PUROS, Drie INGEZONDEN MEDEDEELINGEN. SMM5&ZÜ2 Bij Verwonding dadelijk floor èett Jottdag III Hoe zullen de woningen des Heeren ons lieflijk worden Wat is er noodig, zullen Zijn voorhoven den geloovige steeds lieflijker worden Daartoe moeten wij allereerst een getrouw gebruik maken van de open bare samenkomsten der gemeente. Wij hebben gezien, dat de Heere daar in zonderheid wil wonen en werken met Zijn Geest. Wij moeten beginnuen met God gehoorzaam te zijn, en ons te stellen in den weg, waarin wij Zijn zegen kunnen verwachten. Aan de wo ningen des Heeren moeten wij ook onze kinderen gewennen, en dat als zij nog jong zijn. Wanneer wij dat verzuimen in hun jeugd, is 't vaak later niet meer mogelijk. Wij moeten hun inprenten, dat ze op den rustdag in het huis des Heeren hooren. Zij moeten die woningen lief krijgen. Ze mogen hun geen vreemde plaats zijn, waar ze zich niet thuisgevoelen. O, er is zooveel onkunde men vindt zooveel wanbegrippen aangaande de waarheid. Ook Gods volk is dikwijls verstoken van troost, van de blijmoedigheid we gens onkunde. Ligt de oorzaak niet vaak hierin, dat men de voorhoven des Heeren in zijn jeugd niet of te weinig op prijs gesteld heeft, en dat de ouders nalatig zijn geweest in het opzicht houden over hun kinderen De schade van zulk verzuim wordt soms later gezien in een kwijnend geestelijk leven bij hen, die op rijperen leeftijd bekeerd werden. Bij gebrek aan de noodige kennis kan het gees telijk leven niet bloeien. Waardeeren wij 't toch, dat God ons de gelegen heid geeft op den rustdag op te gaan. Gij, ouders, geeft uw kinderen een goed voorbeeld, en wilt hen daar bren gen, waar Gods volk vergaderd is. Dat is uw plicht. Dat hebt gij bij den Doop uwer kinderen beloofd. Ouders, die waarlijk God vreezen, zullen bidden voor het heil hunner kinderen, dat ook zij in de wegen des Heeren mogen wandelen en lust in Zijn dienst vinden. Maar bidden helpt niet, als zij hun kinderen ook niet daar brengen, waar de Heere inzonderheid het gebed ver- hooren wil. Wij moeten dus beginnen met God te gehoorzamen, door den weg der middelen te bewandelen. Maar dal behooren wij te doen biddend, da God Zijn zegen er over gebieden mag Omdat er te weinig gebeden wordt, wordt door Gods volk nog te weinig de lieflijkheid van 's Heeren woningen geroemd. Werd er meer gebeden, er zou minder geklaagd worden over af leiding en verstrooidheid en meer ge leerd en genoten worden uit Gods Woord. Maar dan moet 't ook een bidden zijn met ernst en aandrang, da God ons geve een geopend oor en een ontsloten hart, opdat wij het Woord hooren en aannnemen als Zijn Woord Daarbij worde door ons niet ver geten, dat onze ziel behoort te zijn in zulk een stemming, dat ze voor Woord ontvankelijk is. Wij moeten onder den indruk zijn, dat wij als in de tegenwoordigheid Gods verschijnen, om te hooren, wat Hij ons te zeggen heeft. Komen wij in het huis de Heeren met een hoofd en hart vol van wereld- sche dingen, hoe kunnen wij in zulk een stemming verwachten, dat de Hei lige Geest in ons werken zal Wij hebben te voren reeds ons hart voor Hem gesloten, het ontoegankelijk ge maakt voor Zijn gezegende werking En wij moeten in dezen ook al weer den weg der middelen bewandelen door alles te vermijden, wat den Geest zou kunnen beletten in ons door te werken. En voorts is er een zaak, waaraan vaak te weinig aandacht wordt ge geven, en die toch van zoo groot be lang is, omdat daarvan de Sabbatszegen kan afhangen. Wij hebben nauwlettend toe te zien, hoe wij de overige dagen der week doorbrengen. Er is een nauw verband tusschen de rechte viering van den Sabbat en onzen handel en wandel in het midden der wereld een nauw verband tusschen den Sab batszegen en de wijze, waarop wij ons beroep waarnemen en ons gedragen tegenover onze medemenschen. 