar geestelijk te ruineeren, en met mooie
beloften van stoffelijken aard tot beginsel»
verzaking te verleiden.
Wij vieren thans ons Kerstfeest.
Een feest bij uitstek geschikt, om ons eens
tegenover den Drentschen nood te plaatsen
en onze roeping te dien opzichte te bepalen.
Wij komen er hier met woorden niet af.
Flakkee is rijk gezegend, vooral als wij ons
stoffelijk leven stellen tegenover dat van
Drente's veenarbeiders.
Onze kiesvereenigingen willen deze zaak
wel eens ernstig onder de oogen zien.
Nadruk verboden.
IV. »De jonge scribent Groen«.
«Maar wat wil dan toch die jonge scribent
Groen
Zoo werd gevraagd in de jaren 1830 en '31,
door dat deel van ons volk, 't welk de po»
litiek van den dag volgde en meeleefde met
het zoo wisselend gebeuren in een deel van
Europa, ni de Juli»omwenteling in Frankrijk.
Daar waren er wel, die oor hadden voor
't geen hij schreef.
De tijdsomstandigheden brachten dit zoo
mee.
Alles ging zoo knusjes zijn gang, onder 't
vaderlijk bestuur van eersten koning Willem
en daar ineens 1 vliegen me die ondankbare
Belgen overend en Brussel doet na, wat Parijs
begon.
Men werd er in Noord'Nederland wakker
van.
De slaapmuts beefde op veler hoofd van
verontwaardiging, ja werd er hier en ginds
es om afgezet, de oogen uiigewreven, en men
gaf zich rekenschap van 't geen zich daar
ginds afspeelde. En langzamerhand werd het
volk rijp, om in den Tiendaagschen Veldtocht
te toonen, dat het nog geen «non étaint®,
nog geen uitgedoofde natie was.
In dien tijd, bij zulk 'n gemoedsstemming,
verschenen de «Nederlandsche Gedachten®
van Groen. '-aJ
«Hij schrijft tegen de Revolutiewerd er
gegzed.
Dit zou een paar jaar terug elkeen onnoodig,
voor 't minst ontijdig gevonden hebben, maar
nu daar zoo plotseling het «monster der om»
wenteling®, dat men meende vor altoos aan
een ijzeren keten in een getraliede kooi te
hebben opgesloten, om 't voortaan alléén te
zoeken bij «geleidelijke ontwikkeling®, nu
dat monster daar zoo onverhoeds in Frankrijk
de Bourbons de klauw op de borst zet en
nu ook in België Oranje naar de keel springt
Nü vindt men «dat er wat tegen gedaan
moet worden®.
En de jeugdige Groen dóét er wat tegen.
Met onmiskenbaar talent komt hij tegen
die Revolutie op.
Dat wilde er nü bij de meesten wel in 1
Men hoefde daarom niet alles te beamen
wat die Groen schreef I
Tjonge, nee I hij zocht het te diephij had
bij die bittere vruchten van omwenteling,
waar men zich thans de tanden stomp op
beet, moeten blijven en géén onderzoek moe»
ten instellen naar den stam en den wortel
van den Revolutieboom.
En toen men over den eersten schrik heen
was
Toen de Tiendaagsche \eldtocht het zelf»
vertrouwen dei Noord»Nederlanderlandershad
gesterkt en hen had hersteld in de achting
van Europatoen men zich langzamerhand
wennen ging aan de idee van scheiding, hoe
dan ook 1 och 1 men had het in den glorie»
rijken tijd der Republiek ook wel zonder het
Zuiden gedaan I toen vond men, dat die
Groen wat inbinden moest.
Hem geheel verloochenen ging niet zoo
grif.
Maar men vond het tooverwoordHij oven
drijft l
Veertig jaar lang is ook dit Groen's dage»
lijksch kruis geweest.
Daar waren vele onverzoenlijke politieke
vijanden.
