PUROS,
Drie
INGEZONDEN MEDEDEELINGEN.
SMM5&ZÜ2
Bij Verwonding
dadelijk
floor èett Jottdag
III
Hoe zullen de woningen des Heeren
ons lieflijk worden Wat is er noodig,
zullen Zijn voorhoven den geloovige
steeds lieflijker worden
Daartoe moeten wij allereerst een
getrouw gebruik maken van de open
bare samenkomsten der gemeente. Wij
hebben gezien, dat de Heere daar in
zonderheid wil wonen en werken met
Zijn Geest. Wij moeten beginnuen met
God gehoorzaam te zijn, en ons te
stellen in den weg, waarin wij Zijn
zegen kunnen verwachten. Aan de wo
ningen des Heeren moeten wij ook
onze kinderen gewennen, en dat als
zij nog jong zijn. Wanneer wij dat
verzuimen in hun jeugd, is 't vaak
later niet meer mogelijk. Wij moeten
hun inprenten, dat ze op den rustdag
in het huis des Heeren hooren. Zij
moeten die woningen lief krijgen. Ze
mogen hun geen vreemde plaats zijn,
waar ze zich niet thuisgevoelen. O, er
is zooveel onkunde men vindt zooveel
wanbegrippen aangaande de waarheid.
Ook Gods volk is dikwijls verstoken
van troost, van de blijmoedigheid we
gens onkunde. Ligt de oorzaak niet
vaak hierin, dat men de voorhoven
des Heeren in zijn jeugd niet of te
weinig op prijs gesteld heeft, en dat
de ouders nalatig zijn geweest in het
opzicht houden over hun kinderen
De schade van zulk verzuim wordt
soms later gezien in een kwijnend
geestelijk leven bij hen, die op rijperen
leeftijd bekeerd werden. Bij gebrek
aan de noodige kennis kan het gees
telijk leven niet bloeien. Waardeeren
wij 't toch, dat God ons de gelegen
heid geeft op den rustdag op te gaan.
Gij, ouders, geeft uw kinderen een
goed voorbeeld, en wilt hen daar bren
gen, waar Gods volk vergaderd is. Dat
is uw plicht. Dat hebt gij bij den Doop
uwer kinderen beloofd. Ouders, die
waarlijk God vreezen, zullen bidden
voor het heil hunner kinderen, dat ook
zij in de wegen des Heeren mogen
wandelen en lust in Zijn dienst vinden.
Maar bidden helpt niet, als zij hun
kinderen ook niet daar brengen, waar
de Heere inzonderheid het gebed ver-
hooren wil.
Wij moeten dus beginnen met God
te gehoorzamen, door den weg der
middelen te bewandelen. Maar dal
behooren wij te doen biddend, da
God Zijn zegen er over gebieden mag
Omdat er te weinig gebeden wordt,
wordt door Gods volk nog te weinig
de lieflijkheid van 's Heeren woningen
geroemd. Werd er meer gebeden, er
zou minder geklaagd worden over af
leiding en verstrooidheid en meer ge
leerd en genoten worden uit Gods
Woord. Maar dan moet 't ook een
bidden zijn met ernst en aandrang, da
God ons geve een geopend oor en
een ontsloten hart, opdat wij het Woord
hooren en aannnemen als Zijn Woord
Daarbij worde door ons niet ver
geten, dat onze ziel behoort te zijn in
zulk een stemming, dat ze voor
Woord ontvankelijk is. Wij moeten
onder den indruk zijn, dat wij als in
de tegenwoordigheid Gods verschijnen,
om te hooren, wat Hij ons te zeggen
heeft. Komen wij in het huis de Heeren
met een hoofd en hart vol van wereld-
sche dingen, hoe kunnen wij in zulk
een stemming verwachten, dat de Hei
lige Geest in ons werken zal Wij
hebben te voren reeds ons hart voor
Hem gesloten, het ontoegankelijk ge
maakt voor Zijn gezegende werking
En wij moeten in dezen ook al weer
den weg der middelen bewandelen
door alles te vermijden, wat den Geest
zou kunnen beletten in ons door te
werken.