't Gaat niet aan in de dagen der week slordig te wandelen, onwaardig het evangelie van Christus, oneerlijk en ontrouw te zijn in zijn beroep, zijn naaste te oor- deelen en te lasteren, en' des Zondags een zegen te willen ontvangen. Wij kunnen de lieflijkheid van 's Heeren woningen niet genieten, wanneer wij schaamteloos zijn geboden overtreden. Hij wil Zijn gunstbewijzen alleen schen ken en Zijn gemeenschap doen smaken aan hen, die hun gangen en paden richten naar Zijn Woord, en strijd voeren tegen de zonde, opdat Zijn naam niet gelasterd worde door de wereld. Maar Hij onttrekt zich aan ons, wanneer wij door onze zonden Zijn Geest bedroeven. Dan alleen kun nen wij met vrijmoedigheid om een zegen vragen, als 't ons ernstig streven is om in Zijn kracht naar Zijn wil te handelen. Immers, hiertoe juist geeft de Heere de genietingen Zijner voorhoven, dat wij daardoor te meer ons aangespoord gevoelen Hem te verheerlijken in ons leven. De vrucht van ons opgaan moet zijn een steeds heiliger wandel. Daaruit moet telkens blijken, dat wij de lief lijkheden des Heeren waarlijk in Zijn tempel aanschouwd hebben. Het moet in ons uitkomen, dat God, dat Zijn dienst, dat Zijn geboden ons lief zijn. De liefde worde vuriger, de hope vas ter, het geloof sterker, het jagen naar de volmaaktheid dringender, opdat de reden van onzen mond en de over denking van ons hart welbehagelijk zijn voor Gods aangezicht. Raadso verzicht. Flakkeesche Brieven. ieelamts Metieeling&n. No. 3 MIJNHARDT'S Hoofdpijn-Tabletten 6Gct Laxeer-Tabletten60ct Zenuw-Tabletten 75<* Staa l-Tabfetten90^ Maag-Ta bietten75ct Bij Apoth. en Drogisten buitenlan; TWi tiuLï"d" ROTTERDAM MAN. DAAR ZAL JE VA/1 ORKNAPPEN/T/ó DE OP/G/NEELE AH US MELK VAN s/msszs f53 Half de zestiende eeuw leefde Pieter Groen, die huwde met Christina van Prinsterer, uit een oud geslacht en die voortaan haar familie» naam achter den zijnen voegde. «Dokter* Groen, de gelukkige vader, is met Petrus jacobus dubbel apostolisch gevoor» naamd; heeft te Voorburg wat men noemt een «mooie* praktijk en is huisarts bij vele aanzienlijke familiën. Ongetwijfeld heeft hi; daarvoor de noodige bekwaamheid gehad, maar 't zal hem ook geen kwaad hebben ge» daan, dat bij zelf mêe tot de patricische fa» miliën behoorde en dat hij een groot veimo» gen bezat. Dat laatste schijnt hij grootendeels te hebben aangetrouwd. In 1791 was hij n.l. gehuwd met Adriana Hendrika Caan, een rijke dame, die hem ook «Vreugde en Rust« mee ten huwelijk bracht, het landgoed wel te verstaan en we mogen ook gelooven, deze zegeningen zelf. Waarom het knaapje den Franschen voor» naam Guillaume verkreeg, schijnt niet met zekerheid te zeggenmen vermoedt, dat bet eenvoudig zoo kwam, doordat hij in de Waal» sche kerk werd gedoopt. Zeker is, dat hij in zijn jeugd door familie en vrienden geregeld Willem of Wim genoemd werdde man die naderhand zijn beroemde «Nederlandsche Gedachten* schrijven zou, heeft een echt»Nederlandsche opvoeding ge» had, waar niets Fransch aan was, dan dat hij die taal naar de gewoonte dier dagen in de perfectie leerde spreken en schrijven en