Doch daar wils ook een deel van ons volk,
waaronder Groen altijd opnieuw uitging om
voor de antirevolutionaire beginselen te wen
venwaar men ook nog wel naar hen hoorde
overvallen U onverwachts. Grijp
dadelijk naar Akker's Kloosterbalsem,
welke tot diep in de weefsels doordringt,
de pijn stilt, ophoopende ziektestoffen
doet verdwijnen, snel en grondig geneest.
wel vond dat hij tegen 't liberalisme en 't
radicalisme soms rake waarheden zei, méar
«hij overdrijft I«
En daarom, neen! met hem meegaan
kunnen we niet.
En die beschuldiging van overdrijving, een
der ergste welke men in de eerste helft der
negentiende eeuw tegen iemand inbrengen
kon, was meê oorzaak, dat velen den scheef»
gezakte slaapmuts weer recht zetten en Groen
al gauw in discrediet raakte.
Hij voelde dat reeds in 1831.
En in 1832 werd de onverschilligheid van
velen zoo erg, dat hii met de uitgave zijner
«Nederlandsche Gedachten«, bij 't tweede
nommer van den vierden bundel maar op»
hield, om dezelfde reden, waarom hij 'n
kwarteeuw later de «Nederlander« staken zou
men raakt vanzelf niet uitgedacht, maar toch
wel uitgepraat, als er dan schier niemand is,
die hóórt.
Groen voelde in '31 reeds, dat het hierop
uitloopen zou.
En zoo is, laat zich gemakkelijk gissen, de
gedachte opgekomen in zijn hart«Eer ik
dan de pen neerleggen moet, zal ik met Gods
hulp in elk geval daarvoor zorgen, dat nie
mand, die lezen kan en lezen wil, voortaan
meer vraagt«Maar wat zijn dan nu eigenlijk
toch de staatkundige beginselen van dien heer
Groen
En daaraan hebben wij het te danken, dat
Groen van Prinsterer in die «Nederlandsche
Gedachten® en wel in de nomm rs 21—27 van
het jaar 1831, gaf zijn «Overzicht van het
stelsel der Nederlansche Gedachten«, waarmee
hij feitelijk den grondslag heeft gelegd voor
onze Antirevolutionaire Partij.
Met dat laatste spreken we niet te boud.
We hebben hier Groen zelf als autoriteit.
In zijn (latere) «Nederlandsche Gedachten«,
zegt hij, in 1871, heenwijzende opzettelijk
naar dit »Overzicht« van '31
«Ik veroorloof mij de opmerking, dat de
grondslag van de Antirevolutionaire Partij»
formatie, niet eerst in 1849, maar reeds in
1831 gelegd werd®.
Wij staan hier dus bij een gewichtig tijd»
stip en een belangrijk gedenkschrift uit de
geschiedenis der Antirevolutionaire Partij, dat
we niet stilzwijgend mogen voorbijgaan.
Men zóü de vraag kunnen stellen Wan»
neer is nu eigenlijk de Antirevolutionaire
Partij ontstaan En die vraag mag ons even»
min onverschillig zijn, als die van ons eigen
geboorte>uur.
Maar het antwoord is niet zoo gemakkelijk.
Strikt genomen kan men zeggen:
Wel 1 toen ze voor 't eerst als organisatie
optrad in 't land.
En dan kan men misschien dag en datum
vinden.
Maar vraagt men danEilieve, was ze er
dan vóór dien tijd niet dan is het onzeker
antwoord hoogstensZij had zich vóór dien
tijd nog niet als georganiseerde partij geopen
baard 1
Daarom kan men verder teruggaan.
En het jaar noemen, dat voor 't eerst, onder
de nieuwe Grond» en Kieswet gekozen, recht»
streeks door het volk, enkele mannen, die zich
schaarden om de antirevolutionaire vaan, hun
intrede deden op het Binnenhof.
Dat zou dan zijn de zitting '49>'50.
Doch wordt dan wéér de vraag gesteld
Maar vóór dien tijd was ze er dus niét dan
luidt al wèer het weifelend antwoordZij was