En voorts is er een zaak, waaraan
vaak te weinig aandacht wordt ge
geven, en die toch van zoo groot be
lang is, omdat daarvan de Sabbatszegen
kan afhangen. Wij hebben nauwlettend
toe te zien, hoe wij de overige dagen
der week doorbrengen. Er is een nauw
verband tusschen de rechte viering
van den Sabbat en onzen handel en
wandel in het midden der wereld
een nauw verband tusschen den Sab
batszegen en de wijze, waarop wij ons
beroep waarnemen en ons gedragen
tegenover onze medemenschen. 't Gaat
niet aan in de dagen der week slordig
te wandelen, onwaardig het evangelie
van Christus, oneerlijk en ontrouw te
zijn in zijn beroep, zijn naaste te oor-
deelen en te lasteren, en' des Zondags
een zegen te willen ontvangen. Wij
kunnen de lieflijkheid van 's Heeren
woningen niet genieten, wanneer wij
schaamteloos zijn geboden overtreden.
Hij wil Zijn gunstbewijzen alleen schen
ken en Zijn gemeenschap doen smaken
aan hen, die hun gangen en paden
richten naar Zijn Woord, en strijd
voeren tegen de zonde, opdat Zijn
naam niet gelasterd worde door de
wereld. Maar Hij onttrekt zich aan
ons, wanneer wij door onze zonden
Zijn Geest bedroeven. Dan alleen kun
nen wij met vrijmoedigheid om een
zegen vragen, als 't ons ernstig streven
is om in Zijn kracht naar Zijn wil te
handelen.
Immers, hiertoe juist geeft de Heere
de genietingen Zijner voorhoven, dat
wij daardoor te meer ons aangespoord
gevoelen Hem te verheerlijken in ons
leven. De vrucht van ons opgaan moet
zijn een steeds heiliger wandel. Daaruit
moet telkens blijken, dat wij de lief
lijkheden des Heeren waarlijk in Zijn
tempel aanschouwd hebben. Het moet
in ons uitkomen, dat God, dat Zijn
dienst, dat Zijn geboden ons lief zijn.
De liefde worde vuriger, de hope vas
ter, het geloof sterker, het jagen naar
de volmaaktheid dringender, opdat de
reden van onzen mond en de over
denking van ons hart welbehagelijk
zijn voor Gods aangezicht.
Raadso verzicht.
Flakkeesche Brieven.
ieelamts Metieeling&n.
No. 3
MIJNHARDT'S
Hoofdpijn-Tabletten 6Gct
Laxeer-Tabletten60ct
Zenuw-Tabletten 75<*
Staa l-Tabfetten90^
Maag-Ta bietten75ct
Bij Apoth. en Drogisten
buitenlan;
TWi
tiuLï"d"
ROTTERDAM
MAN.
DAAR ZAL JE VA/1
ORKNAPPEN/T/ó
DE OP/G/NEELE
AH US MELK VAN
s/msszs
f53
Half de zestiende eeuw leefde Pieter Groen,
die huwde met Christina van Prinsterer, uit
een oud geslacht en die voortaan haar familie»
naam achter den zijnen voegde.
«Dokter* Groen, de gelukkige vader, is met
Petrus jacobus dubbel apostolisch gevoor»
naamd; heeft te Voorburg wat men noemt
een «mooie* praktijk en is huisarts bij vele
aanzienlijke familiën. Ongetwijfeld heeft hi;
daarvoor de noodige bekwaamheid gehad,
maar 't zal hem ook geen kwaad hebben ge»
daan, dat bij zelf mêe tot de patricische fa»
miliën behoorde en dat hij een groot veimo»
gen bezat.
Dat laatste schijnt hij grootendeels te hebben
aangetrouwd.
In 1791 was hij n.l. gehuwd met Adriana
Hendrika Caan, een rijke dame, die hem ook
«Vreugde en Rust« mee ten huwelijk bracht,
het landgoed wel te verstaan en we mogen
ook gelooven, deze zegeningen zelf.
Waarom het knaapje den Franschen voor»
naam Guillaume verkreeg, schijnt niet met
zekerheid te zeggenmen vermoedt, dat bet
eenvoudig zoo kwam, doordat hij in de Waal»
sche kerk werd gedoopt.