daar» door in staat was mêe deel te nemen aan het internationale geestesleven van zijn tijd. »Nederlander« wies hij op, blééf hij in hart en nieren levenslang en al schouwde hij met wijden, onbevangen blik ver over de grenzen, al heeft hij evenmin het Nederlandsche volk als naar eigen getuigenis de drie koningen uit het Huis van Oranje Nassau gevleid hij had dat volk lief als een Vader zijn kin» deren en wat het vorstenhuis betreft, ook van hém kon gezegd: «Oranje in 't hart en niemands slaaf*. De geestige criticus in later dagen had dan ook gelijk, toen hij van den heer Groen schreef «aan wien, uitgezonderd zijn voornaam, niets ón»Nederlandsch was*. De jonge Willem genoot een christelijke opvoeding. Zijn ouders waren, schijnt 't ons zoo wat men in onze dagen noemen zou gematigd» orthodox: lieve, vrome menschen, maar die nu eenmaal, als alle «gematigden*, de schrik hadden van al wat »ultra« was. Toen omstreeks '20 de jeugdige student Guillaume te Leiden ook de clublessen van Bilderdijk over de Vaderlandsche Geschiedenis volgen ging vond zijn vader dit op zichzelf niet verkeerd, men bedenke daarbij, dat tóén het conflict met den wetenschappelijken Areopagus nog smeulde en nog niet in vlam» men uitgebarsten was en dat daarbij Bilder» dijks geleerdheid door niemand ernstig werd betwist maar toch vond de vader het goed, zijn zoon speciaal te waarschuwen tegen de particuliere ideeën van Willem Bilderdijk, die hij hoopte, dat zijn zoon niet overnemen zou*. De profs, te Leiden merkten al gauw, dat de jonge student van 't zeldzame hout was, waaruit men echte geleerden snijdt en stelden veel belang in hem Eigenaardig, dat de man, die straks in zijn leven vaak vereenzaamd en alléén zou staan, als een Elia, om des beginsels en der over» tuiging willedie aller hand tégen hèm zou opgeheven zien en gewetenshalve zijn hand soms tegen allen opheffen moest, dat hij in zijn jongen tijd en gedurende zijn academie» leven zoo veler vriendschap genoot, de alge» meene sympathie verwierf, bij hoogleeraren en studenten in aanzien was en toen hij op één de 17 Dec. 1823 doctor in de Rechten en in de Oude Talen geworden zijnde, de Academie verliet, nu letterlijk van al haar burgers de beste wenschen op zijn levensweg medekreeg. Zeker, wel 't meest afdoende bewijs, dat de bittere tegenstand, ja de haat van velen, die hem tot zijn dood heeft vervolgd, niet zijn persoon, maar uitsluitend zijn beginsel gold, volgens Jezus' voorzegging, dat de dienst» knecht niet meerder is dan zijn Heer en dat wie Hem volgen wou, ook zijn smaadheid deelen zou. Toen Groen van Leiden afscheid nam en zich in Den Haag vestigde, was hij zeker niet antirevolutionair in den zin, waarin hijzelf later dit woord in zwang heeft gebracht. Dit is geen gissing of verworven meening Het is 't getuigenis van Groen zelf: Tegen 't eind van zijn leven, schrijft hij in 't vijfde deel Zijner «Nederlandsche Gedach» ten« van zichzelf. «Tot 1828 was ik ongeveer als Guizot, eer de bliksemstraal van 1848 hem bet satanische van de Rovolutie had leeren kenen als de toongevende Protestantsche meer» derheid Liberaal en Christen, met de leus medis pitissimus ibis; als in de Hervormde Kerk bijkans iedereen lid der groote Protestantsche partij. Naar gelang van den thermometer conserva tie/» liberaal of liberaahconservatief. OngeveerMeegaande was ik niet in alles Zoo heb ik in 1823 niet ingestemd (verre van dien 1) met de verontwaardiging over de Bezwaren