Zeker is, dat hij in zijn jeugd door familie
en vrienden geregeld Willem of Wim genoemd
werdde man die naderhand zijn beroemde
«Nederlandsche Gedachten* schrijven zou,
heeft een echt»Nederlandsche opvoeding ge»
had, waar niets Fransch aan was, dan dat hij
die taal naar de gewoonte dier dagen in de
perfectie leerde spreken en schrijven en daar»
door in staat was mêe deel te nemen aan het
internationale geestesleven van zijn tijd.
»Nederlander« wies hij op, blééf hij in hart
en nieren levenslang en al schouwde hij met
wijden, onbevangen blik ver over de grenzen,
al heeft hij evenmin het Nederlandsche volk
als naar eigen getuigenis de drie koningen
uit het Huis van Oranje Nassau gevleid
hij had dat volk lief als een Vader zijn kin»
deren en wat het vorstenhuis betreft, ook van
hém kon gezegd:
«Oranje in 't hart en niemands slaaf*.
De geestige criticus in later dagen had dan
ook gelijk, toen hij van den heer Groen schreef
«aan wien, uitgezonderd zijn voornaam, niets
ón»Nederlandsch was*.
De jonge Willem genoot een christelijke
opvoeding.
Zijn ouders waren, schijnt 't ons zoo wat
men in onze dagen noemen zou gematigd»
orthodox: lieve, vrome menschen, maar die
nu eenmaal, als alle «gematigden*, de schrik
hadden van al wat »ultra« was.
Toen omstreeks '20 de jeugdige student
Guillaume te Leiden ook de clublessen van
Bilderdijk over de Vaderlandsche Geschiedenis
volgen ging vond zijn vader dit op zichzelf
niet verkeerd, men bedenke daarbij, dat
tóén het conflict met den wetenschappelijken
Areopagus nog smeulde en nog niet in vlam»
men uitgebarsten was en dat daarbij Bilder»
dijks geleerdheid door niemand ernstig werd
betwist maar toch vond de vader het goed,
zijn zoon speciaal te waarschuwen tegen de
particuliere ideeën van Willem Bilderdijk, die
hij hoopte, dat zijn zoon niet overnemen zou*.
De profs, te Leiden merkten al gauw, dat
de jonge student van 't zeldzame hout was,
waaruit men echte geleerden snijdt en stelden
veel belang in hem
Eigenaardig, dat de man, die straks in zijn
leven vaak vereenzaamd en alléén zou staan,
als een Elia, om des beginsels en der over»
tuiging willedie aller hand tégen hèm zou
opgeheven zien en gewetenshalve zijn hand
soms tegen allen opheffen moest, dat hij in
zijn jongen tijd en gedurende zijn academie»
leven zoo veler vriendschap genoot, de alge»
meene sympathie verwierf, bij hoogleeraren
en studenten in aanzien was en toen hij op
één de 17 Dec. 1823 doctor in de Rechten
en in de Oude Talen geworden zijnde, de
Academie verliet, nu letterlijk van al haar
burgers de beste wenschen op zijn levensweg
medekreeg.
Zeker, wel 't meest afdoende bewijs, dat
de bittere tegenstand, ja de haat van velen,
die hem tot zijn dood heeft vervolgd, niet
zijn persoon, maar uitsluitend zijn beginsel
gold, volgens Jezus' voorzegging, dat de dienst»
knecht niet meerder is dan zijn Heer en dat
wie Hem volgen wou, ook zijn smaadheid
deelen zou.
Toen Groen van Leiden afscheid nam en
zich in Den Haag vestigde, was hij zeker niet
antirevolutionair in den zin, waarin hijzelf
later dit woord in zwang heeft gebracht.
Dit is geen gissing of verworven meening
Het is 't getuigenis van Groen zelf:
Tegen 't eind van zijn leven, schrijft hij in
't vijfde deel Zijner «Nederlandsche Gedach»
ten« van zichzelf.
«Tot 1828 was ik ongeveer
als Guizot, eer de bliksemstraal van 1848
hem bet satanische van de Rovolutie had
leeren kenen
als de toongevende Protestantsche meer»
derheid Liberaal en Christen, met de leus
medis pitissimus ibis;
als in de Hervormde Kerk bijkans iedereen
lid der groote Protestantsche partij.
Naar gelang van den thermometer conserva
tie/» liberaal of liberaahconservatief.
OngeveerMeegaande was ik niet in alles
Zoo heb ik in 1823 niet ingestemd (verre
van dien 1) met de verontwaardiging over
de Bezwaren tegen den Geest der Eeuw van
Da Costae,
Omstreeks '28 en '29 kwam in zijn leven
de groote keer.
Wat allerminst zeggen wil, dat hij vóór dien
tijd niet «godsdienstig* zou zijn geweest. Ook
in zijn studententijd en jongelingsjaren ver»
loochende hij de christelijke opvoeding niet
die hem op «Vreugde en Rust* gegeven was.
Zoo was het b.v. in zijn studietijd regel in
zijn leven, dat hij den dag begon met het
lezen van een halve preek van Van der Palm
ik zou wiilen weten, of in ónzen tijd elk ge»
reformeerd student dergelijke lectuur voor zijn
«morgen»aandacht« neemt
En ook wat zijn leven betreft, hoewel hi
blijde kon zijn met de blijden, een fijn noen»
maal en een glas uitgezochtrn wijn wist te
waardeeren, aan kolven paardrijden en andere
studentenvermaken van harte meedeed, toch
schonk God hem de genade, dat hij met on»
gerepte naam en vlekkelooce reputatie zijn
studiën voltooien mocht.
Hoe *t zoo kwam, dat Groen ook Bilder»
dijks omgang zocht?
Me dunkt, verschillende redenen verklaren
dit.
Vooreerst, de student Groen, zeggen de ge
tuigenissen, genoot onder 't academisch pu«
bliek reeds interprovinciale vermaardheid.
Zooals hij latijn sprak en met het Grieksch
overweg kon, waren er slechts weinigen in
Nederland, zoodat men soms uit andere aca»
demie«steden kwam luisteren als men wist
dat hij opponeeren of defendeeren zou.
Ia mijn tijd was hij te Leiden een der gees»
telijke «upper ten*, allerminst tevreden met
wat er moest worden afgevost, om op rede»
lijke wijze door de examens te komen, maar
een vorscher wiens geest van alle verschijnselen
en leeringen op wetenschappelijk gebied, die
hij ben deren kon, het zijne hebben moest.
Ook dus van «het verschijnsel» Bilderdijk«.
Daarbij kwamen redenen van hooger orde.
Groen was vóór en bóven alles historicus
P. Br.+
PSALM 84 t 2, 3.
«Hoe lieflijk zijn uw woningen,
o Heere der heirscharen I
Mijn ziel is begeerig, en bezwijkt
ook van verlangen naar de voor»
hoven des Heerenmijn hart en
vleesch roepen uit tot den leven»
den God«.
(Slot).
De Raad van Sommelsdijk heeft in zijn
vergadering van de vorige week Vrijdag de
gemeentebegrooiing voor 1927 behandeld en
vastgesteld.
In ons Dinsdagnummer vonden onze lezers
er een verslag van.
Wij kunnen niet zeggen dat sommige leden
een grootschen indruk gemaakt hebben.
Dat begon al direct toen de heer Mijs, rap»
jorteur der commissie, moest mededeelen dat
lij zijn aanteekeningen vergeten had. Ons
dunkt, dat dit bij een ernstige opvatting van
het raadlidmaatscbap onmogelijk zou zijn.
Trouwens, uit meer dingen blijkt, dat de
heer Mijs zijn functie zoo maar en passant
schijnt waar te nemen. Het is onder de lei»
ding van burgemeester Den Hollander een
vaste gewoonte geworden, een vol kwartier
na het vastgestelde aanvangsuur de vergade»
ring te openen. De raadsleden zitten al dien
tijd maar gemoedelijk te wachten tot de heer
Mijs belieft te komen. Maar als dan na het
kwartier wachtens de vergadering moet be«
ginnen, gaat er meestal nog een kwartier
voorbij, voor de heer Mijs verschijnt. De ver»
gadering is dan natuurlijk met gebed geopend
en de notulen doorgaans voor verreweg het
'rootste gedeelte gelezen, zoodat de vaststel»
'ing der notulen steeds buiten heer Mijs om»
gast. Misschien moeten wij het zoo opvatten,
dat de heer Mijs den secretaris zijn volle ver»
trouwen schenkt 1 Wat dus wel pleit voor diens
accuratesse 1
Een ieder jaar terugkeerende klacht is, dat
de belastingen in Sommelsdijk zoo hoog zijn.