tegen den Geest der Eeuw van Da Costae, Omstreeks '28 en '29 kwam in zijn leven de groote keer. Wat allerminst zeggen wil, dat hij vóór dien tijd niet «godsdienstig* zou zijn geweest. Ook in zijn studententijd en jongelingsjaren ver» loochende hij de christelijke opvoeding niet die hem op «Vreugde en Rust* gegeven was. Zoo was het b.v. in zijn studietijd regel in zijn leven, dat hij den dag begon met het lezen van een halve preek van Van der Palm ik zou wiilen weten, of in ónzen tijd elk ge» reformeerd student dergelijke lectuur voor zijn «morgen»aandacht« neemt En ook wat zijn leven betreft, hoewel hi blijde kon zijn met de blijden, een fijn noen» maal en een glas uitgezochtrn wijn wist te waardeeren, aan kolven paardrijden en andere studentenvermaken van harte meedeed, toch schonk God hem de genade, dat hij met on» gerepte naam en vlekkelooce reputatie zijn studiën voltooien mocht. Hoe *t zoo kwam, dat Groen ook Bilder» dijks omgang zocht? Me dunkt, verschillende redenen verklaren dit. Vooreerst, de student Groen, zeggen de ge tuigenissen, genoot onder 't academisch pu« bliek reeds interprovinciale vermaardheid. Zooals hij latijn sprak en met het Grieksch overweg kon, waren er slechts weinigen in Nederland, zoodat men soms uit andere aca» demie«steden kwam luisteren als men wist dat hij opponeeren of defendeeren zou. Ia mijn tijd was hij te Leiden een der gees» telijke «upper ten*, allerminst tevreden met wat er moest worden afgevost, om op rede» lijke wijze door de examens te komen, maar een vorscher wiens geest van alle verschijnselen en leeringen op wetenschappelijk gebied, die hij ben deren kon, het zijne hebben moest. Ook dus van «het verschijnsel» Bilderdijk«. Daarbij kwamen redenen van hooger orde. Groen was vóór en bóven alles historicus P. Br.+ PSALM 84 t 2, 3. «Hoe lieflijk zijn uw woningen, o Heere der heirscharen I Mijn ziel is begeerig, en bezwijkt ook van verlangen naar de voor» hoven des Heerenmijn hart en vleesch roepen uit tot den leven» den God«. (Slot). De Raad van Sommelsdijk heeft in zijn vergadering van de vorige week Vrijdag de gemeentebegrooiing voor 1927 behandeld en vastgesteld. In ons Dinsdagnummer vonden onze lezers er een verslag van. Wij kunnen niet zeggen dat sommige leden een grootschen indruk gemaakt hebben. Dat begon al direct toen de heer Mijs, rap» jorteur der commissie, moest mededeelen dat lij zijn aanteekeningen vergeten had. Ons dunkt, dat dit bij een ernstige opvatting van het raadlidmaatscbap onmogelijk zou zijn. Trouwens, uit meer dingen blijkt, dat de heer Mijs zijn functie zoo maar en passant schijnt waar te nemen. Het is onder de lei» ding van burgemeester Den Hollander een vaste gewoonte geworden, een vol kwartier na het vastgestelde aanvangsuur de vergade» ring te openen. De raadsleden zitten al dien tijd maar gemoedelijk te wachten tot de heer Mijs belieft te komen. Maar als dan na het kwartier wachtens de vergadering moet be« ginnen, gaat er meestal nog een kwartier voorbij, voor de heer Mijs verschijnt. De ver» gadering is dan natuurlijk met gebed geopend en de notulen doorgaans voor verreweg het 'rootste gedeelte gelezen, zoodat de vaststel» 'ing der notulen steeds buiten heer Mijs om» gast. Misschien moeten wij het zoo opvatten, dat de heer Mijs den secretaris zijn volle ver» trouwen schenkt 1 Wat dus wel pleit voor diens accuratesse 1 Een ieder jaar terugkeerende klacht is, dat de belastingen in Sommelsdijk zoo hoog