Ook dit jaar meende de heer Mijs dit te
moeten opmerken. Waarin Sommelsdijk ook
ten achter moge zijn, op het gebied van be»
lastingen is deze gemeente op peil I Schrale
troost 1
Eveneens was het weinig troostrijk wat de
burgemeester in het midden bracht, n.l. dat
er altijd nog gemeenten zelfs op dit eiland
zijn, die het er nog slechter afbrengen.
Is Sommelsdijk hiermede geholpen?
Intusschen is het waar dat er in de laatste
vijf jaren in Sommelsdijk nog al wat gebeurt
is. Er is een hoop geld weggegaan aan de
verlenging van de kaaimuur. Het nieuwe kerk»
hof, en de nieuwe weg, die noodzakelijk daar
heen moest worden aangelegd, eischten even»
eens hooge sommen.
Terecht merkte de burgemeester op dat het
Rijk tegenwoordig ook veel lasten op de ge»
meente legt.
Vlak de post voor de Rijks H. B. S., een
ieder jaar terugkeerend bedrag, niet uit.
Wij noemen de bijdragen die in de laatste
drie jaren gestort zijn
In 1924 f 4271
In 1925 f 4626
In 1925 f 2944
Gelukkig een dalende reeks I
Natuurlijk is dit een verzwaring van den
druk der gemeentebelastingen.
Niet voor den belastingbetaler. Want of
men zijn belastingpenning in 's Rijkskas of in
de gemeentekas stort maakt voor den betalen»
den burger geen verschil.
Het pleitte voor het beheer van B. en W.
dat de commissie het bij de klacht over de
hooge belasting liet en geen kritiek wist uit
te brengen op de opgemaakte begrooting.
Het luttel bedrag, dat verdubbeling van de
hondenbelasting zou opbrengen, komt niet
in aanmerking.
Trouwens de hondenbelasting is niet als
bron van inkomsten bedoeld. Tot voor de
wijziging van art. 240 der Gemeentewet luidde
de aanhef van dit artikel«Tot dekking der
plaatselijke uitgaven kunnen de gemeentebe»
sturen de volgende belastingen heffen« enz.
Maar omdat verschillende belastingen niet tot
dekking der plaatselijke uitgaven geheven
werden, zooals vergunningsrecht, bouwterrein»
belasting e a. waaronder ook de hondenbe»
lasting, die bestemd is voor de openbare
veiligheid is deze aanhef gewijzigd, en zegt art.
240 nu«Behalve de belastingen waarvan de
heffing krachtens bizondere wetten geschiedt,
kunnen de gemeentebesturen heffen« enz. De
woorden «tot dekking der plaatselijke uitga»
ven«, zijn vervallen.
Dit neemt natuurlijk niet weg, dat de ge»
meentebesturen vrij zijn, deze belasting zoo
hoog mogelijk op te voeren, zooals het geval
kan zijn met verschillende andere belastingen
die om andere redenen, dan tot dekking der
plaatselijke uitgaven, geheven worden.
Het getuigt echter niet van gezonde ge»
meentepolitiek, wanneer men dien weg opgaat
om zooveel mogelijk geld in 't laadje te krij»
gen.
Het bewijst dat de financies niet op ge»
zonde basis zijn opgetrokken.
Evenzoo is het met het voorstel te bezuini»
gen op het secretarie»personeel, een voorstel
dat naar buiten den indruk maakt, meer als
een schijnbeweging bedoeld te zijn, dan dat
het werkelijk ernst is.
Hetgeen de voorzitter hiertegen aanvoerde
was zeer juist. De dure gemeente»huishouding
heeft Sommelsdijk niet te wijten aan de dure
administratie men zal laDg moeten zoeken
om een plaats van de grootte van Sommelsdijk
te vinden, waar de secretaris het met één
ambtenaar af kan de fout ligt op ander
terrein.
Het zou onbillijk zijn de Raad alleen de
schuld te geven, dat Sommelsdijk op 't oogen»
blik geen lichtend perspectief biedt.
Sommelsdijk heeft een zeer ongunstige ge»
ographische ligging.
Een belangrijke factor, welke Middelharnis
mee heeft.
Had Sommelsdijk een deze zijde van den
Langeweg evenveel bouwterrein beschikbaar
als Middelharnis aan de andere zijde, dan
zag het er voor deze gemeente beter uit.
Sommelsdijk is nu gedwongen aan een ver»
keerde zijde een zijde waar geen toekomst
ligt uit te breiden.
Wellicht had in vroeger dagen nog veel
kunnen worden voorkomen. Maar het voor»
uitzien is niet ieder gegeven.
Het eenige terrein waar Sommelsdijk als
gemeente een toekomst heeft, is in het bezit
van een inwoner aan den Langeweg Om een
mooi stratenplan te krijgen, dat aansluit bij
Middelharnis en in de toekomst tot den Dorps»
weg kan worden doorgetrokken, zou het ge»
meentebestuur in die richting het oog moeten
slaan.
Intusschen maken enkele raadsleden zich druk
met kleine dingen, die nauwelijks voor behan»
deling in een raadsvergadering vatbaar zijn.
En belangrijk gedeelte van de raadsverga»
dering bracht men, om des 's nachts door
een ambtenaar geschreven verkiezingskaarten,
waarbij geen enkel gemeentebelang gediend is,
zoek en over een gewichtige zaak als het
voornemen om het bijkantoor der posterijen
uit Sommelsdijk weg te nemen, nemen de hee»
ren er genoegen mede, een protest naar den
Haag te sturen 1
Met minder dan men gedaan heeft ten aan»
zien van de postkantoorkwestie, kan men toch
al niet af.
Had het niet op den weg van den raad gelegen
om althans een commissie uit den Raad te
belasten deze zaak persoonlijk ter bevoegder
plaatse te verdedigen en alles wat mogelijk
is te doen, om het postkantoor te behouden
Maar neen, men maakt zich druk over kaar»
ten die 's nachts geschreven worden 1
Niet beter maakte het de commissie, waarvan
de heer Mijs rapporteur was, door het denk»
beeld te opperen de post werkloozensteun
over te brengen op de begrooting van het
Burgerlijk armbestuur. Er blijkt uit dat er
door deze heeren met de moreele belangen
der werkloozen absoluut geen rekening wordt
gehouden.
Of is er geen onderscheid meer tusschen ge»
meentehuishouding en armenzorg?
De heer Blok oefende kritiek op de bestra»
ting der Voorstraat. Wie den plaatselijken toe»
stand kent begrijp niet hoe deze hierover kri»
tiek kan uitbrengen. De burgemeester heeft
hem terecht er op gewezen, dat men hier met
omstandigheden te doen heeft waaraan geen
mensch schuld heeft.
Het plan om met Middelharnis samen te
werken inzake de afgraving van het Zandpad
tot den Langeweg en Oost«Krakeelstraat werd
blijkbaar nog al gunstig ontvangen, onzes in»
ziens terecht. Men staat hier voor een conse»
quentie van een aangevangen werk. De ver»
breeding van de Oost Krakeelstraat is een be»
langrijke verbetering. Het toenemend verkeer
eischte daar dringend voorziening. Maar nu
moet ook de tweede stap gedaan worden
om een flinke rechte rijbaan te krijgen voor
het verkeer van Oost naar West en omgekeerd.
Een goede gelegenheid voor eenige werk»
verschaffing aan werkloozen. Intusschen schijnt
het te ver in den tijd te zijn om het nog in
dit seizoen klaar te krijgen.
Billijkheidshalve moet vermeld worden,
dat voornamelijk op initiatief van de h.h. Kieviet
en Slis, de heeren toch blijkbaar begrepen,
dat er meer gebeuren moest. De raadsleden
hebben althans de zaak nu aangepakt!
XVII.
't Is toch un wonder vreemd verschiensel
dat je bie ons op 't eiland vindt Ik haawe
je al meer as eens geschreve, dat wiele in
meerderheid godsdienstig binne, dat wiele
vraege naer de ouwe paejen, in toch, jae in
toch ka'je dat niet alle dagen zegge van ons
Fiakkeesche volkje.