zijn. Ook dit jaar meende de heer Mijs dit te moeten opmerken. Waarin Sommelsdijk ook ten achter moge zijn, op het gebied van be» lastingen is deze gemeente op peil I Schrale troost 1 Eveneens was het weinig troostrijk wat de burgemeester in het midden bracht, n.l. dat er altijd nog gemeenten zelfs op dit eiland zijn, die het er nog slechter afbrengen. Is Sommelsdijk hiermede geholpen? Intusschen is het waar dat er in de laatste vijf jaren in Sommelsdijk nog al wat gebeurt is. Er is een hoop geld weggegaan aan de verlenging van de kaaimuur. Het nieuwe kerk» hof, en de nieuwe weg, die noodzakelijk daar heen moest worden aangelegd, eischten even» eens hooge sommen. Terecht merkte de burgemeester op dat het Rijk tegenwoordig ook veel lasten op de ge» meente legt. Vlak de post voor de Rijks H. B. S., een ieder jaar terugkeerend bedrag, niet uit. Wij noemen de bijdragen die in de laatste drie jaren gestort zijn In 1924 f 4271 In 1925 f 4626 In 1925 f 2944 Gelukkig een dalende reeks I Natuurlijk is dit een verzwaring van den druk der gemeentebelastingen. Niet voor den belastingbetaler. Want of men zijn belastingpenning in 's Rijkskas of in de gemeentekas stort maakt voor den betalen» den burger geen verschil. Het pleitte voor het beheer van B. en W. dat de commissie het bij de klacht over de hooge belasting liet en geen kritiek wist uit te brengen op de opgemaakte begrooting. Het luttel bedrag, dat verdubbeling van de hondenbelasting zou opbrengen, komt niet in aanmerking. Trouwens de hondenbelasting is niet als bron van inkomsten bedoeld. Tot voor de wijziging van art. 240 der Gemeentewet luidde de aanhef van dit artikel«Tot dekking der plaatselijke uitgaven kunnen de gemeentebe» sturen de volgende belastingen heffen« enz. Maar omdat verschillende belastingen niet tot dekking der plaatselijke uitgaven geheven werden, zooals vergunningsrecht, bouwterrein» belasting e a. waaronder ook de hondenbe» lasting, die bestemd is voor de openbare veiligheid is deze aanhef gewijzigd, en zegt art. 240 nu«Behalve de belastingen waarvan de heffing krachtens bizondere wetten geschiedt, kunnen de gemeentebesturen heffen« enz. De woorden «tot dekking der plaatselijke uitga» ven«, zijn vervallen. Dit neemt natuurlijk niet weg, dat de ge» meentebesturen vrij zijn, deze belasting zoo hoog mogelijk op te voeren, zooals het geval kan zijn met verschillende andere belastingen die om andere redenen, dan tot dekking der plaatselijke uitgaven, geheven worden. Het getuigt echter niet van gezonde ge» meentepolitiek, wanneer men dien weg opgaat om zooveel mogelijk geld in 't laadje te krij» gen. Het bewijst dat de financies niet op ge» zonde basis zijn opgetrokken. Evenzoo is het met het voorstel te bezuini» gen op het secretarie»personeel, een voorstel dat naar buiten den indruk maakt, meer als een schijnbeweging bedoeld te zijn, dan dat het werkelijk ernst is. Hetgeen de voorzitter hiertegen aanvoerde was zeer juist. De dure gemeente»huishouding heeft Sommelsdijk niet te wijten aan de dure administratie men zal laDg moeten zoeken om een plaats van de grootte van Sommelsdijk te vinden, waar de secretaris het met één ambtenaar af kan de fout ligt op ander terrein. Het zou onbillijk zijn de Raad alleen de schuld te geven, dat Sommelsdijk op 't oogen» blik geen lichtend perspectief biedt. Sommelsdijk heeft een zeer ongunstige ge» ographische ligging. Een belangrijke factor, welke Middelharnis mee heeft. Had