Der binne der, die 's Zondags twee mal
nae de Kerke gae, die o zoo trouw de mid,
delen der genaode naekomme, in toch ka'je
an un haop van die mnschen alleen mar
's Zondags merke dat ze 't o zou nauw neme,
dat ze o zoo godsdienstig binne.
Deur de weeke merk je bie diezelfde men,
schen daer dichte niks van op, in as je 't nog
opmerkt, valt 't je dadeluk op, dat die men,
schen dichte wel waerluk o zoo vroom binne
as ze over dun Biebel praete, in over den
dienst van God, mar dat beschouwe ze as iets
bovennatuurlijks, as iets aparts, as iets, dat
heelemaele buuten 'i leven op deze aerde om,
gaet.
Noe binne dat meestal goeie beste Kriste,
nen, die 't voor der eige wel o zoo nauw
neme, mar toch begae ze un groate fout,
want ze scheije, of liever gezeit ze knippe 't
leven in tweeën, en daerdeur krieg je die ver,
houding, dat'er gosdienstige menschen binne
die dienke dat 't leven van deze aerde, van
deze bedeeling toch verlore is, in daerom dur
eige daer mar niet om bekommere, ze slaen
der eige der zoo goed meugeluk deur, pre,
beere deur de weeke binnen te laopen, ia
vorders laete ze alles mar draoije zooas het
draoit.
Dat zukke menschen der binne merk je
daegeluks op.
In noe praete wiele dichte over dun groo,
ten ofval, de langzame verzienking, in 'tver,
dwienen van onze ouwe deugden enz., in dat
is wel goed azze men mekaore daer us bie
bepaele.
Mar mit praeten daerover komme mun gees
stap vaorder in de goeje richting.
Om waerluk ons eiland te bewaeren voor
wegzienken in ofglieën mot'er wat aeres ge,
gebeure, dan motte mun weer an 't werk.
An 't werk, za'je vrage mar hoe Deur ons
huus gezelliger in te richten? Deur te waer,
schoewen tegen de mode? Jae, dat binne
aolemaele goeje zaeken, die je niet mag ver,
onachlzaeme, mar dat alleen is niet genogfs
Daer zal meer motte gebeure deur ons, wiSH
zalle an 't werk motte.
Azze men werkeluk een bluuvende vrucht
nae wille jaege, motte men beginne om Gods
Woord te lezen in toe te passen zooas 't
waerluk is, want alleen azze men dat doewe,
in dat Woord ten grondslag legge an ons ge,
zinsleven, zieje mun pas wat men tokortkom,
me in ons huusgezin.
In van de huushouwens mot de refermaotie
beginne, daer zit de pit in 't merg van onze
gansche saemenleving Daeruit wordt Kerke,
Staat in Maetschappie opgebouwd, 't Huus,
gezin is de kleine cel waeruit 't heele volks,
leven gevoed in gebouwd wordt.
Daerom komt 't er voor ons zoo nauw
op an hoe wiele ons huushouwen inrichte,
mar aok hoe wiele Gods Voord opvatte. Dat
schient wel vreemd, mar dat binne twee z- eken
die o zoo nauw mit mekaore saemenhange.
Want Gods Woord haawe men noodig voor
de stichting in opbouwing van ons zieleleven
daerom motte men dat Woord leze, jae as 't
kan biddend onderzoeke. Mar men haawe dat
zelfde Woord minstens evel hard noodig voor
de stichting in opbouwing van ons huuselijk
leven.
Den Apostel Paulus wiest daerop as
schrieft in 1 Tim. 4 8b De godzaolighe-d
is tot alle dingen nut, want 't heeft (t bei'at
in zich) de belofte van 't tegenwoordige en 't
toekomende leven. Daerom spreekt dejScbrift
niet alleen over de diengen die ons zieleleven
angae, mar tok veul over de diengen van 't
practische leven. Dat is zoo, dat de Apostels
in dur Zendbrieven rechtdeur weer in 't breje
op de verhouding van man in vrouwe, ouwers
in kinders, heeren in diensknechten, vromkom»
me in daer op ingae.
As wiele noe praete van ofzakking van 't
vaoderluk gelaof, laete men dan de diengen
waerluk zieje zooas ze werkeluk binne. In
loete men onze kinders dan toch brienge on,
der de macht van dat Woord, dat alleen wies
kan maeke tot zaeligheid, mar dat tevens de
belofte voor dit leven bevat.