Sommelsdijk een deze zijde van den Langeweg evenveel bouwterrein beschikbaar als Middelharnis aan de andere zijde, dan zag het er voor deze gemeente beter uit. Sommelsdijk is nu gedwongen aan een ver» keerde zijde een zijde waar geen toekomst ligt uit te breiden. Wellicht had in vroeger dagen nog veel kunnen worden voorkomen. Maar het voor» uitzien is niet ieder gegeven. Het eenige terrein waar Sommelsdijk als gemeente een toekomst heeft, is in het bezit van een inwoner aan den Langeweg Om een mooi stratenplan te krijgen, dat aansluit bij Middelharnis en in de toekomst tot den Dorps» weg kan worden doorgetrokken, zou het ge» meentebestuur in die richting het oog moeten slaan. Intusschen maken enkele raadsleden zich druk met kleine dingen, die nauwelijks voor behan» deling in een raadsvergadering vatbaar zijn. En belangrijk gedeelte van de raadsverga» dering bracht men, om des 's nachts door een ambtenaar geschreven verkiezingskaarten, waarbij geen enkel gemeentebelang gediend is, zoek en over een gewichtige zaak als het voornemen om het bijkantoor der posterijen uit Sommelsdijk weg te nemen, nemen de hee» ren er genoegen mede, een protest naar den Haag te sturen 1 Met minder dan men gedaan heeft ten aan» zien van de postkantoorkwestie, kan men toch al niet af. Had het niet op den weg van den raad gelegen om althans een commissie uit den Raad te belasten deze zaak persoonlijk ter bevoegder plaatse te verdedigen en alles wat mogelijk is te doen, om het postkantoor te behouden Maar neen, men maakt zich druk over kaar» ten die 's nachts geschreven worden 1 Niet beter maakte het de commissie, waarvan de heer Mijs rapporteur was, door het denk» beeld te opperen de post werkloozensteun over te brengen op de begrooting van het Burgerlijk armbestuur. Er blijkt uit dat er door deze heeren met de moreele belangen der werkloozen absoluut geen rekening wordt gehouden. Of is er geen onderscheid meer tusschen ge» meentehuishouding en armenzorg? De heer Blok oefende kritiek op de bestra» ting der Voorstraat. Wie den plaatselijken toe» stand kent begrijp niet hoe deze hierover kri» tiek kan uitbrengen. De burgemeester heeft hem terecht er op gewezen, dat men hier met omstandigheden te doen heeft waaraan geen mensch schuld heeft. Het plan om met Middelharnis samen te werken inzake de afgraving van het Zandpad tot den Langeweg en Oost«Krakeelstraat werd blijkbaar nog al gunstig ontvangen, onzes in» ziens terecht. Men staat hier voor een conse» quentie van een aangevangen werk. De ver» breeding van de Oost Krakeelstraat is een be» langrijke verbetering. Het toenemend verkeer eischte daar dringend voorziening. Maar nu moet ook de tweede stap gedaan worden om een flinke rechte rijbaan te krijgen voor het verkeer van Oost naar West en omgekeerd. Een goede gelegenheid voor eenige werk» verschaffing aan werkloozen. Intusschen schijnt het te ver in den tijd te zijn om het nog in dit seizoen klaar te krijgen. Billijkheidshalve moet vermeld worden, dat voornamelijk op initiatief van de h.h. Kieviet en Slis, de heeren toch blijkbaar begrepen, dat er meer gebeuren moest. De raadsleden hebben althans de zaak nu aangepakt! XVII. 't Is toch un wonder vreemd verschiensel dat je bie ons op 't eiland vindt Ik haawe je al meer as eens geschreve, dat wiele in meerderheid godsdienstig binne, dat wiele vraege naer de ouwe paejen, in toch, jae in toch ka'je dat niet alle dagen zegge van ons Fiakkeesche volkje. Der binne der, die 's Zondags twee mal nae de Kerke gae, die o zoo trouw de mid, delen der genaode naekomme, in toch ka'je an un haop van die mnschen alleen mar 's Zondags merke dat ze 't o zou nauw neme, dat ze o zoo godsdienstig binne. Deur de weeke merk je bie diezelfde men, schen daer dichte niks van op, in as je 't nog opmerkt, valt 't je dadeluk op, dat die men, schen dichte wel waerluk o zoo vroom binne as ze over dun Biebel praete, in over den dienst van God, mar dat beschouwe ze as iets bovennatuurlijks, as iets aparts, as iets, dat heelemaele buuten 'i leven op deze aerde om, gaet. Noe binne dat meestal goeie beste Kriste, nen, die 't voor der eige wel o zoo nauw neme, mar toch begae ze un groate fout, want ze scheije, of liever gezeit ze knippe 't leven in tweeën, en daerdeur krieg je die ver, houding, dat'er gosdienstige menschen binne die dienke dat 't leven van deze aerde, van deze bedeeling toch verlore is, in daerom dur eige daer mar niet om bekommere, ze slaen der eige der zoo goed meugeluk deur, pre, beere deur de weeke binnen te laopen, ia vorders laete ze alles mar draoije zooas het draoit. Dat zukke menschen der binne merk je daegeluks op. In noe praete wiele dichte over dun groo, ten ofval, de langzame verzienking, in 'tver, dwienen van onze ouwe deugden enz., in dat is wel goed azze men mekaore daer us bie bepaele. Mar mit praeten daerover komme mun gees stap vaorder in de goeje richting. Om waerluk ons eiland te bewaeren voor wegzienken in ofglieën mot'er wat aeres ge, gebeure, dan motte mun weer an 't werk. An 't werk, za'je vrage mar hoe Deur ons huus gezelliger in te richten? Deur te waer, schoewen tegen de mode? Jae, dat binne aolemaele goeje zaeken, die je niet mag ver, onachlzaeme, mar dat alleen is niet genogfs Daer zal meer motte gebeure deur ons, wiSH zalle an 't werk motte. Azze men werkeluk een bluuvende vrucht nae wille jaege, motte men beginne om Gods Woord te lezen in toe te passen zooas 't waerluk is, want alleen azze men dat doewe, in dat Woord ten grondslag legge an ons ge, zinsleven, zieje mun pas wat men tokortkom, me in ons huusgezin. In van de huushouwens mot de refermaotie beginne, daer zit de pit in 't merg van onze gansche saemenleving Daeruit wordt Kerke, Staat in Maetschappie opgebouwd, 't Huus, gezin is de kleine cel waeruit 't heele volks, leven gevoed in gebouwd wordt. Daerom komt 't er voor ons zoo nauw op an hoe wiele ons huushouwen inrichte, mar aok hoe wiele Gods Voord opvatte. Dat schient wel vreemd, mar dat binne twee z- eken die o zoo nauw mit mekaore saemenhange. Want Gods Woord haawe men noodig voor de stichting in opbouwing van ons zieleleven daerom motte men dat Woord leze, jae as 't kan biddend onderzoeke. Mar men haawe dat zelfde Woord minstens evel hard noodig voor de stichting in opbouwing van ons huuselijk leven. Den Apostel Paulus wiest daerop as schrieft in 1 Tim. 4 8b De godzaolighe-d is tot alle dingen nut, want 't heeft (t bei'at in zich) de belofte van 't tegenwoordige en 't toekomende leven. Daerom spreekt dejScbrift niet alleen over de diengen die ons zieleleven angae, mar tok veul over de diengen van 't practische leven. Dat is zoo, dat de Apostels in dur Zendbrieven rechtdeur weer in 't breje op de verhouding van man in vrouwe, ouwers in kinders, heeren in diensknechten, vromkom» me in daer op ingae. As wiele noe praete van ofzakking van 't vaoderluk gelaof, laete men dan de diengen waerluk zieje