Dan is dat geen lucht achten van 't Woord
mar azze men 't zoo opvatte, zieje mrnjuust
de volle ritke schat die dat Woord in zich
bevat. Dan wordt onze taek niet makkelukker
mar veuleer moewlukker, want dan zieje mun
pas onze plicht in onze roeping. Dan schittert
pas dat Woord in Zun volle heerlijkeid in
luuster voor ons, azze men dat ten grondslag
legge an aol ons werk.
Dat is de Grifformeerde opvatting van
onze vrome vaoders geweest, in wie 'I
aores zeit, jokt 't, of praet of spreekt tegen
beter weten in, In omdat heulje aoles bezat:gt
en verrichtende met dat Woord van God in
der hand, in, in dat niet 't minste, in der
harte, maekten ze deur Gods Geest en genade
ons land groot.
Want heusch onze vaoders wazze niet zoo
weekhartig as tegenwoorig een haop menschen
binne. Ze vreezende God, in knielden in 1
verburge voor Hem, in offerden der leven,
as 't waere tot un levend dankoffer an Hem
geweid.
Daerom, omdat ze God op elk terrein van
het leven vreesden en dienden, konne ze on'
der bedieng van Gods gunst ons land vrie'
vechte, konne ze Gods ordinanties beleve, in
zoo 't kosteluk kleinood, de gewetensvrieheid
verwerve.
As onze vaoders aok zoo egoïstisch geweest
waere op 't stik van de godsdienst, hadde z*
nooit zukke groote daejen kanne verichte.
Grifformeerd is 't standput van onze vao'
ders geweest, azze men dat dan noe aok nog
wille weze, niet alleen in naem, mar inden
daed, laeten mun dan vortbouwe in 't spoo'
deur heulje zoo schoon ofgebaekend, in da'
ze, as 't most, bezegelden mit dur bloed.
't Geheim van allen zegen
(Oranje en Neêrland hoor 't I)
Is in Gods vrees gelegen,
Zijn dienst, Zijn gunst, Zijn Woord I
(Da Costa).
FLAKKEEËNAER,
Deze Couran
abonneme1
AFZONDERL
Alle si
Dit nuti
De Rijks
school
De tegenwo
trekt de volg,
Wij hopen dal
afbrengen dan
Nu vernemi
over eenige we
in dien tusschi
Gon directeur
daartegen te p
willen medewe
H. B. S. op
bedaren te br
gezwegen hadc
Deze man is at
"tb de veranti
A e«sn ingezonc
juli 1926 en od
op een uitvoeri
dat in het éém
looft den Hi
couplet een hj
stelling het lied
maakte. Hij bd
draaid te hebbt
tartte hem opt
te maken en hi
Hij schreef, mi
het liedje «graf
Zulk een m.
ouders niet m<
de vast aanges
heeft een korte
bij zijn collega'
hem op straat
niet hoe de insj
dezen man bij
vast aangestelde
Het schijnt we
directeur om
den objectieven
des inspecteur^
I sr.en leeraar
- C i dat wij tegen
van waarnemen,
protesteeren en
Indien de rus
dan zijn voorts
dingen noodig,
deryijsinstituut
komstige direct
alleen, zonder
«onderdirecteur!
kent), zoodat
door één hoofc
consuls of dood
Redt
Donderdaemi
voor de Anti«I
rijn, Ned. Herv
De heer War!
trale, opende d<
op de gebruik
openingswoord
Severijn.
Deze spreke^
feit, dat wat
roert, niet van
het geheele lan<
dan zou spr.
naar Flakkee te
te spreken. Nu|
en met te meer
komen, omdat
aangetrokken.
beroepen moch'
lijken strijd, hiel
wat er in het FJ
hem bizonder a|
't Is niet de
over een bepaal]
maar een discusi
sche broeders
Er is veel
uitgebracht en
wapen der kriticj
heid jongeren
over. Kritiek is
de jeugd. Als m
dert dat wel, m;
wat dan aaD kri
vooraf dient
Seven wat de
«eft. En dat
e Historicus
oordeelen hebbe
A°°'i5i christen
heeft. Par"j