zooas ze werkeluk binne. In loete men onze kinders dan toch brienge on, der de macht van dat Woord, dat alleen wies kan maeke tot zaeligheid, mar dat tevens de belofte voor dit leven bevat. Dan is dat geen lucht achten van 't Woord mar azze men 't zoo opvatte, zieje mrnjuust de volle ritke schat die dat Woord in zich bevat. Dan wordt onze taek niet makkelukker mar veuleer moewlukker, want dan zieje mun pas onze plicht in onze roeping. Dan schittert pas dat Woord in Zun volle heerlijkeid in luuster voor ons, azze men dat ten grondslag legge an aol ons werk. Dat is de Grifformeerde opvatting van onze vrome vaoders geweest, in wie 'I aores zeit, jokt 't, of praet of spreekt tegen beter weten in, In omdat heulje aoles bezat:gt en verrichtende met dat Woord van God in der hand, in, in dat niet 't minste, in der harte, maekten ze deur Gods Geest en genade ons land groot. Want heusch onze vaoders wazze niet zoo weekhartig as tegenwoorig een haop menschen binne. Ze vreezende God, in knielden in 1 verburge voor Hem, in offerden der leven, as 't waere tot un levend dankoffer an Hem geweid. Daerom, omdat ze God op elk terrein van het leven vreesden en dienden, konne ze on' der bedieng van Gods gunst ons land vrie' vechte, konne ze Gods ordinanties beleve, in zoo 't kosteluk kleinood, de gewetensvrieheid verwerve. As onze vaoders aok zoo egoïstisch geweest waere op 't stik van de godsdienst, hadde z* nooit zukke groote daejen kanne verichte. Grifformeerd is 't standput van onze vao' ders geweest, azze men dat dan noe aok nog wille weze, niet alleen in naem, mar inden daed, laeten mun dan vortbouwe in 't spoo' deur heulje zoo schoon ofgebaekend, in da' ze, as 't most, bezegelden mit dur bloed. 't Geheim van allen zegen (Oranje en Neêrland hoor 't I) Is in Gods vrees gelegen, Zijn dienst, Zijn gunst, Zijn Woord I (Da Costa). FLAKKEEËNAER, Deze Couran abonneme1 AFZONDERL Alle si Dit nuti De Rijks school De tegenwo trekt de volg, Wij hopen dal afbrengen dan Nu vernemi over eenige we in dien tusschi Gon directeur daartegen te p willen medewe H. B. S. op bedaren te br gezwegen hadc Deze man is at "tb de veranti A e«sn ingezonc juli 1926 en od op een uitvoeri dat in het éém looft den Hi couplet een hj stelling het lied maakte. Hij bd draaid te hebbt tartte hem opt te maken en hi Hij schreef, mi het liedje «graf Zulk een m. ouders niet m< de vast aanges heeft een korte bij zijn collega' hem op straat niet hoe de insj dezen man bij vast aangestelde Het schijnt we directeur om den objectieven des inspecteur^ I sr.en leeraar - C i dat wij tegen van waarnemen, protesteeren en Indien de rus dan zijn voorts dingen noodig, deryijsinstituut komstige direct alleen, zonder «onderdirecteur! kent), zoodat door één hoofc consuls of dood Redt Donderdaemi voor de Anti«I rijn, Ned. Herv De heer War! trale, opende d< op de gebruik openingswoord Severijn. Deze spreke^ feit, dat wat roert, niet van het geheele lan< dan zou spr. naar Flakkee te te spreken. Nu| en met te meer komen, omdat aangetrokken. beroepen moch' lijken strijd, hiel wat er in het FJ hem bizonder a| 't Is niet de over een bepaal] maar een discusi sche broeders Er is veel uitgebracht en wapen der kriticj heid jongeren over. Kritiek is de jeugd. Als m dert dat wel, m; wat dan aaD kri vooraf dient Seven wat de «eft. En dat e Historicus oordeelen hebbe A°°'i5i christen heeft. Par"j

Krantenbank Zeeland

Maas- en Scheldebode | 1926 | | pagina 2